Stel, ge woont in een kasteel. Niet in een paleis, maar in een kasteel. Iets met vestingmuren, kantelen, wachttorens en schietgaten. En een valbrug want rondomrond de muren is natuurlijk de slotgracht met water. Of geen water, een droge gracht? Dat moogt ge zelf kiezen.
Het bezoek, want het is een komen en gaan van bezoekers in zo’n doening, - herauten, vazallen, wapensmeden, ketellappers, en de groenteboer- vraagt waar de WC is. Ja daar gaan we weer, 't is weer van pi* & ka*. Waar zijn de toiletten in zo'n middeleeuws fort? Die zijn bij de vestingmuren, zodat alles netjes extra-muros kan. Zo ging dat toen.
En alles was in die stijl natuurlijk. Ja hoor : m – EZW-11/2014, HiH-04/2017 - bijgewerkt
Werk volledig en tot in alle details af waar je mee bezig bent, voor je een nieuwe uitdaging aangaat. van P2
Bij mij zit dat omgekeerd ineen, P2Ke. Ik moet verschillende dingen in de maak hebben omdat de vorige moeten rijpen. Die laat ik efkes rusten. Die kan ik nog niet afwerken. De lijm moet drogen zou ik zeggen. Dan pas kan ik beginnen slissen en vernissen, de afwerking van de details. Ik moet teksten 'vergeten' om ze daarna met frisse ogen en onbevangen te kunnen lezen. Want anders blijft een tekst mijn-kind-schoon-kind en dat mag niet.
Ondertussen werk ik de oudere stukjes af, die zijn al rijp. En ik geef nieuwe teksten een korte aanzet, die zijn dan 'in progress' om nog eens scheepstaal te gebruiken.
Voor het ogenblik staan er 24 dingen in de steigers, allemaal in verschillende stadia van voltooiing. Dat is de map [in de maak].
Er is ook een map [misschien]. Daarin staan 249 dingetjes waar mogelijk iets in zit. Die map is het inspiratiebakje en bevat dingen verzameld in de loop van de week, de maand, het jaar of ze dateren van nog vroeger.
Want inspiratie is iets waar men actief mee bezig is, volgens mij. Inspiratie komt zelden toevallig, en ze komt zeer zelden op bestelling. Inspiratie komt niet langswandelen om efkes een uitgewerkte tekst te dicteren.
't Is maar om te zeggen dat iets van het begin tot het einde uitwerken en dan nog van afwerking voorzien ook, dat dat hier niet zo maar gaat.
In een atelier is de evolutie te zien van het ruw materiaal via half-afgewerkt naar gepolijst eindproduct, het is gelijk of dat atelier nu een ruimte is met cubieke meter opslagplaats of een laptop met opslagruimte in gigabytes, of een schrijfvloer. Schrijven is een ambacht en er lopen verschillende projecten tegelijkertijd, zoals in elk ander atelier. Het kan niet anders, volgens mij.
m -maar misschien had ge het niet over schrijven? – HiH-08/2015, bijgewerkt -
Als je begrepen wil worden zeg dan precies wat je bedoelt van P2
Jawel, maar soms is duidelijk en precies zijn niet voldoende. Vooral wanneer de gesprekspartners niet in hun eigen moedertaal praten en dan nog eens uit onderling ver verwijderde culturen komen.
De culturele achtergrond is vaak een grotere struikelblok dan de (gebrekkige) kennis van de tussentaal, in dit geval Engels of Frans.
Wanneer men na drie keer herformuleren, in eenvoudige bewoordingen, voor de derde keer een antwoord krijgt dat begint met 'yes, but' of 'oui mais' en 'in my country' of 'dans mon pays' dan begint dat danig op onwil te lijken. Wanneer dit dag in dag uit gebeurt, wanneer het een standaardreactie is, raakt het geduld van de spreker wel eens op. En dan vallen er woorden. Soms ook sancties. Want we zijn niet in your country of dans ton pays, we zitten in het midden van de oceaan, met een potentieel gevaarlijke lading, op een schip dat moet gevaren worden. NU.
Hoe precies men ook is in het woordgebruik, de communicatie kan worden gestoord door een wering in het hoofd van de toehoorder. En dan wordt het zwaar werken natuurlijk. Want aan onkunde kan men iets doen, maar defensieve onwil kan de werking en de veiligheid van het schip in gevaar brengen.
Duidelijk en precies verwoorden garandeert geen begrijpen of medewerking.
Twee mensen zijn op tocht in het Natuurgebied Yellowstone (USA). Daar kan vanalles gebeuren. Indrukwekkende dingen waar men stil van wordt. Gevaarlijke dingen waarbij men zich plots stil houdt. Héél stil. Men maakt geen geluid meer en geen beweging.
Op het einde van het filmpje toont het snuitewerk van de twee mensen hoe ze zich voelen na deze ontmoeting.
'k Heb zitten denken over mijn goede oude tijd. Dat waren periodes uit de kinderjaren, zeker weten.
'k Weet niet vanaf wanneer ik kon zwemmen. We lagen elke vakantie in de Middellandse Zee te plodderen en in mijn herinnering kwam ik er enkel uit om in het zand te spelen. En om te eten. En om te slapen.
'k Herinner me wel dat ik eens wat ver in het water gewandeld ben. Dat kan de zomer van '57 geweest zijn.
Een klein golfslagje bracht me nog een paar centimeter verder : diep! Ineens had ik geen grond meer onder de voet. Ik had de tegenwoordigheid van geest om mijn hoofd achteruit te houden en te zorgen dat mijn mond boven water bleef. Ondertussen wriemelde ik met mijn tenen op zoek naar grond. Die kwam, ik was de juiste richting uit gewriemeld, richting strand. Want met het hoofd in de nek ziet men enkel lucht natuurlijk. En misschien een wolkje. 'k Had evengoed de verkeerde richting kunnen uit tenen en dan zat ge dit misschien niet te lezen.
Terwijl ik naar de kant teende was er plots iemand die mijn hand nam en die vroeg "ça va?" Ik wou weg van die doe-goeder, want ik had het gevoel dat ik niks moest vertellen aan mijn Ma, over dat stappen in het water. 't Zou maar gedonder opleveren, te ver, te dit, te dat … De hand liet me los en ik was weer vrij. Iemand moet toch mijn ouders ingelicht hebben want iets later kreeg ik een snorkel en zwemvliezen. Mogelijk was dat de dag er na al.
Het was zo'n kindersnorkel, waar én neus én mond in passen en aan de tube zat een stopper, een kromming met daarin een pingpongballeke. Dat ding is nu compleet achterhaald wegens onveilig, maar toen was het een oplossing : 'als ze dan toch niet te houden is, heeft ze tenminste nog wat lucht'. Want ik wou overal komen waar ik niet kon geraken.
Snorkelen had het voordeel dat ik niet meer krampachtig deed met nek en schouders. Ik kon met mijn gezicht in het water liggen en toch kreeg ik lucht. Mijn armen zorgden voor de route en de zwemvliezen gaven me vaart. Waarschijnlijk heb ik leren zwemmen dank zij de snorkel. Schátten heb ik toen naar boven gesnorkeld. Mooie keitjes, mooie schelpen, een dood zeepaardje, stukjes afgesleten glas en af en toe een Franse cent … schatten !
Vannacht was er een paar keer een bui. Dat was welkom, de lucht werd proper gespoeld. Deze voormiddag hadden we er nog deugd van. In de namiddag was het weer om zeep : vééls te warm en voor luchtcirculatie moeten we zelf zorgen.
Vanavond koken … ? Een lapje vlees-uit-de-pan met komkommersla en brood. Ik pas dat wel aan op het menu. 't Is in potlood, ons menu. Ziezo, klaar.
In het najaar van 2004 moest LM plots een voedingsplan volgen. Ineens zat ik terug in 'vroeger'. Thuis heb ik niet klassiek leren koken. Ma hartpatiënte en Pa diabetes type II, eigenlijk heb ik leren dieet koken, met de middelen van toen, dwz : veel stomen want de microgolf bestond nog niet. En weinig vet voor het bakken, in een gietijzeren pan. Geen AMC toen. Becel bestond al wel.
Terug naar 2004: mits de kooktechnieken wat aanpassen zat ik vrij snel terug op het juiste spoor. LM daarin nog meekrijgen, dat was een ander hoofdstuk.
Via de fysioloog werden we doorverwezen naar een voedingsdeskundige die ons het belang van afwisseling en variatie inpeperde, omdat afslanken anders niet volgehouden wordt.
En toen herinnerde ik me het systeem van een kok aan boord, in '86, Dominique, een jonge Waal. Om de twee weken riep hij een vergadering bijeen in de matrozenmess en zat klaar met een blok ruitjespapier om de menu-suggesties te noteren.
Vrij snel kregen de jonge officieren lucht van die vergaderingen en na verloop van tijd de staff ook. Maar Dominique gaf geen krimp toen de heren van de hoogste verdieping verschenen. Hij noteerde de voorkeuren en wensen van iedereen in een gans eigen systeem en volgorde. De lichtmatroos kreeg zijn kalfsstoofschotel mét look er in, maar dat laatste hielden we stil voor de bovenste verdieping. Iedereen eet wat de pot kookt, dat was het devies van Dominique. En de captain kreeg zijn gegratineerde bloemkool. Maar alles op tijd en stond, in de schikking die hij opgeschreven had. Beurt afwachten. Geduld is de boodschap. Oui Chef.
Een speciaal manneke hoor, die Dominique. Zijn menu-vergaderingen waren het enige democratisch gebeuren in het hiërarchisch systeem dat een schip is.
Toen het gesprek met de voedingsdeskundige/diëtiste Mevr. V van Klina afgelopen was vroeg LM op weg naar de uitgang: - Hebt gij dat allemaal onthouden? - Ja hoor! - Zal dat lukken? - Ja, maar dan heb ik vandaag nog een blok ruitjespapier nodig.
Hij was zo verbaasd over mijn antwoord dat hij geen vragen stelde. En twee jaar later was hij 15kg kwijt. Zonder hongeren.
(…) 25 jaar geleden hadden ze (de vrouwen) nog gene agenda, maar ikke wel, ik had zo'n druk leven dat het niet anders ging. Toen ik een afspraak wilde noteren in die agenda, kreeg ik van een trienette de opmerking "Ik, ik heb een moeder zonder agenda" Ik was toen stilletjes in mijn gat gebeten. Zo erg dat ik het nu nog weet. IFP
En waarom waart ge in uw achterzijde gebeten door de opmerking van de trienette? ’t Doet vandaag nog zeer. Vertel, want ik benieuwd naar de omstandigheden van het verhaal over het agenda en over gebeten. En andere mensen misschien ook.
''t Was natuurlijk een trienette van een tiener, ik denk zo'n 17 jaar, heel braafkes opgevoed, en ik was verwonderd dat die mij durfde op mijn plaats te zetten, dus was ik in mijn g....gebeten, beetje geaffronteerd. Ik had haar namelijk uitgenodigd om met mij naar Limburg te rijden voor een bloemendemonstratie, en dan krijg je zo’n antwoord.” (…)
Stel dat de moeder van het meisje een neurotische chaoot is. Natuurlijk is het meisje dan braaf, zelfs braver dan braaf. Niet omdat ze zo opgevoed is, maar uit zelfbehoud. Haar moeder is het ene moment een zotte Pipi Langkous en het volgende ogenblik een echte Cruella. Zonder duidelijke aanleiding springt haar gemoed van te zot naar te bot. Voor dat meisje zijn er geen adempauzes, tenzij buitenshuis. Dat kind leefde op de tippen van haar tenen. Misschien dacht ze dat een agenda wat meer structuur zou brengen in het hoofd van haar moeder en dan, tijdens de rit naar Genk -een adempauze voor haar- gooit ze het er uit omdat ze u wél vertrouwde, iets dat ze tegen nog niemand gezegd had : Ik … ik heb een moeder zonder agenda.
'k Ben zeker dat het scenario ver naast de realiteit ligt, maar het is plausibel en dat is toch weeral stof voor een vertelsel. Maar eerst moet ik het idee wat tijd geven om te rijpen.
Misschien komt er ook poëzie van (door kundiger mensen dan ik) Over leegte in wat een warm nest had of zou moeten zijn. Over onrust & chaos in wat een veilig nest had of zou moeten zijn.
“Ach, maart, haar mama was eerder een perfecte moeder, leerde haar kinderen perfect Nederlands praten, en leerde ze gezond vegetarisch eten, zo danig dat een van haar dochters precies een van Buchenwald was, zo mager. Dus een echte moeder zonder agenda, eentje van huisje, tuintje, kinderen."
Owee, dát soort moeder. De vrouw die uitsluitend leeft voor haar kind/kinderen en alles perfect wil doen. Want optimaal is niet genoeg, ze wil het perfect hebben. Mogelijk heeft ze zelf iets meegemaakt en zij zou het 'anders' doen.
Ondertussen krijgen de kinderen niet de gelegenheid om te leren met vallen en opstaan, met gissen en missen. Er is geen ruimte voor zelfontplooiing en op de duur is er zelfs toelating nodig voor af en toe een eigen gedachte. Ze versmacht het eigen denken en het eigen initiatief van een jong wezen dat recht heeft op ademruimte, op haar begeleiding, niet op onderdrukking. De moeder is altijd daar, altijd aanwezig, alomtegenwoordig ook als ze niet thuis is. In deze context krijgt de verzuchting van de dochter weer een andere betekenis.
‘Ik ..., (moedeloze zucht) ik heb een moeder zonder agenda.’ Deed mijn moeder maar eens iets dat haar hoofd efkes met iets anders vulde, had ze maar een passie of een hobby. Had ze maar een agenda.
Daar zit ook een verhaal in. Daar zitten heelder romans in. Maar die zijn al geschreven. Misschien eerder over dominante moeders dan over perfectionistische moeders, dat kan. Maar 'k ga er over ophouden, of ik zit er morgen nog over door te drammen, over de cipier-moeders.
m, naar gegevens van IFP - HiH-08/2015, herwerkt -
1992. DVL was derde stuur aan boord en 24j. Ze was leeftijd dat giechelen charmant kan genoemd worden al een tijdje voorbij. Volwassen vrouwen die giechelen, heten giechelgeit, en worden niet helemaal au sérieux genomen, worden helemáál niet au sérieux genomen, zelfs al zijn ze piepjonge volwassenen. Vooral in een hiërarchische werkomgeving. On ne pardonne plus, on tue : giechelen is vragen om afgemaakt te worden. En ze had geen geluk met deze kaptein ookni.
'k Had in de mess en in de smokeroom vaagweg gemerkt dat ze soms lachte op momenten dat de situatie of de conversatie niks grappigs bood, maar ik had mijn eigen werk (veel), dus besteedde ik daar verder geen aandacht aan. Op een dag stond ze aan onze cabine en tot mijn verbazing kwam ze uithuilen. Letterlijk. Uithuilen over haar lachen.
Bleek dat ze niet alleen in haar vrije tijd giechelde maar ook tijdens haar beroepsactiviteiten, dus tijdens haar wacht op de brug en haar overtime aan deck. Hoe moet het dat tijdens de stand-by, was mijn eerste gedacht.
Over deze kaptein (een marginaal geval) hoorden we later van een superintendent die aan boord kwam : 'hij is niet meer onder ons'. Ik schrok en vroeg of hij overleden was. Nee, hij was niet meer bij de rederij, wegens niet representatief voor de stijl van het huis. Afgedankt dus.
Jaa, maar ondertussen had hij DVL wel de grond in geboord ivm haar giechel en haar nog zenuwachtiger gemaakt en het meisje werd in zijn evaluatierapport totaal onbekwaam verklaard. Door een marginale die oa de librium en de valium van de scheepsapotheek had opgebruikt. Moet er nog zand zijn?
O taterend, snaterend winkelding met zwarte bottinekes aan gij plundert uw vaders rekening en ziet hem verder niet staan.
Gij loopt en gij date en gij leeft zo snel, ge kost hem een arm en een been. Gij feest en gij zwiert en gij fuift zo fel, gij zuipt en gij snuift als geen een.
Soms gaat g’ in de kost in zo’n rehab-gedoe, ge waart zo’n slim kopke en fijn. Hoe moet het nu verder, zeg mij nu hoe, dat wachten doet schrikkelijk pijn.
Ge denkt dat spiegelend water u draagt, dat facebook uw leven kan vullen. Oké ik heb nu genoeg gezaagd, hier stop ik dan met lullen.
getekend, Uw pa die zo graag weer uw glimlach zou zien, de olijkheid in uw gelaat Ik stop met de centen, Katrien. Ge zijt er niet mee gebaat.
Kom naar huis …
m – HiH-08/2016, bijgewerkt - naar "vader is er enkel en alleen maar voor de centen en de rest is flauwekul" Annie M.G. Schmidt, 1967 verder naar Guido Gezelle, 1857 en vooral met dank aan VDL, 08/ 2016
1966 ~ We waren 14 jaar. In de klas zat een meisje dat erg last had van giechel. Extreem zelfs. We gebruikten het woord extreem nog niet, wij dachten : zo ís SV gewoon, giechelachtig. Ze had al wel verteld dat ze dat zelf niet wou, lachen, maar dat het iets was waar ze niks kon tegen doen. Want wij verwarden giechelen toen nog met lachen. Terwijl er bij giechelen soms weinig te lachen valt.
Later heb ik een glimp opgevangen van haar thuissituatie. Maar dat was later. Nog later is haar moeder uit het leven gestapt met een dosis pillen. Daar moest ze niet ver voor lopen, haar man was apotheker. SV is ook apotheker geworden. Maar ik dwaal af.
Op een dag tijdens de les geschiedenis zag de lerares dat SV haar schrift niet bij had. Dat schrift zat al in mijn boekentas, ik had beloofd het voor haar bij te werken, want ze liep hopeloos achter met haar notities. Oorlogen met wisselende coalities en vredesverdragen met steeds wisselende datums waren haar ding niet. Zij was een meisje van de wetenschap. Voor haar mocht het strak en helder zijn. Daarom had ik voorgesteld haar notities bij te werken. Niemand zou het verschil in handschrift zien, de notities werden nooit opgevraagd, maar SV had ze wel nodig voor de examens.
Wij waren een samenwerkende vennootschap, SV hielp mij met fysica en wiskunde. Ik hielp haar waar ik zo’n beetje kon. Beetje. ’k Was al blij dat ik eens iets voor haar kon doen.
SV zat aandachtig de les te volgen -want haar best deed ze wel- zonder schrijfwerk. Ipv iets op een blad te noteren, of minstens te doen alsof! Vandaar de vraag van de lerares natuurlijk : Moet gij niet noteren? Waar is uw schrift?
En SV schoot in een zenuwlachje, de gevreesde giechel weeral. De lerares bleef aandringen en SV bleef slapjes giechelen.
- Dat is van de zenuwen, zei ik tegen de lerares, dat is van de zenuwen … - Heb ik u iets gevraagd ? - Nee Juffrouw, maar het is van de … - Gij, zei ze tegen SV, naar de directrice! We zullen eens zien of ge haar ook in het gezicht durft uitlachen. En gij, zei ze tegen mij, gij zult nog eens wat zien.
- Ja patat! zei ik halfluid.
Die uitdrukking is Brabants, mogelijk zelfs Brussels, en betekent iets zoals : daar zult ge het hebben.
Nu wil het toeval dat de bijnaam van die lerares Petatje was. Niet patat met een A, maar Petatje met een E. Ze was klein en rond en ze had een dopneus. Of de bijnaam er gekomen was door haar gestalte of door haar neus dat weet ik niet, dat is een vraag voor de generaties scholieren vóór mij.
In elk geval ze hoorde iets dat op haar bijnaam leek en ik kon op de gang gaan staan. ’s Avonds ging ik naar huis met het gevoel dat er iets niet klopte met dat mens, maar goed, het zou wel overwaaien. Dacht ik.
’s Anderendaags bij het eerste lesuur zei de lerares Frans dat ik niet moest gaan zitten, ik moest me gaan aanbieden bij klas B. Ik werd verplaatst van klas. De lerares geschiedenis wou me niet meer zien. Compleet overdonderd deed ik wat de lerares Frans zei en ging een lokaal verder, naar klas B. Daar was ook de les Frans aan de gang. Ik zei dat ik moest komen vragen of ik binnen mocht. De lerares deed democratisch en legde die vraag aan de klas voor. Alsof die leerlingen nee zouden antwoorden. Alsof die al niet ingelicht waren. Alsof ik haar theatertoontje niet gehoord had. Er was al een lessenaar bijgezet en ik kon achteraan gaan zitten. Eigenlijk een ramp, want ik zit liefst in het midden, aan alle kanten omgeven door anderen. Maar als banneling heeft men niks te verzoeken natuurlijk.
Achterin kwam ik naast ND te zitten, een nichtje van Monseigneur D, toen bisschop van A. Tijdens de speeltijd van 10h ging ik op zoek naar SV, met ND in mijn kielzog. SV vond het verschrikkelijk wat er gebeurd was, ik iets minder en ND, de rebel, vond het allemaal machtig & prachtig, zij vond het een evenement. Ik trachtte SV te troosten door te zeggen dat Petatje misschien wel veel van geschiedenis kende maar niks van lesgeven en van leerlingen. ND had dat gehoord en het tamtamsysteem deed de rest, tot bij de Nonkel Bisschop.
Tegen het einde van het schooljaar was er een ouderavond en toen mijn Ma terug kwam wist ze te vertellen dat de betreffende lerares discreet haar verontschuldigingen aangeboden had.
In een donkere periode die maar bleef aanslepen, zat ik eens mee te kijken naar een lachfilm. Het was een luchtige komedie, La Folie des Grandeurs, met Yves Montand en Louis de Funès (uit 1971). Ineens besefte ik dat ik óók zat te schateren, samen met de anderen. Die film heeft het probleem niet opgelost natuurlijk. Maar het idee dat ik nog kon lachen gaf wel moed.
Dat plots besef heeft me achteraf leren genieten met kleine hapjes. Voorzichtige stapjes. Een passage uit een boek, een fragment van een film, een refrein van een liedje op de radio, het onwijs gedribbel van een jong hondje, de 'wijsheden' van jonge kinderen ... met kleine beetjes, naargelang die kleine situaties zich aandienen.
Een ganse dag genieten zou toch maar te vermoeiend zijn, denk ik. Tussen de genietinkjes moest wat stilte zijn voor mij, dan had ik er precies meer aan. Anders werd het maar drukte en gedruis.
Een vriend van ons had zo'n toestel toen hij nog studeerde en mij Pa was er helemaal weg van. Van de Hasselblad en van de studies. 'k Heb Hasselblad eens opgezocht en het systeem heet spiegelreflexcamera.
Het bekendst zijn de vierkante negatieven en dia's die er mee gemaakt werden, 6x6 cm of middenformaat. De combinatie hanteerbaarheid, groot filmformaat en hoogwaardige objectieven zorgden ervoor dat veel fotografen voor deze camera kozen.
'k Heb dat artikel ongeveer uit het hoofd geleerd, maar de uitleg brengt me geen stap dichter bij het verhaal dat ik probeer terug te vinden. Een verhaal van WTL.
Wat ik onthouden heb is, dat het over hoogwaardig fotomateriaal gaat en dat het 'lichtdrukmaal' op een 6x6 veel langer bewaard blijft dan op een gewoon filmrolletje. Wanneer men een filmrolletje (kleinbeeld, 35 mm) na 10 jaar laat ontwikkelen is de kans zeer groot dat er niet veel meer op staat.
Omdat middenformaat (6x6 cm) film een grotere oppervlakte heeft dan kleinbeeld, is de resolutie ook veel hoger, dit resulteert in fijnere details en levendiger afdrukken. wiki
Misschien daarom ook dat het beeld op de lichtgevoelige plaat zoveel langer bewaart? Of bewaarde de plaat de afbeelding beter louter omdat het zwart-wit was?
Ik vond eens op een rommelmarkt een verweerde foto in wit en zwart waarop een vrouw me aankeek die sprekend op mijn moeder leek lang had ik niet aan haar gedacht of een bezoek aan haar graf gebracht een mens is altijd druk bezig in mijn gedachten nooit aanwezig tot ik die oude foto zag waarop die vrouw met zachte lach en telkens als ik op die markt passeer dan denk ik aan mijn moeder weer.
Majumau
Heel knap vind ik. Een heel marktplein als aandenken, haar toebedacht. Dat is een mooi beeld. En niet zo eigenaardig, wij zijn niet de enigen die straten en pleinen bevolken. Ieders herinneringen ademen en leven daar ook. Alleen zien we ze niet van elkaar.
Sinds eergisteren ben ik aan het denken aan een gelijkaardig verhaal, maar ik kan me niet herinneren waar ik het gelezen of gehoord heb.
Het ging ongeveer zo : Tijdens een opruimbeurt komt een man een oud foto-apparaat tegen. Een erfstuk van zijn vader. Het was zo'n toestel waar men langs boven moet inkijken.
De houding van de handen, om het licht uit de zoeker te houden herinner ik mij heel goed.
Er zat nog beeld in de camera, een 50 jaar na de laatste opname. Verdere details van het verhaal herinner ik me niet.
Die foto werd ontwikkeld en het was een opname van hun moeder. Toen de jongste tien was is hun moeder overleden en elke foto van haar, kenden ze uit het hoofd, konden ze dromen. Nu kwam daar ineens na zoveel jaren, een nieuwe, ongekende foto bij. Wat een schok en wat een cadeau. Want ik vermoed dat het een schok is, wanneer men plots zo'n vondst in handen houdt.
'k Vind het een speciaal verhaal : hun engelbewaarster is nooit ver weg geweest, al die jaren woonde ze thuis in de camera.
Op het schoolplein, het was eind augustus, ik had een herexamen achter de rug.
- Goeie morgen zuster. (altijd met twee woorden spreken) - Goede morgen meisje, en? Herexamen gehad zeker? vroeg ze verstrooid. - Ja zuster. - Voor welk vak? - Voor fysica, zuster. - Door het rekenwerk zeker? (nog even verstrooid) - Nee zuster! Juist niet! Door een theorie-vraag! - Hoezo? - Door de buis van Toricelli! - Ah? Was die ook gebuisd?
Dat antwoord kleurde mijn dag, want nu wist ik dat daar iemand die een nog erger sukkel was dan ik, zonder brandmerk en vrij kon loslopen.
Het heeft vannacht gul geregend. Niet te geweldig, niet te flauw, mooi tussenin : gul.
Goed voor de lucht, alle stof wordt weggespoeld. Goed voor de grond, alle gewassen krijgen drinken.
Maar het groen van de bomen is flets gebleven. Hun sap trekt weg, de aarde in. Vannacht glansden de bladeren omdat ze nat waren. Nu zijn ze weer dof. Omdat het tijd wordt. Bomen weten wanneer half-augustus voorbij is.
Toen ik kind was hoopte ik dat mijn grote mensen het verschil niet zouden zien. Ze zagen het niet. Maar toch werd het elke keer weer september.
Dit is een verhaal van Anaïs. Toen ik haar blog tegenkwam maakte mijn hart een sprongetje. 'k Heb haar gecontacteerd, maar tot op vandaag geen antwoord.
14-04-2007, van haar blog geplukt
Mijn moeder!
Toen mijn vader in maart 1999 overleed, bleef mijn moeder na een aantal jaren van zorgen voor een man met longkanker alleen achter. Vermits mijn man en ik de gewoonte hebben om telkens met periodes van zeven à acht weken in Spanje te verblijven, wist ik eigenlijk niet of ik dat nu ook wel zou doen. Kon ik mijn moeder zo maar achterlaten en blijgezind naar Spanje vertrekken. Ik vond dat het niet kon. Maar zij zei mij : Waarom zou je niet gaan? Je kan hier toch niks zitten doen. Ik trek mijne plan wel. Maar ik wou niet. Dus er werd afgesproken dat zij in de maand juni een tijdje bij ons in Spanje op bezoek zou komen.
Alhoewel mijn vader altijd tegen dat verblijf in Spanje was geweest: “Wat is er daar zoveel beter dan hier? Groeien de patatten daar met hun wortels omhoog misschien? Pff als het hier 30° graden is vind ik het veel te warm.” waren een aantal van zijn opmerkingen. Maar ik wist dat mijn moeder wel eens graag zou komen kijken in Spanje. Dus ik stelde haar dat voor. Ja maar, zij had nog nooit een vliegtuig genomen. Ze ging dat in hare oude dag ook niet meer doen.
Vermits ik geen broers of zussen heb, is mijn nicht eigenlijk zo goed als mijn zus. Haar moeder en mijn moeder zijn zussen. Mijn nicht ging wel zorgen dat mijn moeder in Spanje kwam. Tot slot werd het zo geregeld dat niet alleen mijn nicht en mijn moeder kwamen, maar ook de twee zussen van mijn moeder, dus mijn nicht haar moeder en nog een tante van ons. Mijn nicht dus op stap met de drie Gratiën. Drie dames in de leeftijd van 76 tot 80 jaar toen. Zij was dan de chauffeur van de gehuurde auto, de gids in de luchthaven en de hulp van de stewardess op het vliegtuig. Ge kunt u dat voorstellen.
Toen ze hier toekwamen waren ze alle drie zeer opgetogen en ik genoot van mijn moeder haar gezicht te zien stralen. Mijn moeder die steeds hard gewerkt had en eigenlijk nooit eens op vakantie was geweest genoot met volle teugen en wou koste wat het kost in het zwembad gaan alhoewel zij niet kon zwemmen en geen badpak had. Dus hare combiné geruild voor een badpak van mij, haar zussen ook nog een badpak aangemeten van mij, en ik dan maar in mijn blootje in het zwembad.
De dames konden niet zwemmen en wij wisten dat er in de film van De Witte van Zichem gezwommen werd met varkensblazen, maar wij hadden hier geen varkensblazen. Wat hebben wij dan gedaan? Wij hadden hier wat lege jerrycans staan voor water dat wij destijds moesten gaan aanhalen vermits er hier geen drinkbaar water uit de kraan kwam, dus de drie dames met elk zo een lege jerrycan onder hun oksels het zwembad in.
’s Avonds werd er aperitiefje gedronken terwijl mijn nicht en ik aan het fornuis stonden. Mijn man vulde rijkelijk de glazen, weliswaar onder beleefd protest van de dames, maar ze dronken het toch op. Het smaakte zelfs goed, alhoewel wijn … dat had hen eigenlijk nooit niet zoveel gezegd. Ja, het had hun dan wel eens wat moeten zeggen! Na het eten en nog een kaartje leggen achteraf vielen de dames doodmoe maar blijgezind in bed. Zo is dat tien dagen doorgegaan.
De verhalen die ik toen gehoord heb van mijn moeder en van haar zussen zullen mij altijd bijblijven. Ik heb zelfs in die periode vernomen waar ik geconfectioneerd ben. Ook mijn nicht vernam waar zij geconcipieerd werd. Mijn moeder werd terug jong. Ik heb vaak gedacht aan dat liedje over meisjes van dertien! Giechelmeiden waren het. In die periode werd mijn moeder van ‘Mijn moeder’ ‘Mijn vriendin’. En dat is nog steeds zo.
Toen wij dan terug thuis waren zag ik mijn moeder veranderen. Ze fleurde op. Ze ging wekelijks naar de kapper. Er werd een kleurtje op haar haar gezet, bescheiden weliswaar, maar het stond haar goed. Iedereen noemde haar vroeger Stien, maar eigenlijk is haar naam Christine, als jong meisje was ze Christine, en ze begon er op te staan om terug die naam te dragen. Mijn moeder werd terug Christine.
Tijdens de ziekte van mijn vader kreeg hij altijd bezoek van een vriend van hem, die weduwnaar was. Tijdens de begrafenis van mijn vader had ik die man gevraagd om zijn bezoeken te blijven voortzetten. Het was niet omdat mijn vader overleden was dat hij mijn moeder nu niet meer mocht bezoeken. Hij protesteerde met de opmerking dat de mensen daar zeker over zouden gaan roddelen. Ik stelde hem gerust met de opmerking dat als ik als dochter er niet over viel, de andere mensen er geen zaken mee hadden. Dus hij hield woord en bezocht wekelijks mijn moeder met verse groenten uit zijn tuin, en vooral met rozen die hij zelf kweekte. Mijn moeder bloeide open als een roos.
Op een bepaald ogenblik kwam Jef, de fameuze vriend, bij mij thuis op bezoek, alleen. Hij kwam eens praten met mij. Ja, Jef was eigenlijk een beetje verliefd geworden op mijn moeder. Alsof ik dat nog niet gezien had. Maar als ik daar bezwaar tegen had, zou hij onmiddellijk stoppen met zijn bezoeken. Ik had nooit gedacht dat ik nog ooit eens een verzoek zou horen van een man die mij de toestemming kwam vragen om mijn moeder graag te zien. En de liefde, of is het genegenheid, was wederzijds. Toen Jef na een zware operatie uit het ziekenhuis kwam was het normaal dat hij bij mijn moeder ging wonen zodat zij hem kon vertroetelen totdat hij weer aangesterkt was. En geloof me maar dat hij daar nogal wat pappekes en bouillonnekes heeft moeten naar binnen werken. Jef woont nu reeds vier jaar samen met mijn moeder en ik, en ook Jef zijn kinderen, vinden dat een hele goede oplossing. Tot slot van ons verhaal kan ik vertellen dat wij er allemaal beter zijn van geworden.
Was dit nu een verhaal over relaties? Ik weet het niet en ik lig er ook niet wakker van. Aan iedereen die alleen is wil ik dus zeggen, goede moed iedereen, mijn moeder was 76 toen zij weduwe werd en Jef was 78, zij wonen nu al vier jaar samen en ik hoop van harte dat ze mogen honderd worden.
Van zondag tot nu heb ik nog wel iets gevonden over fruitpluk, op deze foto's is de pluk bezig. 'k Vind het spectaculair dat die mannen hun ladder stevig weten te plaatsen tussen al dat gebladerte door. Dan moet men een boom toch echt kunnen lezen denk ik. Voor dat soort kennis van zaken heb ik een enorm respect. Ontzag, eigenlijk. Die gasten wisten wat ze deden.
“Mijn kleinzoon van 10 heeft een klein stukje tuin mogen gebruiken voor eigen kweek, had aardbeien, courgettes en rode kool geplant. Hij had twee plantjes rode kool te veel en nu staan hier in onze klein tuin 2 rode kolen in een pot, bezig aan een verwoede poging om kool te worden.” BBa
Dat vind ik zo'n roerend beeld, BBa. Dat die kleine jongen twee overblijvende plantjes in potten gezet heeft. Niks levends laten verloren gaan.
Kolen in potten, 'k heb het opgezocht, het kán. Wie had dat gedacht. Van sla en tomaten wist ik dat het kon. Maar kool lijkt me ingewikkeld.
Rode kool
Een ruimteverslinder op het balkon maar goed te telen in de pot. De plant geeft wel mooi kleur aan het balkon. Vroege rassen kun je eind februari zaaien zodat de kool rond juli te oogsten is. Dan heb je weer plek vrij om wat anders te telen.
Rode kool heeft wel veel voeding nodig en vraagt om een ruime pot. (45cm diameter) Hoe meer ruimte, hoe beter de rode kool zal groeien. Als de plant aan het groeien is deze voldoende water geven. Als de kool volgroeid is matigen met water geven daar de kool anders kan barsten.
Een rode kool heeft een grote maat pot nodig (veel ruimte = veel grond = veel voeding = goed groeien). Zorg dat de grond niet uitdroogt als ze nog groeit. Als de kool eenmaal volgroeid is moet je juist wat matigen met water; niet helemaal droog maar teveel vocht kan er voor zorgen dat de kool barst (dan kun je haar trouwens nog wel eten maar moet je dat wel binnen 1 of 2 dagen doen). Rode Kool staat graag in de zon maar halfschaduw kan ook prima.
Als ik dat allemaal zo lees, hoe simpel het is, dan kriebelen mijn vingers om er aan te beginnen. Een kool van elke kleur. Maar daarvoor is het nu wat laat op het jaar zeker? En volgend jaar is het dan weer wat anders. 'k Zal het maar zo laten. Kolen doen bollen zonder barsten zal uiteindelijk toch niet zo eenvoudig zijn. Bij mij gaan zelfs sanseveria's kapot. Nee, de toekomstige kolen zijn beter af als ze niét bij ons komen te staan. En er zijn nog andere onvoorziene omstandigheden, mogelijke verrassingen. Nee, ik plant liever geen kolen op ons terras : foto Anne Geddes - Australia