Op een avond belde Tina een vriend of hij wou langs komen omdat ze raad nodig had ivm een aantal administratieve strikvragen over de bvba. Teveel om langs de foon uit te leggen. Teveel gedoe ook om alle administratie tot bij hem te brengen. Of hij kon langskomen?
- Dat zal vandaag niet gaan, antwoordde hij, ik heb hier nog een afwas te doen. - En dat moet nu? - Yep. - Hebt ge een kartonnen doos? - … ? - Een plastic doos? - Eh, ja, van die rode curverboxen. - Laad uw afwas in en we doen hem hier. In de vaatwasser.
Twintig minuten later stond hij aan haar deur met twee dozen afwas. De spullen werden omgespoeld, de vaatwasser werd gevuld en gestart. Vervolgens werd de administratieve wolfsklem van de bvba ontmanteld. Daarna werd het proper vaatwerk weer in de rode plastic dozen geladen. En toen werd een fles wijn leeg gemaakt (één?) om te vieren dat die avond twee problemen opgelost werden. Moe doch tevreden vielen zij in slaap.
's Anderendaags in de vroegte vergat hij zijn huisraad mee te nemen. Tina is hem onmiddellijk, in volle spits en in pyjama, achterna gereden met zijn twee dozen vaatwerk. That's what friends are for.
troost moet soms uit kleine dingen komen ~ uit een fotootje (dat ik nu niet terug vind)
Aan de achterzijde van ons gebouw keken we uit op een wildernisje, een stuk grond met hoge bomen, dat omgeven was door de tuinen van de omliggende huizen. Die bewoners hadden daar ook een servitudeweg.
Die kleine enclave is verknald, verkaveld en volgebouwd. Er is een woonerf gekomen. 04/2014 is het begonnen. April. In volle nestseizoen! Op enkele dagen tijd waren de bomen en de struiken van die kleine oase omgelegd, verhakkeld en afgevoerd. We waren een leverancier van zuurstof en koelte kwijt, de vogels waren van slag en de katten vonden hun eigen paadjes niet terug omdat de machines de grond kapot gereden hadden. Hoe het ging met molletjes en muizen daaronder, daar durf ik niet aan denken. Met de bestuivers en andere insecten zal het nu ook wel triestig gesteld zijn want de huisjes die er ondertussen neergepoot werden hebben zeer steriele tuintjes. Van 'onze' wildernis blijft niks over.
Aan de straatzijde van ons gebouw worden de perken van de plantsoenen zeer strak gehouden. Dat zal wel zijn nut hebben. Een weelderig struikgewas zou maar inspireren tot struikroverij. 't Is zo al erg genoeg gesteld met Antwerpen. Aan de voorzijde is dus nog groen, mooi groen, maar het is niet wild, het wordt in toom gehouden door de mensen van de plantsoendienst.
Tot een paar weken geleden. Op de middenberm raakte de snoeimeneer met zijn loeimachien niet meer tot boven op zo'n groene cilinderstruik. Die dingen groeien namelijk. Waarom de struiken op de middenberm strenge meetkundige vormen moeten hebben is me een raadsel. Mooi is het niet. Maar die dag ineens wel want bovenop de cilinder bleven de uitlopers ongesnoeid en ineens hadden die strakke struiken een kapsel of ze op een festivalwei stonden, ze hadden een foeziewoeziekapsel dat ging wiegen bij het minste zuchtje wind. Ze zagen er direct veel sympathieker uit. Daarvan hebben we een fotootje. (dat ik nu niet terug vind) Dat was die kleine troost.
In die ene foeziewoezie struik zag ik zelfs een ronde mond en twee donkere oogjes. Lang heeft het niet mogen duren. Twee weken later kwamen ze met een kleine hoogtewerker en werden de plezierige kapsels opnieuw ongeïnspireerde crewcuts.
Achterin zijn we ons wildernisje kwijt en vooraan staat het zo strak dat ik er regelmatig de kriebels van krijg :
Alles gaat volgens 't boekje. De mensen van het groen onderhouden het plantsoen hier bij ons op 't hoekje. Als het voorjaar is gekomen en het groen laat zich weer ruiken staan er botten op de bomen en ook op alle struiken. Alles volgens 't boekje hier bij ons op 't hoekje.
De sappen bruisen, de botten barsten open, men staat versteld van dat stil geweld en dan komen bloesems die tot dromen nopen. Alles volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje.
Na het dwarr'len van het roze freel -en dat is er heel véél- komen de mensen van het groen den opkuis doen. Het wordt hier zo getrimd. Het word hier zo gepimpt. Het is toch zó volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje.
Mag het eens wat minder strak, mag het eens wat milder ? mag het eens wat wilder ? Ik heb het graag wat minder mak Helaas … alles volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje
Het ware te wensen dat alle mensen met hun gebreken zich zelf eens bekeken, dan zouden ze het praten van anderen wel laten. Laat hebben, laat vloeien, dat ieder zich met zijn eigen bemoeie. En die wat weet van mij of van de mijnen, ga naar huis en bezie dan de zijnen. En zijn die van gebreke vrij, dán staan ze verre boven mij.
Het rijmsel doet me denken aan het soort verzen dat we in de lagere school moesten leren. 'k Ben gaan zoeken op het Net en er wordt geen auteur vermeld. De eerste lijnen van het gedicht hebben wel carrière gemaakt als spreuk op gebakken tegeltjes. 't Net staat er vol van. Hangt heel Nederland dan vol met dat soort tegeltjes?
Ook geeft men op verschillende sites en blogs de naam of de initialen van de inzender. Maar over de auteur niks, nog niet gevonden. Misschien had ik wat verder moeten speuren, maar daar heb ik nu efkes geen tijd voor. Als iemand anders het wil doen, verder het Net omspitten, graag ! Alle hulp is welkom.
Het doet me denken aan die oude gedichtjes, in de stijl van de Rederijkers, die van 'in ’t vroede' In die werkjes moest een wijze, vroede, stichtende gedachte in zitten, de strekking met ernstige en moraliserende gedichten. Eigenlijk waren die dingen opvoedkunde op rijm. Nogal belerend feitelijk, zoals later ook de moraliserende dominee-poëzie dat was. Zoals 'Jantje zag eens pruimen hangen'. Dat werd ook geschreven met een bedoeling.
Maar binnen die manier van werken blijkt er ook de ironische aanpak ? Deze auteur maakt op het einde van zijn vers zogezegd een buiging voor de mensen die menen dat zij zichzelf niets te verwijten hebben.
en zijn die van gebreken vrij dan staan zij verre boven mij
Dat is ironie volgens mij, daarom weet ik niet ik of het gedicht past in een van de Rederijkers categorieën. Een kinderversje is het zeker niet, daarvoor is het te beschouwelijk.
Ooit hoop ik de naam van die auteur nog te vinden, want ik zou graag meer weten over hem of haar.
Eerst was er stilte. Elk zat in eigen gedachten verzonken. De trein reed door de coulissen van de samenleving en daar valt heel veel te bekijken en te overdenken.
Er zijn de keurige tuinen, met een veranda tegen het huis. Alles piekfijn. De grassprieten staan er in het gelid.
Er zijn de levendige tuinen, waar een driewielertje op het terras staat en een stoel omgewaaid ligt en onder een deksel zit een zandbakje te overwinteren.
En dan zijn er de puzzelterreinen. Dat zijn de gronden met de befaamde Belgische koterijen. Zulke terreinen sporen aan tot raden en verzinnen en saga's fantaseren. Er zit een gedeelte moestuin bij, met een paadje van betonplaten in het midden. Sommige paadjes hebben erlangs nog de betonnen wasdraadpalen staan.
De onverzettelijken, de echten, de low-tech-fundamentalisten drogen nog altijd de was op de draad, los in de wind, de gratis droger. En het wasgoed ruikt dan zo fris hé.
Die dag vroor het en er was geen zuchtje wind. De was hing loodrecht naar beneden, als versteven. Was de was bevroren?
- Als was in de vrieskou ophangt, is die dan drooggevroren of gevriesdroogd ? - Gevriesdroogd, want eerst vriest het en dan droogt hij. - Zou iemand natte was gaan ophangen in de vrieskou, denkt ge? Da's dan koud aan de handen hoor, natte was … - Misschien hebben ze de was gisteren opgehangen. - En vannacht pas is het beginnen vriezen. - Ja. - Dan is hij drooggevroren, niet gevriesdroogd.
Het was een academische kwestie aan het worden. Ze zwegen en dachten na en keken naar buiten. Af en toe kwam nog eens wasgoed langs.
- Weet ge, ik denk niet dat hij droogt. - Ik ook niet, hij bevriest alleen maar. - En binnen ontdooit hij weer. - Ja. - En dan is hij niet droog. - Nee.
De wereld was weer in harmonie en zo ook draaiden de wielen.
Wanneer iets plots duidelijk wordt, ooit heb ik daar eens een beschrijving van gelezen. De blik staart, de ogen gaan half dicht, er is een moment van hersenstilte (er wordt niet gedacht of nagedacht) en plots verheldert het gelaat. Aha! zeggen de ogen.
Lang geleden, het meisje is nu 46 jaar geworden, verwarde Toppié het woord andere met het woord blauwe. Wanneer ze 'andere' bedoelde, zei ze 'blauwe'. - Wilt ge een pannenkoek of een wafel, Toppiéke? - De blauwe. Pannenkoek dus, dat eerste, dat andere. Wij snapten het, maar ze moest ook elders verstaanbaar zijn met haar blauwe.
Misschien als ze de namen van de kleuren leerde, zou ze vanzelf het woord blauw in de juiste context gaan gebruiken. Want het kind was schrander genoeg, ze was enkel efkes misleid door dat 'andere = blauwe'. Ik nam een blad papier en wasco stiftjes en zei dat het papier wit was. Ze zette er een paar strepen op, ziezo, en ze keek mij aan of ze me een groot plezier gedaan had. Waarschijnlijk had ze begrepen dat het papier leeg was.
Wit = leeg? Een tweede begripsverwarring konden we missen, we hadden eerst die andere weg te werken, die blauwe. En de kleuren opsommen van de wasco leek ook geen vat te hebben op haar denkmachientje.
Als ik nu eens veel dingen van dezelfde kleur bijeen bracht, dan werd het misschien duidelijk dat het over de kleur ging en niet over een andere eigenschap van gelijk welk ding. Kleine prutsen in kleur, dingen die op tafel kunnen gelegd worden.
In de knopendoos (4 generaties knopen) lag kleur, bij de pionnen van mens-erger-je-niet hadden we de basiskleuren, plus groen. Vier van de wasco's mochten weer meedoen. En plastic wasknijpers. En legoblokjes in allerlei vormen en basiskleuren. En de grote houten kralen. Geel was de moeilijkste kleur. Kleine gele dingen vinden … gelukkig zaten er voldoende gele knopen in de knopendoos. Ergens rond WOII moet geel in de mode geweest zijn.
En toen kwam ik in de speelgoedbak de zandvormkes tegen. In de vier kleuren. 'k Was gered. Ik nam vier vormkes en zette ze op tafel. Rond het groene legde ik alle groene spulletjes, De gele dingen kwamen rond het geel vormke, de rode frutsels rond het rood potteke en alle blauwe dingetjes rond het blauw.
Toppié zag me doen en ik zag haar denken welk spel dit kon zijn. 'k Had haar aandacht, dat was al iets.
Traag legde ik in elk vormpje 1 ding - Groen-bij-groen … geel-bij-geel … rood-bij-rood … blauw-bij-blauw. Nu Toppiéke.
Haar blik ging op oneindig, haar ogen gingen half toe … stilte … En toen gingen de oogjes weer open : aha! zó zit het spel ineen! Het was alsof ik tot in haar denkmachientje kon kijken. Ze heeft het vast, ze snapt het, ze heeft het begrepen! 'k Had zin om te juichen en hield tegelijk mijn adem in.
- Zo-bij-zo, zo-bij-zo, zo-bij-zo, zo-bij-zo … ratelde ze. Klaar! Schrander genoeg, 'k zei het toch. Nu nog de namen van de kleuren. Ik roefelde de resterende spulletjes door elkaar. - Dit is een groene, de groene bij de groene. De rode? - Pij te rote …
Ze deed en zei vlotjes wat van haar verwacht werd, zonder te aarzelen bij het woord blauwe. We hebben het spel nog één keer gespeeld en toen vond ze het genoeg, het was tijd voor iets anders. 's Avonds hebben we nog een optreden gedaan voor Tina. Het was een echte voorstelling, met applaus en gelukwensen en kusjes voor Toppiéke.
Mijn dag was goed. 'k Had die namiddag in dat klein brein een lichtje zien geboren worden. Dat is een memorabel moment hoor.
Liefde maakt het leven lichter. Niet licht. Wel lichter. Daaraan dacht ik toen ik dit stukje las over een gewoon klein momentje tussen twee gewone mensen.
het licht van zijn leven
Ze keek naar hem met de milde ironie van een vrouw die haar man oud ziet worden en hem liefheeft.
- Louis, uw das … - Och, deed hij onverschillig. Maar ze nam hem bij de jaskraag, draaide hem langzaam een halve slag zodat hij keurig voor haar stond en stropte dan met een vloeiend gebaar de blauwe das weer netjes rond zijn nek. - Allez! deed hij, quasi tegendraads.
Toen zag ze dat zijn veters weer te ver uit zijn schoenen hingen. Hij zag het ook, maar omdat hij zo’n ronde buik had, kon hij er niet zo vlug bij. Zij stond al gebukt en knoopte een paar onwederroepelijke strikken. Met een wijsvinger veegde ze terloops een spatje van zijn blinkende schoenen.
Toen ze zich oprichtte nam hij haar gelaat tussen zijn handen en drukte zachtjes een kus tussen haar ogen. - Zot …, zei ze stil.
In de lente van '76 stond ik op Zaventem in de aankomsthal te wachten op een vliegtuig uit New York. Nagelbijtend. En in de andere hand welkomst-bloemen.
De luchthaven zag er toen nog helemaal anders uit en er hingen nog geen monitoren. We moesten het doen met zo'n ratelend lamellenbord. Dat ging goed hoor : door het geratel werden we eraan herinnerd dat we nog eens op het bord moesten kijken. Was er nieuw nieuws? Want het vliegtuig had vertraging. Eerst drie uur, dan ineens maar twee uur ... er kwam schot in de zaak! Uiteindelijk zijn het 6 uren geworden. Zés. Na verloop van tijd stopt een mens vanzelf met nagelbijten. En de bloemen trokken ook op niks meer.
'k Was in gesprek geraakt met iemand van mijn leeftijd. Zij moest ook die zes uren zien door te komen en ook met de cash die ze op zak had. Bankcontact bestond nog niet. Eten en drinken? We zien wel.
Wachten maakt murw. Uiteindelijk zaten we op de grond, de benen languit en de bloemen lagen al ergens buiten mijn gezichtsveld. Teveel roken (dat mocht toen nog) te weinig drinken (wisten wij veel van hydrateren) en niet eten. En dan dat wachten. Niks actie. En weinig focus want lectuur hadden we ook niet bij. Na een tijdje geraakt men in een vreemd soort tijdsinterval. Compleet onwerkelijk.
We hebben mekaar dingen verteld waarover ik zelfs nog niet met mijn naaste dierbaren gesproken had en ook niet van plan was zulks te doen. Zoveel dingen worden existentieel wanneer men 24 is, zes uur moet wachten en niks om handen heeft. Zes uren vacuum.
En toen kwamen onze reizigers toe en hadden wij mekaar niet meer nodig. Zouden we wel afscheid genomen hebben?
Drie dagen later zat ik op de tram ter hoogte van de Beurs (Brussel), toen nog bovengronds (de tram), en iets verderop zag ik een bekend gezicht staan. 'k Glimlachte wat vaagjes, omdat ik niet wist wie, van waar, of hoe. "New York" lipte ze, en ik wist het weer. 'k Zat te ver af en een gesprek was gelukkig onmogelijk. Het was niet de bedoeling dat de gedachtewisseling van uren een vervolg zou hebben, hoe kort ook.
Nog eens drie dagen later zag ik haar zitten in de Villon, aan het kerkhof van Elsene, de andere kant van de stad, toen een nogal spooky rondpunt, zelfs op dagen dat het langer licht bleef.
Twee toevallige vervolg-ontmoetingen in één week tijd? Dat vond ik bizar genoeg, en ik koos voor een strategische aftocht.
Dat alles is vandaag 43 jaar geleden. Heel af en toe vraag ik me af hoe het verder zou gegaan zijn als ik die avond in de Villon toch naar haar was toegestapt. We waren allebei in gezelschap, we hadden het zeer kort kunnen houden. Óf we hadden de tafels bijeen kunnen schuiven ...
Misschien ben ik daar de vriendschap van mijn leven misgelopen.
m - EZW-08/2011, HiH 11/2015, 09/2016, bijgewerkt -
Elektrieker is het oudste beroep van de wereld. Toen ene god aan zijn schepping begon zei hij: er weze licht. En er was licht, volgens Genesis 1:3. Maar wie heeft daarvoor gezorgd? Wie was er al tijden kabels aan het trekken? Juist ja. Men kan een opperwezen toch niet in de donkerte laten sukkelen hé. 't Zou er lief uitgezien hebben.
-----
In '96 lag het schip op anker voor Jurong (de westkant van Singapore Island) en LM & ik stonden 's avonds samen met de scheepselektrieker Nicola (Kroaat) te wachten op het taxibootje dat ons naar de wal zou brengen voor een avondje uit. Het regende al een tijdje. 't Was zo'n tropische stortbui waar een mens binnen de 30 seconden doorweekt van is. En we moesten de gangway nog af.
Om onze voorpret helemáál te bederven begon het nog te bliksemen ook. Van die horizontale, rennende bliksems. Monumentale lichtspoken die rakelings over de buildings heen-&-weer scheerden met vlak daarop langgerekte krakende donders. En dat bleef zich herhalen, en dat minderde niet.
- Oh-Oh! Master-Electrician angry! zei Nicola en zeer onder de indruk sloeg hij een kruis.
Toen het bootje er was hield het op het met bliksemen, de regen nam af, en stopte ook en wij geraakten relatief droog het deck over en de gangway af tot in het bootje. Het is droog gebleven tot we goed en wel in het restaurant op Jurong-Pier zaten, met open kijk op het spektakel. Want er brak weer een indrukwekkend klank-en-lichtspel los, zo een waar een mens stil van wordt.
- Super-Electrician, knikte Nicola, wetend.
Wanneer we later op de avond terug naar boord gingen was alles weer kalm, we hoorden enkel het klotsen van het water. We zijn droog de gangway opgeraakt. We zijn veilig het kasteel binnen geraakt. We konden rustig gaan slapen. Allemaal dank zij die kleine scheepselektrieker die de juiste eretitels had gebruikt voor zijn Grote Elektrieker daarboven.
m – EZW-08/2011, HiH 12/2014, HiH-09/2016, bijgewerkt -
Als het even kan, dan spring ik binnen bij mijn goede buurman Jan. Hij is niet zo goed ter been en Jan, ja hij is vaak alleen.
Ik zie aan Jan zijn lach dat hij me gaarne mag. "Blijf maar zitten", zeg ik dan "Blijf maar zitten Jan" Bij hem staat de koffie altijd klaar en koekjes van speculaas, zomaar.
Dat jij nog lang mag leven, Jan! Want soms voel ik mij ook alleen. Dan spring ik even binnen, als het kan bij mijn goede buurman Jan.
MajuMau 09/2006
De reden waarom ik bovenstaande lijnen hier plak : ik vind het een enorm sprekend gedicht. De koffie en speculaas altijd klaar, zomaar. Niet omdat iemand verwacht wordt, maar in de hoop dat er iemand langskomt. Voor mij gaat er een enorme tristesse uit van die twee lijnen. (lijn 10 & 11) En dan lijn 13, die vertelt alles : 'want soms voel ik mij ook alleen'.
In drie strofen een hele film vertellen, wie kan dat ? Hij kan dat. En het naturel waarmee dat alles verteld wordt, haast terloops, vind ik meesterlijk.
Oké. 'k Ben het gedicht aan het kapot-redeneren. Vergeet mijn interpretatie en lees het nog eens.
Eigenlijk heb ik nog nooit iemand van vroeger aangeschreven, gebeld of daadwerkelijk opgezocht. Een beetje Googlen, dat wel. Maar daar blijft het bij. Geen Feesboek of ander gedoe. Terug contact op te nemen met het verleden vind ik voor mezelf niet nodig. De twee keren dat ik per mail contact met mensen van vroeger had is dat zelfs teleurstellend afgelopen.
Het eerste contact was er doordat mijn mailadres via een rouwregister terecht gekomen was bij de broer van de overledene (toen 56j, een jeugdvriendin). Vermits het om een rouwregister ging vond ik het vanzelfsprekend dat ik me onder mijn eigen naam zou aanmelden en natuurlijk ook onder eigen naam zou tekenen. Die broer wou blijkbaar de draad terug opnemen, maar zijn tweede en derde mail stonden alweer zo vol dikdoenerij dat ik de communicatie laten uitdoven heb.
Het tweede contact was nogal verbazend. Plots kreeg ik mails van een koppel jeugdvrienden die nu ergens een plantage houden en die af en toe hun ervaringen wilden meedelen. Het was geen blog, het was een soortement automatisch doorsturen van nieuwsbrieven, zonder de mogelijkheid om uit te schrijven. Vreemd was dat.
De eerste mails waren interessant tot ik neerbuigende opmerkingen tegenover de lezer begon te merken. Zo stond er eens : 'de naam van de waterval schrijf ik niet want jullie onthouden dat toch niet'. Mag de lezer daar zelf over beslissen, over wat onthouden wordt en wat niet ? Die waterval kon dus niet opgezocht worden. De relazen waren opgesteld in een barokke taal, met onnodig veel details, en met een haast dwangmatig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden, alsof de lezer niet zelf een voorstellingsvermogen heeft. Dat, samen met flink wat manklopende vergelijkingen, maakte dat ik al schele hoofdpijn kreeg nog voor ik een tweede alinea uit gelezen had.
'k Heb toen gevraagd hoe ik me kon uitschrijven (zonder verdere uitleg te geven) en de mails hielden vanzelf op.
In die periode vertelde ik de tweede helft van dat mail-verhaal bij mijn zus Tina aan tafel en ik zei erbij dat het toch vreemd was dat die twee ginder mijn adres hadden. Waarop Tina zeer opgetogen vertelde dat zij hen dat bezorgd had. Waarop ik een eh, gedachtewisseling had met Tina.
Dat doorgeven van privé-gegevens heeft ze van Ma. Die heeft het ooit bestaan mijn woonadres door te geven aan de oudleerlingenbond van de nonnenschool. Gewoon omdat de oudleerlingenbond dat per post op het ouderlijk adres gevraagd had had Ma geantwoord. Louter en alleen omdat die school het vroeg. Een school waar we nota bene ... Wat ik daarvan vond, van haar mak & gedwee gedoe heb ik toen met handen en voeten moeten uitleggen.
Later heeft ze op de boekenbeurs nog twee keer mijn telefoonnummer doorgegeven aan iemand gewoon omdat daarnaar gevraagd werd. Een telefoonnummer is immers geen adres, was haar redenering. Nee? Een telefoonnummer is nog veel intrusiever dan een adres volgens mij. Wéér hartige woorden. Het is haar niet meer 'overkomen'.
Wanneer ik contact wil opnemen met het verleden, zal ik dat zelf wel doen. Zonder de moeialle bereidwilligheid van buitenaf, van Ma of van Tina. Laura doet zulke dingen toch niet ?!
om te vergroten, klik op bijlage ~ de troostboom spreekt Amai P2, dat gedicht is iets moois. En het kan dienen voor mensen van 4 tot 104.
“neem een blaadje van mij mee”
Dat klinkt echt als de warme woorden van een wijze boom. Met een blaadje kan men geen tranen drogen en bij een huilbui kan men er ook al niet in snuiten, maar er gaat wel een enorme troost uit van het gebaar.
“neem een blaadje van mij mee” zegt de boom.
"Ge zult het zelf moeten rapen of plukken, want ik kan het u niet aanreiken, daarvoor zijn onze werelden te verschillend, maar neem. Neem gerust. Neem veel. Want dat is het enige dat ik kan bieden, een plaatsje en blaadjes van troost." Zo genereus is een boom.
Dit is een persoonlijke interpretatie natuurlijk.
Magnifiek gevonden. 'k Ben op zoek gegaan naar die wondere Threes S. Wetting, en hieronder een resultaatje. Voor de tekst over haarzelf, voldoende scrollen, tot voorbij alle gedichten :
'… moeten bannen. Twee verwittigingen gegeven en toch nog zijn pingpongballen aan vegen, …'
Dat bannen getuigt van daadkracht. Voor zo'n kordaat en rechtlijnig beleid, mijn oprechte achting en waardering. Want het andere bestaat ook. Hier het verhaal :
Door laks beleid ivm met stoorzenders die hun gang konden blijven gaan en bléven gaan, heb ik een florissante groep compleet zien verworden. Zoiets van nabij meemaken is niet mooi om zien en doet pijn. En zoiets blijft bij. Zowel het verworden van die groep als het pertinent weigeren van de verantwoordelijke om in te grijpen.
In 't zeer kort : Ivm de dwarsliggers was na drie jaar het geduld van de meeste mensen op. De leden hadden regelmatig gemeld dat het genoeg geweest was met die stoorzenders -het waren er twee, elk op een andere manier- en dat er moest ingegrepen worden.
Maar ongeacht hoeveel mensen aangaven dat er iets moest gebeuren, de verantwoordelijke deed niks. In tegendeel, hij voerde redenen aan om niét in te grijpen. Redenen waren het eigenlijk niet, het waren vooral zwakke smoezen die niet ter zake deden, onder andere dat een sympathisante van een van die stoorzenders de moeder was van de beste vriendin van zijn dochter.
Hallo? Wa-blieft ?
Dit was geen beleid, dit was ouwemannepraat van de verantwoordelijke die verondersteld werd de teugels in handen te houden! Zich verschuilen achter een vriendschap tussen twee dochters om niet te moeten ingrijpen in een gemeenschap waarvan die twee vriendinnen geeneens deel uitmaakten … ? Een vriendschap ergens waar ze van geen tel is, gebruiken als smoes om gebrek aan daadkracht te maskeren? Als redenering was dat verschrikkelijk. Deprimerend ook. En zo pover, zo zielig.
Dat laks beleid heeft definitieve en onomkeerbare schade aangericht en de verwording van de groep, de teloorgang laten gebeuren. Vriendschap al smoes … ik wist niet wat ik las toen ik die mail toen las.
in de wachtkamer in Elisabethstad in Congo ~ door Rocor, 05/2007
Wellicht zult ge u afvragen : hoe komt ge daar nu? Het was 1957. Ik vervulde mijn legerdienst bij de paracommando’s. We waren pas enkele dagen in Congo. Ik was chauffeur van de commandant en hij moest naar de dokter. Die mannen moesten vervoerd worden. Ik zat daar op de baas te wachten in een kamertje van 3 op 3 meter. Het was 45 graden warm, snikheet dus. Recht tegenover mij zat een zwart meisje van ongeveer 18 jaar. Ze was zeer mooi en had haar kind op de schoot. Het moedertje was kleurrijk gekleed. Het baby’tje was zo te zien enkele dagen oud. Het was een jongetje. Het kleintje dacht dat het stilaan tijd werd om te eten en begon te zeuren.
Ik werd voorgelicht door ons moeder toen ik 9 jaar oud was. Ze zei dat de kindjes uit de buik van hun moeder kwamen. Dat was het, de rest moest ik zelf maar te weten komen.
1957 is natuurlijk 60 jaar geleden! Wat er toen gebeurde zal ik nooit vergeten. De jonge moeder schoof haar kleurrijk kleed opzij, haalde haar borsten boven en duwde de gulzige mond over haar tepel. U moet weten ik had nog nooit een blote borst gezien! Ik was opgeleid in een elitegroep, had de rode muts behaald, had 30 parachutesprongen gedaan, was commando, had leren vechten, had op rotsen en op touwen over rivieren geklauterd, had leren boksen, was uit rijdende auto’s gesprongen, … kortom wij waren getraind en van niets bang.
Wat bleek nu? Tegen zo een situatie was ik niet opgewassen. Ik voelde warm en koud. Wat moest ik doen? Naar het kind kijken? naar die mooie borsten? Kon dat zo maar? Ik ben toch maar mooi blijven kijken en het stoorde de moeder blijkbaar niet. Ik was onder de indruk. Het was zo puur. Bij ons in België zou toen zoiets onmogelijk gekund hebben. Men had er schande over gesproken. Wel moest ik vaststellen dat de kleine geen tafelmanieren had. Er liep een straaltje moedermelk over zijn buik. Het was een kleine gulzigaard en achteraf boerde hij luid! Over zijn gezicht lag een gelukzalige glimlach. De zwarte mama wreef met haar hand over de gemorste melk die nog een beetje uit haar borst vloeide en likte die op. Van een teder moment gesproken!
Toen kwam de dokter zeggen dat het haar beurt was. Mijn commandant vroeg of alles in orde was met mij. Hij vond dat ik zo raar keek. 't Is niet moeilijk! Ik vond de Congo een mooi land!
En ik vond dit een knappe situatieschets, daarom heb ik ze overgenomen. Een jongen van 20 of 21 jaar, getraind als paracommando, komt in een situatie waar hij puur geen blijf mee weet. Rocor vertelt het zo argeloos, alsof hij weer die jongen van 20 was.
Gisteren was het hier niet te doen. Hier. Op dit stoeltje en aan dit klavier. Niet te doen. Om de hoek zijn verbouwingen bezig.
Er werd gekapt en gedrild en geboord en ik werd er oren-dul van. Het geluid weerkaatste tegen de achtergevels en krijste tegen onze ramen. Lawaai = Hoofdpijn Al mijn hersenhelften decibelden door elkaar en mijn oogbollen trilden tot pijnlijke pudding. Mijn schrijfantennes gingen in rood alarm en werden totaal onbruikbaar. Weg denkvermogen, weg alle ideeën, en ik was hier ook weg. ’k Ben mijn heil gaan zoeken vooraan in het appartement. In de woonkamer was het relatief stil. LM had bezigheden in de keuken en daar was het werkelijk rustig, maar bij voorbereidend keukenwerk kan meneer geen bezoek gebruiken. Terug naar de woonkamer dan maar.
Achteraan verjaagd door lawaai van de buren, vooraan niet welkom in de planning van LM. Op de sofa ging ik mijn lot liggen overdenken.
’k Heb heel de situatie blauwblauw gelaten, en ik heb geslapen. Hoofdpijn wegslapen, altijd nuttig. Als slapen lukt. Het lukte.
20h : Het eten was lekker en zomers kommerloos, als neus naar de eerste dag van de herfst.
Eten en weer slapen, bekomen en nieuwe krachten opdoen, en vanmorgen stonden mijn schrijfantennes weer op groen : m – HiH-09/2016, bijgewerkt -
Tijdens het snuisteren in archiefmappen, kwam ik een tekst tegen waarin volgens mij een heel interessante gedachte zit :
zonder woorden
zowel vriendschap als vijandschap laten af en toe ook littekens na alleen is het ene mooier dan het ander ik zie ze als ik voor de spiegel sta die littekens kunnen veranderen als gij ook soms gaat veranderen worden ze mooier of slechter slechts zichtbaar door anderen
ge moet geen schrik hebben vriend om die littekens eens te tonen aan wie ge ze ook gaat laten zien aan vreemden of aan die bij u wonen
TBI, 28-09-2011
'k Bracht het onderwerp aan tafel ter sprake: vriendschap maakt & draagt littekens. Niet, zei iemand. Dat kan niet, dan is het geen vriendschap. Volgens mij wel, zei ik. Vriendschap maakt en draagt wél littekens. Evenzeer als liefde. Het kan bijna niet anders, als vriendschap onvoorwaardelijk en 'ondanks alles' is. Een vriendschap die met de jaren dingen meegemaakt heeft, draagt daar toch onvermijdelijk sporen van?
Ja. Vriendschappen kunnen littekens dragen en verdragen. En meedragen, de stille tekens van dingen die men samen te boven gekomen is. Veterane vriendschappen hebben blutsen, deuken, littekens. En toch blijven het vriendschappen. Of misschien mee daardoor.
Vanmorgen heb ik nog eens een ochtendfoto ontvangen en daar moeten we dan iets bij verzinnen. Liefst iets zinnigs. En juist vandaag heb ik geen zin in zinnigheden. Maar het gaat over voedsel, dan doet een mens een efforke :
Kinderen eten graag spaghetti. Dat is een van de zekerheden in deze wereld, dat is ongeveer een natuurwet. Hier volgt een grappig recept. Niet omwille van de ingrediënten maar het oogt een beetje raadselachtig in het bord. Als de men de (klein)kinderen of den huisgenoot eens wil verbazen met een andere bereiding, dan gaat men zo te werk:
- Snij frankfurterworsten / weense worsten in stukjes van +/- 3cm. - Haal er droge capellini door, zo te zien zes stuks per blokje worst. Misschien meer. Capellini zijn de allerdunste spaghetti. Eventueel de worstjes voorboren met een prikker want capellini breken bij het minste.
tidbits 2012 spaghetti hot dog
- 'k Zou geen zout in het kookwater doen, er zit al zout genoeg in de stukjes worst en die gaan mee het water in. - Gebruik een grote pot met ruim water + eventueel een geut olijfolie, waarom weet ik zelf niet.
'k Ga dit proberen met de volkoren capellini van Soubry, want die vragen maar 4minuten gaartijd om al dente te zijn. De gewone 'bleke' capellini van Carrefour vragen 6 minuten gaartijd. Nu mag het voor LM & mij iets malser, dus wordt het denkelijk toch 6 minuten. MAAR : voor de stukjes worst mag het water absoluut niet koken of de stukjes worst barsten. En dat willen we niet. Absoluut niet!, want dan is de hele presentatie, het hele idee naar de bom.
Men houdt het water tegen het koken aan, zonder te zieden. Dus wordt het waarschijnlijk 8 minuten om de capellini te garen, maar dat weet men nog niet, dat wordt beslist aan het fornuis, op het moment zelf.
- Afgieten moet zeer voorzichtig gebeuren om de stukjes worst niet te scheuren of te bruskeren. Eerst het meeste water weggieten en dan met de spaghetti-tang elk blokje worst-met-slierten uit de pot hijsen en in een vergiet leggen. Oef. Er is geen enkel stukje worst gescheurd.
Het eindresultaat komt dan op het bord, zoals op onderstaande foto. Het jong grut (en Opa) vragen zich af hoe die 'spaggestis' uit de sossiskes kunnen groeien.
spaghetti hot dog
"Kan Oma toveren?" vraagt Opa. "Nee, Oma doet gewoon eens gek." antwoordt zij. "Wáá-róóm?"vraagt de Kleine. "Omdat het misschien gaat regenen." denkt Opa. "Ja, omdat het misschien gaat regenen." zegt Oma.
Dat is een geldige reden voor de kleine. Het antwoord is goedgekeurd, de schotel ook goedgekeurd, en het bordje wordt leeggegeten.
'k Zou het serveren met een zacht kaassausje met fijne kruiden in, bieslook-dragon-kervel-peterselie, maar drie van deze vier vind ik al oké. Daarbij komt een tomatensla. Want bij pasta hoort tomaat, volgens mij. Misschien niet altijd in de saus of op hetzelfde bord, maar dan toch vlakbij, in een kommetje ernaast.
tomatensalade smulweb
'k Zou dit gerecht graag eens serveren aan een paar foodies, en ook aan de ploeg van Pee Klak in Strombeek-Bever, om te zien of die mensen er kunnen mee lachen. Dan wel met een meer volwassen sausje.
En als het gerecht lukt met de stukjes worst-uit-potten probeer ik het ook eens met kruidige balletjes gehakt. In gedachten ben ik ze al aan het blancheren, laten koelen, de capellini erdoor halen en … nu ga ik naar de keuken, vooraf oefenen. LM mag niet in de keuken of de mop is er af. Over het resultaat laat ik ooit nog wel iets weten.
"Alexander Badyaev, fotograaf, deed zijn dagelijkse wandeling in Blackfoot Valley, Western Montana, USA. Hij zag een reuzenstuifzwam. Eekhoorns en muizen waren ze al komen verkennen. Het oppervlak toonde kleine sporen van hun passages. Daardoor leek de bolle stuifzwam een beetje op de maan. En waarschijnlijk daarom wou Badyaev de maan bij op de foto. Een volle maan natuurlijk, ze moest even rond zijn als de stuifzwam bol was. Het werd geduld oefenen en plannen.
Bij de eerstkomende volle maan, lag Badyaev met zijn apparatuur in positie, te kijken en te wachten. Tientallen kleine dieren kwamen de stuifzwam bezoeken, verkennen en inspecteren. Meestal hertmuisjes die ronddartelden en dan plots stilhielden om te luisteren naar de omgeving. Om de dieren niet te storen, en om de sfeer van de plek weer te geven, gebruikte Badyaev de maan als tegenlicht. Om de ronding van de stuifzwam weer te geven en het klein leven er op en er rond, betrouwde hij op een lange sluitertijd en een mild flitslicht. Toen een hertmuisje zich eventjes stilhield om een vasthoudende mug te bekijken was de scene zoals hij wou en deze foto is het resultaat." wildlife photography %%%FOTO1%%% winnaar 2014
http://www.nhm.ac.uk/visit/wpy/gallery/2014/images/mammals/4829/the-mouse-the-moon-and-the-mosquito.html voor wie meer wil weten, een kort artikel : http://nl.wikipedia.org/wiki/Reuzenbovist , 80cm, ook groter - http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertmuis , 110 tot 225 mm, 10 tot 30 gram. Ik was weg van die foto. ’k Heb er twee dagen zitten op kijken omdat ik niet wist wat ik erover kon schrijven. Te zeer onder de indruk van die compositie. Al wat ik schreef was schamel tegenover dat beeld. Dan heb ik maar vertaald wat er onder stond, een stukje uitleg over de fotograaf en de foto. Op het formaat dat ik heb doorgekregen, -en ik hóóp dat het bij iedereen ook zo is toegekomen- is de muis ongeveer 2cm. Dat is ongeveer op ware grootte. De mug zou dan ook ware grootte zijn. Die twee op en bij een stuifzwam, het is op dat ogenblik hun universum. En dan laat de fotograaf ons verder kijken, hij brengt de maan mee in beeld. Wij zien een tweede universum, het onze. In één beeld van de miniwereld bij de stuifzwam naar de wereld van de mastodonten en de giganten, het uitspansel. Persoonlijk zou ik die foto op een blok plakken, zonder randen, zoals in de jaren ’60 en ’70 gedaan werd. Omdat het zicht verder moet kunnen lopen dan de foto, het geestesoog wil ook wat. Daarom zou ik deze compositie zeker niet begrenzen met vier latten. Aub niet inkaderen! Dat zou dit werk van Badyaev absoluut geen eer aandoen.
'k Stond wat te frutselen en te doen in de keuken en ineens hoorde ik straatgeluiden en LM die heel luid iets zei over 'vallen'. 'k Ging kijken in de woonkamer, LM was de balkondeur aan het sluiten. "Is er iets gevallen?" vroeg ik. Hijzelf blijkbaar niet.
Hij keek beduusd en wees naar de overkant van de straat : "Ik dacht dat die gast zijn autosleutels had laten vallen." "Waarom raapt hij ze dan niet op?" "Dat zijn geen autosleutels, het is een leeg sigarettenpakske" zei LM en hij sloot de balkondeur. "Hoe weet ge dat dan?" vroeg ik. "Hij heeft het gezegd toen ik riep dat hij zijn sleutels had laten vallen" zei LM, "en hij deed zó " LM maakte een wegwuifgebaar.
'k Bekeek die gast, hij stapte naar de broodjeszaak : een modieuze dertigplusser, dus geen snotneus meer en qua kledij zeker geen marginale. 'k Bekeek de auto : een blinkend crèmekleurig gestroomlijnd model, helemaal geen krotkar.
Ik haalde de verrekijker erbij -die lag nog achteraan, om naar de bomen te kijken- en vooraan zag ik dan, juist ja, een gekreukt sigarettenpakje.
"Wat een triestige vent." zei LM. "Ja, een frisse mentaliteit." zei ik. En ik vroeg me af of die man kinderen op te voeden heeft.
“ Een maat van mij zei eens: ik doe niet graag mee aan examens. Niet omdat ik niets ken maar omdat men niet zou zeggen ‘het is hij weer, die de eerste van de klas is’ ” TBI
Dat moet erg geweest zijn voor die jongen. Heel erg. Groepsdruk kan verschrikkelijk zijn. Toen al.
'k Heb zo een kozijn gehad. In een gelijkaardige situatie. Hij deed het goed op school maar de geuzen van de klas vonden dat 'flauw'. Goede cijfers was voor onnozelaars, voor febbekes, voor janetten … Hun eigen aantal onvoldoendes zagen zij als een trofee.
Kozijn is pas opengebloeid toen hij op de hogeschool en verder kwam, weg van die bavianen uit het middelbaar.
Later had hij twee van hen onder zijn werknemers. "Ze kunnen zelfs geen tandarts betalen, zei hij bedrukt, want ze zitten aan de grond." Dat vond hij erg, zelfs na alles wat ze hem aangedaan hadden. Zo een brave mens was die verstandige en schrandere kozijn.
over stuurman Knorrepot ~ zomer 1979, Long Beach, Ca.
Nu noem ik hem wel stuurman Knorrepot, maar hij was een zeer sociaalvoelend mens hoor. Niet sociabel in de omgang misschien, geen strijkages, maar wel iemand met een zeer fijn gevoel voor wat mag en kan, voor wat billijk en recht is.
Zo had hij gedaan gekregen dat de kaptein hem met de lifeboat een veerdienstje liet doen naar de wal. We lagen voor twee weken op anker bij Long Beach (Californië), ongeveer anderhalve mijl uit de kust. Nu is zoiets totaal ondenkbaar, dat een schip op anker een eigen sloep gebruikt om bemanning naar de wal te varen, maar in '79 of '80 kon dat soort dingen nog. Mits toestemming van de kaptein natuurlijk, vermits het ging over een sloep van het schip.
De stuurman voer op aanvraag om 13h, na het middageten, naar de wal. Met de lifeboat. En met als vast bemanningslid de 4de mecanicien, want volgens de voorschriften moest er een werktuigkundige aan boord van de sloep zijn. Of die jongen met evenveel enthousiasme als de 1ste stuur meedeed weet ik niet meer. Waarschijnlijk wel, in een Californische zon tijdens de werkuren zo wat heen en weer tuffen en er nog voor betaald worden ook … altijd beter dan in 't Machien staan sleutelen.
Vanaf dag 1 stonden Nooke en ik gereed om mee te gaan. Niet om aan de wal te blijven, daarvoor hadden we onze twee uren middagrust te zeer nodig, maar om te mogen meetuffen met de sloep. Zomaar, gewoon voor de verandering. Soms met onze schort nog aan stonden we al te wachten bij de gangway want het water vanuit de sloep gezien is veel meer 'water' dan van daar boven aan boord.
Soms dook er al eens een zeehondje met mooie ogen op, het kwam piepen en verdween weer. Dat boottochtje was voor ons de belevenis van de dag. Na de heen en terug van ongeveer een half uur konden we met zout op onze huid elk aan onze siëste beginnen.
Op een keer -'k ging na de middagservice het vuilnisbakje van de pantry naar het achterdek brengen- zag ik in de verte dat de sloep aan het terugkomen was. Hoe? Was de stuurman al voor 12h vertrokken? Daarom hadden we hem en de 4de mec niet aan tafel gehad! Gelukkig stond er voldoende te eten in de frigo van de pantry.
Ja, die keer was hij vroeger vertrokken, hij had de helft van zijn matrozen een namiddag vrij gegeven. Die mannen stonden te springen en na de douche waren ze vertrokken.
Nu was het 13h en de sloep met stuurman en 4de mec lag daar in de verte te dobberen. De sloep was nog het open model, in hout, met ook mast en zeil aan boord, in geval. En dit was een geval.
Ik zag de 1ste stuur en de 4de mecanicien staan sukkelen met die mast en met de lappen oranje zeil. De mast was toen nog in hout. Zwaar spul dus, geen vlot hanteerbare kunststof. En het zeil was nog in zeildoek. Ook zwaar spul, geen synthetisch lichtgewicht. Stuur en 4de probeerden de mast recht te zetten. Toen die met veel comedy-achtige toestanden eindelijk bleef staan, moest het zeil nog gemonteerd worden én gehesen.
"Zie ze doen, zie ze doen …" dacht ik en ik ging met het leeg vuilnisbakje terug naar binnen. Nooke vroeg waar ik zo lang gebleven was. "De stuur probeert te zeilen, zei ik, hij denkt dat die houten lifeboat zijn jacht is."
Wat bleek achteraf : de 4de mecanicien, de junior van de machine-officieren, had sinds dagen het dieselreservoir niet bijgevuld en bij het terugkeren naar boord was de sloep zonder brandstof gevallen. En de stuurman, die zichzelf een zeiler noemde want hij had thuis een zeilboot, stond niet alleen te vechten met het zware zeilmateriaal van de lifeboat, hij kon er ook niet mee zeilen. Rond 15h pas waren ze terug aan boord. Uitgehongerd, verdorst, serieus verbrand door de zon en in een rothumeur voor twee volle dagen. Zo, dacht ik, dat weten we dan ook weeral. ALTIJD drinkwater meenemen.