'k Was gemonsterd op een klein schipke. Klein is relatief natuurlijk, het was gewoon kleiner dan de andere schepen waarop ik al gewerkt had.
Een klein schipke wil zeggen dat het de rivieren op kon, Rio Grande, Orinoco, tot ver in het binnenland om daar dan iets nuttigs te gaan laden. Veel was er aan een jungle terminal niet te zien. Laden en zo rap mogelijk weer weg van insecten en andere vieze beesten.
De woonruimtes waren navenant. Compact. Later heb ik nog kleiner meegemaakt, maar dat is een ander verhaal.
Als verlichting zijn er aan boord van een vrachtschip TL-buizen. Nu had als kind al een hekel aan dat soort licht. 'k Werd er neerslachtig van. Op geen enkele plek waar ik ooit gewoond heb gebruikte ik TL-licht. Al hing het er, ik gebruikte het niet. 'k Installeerde iets met witte knijpspotjes, spotjes op knijpers, om de plek en mezelf een warmer licht te gunnen. Die knijpspotjes waren toen spotgoedkoop bij Ikea.
Er gingen ook knijpspotjes in de bagage mee naar boord, want aan boord was TL de alleenheerser in heel de bewoning en ik wou mijn cabine wat menselijk hebben, niet als een hok.
In heel de bewoning TL, dwz ook in de pantry.
In alle ruimtes waar water verbruikt wordt, de keuken, de pantry & de laundry werden waterdichte armaturen gebruikt. Zoals buiten aan deck of beneden in de machineruimte. Die waterdichte modellen waren iets dikker dan de andere armaturen en kwamen bijgevolg lager uit het plafond.
Op dat schipke had de pantry een verhoogde vloer. Waarom dat was weet ik niet. Wie er binnen stapte kwam plots een 10cm dichter bij het plafond te staan. En daar hingen dan twee (of drie?) van die plompe armaturen.
Wanneer de captain binnengestoven kwam met een hongertje of zin in koffie of andere dringende noodzakelijkheden waarvoor men in de pantry moet zijn, liep hij met zijn 1m90 al eens tegen de eerste lichtarmatuur, tegen de lamp.
De eerste keer was ik bezorgd. Hij was de gezagvoerder, hij mocht zich geen hersenschudding lopen. Wel, toch liefst niet op mijn terrein.
De tweede keer moest ik mijn lach verbijten en ik haalde het klassieke zinnetje boven: "Ai kaptein, ze hebben hier vannacht een lamp gehangen zonder u te verwittigen?" Over de ezel en de steen zei ik niks, want ik zag hem denken.
De derde keer haalde ik mijn schouders eens op en ik vroeg me af of hij het opzettelijk deed. Die keer zou hij zich werkelijk pijn gedaan hebben maar ik reageerde al niet meer. Het is geen vierde keer gebeurd.
Als ze aandacht willen moeten ze iets anders verzinnen.
te gast bij Wim Helsen, Geert Bourgeois met een fragment uit 'Sprakeloos' van Tom Lanoye
Toch is er maar één bloedklonter nodig, kleiner dan een luis, die via uw bloedbaan naar uw hersenen schiet en daar uw spraakcentrum blokkeert en af doet sterven - een paar minuten volstaan - en u raakt de draad voor altijd kwijt. Eén minuscuul kloddertje, en deze woorden veranderen voor uw ogen in een beledigend spijkerschrift, een slagveld van onontcijferbare krassen. En één kloddertje bij mij, en ik weet niet meer waarvoor het klavier dient dat rust onder mijn vingers. (...) Elk één klontertje, en we zijn voorgoed vervreemd. Van alles afgesloten wat te maken heeft met taal.
Toen ik nog te jong was om zakgeld te krijgen was ik rijk. Er was een veilig nest en er waren speelkameraadjes en een zusje. Een spaarpot had ik niet. We hadden er wel een, maar die lag in de blokkendoos, hij diende als kasteeltoren.
Geld kende ik enkel als wisselgeld, iets dat ge thuis afgeeft als ge een brood of melk waart gaan halen.
Na mijn eerste communie was het uit met de rust want toen werd ik de wereld van de financiën binnengeleid. Vanaf toen kreeg ik elke zondag één frank. Die frank was veel meer dan een frank want hij had ook toegevoegde waarde, opvoedkundige waarde. Ik werd nl. verondersteld te leren 'omgaan met geld'. Ik zou leren 'besteden', niet zo maar uitgeven. Zo stond ik 's zondags na de mis bij de groten (de zes-plussers) in het kruidenierswinkeltje aan de kerk.
Het winkeltje werd gehouden door de vrouw van de koster. Dat zij zich niet aan de zondagsrust moest houden vonden wij heel gewoon, als vrouw van de koster was zij toch al zeker van een plaatsje in de hemel. Meid van de pastoor leek me ook een interessante post. Maar ik dwaal af.
Door de open deur zag ik mijn moeder en zusje naar huis stappen. Ik stond er dus alleen voor. Zelf een snoepje kiezen, helemaal alleen. Er was zoveel keuze dat ik er duizelig van werd. Wat als ik met het verkeerde snoepje thuiskwam? "Ge moogt zelf kiezen" had mama gezegd. Maar hoe weet ik of ik het juiste kies? Voor andere kinderen was het zondags snoepje een trakatie, voor mij was het een opdracht, een taak die ik moest volbrengen.
En eens het snoepje gekocht, moest ik het dan onmiddellijk opeten, zoals ik andere kinderen had zien doen? Of moest ik het eerst thuis laten zien (niet snoepen voor het eten) en het pas na de middag opeten? Maar 's zondagsnamiddags kwam de ijsjesman. Zou ik wel een ijsje krijgen als ik nog een snoepje had?
"Ge kunt de cent ook sparen" had mama gezegd. In mijn ogen was sparen die frank in de blokkendoos gooien. Dat zag ik niet zitten, dan zou mijn zusje hem in haar mond steken en inslikken, hoe kon een mama zoiets stoms zeggen ...
Ik kon voor die frank ook drie zuurtjes kopen. Dan zou ik eentje opeten onderweg naar huis en de twee andere laten zien aan mama. Ik kon de cent ook bijhouden en na drie zondagen kon ik dan een stuk chocolade kiezen. Maar misschien mocht dat niet. Nú een snoepje kiezen had mama gezegd. Hoe het die eerste zondag afgelopen is weet ik niet meer.
Wat ik me wel herinner is dat ik na verloop van tijd al zenuwachtig werd nog voor we thuis de deur uitgingen. En tijdens de mis ging ik in gedachten de rij bokalen af. Ik kreeg er klamme handen van en wachtte elke zondag in de kerk zuchtend en teneergedrukt op hulp van hogerhand. Die kwam niet en dat was mijn eerste geloofscrisis.
Toen werd er een nog zusje geboren en bleven we zondagsvoormiddag thuis. De snoepcent geraakte in onbruik. En ik kan me zelfs niet herinneren of ik dat toen erg vond.
In financiën ben ik nog altijd geen held en snoepen doe ik nog altijd niet. En het geloof ? Laten we zeggen dat ik zeker niet de vrouw van de koster geworden ben.
te gast bij Wim Helsen, Tinneke Beeckman met een fragment uit 1984 van George Orwell
Hij zou graag verder hebben willen vertellen over zijn moeder. Afgaande op wat hij zich van haar kon herinneren, veronderstelde hij niet dat zij een bijzondere vrouw was geweest en nog minder een intelligente vrouw; en toch had ze een soort edelheid bezeten, een soort van zuiverheid, eenvoudig omdat de normen waaraan zij gehoorzaamde persoonlijke standaarden waren. Haar gevoelens waren van haarzelf en konden niet van buiten af veranderd worden. Het zou niet in haar hoofd zijn opgekomen dat een handeling, die geen doel dient, daardoor betekenisloos wordt. Wanneer je iemand liefhad, dan had je hem lief en wanneer je niets anders te geven had, dan gaf je hem liefde. Toen het laatste stukje chocolade verdwenen was, had zijn moeder het kind in haar armen geklemd. Het gaf niets, het bracht geen enkele verandering teweeg, het bracht niet meer chocolade op, het wendde de dood van het kind niet af noch die van haarzelf; maar het scheen haar natuurlijk om dat te doen.
Er zijn zo van die dagen dat de zon schijnt, het opzoekwerk vlot verloopt, de koffie lekker ruikt, ik elke mail binnen het uur kan beantwoorden, het leven een fluitje van een cent is! En dan zijn er de andere dagen, de dagen dat niets wil lukken.
'k Had toen niet gedacht dat er reacties zouden komen op de cartoon van de kinderschommel en de (retorische) vraag waarom die tekening niet kan kloppen.
Waarom leerkrachten fysica niet van toezicht zijn tijdens de speeltijd :
Met een kinderschommel zal het nooit gaan of lukken al vervang je de kinderen door geijkte gewichten, schreef JL.
En dat was al één deel van de oplossing. Alle vrachtjes moeten hetzelfde gewicht & dezelfde vorm hebben. En dan is er ook de ophanging. Om alle 'kinderen' mooi te laten knotsebollen, in één rechte lijn, moet de ophanging in V zijn, op twee parallelle frames. Dus de cartoon zit fout, zoals JL zei.
Nu had ik heel die uitleg gevonden bij http://en.wikipedia.org/wiki/Newton's_cradle , §1, “This restricts the pendulums' movements to the same plane.” De ophanging in een dubbele frame houdt de beweging van de hangers in hetzelfde (vertikaal) vlak. Tot zover alles oké. Maar nu … Nu blijkt dat in het Nederlands een totáál ander artikel te zijn, http://nl.wikipedia.org/wiki/Perpetuum_mobile en met de zoekterm 'pendulum' kom ik er ook niet, om voor 't blog de Engelse uitleg in 't Nederlands te vinden. Op de koop toe bestaat de enkele ophanging ook! Bij de afbeeldingen vond ik oa ditte :
Oké, de bolletjes hangen bij enkele ophanging aan staafjes ipv aan draad en dus blijven ze ook op één lijn, maar toch … in enkele ophanging kermille! En nu zit ik dus vast hé. Ik weet dat de cartoon fout is maar ik kan het niet staven. Ja, 't is vandaag weer een van die andere dagen, de dagen dat niks wil vlotten ... en kan iemand die knotsende bollekes stilleggen AUB ?
m – EZW-01/2013, bijgewerkt – had ik toen die cartoon maar niet zo geestig gevonden …
te gast bij Wim Helsen, Koen Wauters met een tekst van zijn dochter Zita
aller-liefste papa,
ik hou enorm veel van jou! weet dat! ik zal er altijd altijd voor je zijn! Net zoals jij er ook altijd bent voor mij! Bedankt voor je steun vndg! Dat waardeer ik enorm, want ik weet dat dat ook niet makkelijk is voor jou deze 4 moeilijke zware weken! Je bent de beste papa die ik maar hebben kan! voor geen geld wil ik je missen... dus internaat is mss geen goed idee als ik ook zie hoe verdrietig je daar van wordt… je bent mooier als je lacht. -I love you to the moon and back “jij bent m’n liefste pappie, jij bent echt de beste & ik hou van jou, ja zoveel van jou & ik blijf je altijd trouw!”
“In mijn jeugd was ik dikwijls uit het zicht verdwenen en ook veel verder verdwenen. Zo kroop in soms op het dak van het huis. Ik was toen 6 jaar. Met mijn korte beentjes kon ik er niet meer terug. Ik ben dan maar een hele tijd blijven stilzitten in de dakgoot tot mijn afwezigheid opgemerkt werd en ze mij aan ’t zoeken waren en ik van daar boven (10m hoog) antwoordde. Ik ging ook zonder iets te zeggen naar mijn tante aan de andere kant van het stadje. En dat gebeurde zo dikwijls dat bij mijn verdwijning mijn oudere broer direct op de fiets moest springen om te kijken of bij tante Lisa was. Natuurlijk, telkens ik terug gevonden werd kreeg ik sermoenen van ons ma.” VG
Ik vraag me af hoe een kind van zes in een dakgoot op 10m hoogte belandt. Waarschijnlijk niet al klimmend langs de regenpijp. Een kind van zes is nog geen geveltoerist. Daarom denk ik dat de snotter via het raam van de mansardekamer ging. Geen dakraam, maar een dakkapel, een verticaal staand raam. Toch een expeditie voor een kind van zes! En dan braafjes blijven zitten. Vol vertrouwen, 'ze komen mij wel halen, zo zijn ze, ze halen mij.'
-----
“Mijn broer is eens een aantal uren zoek geweest. Wij waren voor een dag naar zee, naar Blankenberge, mijn broer zal ongeveer 6 jaar geweest zijn, dus in de jaren 50 zoiets. Op een gegeven moment was mijn broer verdwenen. Iedereen zocht, maar niets. Paniek, paniek en een uur of twee later was mijn broer daar weer. Hij was met een kolonie kinderen die daar waren voorbij gekomen, mee gegaan, en op de terugweg was hij er nog bij. Ik weet nog dat de dame die de kinderen begeleidde, heel erg aangedaan was, want zij had al snel opgemerkt dat er een vreemd kind bij was, maar wist helemaal niet van waar dat kind kwam.
En op een keer waren wij eens mee gaan vissen met mijn vader naar Lillo. Mijn nonkel tante en twee nichtjes waren er ook bij. Een eindje daar vandaan kon je op een verhoogde berm klauteren en daarachter lag daar een uitloop van de Schelde. Wij wandelden verder en verder en opeens zagen wij in de verte een man die naar ons toe kwam. Op ongeveer een 20 tal meter bleef hij staan en begon hij mijn jongste nichtje te roepen, en ons jongste nichtje, ongeveer 5 toen denk ik, ging richting die man en die man ging stelselmatig achter uit. Wij roepen, roepen naar onze ouders maar die konden ons echt niet horen en mijn nichtje was bijna bij die man, en wij maar roepen, kom terug, kom terug en toen trok ik mijn stoute kinderschoenen aan, ik was ongeveer 10 en liep naar mijn nichtje en sleurde haar terug. Ik weet nog dat die man heel kwaad was dat ik mijn nichtje mee terug sleurde. Ondertussen was mijn neef naar onze ouders gelopen, die zijn direct gekomen maar de man was al verdwenen. Ik heb daar toen serieuze nachtmerries van gehad want die man had echt heel slechte bedoelingen. En daarna mochten wij niet meer op de berg, zoals wij die berm noemde, gaan spelen.” JPW
'k Denk dat iedereen daar enorme chance gehad heeft dat gij toen die dag zo direct en intuïtief en kordaat gereageerd hebt, dat ge die dag uw stoute schoentjes aan had. Een alert klein meisje van 10, misschien was ze zelf bang, maar dat maakt haar eens zo dapper.
Vandaag wordt het weer zo'n weer. We moeten onszelf niet voor het lapje houden, zegt mijn specialist ter zake. Hij onthoudt dat soort dingen, weersvoorspellingen en zo.
Gelukkig zat er in de mail iets uit Canada, die gasten zijn gewoonlijk goed. Vandaag : kan men een hond voor het lapje houden? Antwoord : ja, men kan een hond voor het lapje houden.
De lichaamstaal van sommige honden is prachtig, het conflict tussen willen en niet durven.
Of het conflict tussen zien en ruiken, de andere hond ruikt niet als hond maar het bot ruikt wel lekker naar bot. Moet men opletten voor een hond die niet ruikt naar hond? Blijkbaar wel.
Ik hou nogal aan de Belgische klavierschikking. Mijn vingers kunnen niet anders en mijn hoofd weet niet beter.
Door omstandigheden moest ik aan boord het typewerk van LM op telkens andere computers typen, op de PC die beschikbaar was in de cabine en qwerty is voor mij een ramp. Niet alleen de schikking van de lettertekens maar ook de schikking van de leestekens. En het waren per schip telkens andere qwerty-schikkingen, ook dat nog.
De eerste keer dacht ik dat ik de oplossing gevonden had, ik typte zijn paperassen op mijn laptop ipv op de PC van de cabine en bracht de diskette naar boven, naar de chef mécanicien (de hoofdwerktuigkundige, HWTK) Toen ging alles nog op diskette. Later op USB-stick en nu is er natuurlijk intranet.
Wat bleek, ik had een recentere versie van Excel en hetgeen ik kwam afgeven was niet compatibel met de versie die de chef mécanicien had. Hij kon er niks mee beginnen. Het bestand converteren lukte me ook niet, het resultaat was totaal onbruikbaar. Die nacht heb ik kunnen doorwerken op dat verdomd qwertyklavier van de scheepscomputer, want ’s anderendaags moest de chef alles kunnen verzenden naar de rederij.
Vanaf toen hebben mijn vingers leren stuntelen op de qwertyklavieren van de computer die in de cabine stond. Maar mijn hoofd wilde nog altijd niet mee. En ik was niet de enige.
Op een avond zat ik weer eens te foeteren op een qwerty-schikking en om mijn ellende samen te vatten zei ik: - Kermille, op een qwerty is zelfs het woord azerty typen een corvee ! - Ahja, op een qwerty kunt ge dat niet typen hé, antwoordde LM languit en quasi meevoelend.
Toen moest ik heel hard nadenken of hij dat nu meende of niet. ‘k Heb het zo gelaten. Misschien was hij gewoon moe.
Na lezen en opzoeken over ‘Laat het vriezen dat het kraakt’ (tekst 236) en ben ik nog altijd ondersteboven van dat gedicht.
Dorrestijn zou een REWIND-knop willen voor een bepaalde periode van zijn leven en beschrijft wat er in achteruit moet gebeuren. Als achteruit rijden al moeilijk is, dan blijft leven in achteruit wensdenken. Enkele maanden later hoorde ik de naam Dorrestijn op de radio. Hij bracht een lied. Zelf. In vergelijking met 'Laat het vriezen dat het kraakt' is 'Renault4' misschien luchtiger verwoord, maar het gaat evengoed over iets dat voorbij is, over helaasheid.
Renault4
Ach, ik rijd nog zo vaak in mijn dromen In onze kleine rode Renault Waarmee we in Parijs zijn gekomen In Clermont-Ferrand en Bordeaux
Hij zong een lied als het ware Als hij de Franse heuvels besteeg En hij voerde ons langs de Loire Al was zijn benzinetank leeg
Maar zij wilde een grotere wagen Daarmee ging ze over een grens De gedachte kon ik niet verdragen En ze zit nu in een Mercedes Benz
In een Mercedes ver weg in Westfalen Naast een vent die goed zit bij kas De duivel moge haar halen Want nooit wordt het meer zoals het was
Nooit vergeef ik haar deze blamage Smakeloos was het, en grof De Renault staat in de garage Overdekt met een dikke laag stof
Ach, ik rijd nog zo vaak in mijn dromen In onze kleine rode Renault Waarmee we in Parijs zijn gekomen In Clermont-Ferrand en Bordeaux
Waarschuwing : Dorrestijn zingt niet, hij reciteert op muziek, om het beleefd uit te drukken. Vandaar, klank aanzetten op eigen risico, https://www.youtube.com/watch?v=bP7lP8B4PGw 02min45
Amai dat is mooi. 'k Durf het niet te vaak spelen want het is zo frêle. In het filmpje ziet men op 01min04 Hans Dorrestijn de tekst van het lied mee lippen. klank aanzetten https://www.youtube.com/watch?v=PdRn5qxWOrc 02min38
Laat het vriezen dat het kraakt Laat het sneeuwen dat het wit En laad opnieuw de kolenkit Nu de liefde me, de liefde me zo tegenzit
Verschrompel knoppen die ik haat Dooi, trek terug tot een klein wak En zaaier, zaaier, zaai het zaad Terug tot weer een volle zak En haal het vee weer uit de wei En keer dan achterwaarts bewegend Drogend daar het opwaarts regent Weer naar je warme boerderij
Laat het vriezen dat het kraakt Laat het sneeuwen dat het wit En laad opnieuw de kolenkit Nu de liefde me, de liefde me zo tegenzit
Help noorderwind, keer terug van zuid Rommel weer aan deur en ruit En laat de mensen van de kook Weer overgaan op oliestook Dan komt mijn liefste in wintertij Als tranen stijgen stijgen mijn ogen Waar ze een voor een verdrogen Weer ruglings terug bij mij, bij mij
Laat het vriezen dat het kraakt Laat het sneeuwen dat het wit En laad opnieuw de kolenkit Nu de liefde me, de liefde me zo tegenzit
Hans Dorrestijn
Het moet toch hartverwarmend en fantastisch zijn voor een tekstschrijver van opa leeftijd – toen 75, nu 79 geworden- dat zijn werk opgepikt wordt door de jonge garde. Het gevestigd talent en het jong talent, de bewondering komt van twee kanten.
Tijdens het zingen kijkt Sabien Bosselaar (de donkerharige van het trio Zazí) regelmatig zijn richting uit. Als een kleindochter die wil weten of Opa het goed vindt. Of droom ik dat maar?
“Hans Dorrestijn (Ede, 16 juni 1940) is een Nederlandse tekstschrijver, vertaler, schrijver en cabaretier, met een typische zwartgallige stijl. Hij schrijft ook teksten en liedjes voor andere cabaretiers en voor de kinderserie Sesamstraat.”
'met een typisch zwartgallige stijl'. Nu snap ik wie de droefenis behandelt in Sesamstraat. Want sombere gedachten worden daar au sérieux genomen, met kinderlijke ernst. Ze worden niet weg gelachen of van tafel gesust. De bekommernissen van Tommie en Ieniminie krijgen er tijd en aandacht.
‘Eindelijk licht’is de naam van het programma, van de samenwerking Dorrestijn-trio Zazí.
Hans Dorrestijn en Zazí ontmoeten elkaar op een middag bij een programma van Radio1 (Ned1), waar zij allen te gast zijn. (2014) Direct ontstaat er een wederzijdse verwondering. Na afloop van de uitzending spreken zij meteen af. In Bennekom, daar woont Dorrestijn. Dafne, Margriet en Sabien bakken een appeltaart en Dorrestijn zorgt voor erwtensoep. Dorrestijn speelt zijn mooiste liedjes aan de piano, hij wijst Zazí op de verschillende vogeltjes in zijn tuin en hij laat hen de schoonheid van Renoir zien. De drie jonge vrouwen proeven, luisteren en kijken. En ze zingen zijn teksten. Hans vindt het prachtig. Het is bijzonder, zo met zijn vieren rond de piano. ‘Wij gaan naar buiten’, besluiten ze, ‘via de tuin, Bennekom uit. De theaters in’.
Eindelijk licht is een programma waarin trio Zazí de beste liedjes van Hans Dorrestijn zingt. Hijzelf laat zijn donkere licht schijnen over zaken als wanhoop, mislukking, bedrog, donkere wolken in je binnenste, manden waar je door kan zakken, plankenkoorts, boze theaterdirecteuren, vermolmde planken, kapotte spotlights en oververhitte mengtafels. Volgens hem wordt het een programma zo vol tegenstellingen dat het niet mooi meer is.
Dorrestijn: ‘Zazí = schoonheid. Ik ben de Ongekroonde Koning van de Lelijkheid. Wie had gedacht dat mijn leven zou eindigen met drie mooie toverfeeën op één podium.’
Ziezo. Dat was Zazí. En natúúrlijk ook Hans Dorrestijn.
Als op een webstek met als specialisatie geestelijke gezondheid het onderwerp van de dag nog eens fobieën en aanverwante situaties zou zijn -want dat onderwerp komt daar af en toe ter sprake- dan zou ik me een breuk zoeken naar onderstaande foto.
Dat wil ik voorkomen en daarom zond ik hem eergisteren al in en mijn vraag was : de angst om zonder papier komen te zitten, heeft die fobie een officiële naam?
Tot op heden ontving ik geen antwoord van de betrokken website.
Ze was een onbekende voor mij, een schone knappe madame, en ze wist het. Toen haar man stierf, die gans zijn leven gewerkt had en een goede duivenmelker was geweest, verdacht ze hem ervan dat hij, omdat hij veel prijzen had gewonnen, het gewonnen geld had weggestopt en voor zichzelf had gehouden. Het zou veel geld geweest zijn. Daarom deed ze beroep op mij, om uit te zoeken of het geld niet verstopt was op zijn duivenkot. Ik erheen, ik had mijn werkkledij aan, ik mocht enkel langs achter binnen, want zo een slecht geklede man verdroeg ze niet in haar omgeving, liet hare hoogheid heel duidelijk merken.
Wat ze wel zei: "Ik hoop dat U eerlijk bent, en als ge iets moet vinden klop dan maar op de deur", want binnenkomen zat er niet in. Ik heb dat kot binnenstebuiten gekeerd, geen rooie duit gevonden. Ik had er zelfs de dakpannen afgehaald, ik was er uren aan bezig. Volgens mij had hij het geld opgezopen en gelijk zou hij gehad hebben, dacht ik nadien. Ze negeerde mij gewoon en keek met ongelooflijk afgrijzen naar mijn kleren, want daar hingen duivenpluimpjes aan, en misschien wat duivenstront. En nu ik niets had gevonden gunde ze mij geen blik of bedankje voor mijn inzet. Ze zei dat ik de uitgang wel zou vinden via de zijdeur, zich duidelijk bewust van haar schoonheid en waardigheid.
Vele, vele jaren later wordt er gebeld aan de deur bij mij thuis. Een verpleegster vraagt mij: "Mijnheer, kan U mij eens helpen, er zit een dame op het toilet en ik krijg ze niet opgelicht om ze te verschonen, ze is veel te zwaar!" Ik mee naar die wc. Een oude dame, die grote boodschap had gedaan, dat kon je ruiken. En wie herkende ik? Juist ja, de chi-chi madame van toen. Ik heb ze opgetild, ze geneerde zich schromelijk. De nurse waste haar kont af en deed haar een pamper aan, ik plaatste haar terug in haar stoel.
"Geef mijn geldtas eens", zei ze tegen het meisje. "Zodat ik de werkman kan betalen." Ze had het godver nog niet afgeleerd, nog altijd dezelfde minachting. . Weet u wat ik, de werkman dacht? "Ge moogt uw geld houden!" Eén ding is zeker, ook de ooit mooie knappe mensen moeten de grote boodschap doen. En stinken!
te gast bij Wim Helsen, Maggie De Block met een fragment uit 'Sterfelijk zijn' van Atul Gawande
Zwaar zieke mensen willen meer dan enkel hun leven verlengen. Uit onderzoek blijkt dat ze vooral bezig zijn met pijn vermijden, de band met familie en vrienden versterken, hun helderheid van geest bewaren, anderen niet tot last zijn, en het gevoel krijgen dat hun leven compleet is. Onze gezondheidszorg is er niet in geslaagd om aan die noden te voldoen, en de prijs die we daarvoor betalen is niet in geld uit te drukken. De vraag is dus niet hoe we dit systeem kunnen blijven betalen. De vraag is hoe we een gezondheidszorg kunnen uitbouwen die mensen helpt om zich op het einde van hun leven te kunnen bezighouden met wat voor hen écht belangrijk is.
'k Had een zonnebril nodig want de mijne was weeral eens kwijt, helemaal kwijt. Die dingen willen nooit lang blijven bij mij. We stonden op vertrekken voor een contract van een aantal maanden. Probeer in de winter maar eens een zomerartikel te vinden in een zaak van een keten. De onverkochte voorraad van vorig seizoen was al lang opgehaald en als zonnebescherming voor de ogen waren enkel de skimodellen verkrijgbaar.
Het schip lag in Long Beach. 'k Zag me in Californië niet rondlopen met een skibril op mijn neus. In de brillenwinkel bleef ik maar aarzelen en LM werd stilletjes wanhopig. - Koop er dan ginder ene, zei hij. - Ja? Ginder voeren ze ons van het hotel recht naar boord, daar hebben we geen tijd om te winkelen. Heel het deck is in 't wit heeft de rederij gezegd. Vreselijk wit. En er zijn in een havengebied toch geen winkels! 'k Heb die zonnebril écht nodig hè!
wit op zijn witst
Dat is ook al gebeurd. Dat de zeelieden die moeten monsteren gelogeerd worden in een hotel in het havengebied, ver van alle faciliteiten van de bewoonde wereld. Als ge daar iets simpels nodig hebt zijt ge overgeleverd aan de goodwill van de man of de vrouw aan de receptie.
Veters voor werkbottines zijn er verkrijgbaar in alle lengtes, koud bier en ijsblokjes ook, dat hoort tot de basisbehoeften, maar een pakje tampons dan weer niet. Wat zou ik daar dan op zoek gaan naar zoiets als een zonnebril. Wanneer men de beschaving verlaat moet men die bij hebben. Liefst met de nodige reserve-exemplaren.
Maar ik hoorde de wanhoop in LM zijn stem en ik zag ook de stille tristesse in de ogen van de verkoper (zijn %!), hij had waarschijnlijk nog niet veel verkocht die dag. Daarom deed ik mijn best om een model te vinden dat niet zo luid 'SPORT' schreeuwde. Onderaan in de draaimolen hing iets dat met wat goede wil voor een sportief stadsmodel kon doorgaan. Oké, dat dan maar.
Het was een bril met beige en nogal wat bronsachtig bruin, de kleuren waren eigenlijk niet mis. Ik deed mijn best om me ook met het science-fiction model te verzoenen, want het was dat of niks. Thuis, in gewoon daglicht, bleek de bril niet beige met veel brons, wel roze met veel zilver! Daar stond ik dan, als een overjaarse K3-fan.
Maar een bril was belangrijk, de rederij had uitdrukkelijk verzocht zonnewering, oogbescherming mee te brengen naar boord, omdat het dek volledig wit geschilderd was (een ULCC) en dat veroorzaakt sneeuwblindheid. Sneeuwblindheid wou ik niet, maar een sneeuwbril wou ik evenmin. Ik wou een simpele zonnebril. In de winter.
In Long Beach werden we gelogeerd in de bewoonde wereld. En een tweede miraculeuze meevaller : er was op dat pleintje een markt met wel drie kramen met zonnebrillen. 'k Heb daar direct een paar reserves gekocht, omdat mijn zonnebrillen toch altijd weer ontsnappen naar de vrije natuur. Er waren ook nostalgische modellen, die met de vlindertippen à la Dame Edna en de fietswielen à la Yoko Ono. Die fietswielen heb ik gekocht en dan nog een groter model, om helemaal zeker te zijn.
Al die brillen zijn natuurlijk al lang foetsjie. Maar mijn roze bril heb ik nog. Hij ligt in het rechterschuifje van het TV-meubel. Daar kan hij niet weg. 'k Draag hem nu op 1 januari om naar het schansspringen te kijken.
te gast bij Wim Helsen, Bernard Dewulf met een fragment uit 'Bij Uil thuis' van Arnold Lobel
Uil dacht aan nog veel meer nare dingen. En hij huilde en huilde maar. Al gauw was de ketel vol tranen-water. "Ziezo," zei Uil. "Dat is dat!" Uil hield op met huilen. Hij zette de ketel op de kachel. Het tranen-water kookte al gauw. Uil schonk zijn kopje vol. Hij was heel tevreden. "Het smaakt wel een beetje zoutig," zei hij. "Maar tranen-thee is toch altijd weer heerlijk."
Eerste indruk: Mr Dewulf zegt het zo raak. Een schrijf-sel is een maak-sel. Op louter bevlogenheid of élan van het gemoed drijft men niet vanzelf naar een aanvaardbaar resultaat. Het blijft ambachtelijk werk. Met de nadruk op ambachtelijk én op werk. Als Mr Dewulf ergens les geeft, dan schrijf ik mij in. Nu.
over angsten allerlei en ook omdat hij het zo raak kon zeggen
1974
Als je fruit eet krijg je wormen van veel wassen word je kaal en als straks de bom zal vallen nou dan gaan we allemaal kattenharen zijn vergiftigd geef geen zoentjes aan een hond keer nooit je rug toe naar een homo want dat zittie aan je kont
negers zijn heel vaak gevaarlijk met een mes of een pistool en kijk ook maar uit voor joden ook al spelen ze mooi viool
refrein : en dat is allemaal angst allemaal angst de allergrootste schreeuwers zijn dikwijls het bangst en als er ooit iets gebeurt nou dan moeten het zo wezen wie het meeste angst heeft heeft vaak het minste vrezen
als je scheel kijkt en de klok slaat blijf je heel je leven scheel als je zout morst krijg je ruzie en betaal ik niet te veel loop nooit onder langs een ladder en op wijzen staat een jaar en onder bomen staan bij onweer dus schuilt een levensgroot gevaar
als je ouder wordt komt vanzelf de generatie kloof en wie vloekt gaat naar de hel van masturbatie wordt je doof WÁ-ÁT ??? van masturbatie wordt je doof
refrein : en dat is allemaal angst allemaal angst de allergrootste schreeuwers zijn dikwijls het bangst en als er ooit iets gebeurt nou dan moeten het zo wezen wie het meeste angst heeft heeft vaak het minste vrezen
vrijdag 13 blijft gevaarlijk van veel lezen wordt je blind trouw je met je achternichtje krijg je een ongelukkig kind als ik maar geen lekke band krijg en stink ik niet uit me mond ben ik niet te laat verzekerd dokter, ben ik wel gezond?
van tomaten krijg je puistjes van veel koffie wordt je rood van sigaretten zieke longen en van leven ga je dood woaaaah en dat laatste is waar da's helemaal waar het klinkt misschien wel lullig maar toch is het waar maar 't kan nog jaren duren dus niet van dat bange
heb je angst voor morgen? dan moet je vandaag gaan hangen!
Over Robert Long : Hieronder zijn eigen verhaal, in zijn eigen bewoordingen, door Mark de Vries bij elkaar geplukt uit de vele interviews die Robert Long gaf http://vriesdemark.schrijft.nl/long/long.htm, boeiende lectuur hoor.
te gast bij Wim Helsen, Dolores Bouckaert met een tekst uit het dagboek van Etty Hillesum (1941-1943)
Ik ben nu brandschoon vanbinnen. Vanavond was er nog even zijn stem door de telefoon, die mijn lichaam helemaal in opstand bracht. (...) En ik kon plotseling zo begrijpen de monniken, die zichzelf geselen, om het zondige vlees te temmen. En het was even een gevecht tegen mezelf, razend was ik en daarna grote helderheid en rust. En nu voel ik me heerlijk, brandschoon vanbinnen. S. is weer eens voor de zoveelste keer overwonnen. Zou het lang duren? (...) "Melodisch rolt de wereld uit Gods hand", deze woorden van Verwey gingen me de hele dag niet uit het hoofd. Ik wilde dat ik zelf melodisch uit Gods hand rolde. En nou goeienacht.
Eerste indruk : een uitbundig iemand, die dame. Haar drukke manier van praten vermoeit mij eigenlijk. Stel u voor dat ge met zo iemand twee à drie uur moet vergaderen. Hoofdpijn! Maar als ik dan haar levensparcours hoorde dacht ik : doe maar meisje, doe maar uitbundig en bijt in het leven als was het een appel en eet het klokhuis mee op.
Het filmke deed me denken aan een tegengestelde situatie, aan een verhaal dat ongeveer zo gaat :
Bij het buiten gaan van de klas had een klein jongetje het moeilijk om zijn laarsjes aan te trekken. De Juf knielde bij het bankje en met hijsen & sleuren en kalm blijven (want zo zijn juffen) lukte het haar het ene laarsje -uuhg!- en daarna het ander laarsje -uuhg!- aan te trekken.
- Ziezo jongen!
Waarop de kleine :
- Juf, Jú-úf, ze zitten raa-aar ... (dat toontje!)
De Juf keek ongelovig naar de voetjes en zag dat er iets was. Er was geen duidelijk links of rechts. Zo is dat bij moonboots. Kalm blijven nu. Kalm blijven leren juffen op de juffenschool. En toch maar de laarsjes van voet wisselen, men weet nooit. Het was een heel corvee om die laarsjes weer uit te wrikken en weer aan te doen, deze keer elk laarsje aan het andere voetje.
- Dat zijn mijn botten niet hoor, zei het jongetje terloops.
Nu beet de Juf op haar tong. Dat leren ze tijdens hun stages.
- Waarom zegt ge dat nú pas, kameraad?
En ze wrikte & trok & hijgde en werkte zich in het zweet tot de laarsjes weer van de voetjes waren.
- Dat zijn de botten van mijn broer en Mama heeft gezegd dat ik die vandaag moest aandoen omdat het zo koud is. En zijn wanten ook.
Juf zuchtte hoorbaar. Een hóórbare zucht? Schoot hier haar zelfbeheersing tekort? Plichtsbewust wrikte & hees ze weer aan de laarsjes tot die opnieuw aan de voetjes zaten. Ze wreef zich het zweet van het voorhoofd: KLAAR!
- Oké kleine man, en waar zijn uw wanten?
- Die zitten in de tippen van die botten, Juf.
m - met dank aan AV – EZW-12/2011, HiH-01/2016, bijgewerkt -
'k Zit al meer dan een week te worstelen met een gedicht over de stem als wapen/verbaal geweld. Het bestaat dat gedicht, alleen, het geraakt niet tot bij mij. Of toch niet intijds. Anders gezegd, de bevalling is niet voor binnenkort. Is iemand ook met dat onderwerp bezig? 'k Wens u het allerbeste, want hier wil het niet vlotten.
Onderwijl heb ik me wel een verhaal herinnerd. Het moet gebeurd zijn in de late jaren 70 of de vroege jaren 80.
Er is rond Bastenaken een jaarlijkse herdenkingsmars voor de gesneuvelden van het Ardennenoffensief. Die slag vond plaats van 16 december 1944 tot 25 januari 1945 en werd gewonnen door de geallieerden. (Wiki)
Europese Mars van Herdenking en Vriendschap.
Dit is een vierdaagse mars, voor burgers en militairen, er nemen dus legerafdelingen aan deel. Ook Duitse legerafdelingen, want er staat Vriendschap in het vaandel van de mars.
Het verhaal ging zo :
“Een 50 meter voor ons marcheerde een Duits peloton. Die mannen zetten een marslied in. Een Duits marslied klinkt als een krijgslied. Dat klinkt helemaal anders dan wanneer de Britten of de Amerikanen zingen.
Achter de bocht lag een kleine boerderij en de boer (60j?) was daar aan het werk met zijn riek, mest opruimen van de weg.
Toen het Duits peloton voorbij stampte chargeerde de boer plots met zijn riek. En hij meende het. De Duitsers werden in de flank aangevallen en wisten niet wat hen overkwam. Chaos, schrik, paniek.
Het Belgisch peloton moest tussenkomen.
Naderhand vertelde de boer dat hij als jonge gast tijdens de oorlog van de Duitsers verschrikkelijke dingen had gezien en meegemaakt. En bij het horen van dat krijgslied …
Volgens de Duitse officier hadden zij er niet op gerekend dat een Duits marslied nog zou gekend zijn bij de bevolking, laat staan reacties losmaken. Hij, de oudste van het peloton was geboren in 1951. Tot de laatste dag van de vierdaagse heeft dat Duits peloton niet meer gezongen.”
Wat zouden Duitse marsliederen amper veertig jaar later al uit het collectief geheugen van de plaatselijke bevolking verdwenen zijn ?
Waarom denkt het heerschap dat alle Duitse gruwel al verwerkt is?
Alles al vergeven en vergeten van wat men in zijn jonge jaren heeft moeten zien en meemaken? Komaan zeg! De dwaze arrogantie van die Duitse officier …
“Thuis was de pispot een winters gebruiksvoorwerp. Onze WC was buiten in de hof en ’s zomers moesten wij maar naar buiten gaan. In de winter was het toegelaten om de pot te gebruiken in de kamer. Natuurlijk, omdat wij toen met drie broers de pispot gebruikten, gebeurde het wel eens dat deze een stoot kreeg met alle gevolgen van dien in de kamer ’s nachts. Wanneer de pispot naar beneden gedragen werd zijn er ook op de trap ongevallen gebeurd.” VG
'k Heb ooit een verhaaltje gehoord over schooljongens die de regenmeter van de school gingen 'bijvullen'. Het heeft een tijdje geduurd eer de brave broeder het doorhad. Dat was omdat de jongens overmoedig werden en het ding ook op dagen zonder regen kwamen bijvullen. Tja.
Hoe dat afgelopen is weet ik niet meer. Honderd keer schrijven 'ik mag niet in de pluviometer van Broeder Aardrijkskunde plassen' en thuis laten tekenen?
Ooit wou ik het mezelf eens gemakkelijk maken. Het was in het 3de middelbaar, ’67-’68, ik zal 15j of 16j geweest zijn.
In het middelbaar kregen we de opdrachten voor Nederlands Opstel een week op voorhand. Dat vond ik prachtig. Maar in het derde werden er plots verhandelingen verwacht van ons. Dissertaties, werd dat toen met een groot woord genoemd. Geen opstellen meer, maar uiteenzettingen. Ik vond dat we al genoeg uiteenzettingen te horen kregen op school, elk lesuur van de dag hoorden wij uiteenzettingen en nu moesten we er nog zelf gaan schrijven ook?
Geen vertelsels meer schrijven. Dat vond ik jammer en zelfs erg. Voor Nederlands Opstel schreef ik op een week soms drie opstellen en dan liet ik mijn Ma kiezen welk in zou indienen. De andere opstellen ruilde ik voor huistaken van wiskunde, dat leek me een eerlijke vergoeding, die taken kopieerde ik zonder gêne. Eigenlijk was ik toen spookschrijver zonder dat ik het woord kende. Dat ruilen voor wiskundetaken gebeurde natuurlijk in stilte, zonder medeweten van Ma.
Dissertaties. Verhandelingen dus. Uiteenzettingen. Dat was mijn meug niet. Dan ging ik liever fietsen met het aanbiddertje van dienst en tegen de limietdatum zou ik wel iets ineen flansen dat ik kon indienen bij die nieuwe van Nederlands. Het moest gaan over spreuken. Dat zou rap gefikst zijn. Thuis hadden we het boek : Citaten, Spreuken en Gezegden. Het rook nog naar nieuw.
Ik plukte er een flink aantal spreuken & gezegden uit, dat duurde efkes, en slalomde daarna met mijn pen vlotjes via een aantal schaamteloze clichés en lachwekkende trivialiteiten van de ene spreuk naar de andere tot ik een A4-blad vol gewrochten had. Ziezo.
Zegt men niet ‘Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens’ maar ook ‘Ieder huisje heeft zijn kruisje’? Mogelijk twintig van dit soort scherpzinnigheden had ik aan mekaar gebreid tot de laatste lijn van de tekst. Als dit voorgelezen wordt in de klas kunnen we allemaal eens goed lachen, vond ik. Want het schrijfsel was een persiflage, een pastiche, eerder iets voor de schoolkrant dan om in te dienen als taak voor Nederlands.
Er werd niks voorgelezen. Zelfs niet als voorbeeld hoe het niét moet, dat plat cliché-werk. De lerares deelde de taken rond en bij mij tikte ze op mijn lessenaar : in ’t vervolg uw verhandeling zelf schrijven, hé juffrouwke. Mijn mond viel open (denk ik). Daar zat ik letterlijk met stomheid geslagen. Niet alleen nam ze dit gewrocht au sérieux, zij dacht zelfs dat ik die rommel van iemand anders had! Om een eigen flutschrijfsel werd ik beschuldigd van … plagiaat?
En ik kreeg 2/20 omdat ik mijn naam en de datum zonder fouten geschreven had. Ik had gerekend op 10/20. Waarvan 9/10 voor woordenschat en grammatica, en een 1/10 voor stijl, maar dat had ik er voor over, want elk amusement heeft zijn prijs. Die 10/20 zou ik dan wel ophalen in de loop van het trimester. En nu stond daar 2/20. Wegens ‘geen eigen werk’. Wegens plagiaat dus.
Op de schoolbus en thuis mocht iedereen het weten : die nieuwe van Nederlands was een achterlijke tuttebel. Mijn tweede verhandeling was weer zoiets vol evidenties en platitudes en dat schrijfsel vond ze dan wel goed. Hoe meer rommel ik schreef hoe beter mijn punten werden. Wat was het verschil met de eerste verhandeling?
Op het einde van het trimester was er oudervergadering en ik had mijn Ma mijn spreuken-verhandeling meegegeven en haar op het hart gedrukt dat ze vooral naar die 2/20 moest vragen, want ik had me daar danig verslikt in die quotering.
Ma vond het lastig dat ze ook bij de leerkracht Nederlands moest gaan aanschuiven, gewoonlijk was ze er van af na die van wiskunde.
Ma kwam thuis van de oudervergadering. Deze keer was ik nog wakker, ik zat op de trap te wachten.
De redenering van de lerares over die allereerste verhandeling : een kind van mijn leeftijd kon onmogelijk al zoveel spreuken kennen.
Maar die kwamen toch uit dat boek! Uit het boek met spreuken en gezegden! Dat is toch een naslagwerk! Dat boek heeft zij toch ook in huis! Gelijk een woordenboek! Leraressen, beroepsmensen, hebben thuis toch hun documentatie !
Niks van. Deze lerares had dat boek niet, ze kende het niet, ze had er nooit van gehoord. Ze had er zelfs niet over gelezen in de boekenrubriek van een krant die een boekenrubriek had. En daardoor werd toen mijn persiflage ofte pastiche beschouwd zijnde niet-eigen werk, als geschreven door een ouder en wijzer iemand. Alsof iemand die ouder en wijzer was zich aan zo’n prulwerk zou wagen. Voor mij was het slikken: een lerares, een beroepsmens, had bij eens herlezen na drie maanden, nog altijd niet gemerkt dat het schrijfsel een lacheding was … ? Nog altijd niet?
Gelukkig hadden we de twee jaren daarop leerkrachten van een ander gehalte.
Er trekt een trein wolken van west naar oost : een sprinkhaan, een building uit Dubai, een nijlpaard, een profiterolleke in 't groot, een vies beest, iets uit Webdinges, een discokrab, de hele Japanse archipel en het kapsel van Sela Sue.
Dat alles op de rug belicht door een westelijk avond oranje-roze. De onderste delen van die wolken zijn van hieruit gezien blauw-grijs.
En op het einde van de wolkentrein volgt een eigenaardig gans grijs klein afsluitertje. Een scheetje?
De kleinzoon van Oma was in Flintstones boeken aan het bladeren, voorzichtig, want dat zijn verzamelstukken van Opa.
- Waarom hebben dino's nooit oren? vroeg hij. - Dino’s hebben wél oren, antwoordde zijn nicht, die 16 en al wijzer was.
Er volgde een gesprek over de oren van dinosauriërs. Het gesprek werd levendiger, géén oren >< wél oren. De Jurassic-strips werden erbij gehaald, tot ongenoegen van Oma, want die beeldverhalen zijn óók verzamelstukken van Opa. Eigenlijk dienen Opa’s boeken vooral om af te blijven.
- We kunnen die oren googlen, zei de jongedame hoopvol.
Maar op woensdagnamiddag wordt er niet gecomputerd, dus ook niet gegoogled. Op woensdagnamiddag doet men bij oma de dingen samen. Zoals samen nadenken over oren van dino’s, bvb. Dino’s moeten wel oren gehad hebben, want anders horen ze de andere niet komen en dan worden ze opgegeten. De jongste wou weten wie er dino’s opeet.
- De andere dino's, de grote, de vleeseters. - Eten de grote de kleine op ? - Natuurlijk!
En hij toonde haar de afgrijselijkste dino-tanden uit een Jurassic-strip van Opa. Die tanden deden het bij de kleinste.
- Dat zijn monsters, zei ze, dat zijn geen dino's. - Dat zijn de échte dino's, antwoordde haar broer. - Mijn Dino heeft geen oren, zei ze, en dan eten ze hem op en …
Haar knuffel bij Oma is een lichtblauwe dino die Dino heet en geen oren heeft. Dan kan hij de monsters niet horen komen en die eten hem dan op. Het vooruitzicht was verschrikkelijk.
Oma nam de kleine in haar armen en beloofde onmiddellijk dat Dino bij Opa en Oma op bed zou slapen en zij hebben een pillicht op de kamer. Een pillicht houdt de monsters weg, dat weet iedereen. De jongste was maar half gerustgesteld.
- En misschien moeten zijn oren nog groeien hé, ging Oma door. - Ja, snikte de kleinste na, misschien komen ze nog. - Dat doet de oren-fee, troostte Oma.
Een tanden fee, dat kent de kleinste, zij zorgt dat men grote-mensen-tanden krijgt. En er is dus ook een oren-fee, zij zorgt dat men grote oren krijgt.
- Dat uw Dino grote oren krijgt, verbeterde Oma rap, kinderoren zijn zo al groot genoeg.
Toen haar volkje de deur uit was, schoot de ze in gang. Kast open, schuiven open, dozen open, op zoek naar geschikte lapjes stof om oren van te maken.
- Ge hebt toch tijd tot volgende woensdag? zei ik. - Nee, morgen slaapt ze hier.
Lichtblauwe badstof had ze niet meer, wel lichtgroene. En veel andere lapjes. De lichtgroene stretch had ooit gediend voor een grotere knuffel, maar die was al zo bleekgewassen dat er voldoende kleurverschil zou zijn om met dit lapje de nieuwe oren voor Dino te maken.
Het werden appelgroene oren aan de buitenzijde met bloemetjeskatoen aan de binnenzijde. Er lag ook Schotse ruit in de lapjesdoos, maar voor een prinsesje mochten het bloemetjes zijn. De jongste is zo een meisje-meisje. Ze legt soms autootjes van haar broer in een bedje 'want in de garage is het koud hoor'.
- Nu hoop ik maar dat ik versteviging heb liggen, of vlieseline. Anders moet ik nog naar Kapellen rijden. - Versteviging? vroeg ik, dummie zijnde. - De oren mogen iet-of-wat stevig zijn, anders vallen ze slap, dan worden dat oogkleppen. - En die versteviging komt dan … - Binnenin, gelijk bij kragen en manchetten. - Dat is toch hard voor een knuffel ? - Laat mij doen !
Versteviging en vlieseline waren in huis, ze moest niet meer naar Kapellen rijden. Gelukkig maar, want het was tijd om aan het eten te beginnen. Om de diepvriezer te openen wil dat zeggen, er stonden immers nog oren op het agenda.
- Hierzie, hutsepot. Ontvriezen. Doe gij dat maar. - Zal ik aardappelen schillen? - Die zitten er al in! - Zal ik de tafel dekken? - Doe maar, riep ze vanuit haar naaihok.
Ik deed naar beste vermogen wat me gezegd was. Daarop ging ik naar huis en bedacht dat ik zelf wat meer eenpansgerechten moest invriezen, hutsepot, ragouts en andere stoofschotels … maar LM en ik hebben zelden nog onvoorziene omstandigheden. Toch niet van die aard.
Donderdag kort na de middag belde ze: - Mijn oren zijn klaar. Komt ge kijken? Ze had er aan doorgewerkt tot lang nadat bij mij het licht uit was en dat wil wat zeggen. Dus ging ik kijken.
Op het voeteinde van hun bed lag het pillicht dat de monsters weg houdt en daarnaast stond Dino. Met oren als ovale vliegvleugels, elk iets groter dan zijn kopje. Een lichtblauw dino-kopje met bloemetjesoren in een appelgroen randje. Dino heeft wel degelijk de nacht veilig doorgebracht op het bed bij Opa & Oma. Mét pillicht. En de oren-fee was langs geweest ook. Dit kon niet meer stuk.
- Schattig, écht schattig, zei ik. Die grote oren doen een beetje denken aan Gizmo. Van de Gremlins. - Begint gij nu ook niet hé, zuchtte ze, eerst Jurassic-monsters, nu Gremlins.
Over Gizmo-oren zou ik nooit nog met een woord reppen. Beloofd. Het belangrijkste was dat Dino nu oren had. Vlinderoren, elfenoren, toveroren … het was een zalige geruststelling. En de Oma, zij zag dat het goed was.
Gisterenavond kreeg ik een mail waarin stond dat ik een schat ben. Aha, dacht ik, daar is 1 medemens tot een conclusie gekomen. Nu die zeven miljard anderen nog. En ik heb heel goed geslapen.
Vanmorgen, in het ochtendgrauw, vond ik zeven miljard toch wat veel. En een schat ben ik natuurlijk niet. Maar door die mail heb ik wel heel goed geslapen.
Binnen liep ik in het donker het hele huis door, zodanig dat mijn Moeder soms schrok wanneer ze het licht aandeed en me ergens tegenkwam. En Ma doen schrikken, dat mocht niet, want zij was hartpatiënte sinds haar 16de. Ma doen schrikken, daar stonden straffen op. Zodus kreeg ik soms een draai om de oren omdat ik weer eens het licht niet aangestoken had. Wees dan al eens zuinig hé!
Vanaf mijn 14de ben ik buiten voorzichtiger geworden in het donker. Ik had mijn voet verzwikt, de gewrichtsbanden waren gescheurd en dat vroeg twee weken herstel. Een heel gedoe met spanverband, want een plaaster was niet nodig, of was niet aangewezen, dat weet ik niet meer. Én, met een spanverband kon ik niet fietsen. Chot, wat heb ik die zwakke gewrichtsbanden ooit vervloekt!
Op mijn 22ste gewrichtsbanden verrekt, of verrokken, zo heette dat toen. Drie weken herstel, tijdens een drukke periode. Op mijn 28ste weer eens, nu gescheurd, er was vier weken herstel nodig. Gelukkig viel dit tijdens het verlof. Op mijn 36ste weer zoiets, al zes weken herstel nodig, met werkverlet deze keer, wat ik verschrikkelijk vond. Naarmate ik ouder werd, werd de herstelperiode langer.
Nog later werd ik wat schrikkig in het donker buiten. Omdat ik niet meer voldoende zag waar ik mijn voeten zette. Een losliggende stoeptegel of een verdwaalde kiezelsteen is al voldoende om te zwikken. Als ik me goed herinnerzijn gescheurde gewrichtsbanden pijnlijker dan een gebroken been.
'k Moet er niet aan denken dat het me nu, op 65+ zou overkomen. Hoe lang zou de herstelperiode nu zijn? Twaalf weken? Langer? Een aantal weken buiten werking zijn is gewoon geen optie meer. Daarom is het uitkijken waar ik mijn voeten zet. En daarvoor heb ik daglicht nodig. Ik ga niet meer buiten in het donker. Alles kan wachten tot bij daglicht.
In de donkere wintermaanden zet LM de vuilniszakken buiten. Op zulke dagen herinner ik me waarom ik met hem wel wou trouwen. Hij houdt me overeind.
te gast bij Wim Helsen, Fleur Van Groningen met een fragment/citaat van Piero Ferrucci
We nemen nauwelijks de tijd onszelf wat beter te leren kennen. Onze cultuur lijdt aan een overdosis actie en een tekort aan contemplatie. Ik zie contemplatie als een basisbehoefte, die je zelfs bij dieren ziet. Denk maar aan honden of katten – die zie je vaak gewoon een beetje in de verte staren. Dat is – denk ik – hun eigen vorm van meditatie, hun manier om de accu weer op te laden. Wij hebben die behoefte ook. Maar we ontkennen die basale, fysiologische behoefte – alsof een hele samenleving vergeet naar de wc te gaan. Dat is ernstig!
'k Heb nagedacht, of ik over die contractperiodes met Indiërs zou vertellen.
LM en ik hebben een aantal contracten met Indiërs gedaan, Indische officieren. Dat was alles behalve een vlotte samenwerking. Er waren enorm veel bijkomende problemen vooral door het verschil in werkethiek.
Als dat voor een noodvervanging van 14 dagen is, kan men er eens mee lachen, ’t was een ervaring … Als dat voor een contract vier of zes maanden is en men moet een schip varende houden -niet alleen drijvende hé, vooral varende- dan wordt het een nachtmerrie. Werkelijk. En dat werd het ook letterlijk.
Over die tijd zal ik misschien ooit wel iets schrijven, maar erg opwekkende lectuur zal dat niet worden. Enkel klaagzangen heb ik toen naar het thuisfront kunnen sturen. De getemperde versies.
De afgelopen twee dagen heb ik me niet één anekdote kunnen herinneren waarvan ik dacht dat ze interessant of zelfs maar grappig was, iets waarvan ik kan zeggen : wat hebben we toen gelachen, of wat was die of die toen bij de pinken of spits of geestig. Behalve ooit de mensen uit Goa, die wel.
Misschien moet ik mijn correspondentie van toen eens opduikelen, maar dat is me voor het ogenblik wat moeilijk.
Op LM moet ik al niet rekenen om ons gezamenlijk geheugen op te frissen. Voor hem zijn dié contractperiodes voorbij en afgelopen, heeft hij gezegd. Ziezo, bij hem moet ik daar dus niet meer mee afkomen. Dat is tegenslag, want hij zou de technische details kunnen geven, die de ernst van een aantal zaken en situaties kunnen illustreren. LM heeft nog al zijn grijze werkboekjes van zijn hele carrière, een archief aan materiaal, met datum en coördinaten.
Dat hij in de periodes met de Indische mecaniciens nachtmerries had gelooft hij al niet meer, hij ontkent het zelfs. Geen nachtmerries? ’k Moest hem 's nachts wakker maken of hij bleef erin, zo heftig waren die nachtmerries. Om de twee dagen ongeveer had hij een verstoorde nachtrust. Dat is op termijn niet goed voor zijn helder denken overdag.
Daarbij komt dat van de machineploeg uiteindelijk geen enkele Indiër betrouwbaar bleek, noch qua kennis van zaken, noch qua zorgvuldig werken. Incompetentie alom. Op papier waren ze bevoegd, in de praktijk waren ze onbekwaam. Vaar met zo'n mensen een schip … Kortom, met die mensen waren het ellendige contractperiodes.
te gast bij Wim Helsen, Jaak Van Assche met een fragment uit Gesprekken onder de Schemerlamp van Maxim Kröjer
De hele geschiedenis van de toneelspelkunst gedurende de laatste 400 jaren is feitelijk niets anders dan een licht schommelen tussen twee polen: tussen een pathetische extase en natuurgetrouwe nabootsing. Iedere speelstijl drukt alleen het punt uit, waarop de uitstralingen van beide polen elkaar raken.
Het is alleen een verschuiven naar de extase of naar de nabootsing. Maar het loutere pathetische valt voor ons als loutere declamatie zó uit het kader van de toneelspelkunst als de nuchtere nabootsing van de potsenmaker.
Voor ons is de mens-uitbeelding altijd - in welke verhouding beide polen er ook in aanwezig zijn – extatische ontroering en lust tot nabootsing.
Een zus van LM had een elektrische fiets. Al sinds 2002 of nog vroeger. ’k Mocht die toen eens proberen op een binnenpleintje en ik was in de wolken. Toen ik de elektrische ondersteuning aanzette ging het plots als vanzelf. Heel plezant, ik voelde me precies terug 12 jaar, toen fietsen een feest werd. Was er in het leven van elke dag ook maar zo'n schakelaar voor efkes 'ondersteuning' .
Buiten het gesjoemel met de sportfietsen (de mechanische doping, of hoe heet het?) waren ook de postfietsen heel even in het nieuws. De batterijen van de postfietsen waren te zwak. Nog voor het einde van de postronde lieten ze het afweten.
BRUSSEL, 04/01/14 - "De batterij van de elektrische postfietsen loopt te snel leeg. Vaak zijn ze al leeg voor het einde van de postronde. De postbode moet dan zelf trappen. Dat is zwaar, want elektrische fietsen wegen makkelijk dertig kilogram en met de brieven en pakjes komt er nog eens tien kilogram bij. Dat maakt het werk te zwaar, zeggen de vakbonden."
foto van 't Net
Jammer. Het krantenartikel is ondertussen van het Net verdwenen. Ivm die batterijen werd geschreven : er werd gekozen voor goedkoop. Of dat waar is weet ik niet, maar waarom verbaast het me niet dat dit me niet zou verwonderen …
In de reacties onder het krantenartikel stonden twee commentaren die ik hier toch efkes wil neerpoten:
Op 04 januari 2014 om 22u34, zei (PG) : "Ofwel zijn die postbodes te dom om met een elektrische fiets te rijden en weten ze niet hoe ze de ondersteuning moeten bedienen, want die kan je instellen naar gelang hoeveel ondersteuning je nodig hebt. Ofwel zijn de fietsen op zich gewoon brol! " Scherpzinnige analyse van die PG, niet ?
Op 05 januari 2014 om 02u20, antwoordde (RB): "Ik kan u verzekeren PG dat je 40 kilo wel zult voelen aan uw benen als de batterij leeg is. En die postbodes weten heus wel hoe ze die ondersteuning moeten bedienen. Daar wordt ook een opleiding voor gegeven. Het is niet omdat je zelf een elektrische fiets hebt dat je daarom ook weet hoe je zo'n enorm gewicht kunt verplaatsen zonder ongevallen. Ik durf zelfs zeggen dat u meteen tegen de vlakte zult liggen als u zelfs de fiets maar probeert recht te houden." Heb het zelf ondervonden toen ik hulp-postbode was deze zomer." Een geloofwaardige repliek.
(…)
Zelf zou ik niet meer met een zware lading op de fiets durven. Ik vraag me ook af hoe mensen met een kostbare lading als twee kinderen op de fiets, zich nog in het verkeer wagen. Eigenlijk durf ik zelfs zonder lading de baan niet meer op. Op de hometrainer ben ik wél een held, dan fiets ik van hier tot Lier. Alleen al omdat het rijmt. m – EZW-02/2014, bijgewerkt -
Eerste indruk : als zij 15 jaar geleden nog les gaf is de kans groot 1/ dat Mevr Lesage vandaag nog leeft, al dan niet vrolijk gepensioneerd 2/ dat zij gezien haar vak, naar dit soort programma’s kijkt Nu hoop ik maar dat de naam Lesage niet de echte naam is van de lerares, ook al weet mogelijk heel Brugge over wie het gaat.
Twee of drie jaar geleden, rond deze tijd, was er op de radio een interview met een meneer die het kan weten omdat hij daarvoor gestudeerd heeft, hoe het komt dat er na amper twee weken in het nieuwe jaar zo weinig overblijft van de goede voornemens, of van zelfs maar voornemens. Ze zijn al gesneuveld.
Een van de redenen volgens hem was dat men realistischer doelen moet stellen, haalbare oogmerken, bereikbare objectieven. Realistisch, bereikbaar en haalbaar, dat waren de woorden die een paar keer terug kwamen. Als iets niet haalbaar is, bezorg uzelf dan geen frustratie, láát het gewoon. Dat is een zeer zinnige conclusie waarvoor volgens mij een zinnig mens geen dure professor nodig heeft.
De ene kat heeft dat interview duidelijk gemist, de andere kat heeft het interview gevolgd, ook duidelijk.
te gast bij Wim Helsen, Wim Oosterlinck met een fragment uit ‘De Alchemist' van Paulo Coelho
Wat moet ik doen? Ik zal verbitterder worden en niet meer geloven in de mensen, omdat één mens mij verraden heeft. Ik zal al diegenen haten die verborgen schatten hebben gevonden, omdat ik de mijne niet heb gevonden. En ik zal het kleine beetje dat ik heb stevig vasthouden, want ik ben te klein om de wereld te omarmen.
Mijn zussen snappen maar niet wat SeniorenNet allemaal inhoudt of te bieden heeft. En wat een blog en groepscorrespondentie (mailgroepen) betekenen. - Waarover hebt gellie het dan? - Over van alles. Van moeilijke dingen, via het wel & wee tot luchtige larie. - Moppekes? - Soms moppekes ook ja.
Lap, wat had ik nu weer gezegd. SenNet was dus een moppensite? Dan kenden zij andere en betere! Ik mag de veelzijdigheid van SenNet omschrijven en beschrijven tot mijn adem op is, ze zullen niet zelf eens aanklikken om een kijkje te komen nemen.
Nu heb ik toevallig een luchtige wetenschappelijke gedachtewisseling terug gevonden uit 2016, over vooruitgang, hier volgen de mailfragmenten:
“Een moderne heks gebruikt geen bezem om zich te verplaatsen ... er zijn immers stofzuigers uitgevonden.” SK
'k Herinnerde me vaag iets, dat heksen de gedaante van een kat aannamen om zich te verplaatsen. En kijk, Google had er ook van gehoord:
"… Duivels en heksen namen haar gedaante aan … Als een heks stierf gaf ze haar gaven door aan een kat. Men zag de blik van Satan in haar ogen. Ook het feit dat het een nachtdier is telde waarschijnlijk mee. Bovendien hoort men een kat niet naderen, één van de redenen waarom heksen verdacht werden van het zich vermommen in een kat. Zo konden ze zich ongemerkt verplaatsen." uit : http://catnanny.be/bijgeloof-rond-katten/
Voor de discrete verplaatsingen gebruiken ze de kattengedaante, want op een bezem ziet men ze vliegen hé. En natúúrlijk gebruiken heksen het modern comfort! Daar bestaan zelfs beelden van.
“Heksen kunnen van alles, dat is duidelijk, dus ook zich verplaatsen in een kat of een ander dier naar keuze. Wie zijn Terry Pratchett * een beetje bijgehouden heeft weet dat. Maar ook daar gebruiken heksen toch voor wat grotere verplaatsingen de bezem! Misschien in latere boekdelen, waar de beschaving doordringt ook wel stofzuigers? Ik moet toegeven dat ik na een deel of vijftien even de heksen uit het oog verloren ben. Hoe dat gaat met het onzichtbaar bezemvliegen, weet ik zo niet. Ik denk dat men niet midden in een grote stad op het heetst van de dag zo maar even de bezem bestijgt. Alleen al het rondlopen op de Dam of de Keyserlei met een bezem zou al opzien verwekken, dunkt me. Maar bij nachtelijk donker zou ik zelfs in mijn eigen omheinde achtertuin rustig ongezien kunnen opstijgen, neem ik aan, en eenmaal op hoogte - ach, hoeveel satellieten passeren ons niet onopgemerkt? Zou een zwartgeklede dame met wapperende jaspanden op een hoogte van enkele honderden meters niet makkelijk verward kunnen worden met een wat slordig gevederde kraai op wat minder meters hoog? ” SK
Ach dierbare correspondent, sommige merken van stofzuigers zijn toch zo luidruchtig in de nacht. En dan die slurf die alle kanten op wappert, het trekt maar aandacht. Ook qua zitcomfort zijn er enorme verschillen.
prent van ’t Net by Abetaa
Geef mij maar de ouderwetse gestroomlijnde bezem. De laatste jaren natuurlijk liefst het comfortabel model met het rug- en zitkussentje. En voetsteunen! prent van ’t Net waar zijn de voetsteunen !
Voilà, was dit nu nuttige én wetenschappelijke larie? Ik vind van wel. Mijn zussen weten niet wat ze missen.
Op de juiste plek staan op het juiste ogenblik, om een filmke te maken. Dat filmke is dan vaak een toevalstreffer. Tenzij men bij de Zwitserse Wegenwerken werkt. Om de wegen te beveiligen worden op gestelde tijden met dynamiet gecontroleerde lawines veroorzaakt. Dit gaat over een gecontroleerde lawine, op vr-15/01/2016.
foto van ’t Net
“De gecontroleerde lawines zijn erg nodig om sneeuw van de hellingen te ruimen en zo accidentele lawines te voorkomen. Er zijn idiote skiërs die buiten de pistes gaan en door hun bravoure een accidentele lawine kunnen veroorzaken. Die idioten betekenen een gevaar voor mens en omgeving.” (dixit Christian Mermoud)
Exact vier weken later werd deze bewering gestaafd door feitenmateriaal: sommige idioten -sneeuwsnobs- vegen hun prinselijke broek aan de richtlijnen, zoals die dag in Oostenrijk, Lech op vr-12/02/2016.
Door de lage hellingsgraad is dit een trage lawine. 'k Dacht onmiddellijk aan lava. Volgens wat ik las in de commentaren onder het filmke ben ik niet de enige die zo dacht. Maar de kracht van een trage sneeuwstroom is evengoed indrukwekkend. Hij sleurt alles mee, zoals een lavastroom dat doet. En een modderstroom. En een tsunami. Alleen is hij wit, de bedrieglijke onschuld. klank voldoende luid zetten, dan hoort men de bomen kraken : https://www.youtube.com/watch?v=uBLWha0GLIg 02min07
Voor wie het mogelijk aanbelangt, onderaan staat een link naar een lange lijst met fobieën.
“Op deze pagina is de meest complete Nederlandstalige fobie en angst lijst te vinden. Omdat fobie een ‘angst voor een bepaald iets’ is, zijn er ontelbare soorten fobieën. Men zal bij de term fobie direct denken aan spinnenfobie of claustrofobie. Er zijn echter nog veel meer, soms erg ongebruikelijke fobie-soorten.”
Ze staan alfabetisch gerangschikt en het zijn er véél. 'k Vraag me af of de mensen uit de psy-sector ze allemaal kennen en niet enkel bij naam. Ik vraag me af of ze er ook telkens een behandelwijze voor hebben ontwikkeld. Bieden ze adequate hulp, of blijft het bij therapiepulp?
De fobieën zijn niet genummerd. Dat zou niet praktisch zijn denk ik. Telkens wanneer er een fobie bijkomt (en er kómen er bij) zou men de nummering moeten aanpassen.
“Over cenosillicafobie kent Wikipedia geen artikel. Bestaat het wel?”SK
Volgens Wikipedia bestaat het verschijnsel misschien niet, maar volgens de mensen van biernet.nl zeer zeker wel :
Waar komt de term Cenosillicafobie vandaan? Om dat te verklaren moeten we kijken naar het Engelse woord cenosillicaphobia: - Cenos komt uit het Grieks, oorspronkelijk Kenos, hetgeen leeg betekent. - Sillica zou eigenlijk als Silica geschreven moeten worden, met één l dus. Dit komt van het Latijnse woord silicium, een chemisch element, maar ook met de betekenis van 'harde steen'. De silicium korrels, oftewel zand, vormen de voornaamste ingrediënten voor het maken van glas. - Phobia komt van het Griekse Phobos, dat angst betekent.
Waarschijnlijk is het een term van eigen makelij, puur grapjasserij, maar de uitleg klinkt wel goed, iemand heeft daar tijd en denkwerk aan besteed. Of was het een clubje hijsende classici aan de bar?
Of angst voor het leeg glas als een aandoening mag beschouwd worden, weet ik niet, maar mij deed het direct denken aan een ander soort leegte, "le verre et le néant". Sartre moet er maar efkes tegen kunnen dat ik buurtje-leen speel.
Het verschijnsel is gekend : de tooghangers in café of kroeg, de mensen die blijven tot sluitingsuur en daarna misschien nog een nachtcafé zoeken.
Zo lang het glas niet leeg is, moeten ze de buitenwereld niet in. Want de buitenwereld, dat is de anticlimax. In de buitenwereld gebeuren dingen die men niet baas kan, waar men geen vat op heeft. Binnen is alles gemoedelijk en genoeglijk en vertrouwd. Er is de herkenning en erkenning. Alle mensen en dingen hebben er een naam. En zo lang een glas niet leeg is, heeft men een reden om te blijven waar men is. Binnen. In de geborgenheid van de kroeg, goed wetende dat die geborgenheid nep is en straks betaald moet worden. Straks. Nu nog niet. Het glas is nog niet leeg.
‘k Weet niet of ik het juist aan het schetsen ben. Stealers Wheel beschreef het beter :
“ I wonder why I stay when everybody's gone, There's always something there, that keeps me hanging on.”
Peter Hobden, Geneva-CH Night Café
Dat 'something' is de nepgeborgenheid binnen de kroeg volgens mij. En daarom blijft hij het moment van vertrek uitstellen, want buiten grijnst de buitenwereld.
In een bespreking van dit nummer las ik dat de melodie ‘zeurderig’ klinkt. Ik viel bijna achterover. Zeurderig? Zéurderig? Kom zeg … De saxofoonsolo onderlijnt de verlatenheid van het moment. Hij maakt dat de melodie klaaglijk klinkt. Klaaglijk is het woord. zeurderig … non mais!
Vandaag zat er een afbeelding in de ochtendmail die cenosillicafobie niet helemaal zal wegnemen maar het ontwerp doet misschien toch de angst afnemen, zoals zingen tijdens het onweer mogelijk helpt bij mensen die bang zijn van donder-&-bliksem.
In geval van cenosillicafobie -le verre et le néant- biedt een zacht melodietje op dit aangepast, hooglijk gespecialiseerd instrument mogelijk lafenis. Als de muziek niet helpt, dan is er links bovenaan toch nog het drinkteutje.
van Grave in Nederland tot Neerpelt en Overpelt in België, de vervening door turfontginning, moerasgebied
"In een paar dagen word ik 82. Kwam ik uit een achterlijke gemeente. Zeer zeker. De zuster van het klooster vertelde mijn moeder dat wij schoolkinderen 2jaar achter waren bij de volgende gemeente. Niemand deed er iets aan. Een vriend van me die onderwijzer werd kwam in zulke zelfde situatie terecht in de Peel. Hij kreeg geen voet aan de grond. Slot van dat liedje dat hij zichzelf van het leven beroofde. Het waren moeilijke jaren voor, in, en na de oorlog. Er was geen aandacht voor achterstand onder de kinderen. Wie haalt het nu nog in zijn hoofd om de kinderen om je heen te slaan. Kun je je voorstellen dat iedereen gewoon maar een pak slaag kreeg. Pierre Opstals was ook zo een wonder, die had altijd de striemen van de liniaal van de meester over zijn kop. Pierre zijn vader was ook niet goed snik, die probeerde ‘s avond kinderen te pakken te krijgen door het hele dorp om ze een pak rammel te geven. Die waren hem meestal te vlug af op zijn klompen. Achterlijk bedoel je.
Op de kleiberg vonden de arbeiders kruiken en kannen gebakken uit klei bij de Romeinse soldaten. 2000 jaar geleden die werden bij elkaar gezet en met stenen en pannen die ook 2000 jaar oud waren op gegooid. Hadden wij ooit geschiedenis van ons eigen Limburgse Land? Piet Hein was een zeeheld terwijl wij nooit meer gezien hadden dan de Maas laat staan de zee. Een oude kleiwerker vond in de holletjes in de klei tanden en tanden. De rest was tot stof vergaan. De jamglaasjes in zijn schuurtje lagen tanden van apen en sabeltand tijger enz.
Mijn geschiedenis nooit geleerd. Waren we achterlijk. Waren onze scholen achterlijk." WJ - 2013
-----
" Ik ken die 'achterlijkheid', als we het zo mogen noemen. Veel hangt af van de socialisatie, van de maatschappij waarin men opgroeide.
Ook ik heb die tijd gekend waar gij over spreekt, kinderen waren geen groep apart maar kleine mensjes die niets in de pap te brokken hadden, die eerder als een last werden aanzien en liefst maar zo vlug als ‘t ging groot moesten worden, dan konden zij tenminste wat nuttigs doen.
Onze ouders moesten nog bewust gemaakt worden van het nut van de school. Maar van waar moest dat inzicht komen als heel de goegemeente hetzelfde leefstramien had. Iedereen had zorgen toen om zijn dagelijks brood om de vele mondjes te vullen. Om het met Maslow te zeggen: zij stonden nog maar op de eerste of tweede trap van de intussen bekende behoeftenpiramide.
Ik had het (on)geluk ouders te hebben die de leeftijd hadden van grootouders, als derde jongste van een hele rits kinderen kon dat in die tijd. Zo kwam het dat ik niet naar school mocht na mijn veertiende, ik moest leren werken! De directrice van een middelbare school en later nog de kapelaan zijn thuis geweest om mijn ouders te overhalen. Maar nee, zij vonden dat niet nodig, vooral mijn moeder niet. Mijn ouders waren achter op de tijd, maar niet achterlijk." MVS - 2013 -----
Twee zomers geleden hebben LM & ik alles herlezen wat we in de bibliotheek nog te pakken konden krijgen van Toon Kortooms. Kortooms schreef streekromans die zich afspelen in de Peel, in veengebied, moerasgebied.
Deze keer hield ik potlood en papier erbij, om te noteren wat ik achteraf wou googlen. Of ik kwam uit de sofa om iets onmiddellijk te kunnen googlen. Ik wou elke letter begrijpen, of op zijn minst vatten. Zo boeiend schrijft Kortooms. Zijn werken herlezen was voor mij een reis door de recente geschiedenis.
Toon Kortooms schrijft met milde humor. Vlak onder die verteltrant zit de realiteit. Die is soms rauw. Hij gaat ze niet uit de weg, maar hij zet ze ook niet grauw neer. Er is veel mededogen in zijn weergave over die periode in dat gebied. Een achtergesteld gebied, zoals WJ en MVS al vertelden. Kortooms was 29 in '45.
te gast bij Wim Helsen, Annick Gavriilakis met een tekst van Ilse
Leuven, 4 april 2018
Dag Liesje,
Het meest voorkomende werkwoord hier ? Het is een NIET werkwoord. Het is een passief woord. Het is wachten. Wachten op je post. Wachten op bezoek. Wachten op je advocaat. Wachten bij de dokter. Wachten op de etensbedeling. Wachten op het openen van je cel. Wachten op een antwoord van de directie. Wachten op je medicijnen. Wachten op je dossier. Wachten op uitgangen. Wachten op je invrijheidstelling. Wachten op je dood. Altijd maar wachten.
Danskriebels, lang gehad. Niet te stuiten was ik toen. Als er ergens gedanst kon worden, was ik erbij. Niet vanaf het eerste nummer. Ik moest wachten op De Kriebels, tot er een nummer kwam waarbij mijn lijf zei : nú! En vanaf dan kwam het in orde, voor de rest van de avond nacht.
We hebben ooit gekke dingen gedanst op gekke plaatsen, vrienden en ik, collega's en ik. Gekke mensen en ik. Veel plezier gemaakt.
Later werd dat rustiger, met de leeftijd werd ik minder dartel. Tot mijn verbazing moest ik al eens uitblazen ook. De laatste keer dat het er nog uitbundig aan toe ging :
Einde '97 hadden we aan boord de verjaardag van collega F te vieren. Dat klinkt als een corvee, maar dat was het niet. De voorbereidingen waren een plezierige opdracht en door veel mensen werd met heel veel enthousiasme en geheimzinnigheid voorbereid, versierd en geprepareerd. Grondig.
Alle departementen deden mee, want F was een tof meiske. Een toffe stuurvrouw.
Toen de jarige om 20h op haar wacht kwam werd ze teruggestuurd door de collega die twee uren van haar wacht overnam. De andere twee uren zou de captain zelf wacht lopen. Zo was capt DM, een menselijke mens. Eigenlijk een crème van een mens. LM en ik hebben een aantal keren met hem gevaren en capt DM staat in onze top-drie van captains.
Beneden waren wij al gelanceerd en kon F onder luid applaus haar intrede doen. Ge moet u voorstellen dat zestien mensen of meer al een kwartier lang uitbundig stonden te dansen in een ruimte die niet groter was dan een gemiddelde woonkamer. F werd binnen gesleurd en kreeg klapzoenen tot ze niet meer wist waar ze stond.
Die ochtend was de vorige 1ste stuurman afgemonsterd, een tirannieke chaoot. Zelfs het staal van de romp zuchtte opgelucht toen hij de gangway af ging. Zijn vervanger was al een tijdje aan boord en wist dat hij dit feestgedoe en -gedruis mocht interpreteren als decompressie. Een wijze jongen voor zijn jaren. Hij had alles onder controle. Zelfs een jolig feestje.
De chaoot was weg én er werd een verjaardag gevierd, de sfeer was uitbundig tot in de vroegte.
’s Anderendaags voelde ik me niet zo fit. Een paar uren feesten -ik had iedereen 'in bed gelegd'- en nadien opruimen ging me blijkbaar niet zo goed meer af. En ik was pas 45. LM ook, maar hij had daar minder last van, van die 45.
Na de middag kwam F aan de cabine kloppen om te vragen waar ik bleef voor onze pingpong-sessie. Ik zei dat ik me niet zo fit voelde en of morgen ook goed was. Morgen was ook goed, zei F genadig, in de mildheid van haar vijfentwintig jaren.
De dag nadien was ik er nog erger aan toe. Nog altijd spierpijn, maar nu zat héél mijn body zat vol pijnen en pijntjes. Ik kon amper naar de mess om aan tafel te verschijnen. Na de middag kwam F kijken en ze vond me een ramp : wéér geen pingpong.
- Jamaar, piepte ik van op de seat, ik ben 20 jaar ouder dan gij hé. Ik zag aan haar blik wat ze na twee dagen vond van de leeftijd 45. En ze gaf me de rest van de dag om wat verder te kreupelen.
Dat was mijn laatste keer uitbundig dansen, de laatste keer remmen los.
In november 2017 werd F op haar beurt 45. Misschien had ik haar moeten bellen, twintig jaar na datum, om haar te vragen of ze zin had in een partijtje pingpong. Alsof ik dat nog zou kunnen.
Mijn voet wipt soms nog mee met een muziekske, maar dansen doe ik nu op de melodie van Een Mooie Pinksterdag. Dat is mijn ritme geworden.
Sluikafval is niet meer van deze tijd ~ door Rocor, 08/2011
“Aan zee, zittende op een bank, terwijl de dames efkens in een klerenwinkel gaan kijken of er iets bij kon zijn naar hun goesting (herkent ge dat?), wacht ik geduldig buiten en hou me in stilte bezig. Ik doe aan mensjes kijken, en als man, zeg maar aan vrouwtjes kijken! Er komt een jonge knaap met zijn hondje voorbij. Ik schat de jongen 12 jaar. Hij is een papiertje aan het verwijderen van zijn snoepje. Ter hoogte van een vuilnisbak wil hij het papiertje er in gooien maar er was te veel wind. Het wikkeltje ontsnapt uit zijn handen en vliegt weg. Het dingetje was piepklein. Wat doet dat kind? Hij windt de leiband van zijn hond rond de paal waar de vuilnisbak aan bevestigd is, en rent het papiertje achterna. Hij tracht het ding te pakken, wat niet lukt. Dan probeert hij het vast te krijgen door er zijn voet op te plaatsen maar met die wind kwam hij 2 maal te laat. Het ventje keek eens vertwijfeld achter zich naar zijn hondje want hij was al een eind weg. Ik dacht dat hij ging terug keren maar niets van! Hij zet zijn spurt verder waarschijnlijk met het ordewoord van zijn ouders in gedachte : “niets op straat gooien!”
Het hondje wordt onrustig, trekt aan zijn riem en geraakt los, zijn baasje achterna. Samen hollen ze achter dat stom papiertje, en ja, bingo! Ze brengen het samen terug naar de vuilnisbak! Toen deed dat ventje iets dat ik niet zal vergeten. Hij haalde het snoepje uit zijn mond beet het in twee, gaf de helft aan zijn hondje alsof hij wou zeggen : gij hebt me goed geholpen en ge hebt het verdiend! en ze trokken verder.
Proficiat onbekende jongen.”
Toen ik deze beschrijving las was ik direct verkocht en ik hoop dat het jongetje van toen dit ooit leest want zo'n tekst is een klein standbeeldje. Niet in steen of brons, zelfs niet op papier, gewoon in woorden. En woorden reizen heel lang en soms heel ver. Misschien bereiken de woorden van Rocor ooit die kleine jongen van toen.
te gast bij Wim Helsen, Bert Bultinck met een fragment uit 'Gravity’s Rainbow' van Thomas Pynchon
Proverbs for paranoids
1. You may never get to touch the Master, but you can tickle his creatures.
2. The innocence of the creature is in inverse proportion to the immorality of the Master.
3. If they can get you asking the wrong questions, they don't have to worry about answers.
4. You hide, they seek.
5. Paranoids are not paranoids because they're paranoid, but because they keep putting themselves, fucking idiots, deliberately into paranoid situations.
“Toen onze jongste dochter vorige week haar twee jongens bracht, 8 en 10 jaar, werd ze onderweg tegengehouden door een agente. Het was amper in de namiddag rond 4 uur, maar ze toch moest blazen.
Met het kerstfeest hier hebben we nog moeten lachen met de schoondochter omdat zij bij een controle niet hard genoeg kon blazen. Met dit gegeven in het achterhoofd zette onze dochter aan en blies, en ze blies het apparaatje kaduk. "Even wachten, zei de agente, seffens opnieuw. " Ondertussen kreeg dochter te horen dat een van de voorlichten niet brandde . "Verzekeringspapieren aub". Toen bleek het juiste papier niet in de map te zitten. Mijn dochter belde naar de verzekeringsmaatschappij om te vragen waar haar bewijs bleef. "Sorry madammeke, we sluiten " "Geef uw telefoon eens", zei de agente terwijl zij hem al weggegritst had. "Madame, hier de politie van ...., wil u aub nakijken of die verzekering in orde is?" "O ja, mevrouw, onmiddellijk" en gelukkig was alles in orde.
Maar ge had de jongens moeten zien als ze hier aankwamen, opgewonden in de hoogste graad. Allebei hadden ze een BOB-sleutelhanger gekregen maar die verdween uit hun aandacht , want dat de politieagente de madame van de verzekering aan de praat had gekregen, dát was super cool! Ze struikelden over hun woorden om alles verteld te krijgen.
De politie staat nu hoog in hun sociale rangschikking.” MVS
Jawadde MVS, die agente heeft daar in die korte tijd meer voor de idee girlpower gedaan dan alle afleveringen van Mega-Mindi samen. Want deze agente was écht. Ze was gewoon & zonder toverij en toch deden ze bij de verzekering wat zij vroeg! Da's pas magie! De magie van de macht of de magie van het gezag? Dat laten we voor later. In elk geval 'Mega-Cool', ik kan me de opwinding van de jongens voorstellen.
Dúbbele girlpower, vermits uw dochter de tester al buiten dienst geblazen had. Straffe Madammen, daar bij u in de streek.
De sleutelhangers zijn een mooie herinnering : dat was de dag dat Mama de tester over zijn toeren geblazen heeft. Een belevenis voor de familieverhalen, familiefolk-lore.
m - EZW-01/2013, herwerkt, naar een gegeven van MVS
te gast bij Wim Helsen, Vincent Byloo met de songtekst 'Man with the Long Black Coat' van Bob Dylan:
Preacher was a talkin', there's a sermon he gave He said every man's conscience is vile and depraved You cannot depend on it to be your guide When it’s you who must keep it satisfied.
Vanmorgen heb ik mijn prikbord nog eens opgeruimd. Het was weer lang geleden. En deze keer zeer grondig opgeruimd, er kwam nog een boodschappenlijstje ergens van onder. Een boodschappenlijstje van iemand anders.
Eind 2012, begin 2013 hielden we ons op de toenmalige mailgroep bezig met vertelsels verzinnen bij achtergelaten boodschappenlijstjes, de achtergelaten papiertjes die men in de winkelwagens en in de lage karretjes vindt. Dat was een plezierige bezigheid, een dag uit het leven van een onbekende verzinnen op basis van diens aankopen. En als oefening vond ik het tamelijk sterk en het bracht veel plezier in die (toen bruisende) groep.
Dat ene briefje nu, dat allerlaatste briefje, mocht nog niet zomaar de papierdoos in. Ik wou het nog efkes bijhouden, zo na drie jaar. Ik legde het opzij, op de rechterkant van LM zijn schrijftafel.
Vanmiddag zou LM boodschappen doen en hij kwam vragen :
- Die abrikoos, is dat vers of gedroogd of in blik? - Abrikoos? Heb ik abrikoos bij de boodschappen gezet? - Ja, champignons, room 2x, kroketten, abrik met een punt achter … - Kroketten? Hoe komt ge erbij, we hebben geen fritketel meer! - Eh …
Hij toonde me het lijstje. Het lijstje dat hier op het hoekje van zijn werktafel gelegen had. Een lijstje dat geeneens in mijn handschrift was.
- Die Griekse yoghurt en die pistache nootjes dan ook niet? vroeg hij teleurgesteld. - Ja, doe maar, zei ik want mijn hart smolt, behalve voor die kroketten dan.
Hier in huis neemt LM de boodschappen voor zijn rekening. Dat doet hij zeer gewetensvol. Deze keer was hij naast de kwestie bezig, maar toch zeer gewetenvol. Mijn Dierbare is zó'n plichtsgetrouwe huisgenoot dat hij zelfs een lijstje dat ergens ligt waar het niet hoort te liggen -onze boodschappenlijstjes liggen vooraan in de woonkamer op het buffetje- au sérieux neemt en er werk van maakt. Een lijstje dat drie jaar oud is en dat niet eens mijn handschrift is …
'k Was helemaal vertederd. Wat een gouden momentje.
En alzo kwam drie jaar na datum het leven van een onbekende weer een beetje ons leven binnen. Via abrikoos en pistachenootjes.
te gast bij Wim Helsen, Els Dottermans met de songtekst 'Rigoureus' van Thé Lau
En de klok zegt tik, tik tikt al mijn uren weg voor wie wacht komt alles steeds te laat en de klok zegt tik, tik op de witgestucte muur voor wie wacht komt alles steeds te laat je blik gericht op een plek op mijn lichaam het is alsof je zegt: doe iets, nu, hier, voor mij en doe het rigoureus en onverwacht rigoureus en ondoordacht rigoureus door dik en dun rigoureus, rigoureus, rigoureus maar altijd uit het hart
“Begin 1945 waren wij op de vlucht bij familie, en vermits er geen kleuterschooltje was hebben ze mij te vroeg in het eerste klasje neergezet samen met het tweede. Daar hoorde ik het afdreunen van de tafels en was geboeid.” GMA Zou het kunnen dat die reciteertoon iets rustgevends had? En ook de herhaling van een aantal woorden, het ritme. Naar het schijnt zou een litanie troostend werken. Los van elke godsdienst. En ritmisch reciteren zou ook een aantal voordelen hebben, los van het memoriseren doet het denken aan wiegen. Zoals mantra's?
'k Kan me voorstellen dat een kleintje tussen de groten van het eerste en het tweede studiejaar een cocon vond in het luisteren naar die dreuntoon, in dat reciteren.
Als kind vond ik de beurberichten op de radio mooi, door de rustige stem en door de vaste opeenvolging van de namen, die ik nu allemaal vergeten ben. Het was een beetje als gewiegd worden.
ACEC : tudumdumdum ~ plus vijf, AZOT : tudumdumdum ~ min vier, KASAI was er ook bij en zo ging de lijst verder.
Het beursnieuws vond ik als kind aangenaam om naar te luisteren, het werd gebracht door een kalme stem in een rustig ritme. Waarover het ging wist ik natuurlijk niet.
De auteur van onderstaande situatie heb ik niet kunnen achterhalen, anders had ik haar/hem allang felicitaties gemaild. De volgehouden kolder in de opbouw van de tekst bewonder ik é-norm. Let op het woordenspel en gaandeweg ook het letterspel.
De heer des huizes had tijdens de eindejaarsfeesten blijkbaar nogal wat drank cadeau gekregen …
na de feesten
Ik had twaalf flessen whisky in de kelder staan en mijn vrouw zei mij de inhoud van iedere fles in de gootsteen te gieten. Ik antwoordde dat ik me van deze onplezierige taak zou kwijten.
Ik trok de kurk uit de eerste fles en goot de inhoud in de gootsteen, met uitzondering van één glas, hetwelk ik leeg dronk.
Ik trok de kurk van de tweede fles en deed hetzelfde met uitzondering van één glas, hetwelk ik leeg dronk.
Ik ontkurkte de derde fles en goot het goede oude nat in de gootsteen met uitzondering van één glas, hetwelk ik leeg dronk.
Ik wriemelde de kurk van de vierde gootsteen en goot de flessen in de glazen, dewelke ik daarna opdronk.
Ik trok de fles van de kurk van de volgende, dronk de gootsteen leeg en gooide de rest in het glas, hetwelk ik opdronk.
Ik trok de gootsteen uit het volgende glas en schonk de kurk in de fles.
Ik trok de volgende kurk uit mijn keel, schonk de gootsteen in het glas en dronk de fles.
Toen krukte ik de gootsteen uit het glas, flesde de glazen en dronk de schonk, daarna schoot ik de schootsteen in en goot de kurken in mijn keel.
Vervolgens keelde ik de dronk en schurkte de kurk in de goot.
Daarna krukte ik de schurk en schrool de schonk.
Toen ik alles had leeggegoten, hield ik met één hand het huis vast en telde met de andere hand de glazen, gootstenen, flessen en kurken. Ik telde er 29. Om zeker te zijn telde ik ze nog eens en kwam tot 74.
Toen het huis weer voorbij kwam, heb ik ze opnieuw geteld en tenslotte heb ik alle huizen, flessen, glazen, gieters en gootstenen geteld, met uitzondering van één, hetwelk ik opdronk.
Heeft iemand dit kunnen uitlezen zonder lachen? Laat iets weten.
m - 08/2017, ongewijzigd natuurlijk, de tekst is meesterlijk af
Die voormiddag viel de verbinding uit. Geen Net, dus geen Seniorennet en geen mails ontvangen of verzenden. En dat juist die dag ! Kalm blijven, zeggen degenen die het kunnen weten.
Goed, ik hield me gedurende 59 minuten kalm bezig in de woonkamer en kwam dan een minuutje naar het scherm kijken of er al beterschap was.
Daarop ging ik in de keuken 59 minuten kalm blijven. En ook in de slaapkamer en toen ook in de badkamer.
Na vier uren intensief poetswerk met gedachten op nul was ik pompaf. Ik wist niet dat kalm blijven zo vermoeiend was.
Om 20h30 (+/-) was de verbinding hersteld en ik moest nog beginnen met het mail- & schrijfwerk.
'k Had het gevoel dat alle werk blijven liggen was die dag, dat ik nog niks gedaan had. Maar 't appartement was wel heel proper. m – EZW-11/2011, herwerkt – en als ik het nu lees word ik wéér moe
Dat is niet altijd even gemakkelijk hoor. Men moet de tijd en de gelegenheid krijgen hé, om het eigen standpunt duidelijk te maken.
Begin januari 2016 ontving ik privé een hysterisch onsamenhangende scheldmail van iemand in antwoord op een tamelijk ernstige zaak die ik openlijk aangekaart had. Na elke mail zond ik een korte verduidelijking, rationeel & zakelijk en in bewoordingen volgens de normen van de welvoeglijkheid. Vooral beleefd blijven! Telkens was de reactie onsamenhangend, agressief en naast de kwestie.
Na de zoveelste mail belde ik die dame, omdat ik dacht dat een persoonlijk contact mogelijk meer in haar lijn lag. Zodra ik mijn naam genoemd had ging haar stem een octaaf hoger en kreeg ik een schrille scheldkanonnade over mij heen. (de stem als wapen) Het stopte pas toen ze de verbinding verbrak.
Daar stond ik dan met mijn standpunt … ik had amper mijn naam kunnen zeggen.
m – HiH-01/2016, herwerkt –al die mails heb ik nog, uiteraard, maar het telefoongesprek niet
“Tja, de postmodernistische leefwerelden, nietwaar! Mijn schoonzoon was amper zes toen hij aan de reeks plus-papa’s begon. De term ‘nieuw samengesteld gezin’ zat zelfs nog niet in embryonale fase bij de dikke Van Dale. Achtendertig jaar geleden heette het dat zij of hij zich met een andere had opgestoken. Na een viertal ‘opstekingen’ gevolgd door ‘afvallingen’ kreeg hij er pas na 10 jaar een definitieve plus-papa bij.
Neen, ik heb me niet de bemoeien met andermans leven. Geen haar op mijn hoofd dat aan zoiets denkt, maar … het steekt wel. Waarom? Omdat mijn lieve schoonzoon er nog steeds onder lijdt, nog steeds zijn woorden moet wikken en wegen en zolang zijn ouders leven op eieren zal blijven lopen. Materieel heeft hij niets moeten ontberen. Integendeel, veel te veel zo maar gekregen, luxueuze pleisters om het gebrek aan ouderlijke inzet en samenhorigheid te verdoezelen. Het ergste van al vind ik, uit liefde voor haar man loopt mijn dochter mee op die eieren. Wie zijn daar de grootste dupe van? Hun twee kuikens, mijn twee bloedjes van kleinkinderen. Aan Brabantse kant zijn er negen kleinkinderen aan de kustkant liefst veertien. Dat vergt nogal een bezoekplanning, getelefoneer en ge-email à volonté.
Wij zijn een soort van bumpergezin al jaren. Dat zo’n situaties stresskippen kweken, ligt voor de hand en soms stresst mijn dochter daardoor mee. Heeft ze haar maandelijkse driedaagse zeur- en huilbuiperiode, dan moeten haar man en ik dat uitzweten. Moet kleinzoon agendagewijs zijn trimestriële verplichtingen nakomen, toegegeven hoofdzakelijk omdat er “iets voor hem aan vasthangt” dan is het hier zuchten en mekkeren geblazen en daar krijgt mijn oude schat een punthoofd van. Hoe afzijdig ik me ook van de situatie van zijn beide ouders al jaren houd, ergens zit ik er mee . Verdorie, ik ben weer aan het doordrammen, en ik wou enkel een van de vele facetten van zo’n plus-situatie tekenen.” TP
De vele facetten van de plus-situatie met de plus-partners en de plus-grootouders … Een plussituatie brengt niet gegarandeerd een plus in de bestaanskwaliteit zo te zien. Was het maar zo, was het nieuwgekozen bestaan maar een simpel optelsommetje van pluspunten.
In mijn beperkt voorstellingsvermogen versmachten de plus-agenda’s de gewone gang van zaken, de flow, zoals dat nu mag genoemd worden.
Zullen we morgen eens naar die speeltuin gaan, daar kunnen we brunchen terwijl de kinderen … ow nee, wachtwa, die van u moeten om twee uur al weg en de mijne zijn pas om vier uur terug.
De nieuwe relatie kan die dag van 14h tot 16h zelf beslissen over het eigen tijdsgebruik. In een speeltuin. Zeg nu zelf …
Dat het 'op eieren lopen' doorwerkt tot in de derde generatie, tot bij de kleinkinderen, daar had ik begot nog niet bij stilgestaan. Maar het is wel zo, het zal wel zo zijn, anders zoudt ge er niet over schrijven.
Als daar nog geen studies aan gewijd zijn, dan moet dat dringend gebeuren want duren studies lossen de boel op newaar.
m – HiH-02/2016, bijgewerkt – bovenstaande tekst werd geplaatst met de toestemming van TiTiPoes
Wacht niet op een wonder maar wees al eens zelf dat wonder van P²
Awel, geloof het of niet maar ooit ben ik een wonder geweest. Zo’n 66 jaar geleden vonden mijn ouders mij een wonder. Jammer dat ik me daarvan niets kan herinneren. Het is er vrij snel uitgegroeid want toen ik tanden moest krijgen ging het wonderlijke er al wat af. En LM was ook een wonder, hij was een jongen na vier meisjes. Hier zitten dus twee gewezen-wondertjes. Overjaarse wonders.
“ … wees zelf al eens dat wonder.” We gaan ons best doen. We werken er aan. Af en toe.
Samengestelde gezinnen hebben soms weinig vrijheid in hun tijdsbesteding. En met de feestdagen al zeker niet.
Beide partners hebben co-ouderschap en de exen leven nu zelf ook in een samengesteld gezin. Er is nu een plus-mama aan de ene kant en een plus-papa aan de andere kant, die misschien op hun beurt co-ouderschap …
Dat brengt voorlopig het totaal aantal betrokken gezinnen in de planning op drie. Die drie gezinnen hebben hun eigen agenda, en die agenda’s moeten kloppen want er zijn ook nog de grootouders. De verwante grootouders én de plus-grootouders, want deze laatsten willen de plus-kleinkinderen er ook al eens bij. Dat brengt het totaal aantal grootouderparen op vier en dat brengt het aantal agenda’s op zeven.
Van zeven gezinnen zeven agenda’s die moeten kloppen qua feestgebeuren met Nieuwjaarsbrieven en envelopjes. De maand januari heeft maar 31 dagen en in het beste geval 5 weekends. Op meer moet men niet hopen.
De planning ivm de familiale eindejaarsverplichtingen begint men best rond Pasen want ’t is maar een kwestie van organisatie.
donderdag meegemaakt bij mijn banketbakker van TP
De klantenruimte voor de lange toonbank was tsjokvol. Naast mij, zo’n nieuw gezinnetje. Kon niet anders dan zo eentje zijn, hun lichaamshouding in een openbare ruimte sprak boekdelen. Hij om en bij de 50, ruw geschat, zij wel wat jonger. Ze kleefden aan elkaar. Ze straalden en gloeiden, misschien voor het eerst samen aan het shoppen voor deze jaarwisselingsdagen. Hij met de arm rond haar frêle schouders, zij wreef met een hand voortdurend op zijn bierbuikje. De triomf van hun openbaar samenzijn.
“Zoet, wat wilde gij crème fraîche of crème au beurre of hebde gij liever da daar, met een beetje fruit of die met die sabayon in? Hij haalde de schouders op: “ Sjoeke, da’t me niet kan schelen, pak maar wat gij graag hebt.”
Zij: “Ja maar, zoet, ik moet dat hier subiet gaan weten zunne.”
Hij beetje zuchtend: “Sjoeke, ik heb al gezegd dat ik geen patteekensman ben, doe uw gedacht.”
Zij: “Voor mij steekt dat ook niet zo nauw, maar ’t zijn de kinderen als die komen. Ons Evy en ons Sharonneke zijn crème fraîche madammen, maar Kurt en zijn lief… wat denkt ge dat uwe zoon graag heeft?”
Hij: “Sla mij dood, da’k het niet weet.”
Zij: “Hoe ge weet dat niet? Hij is nog maar just gaan samenwonen. Ge gaat me toch niet wijsmaken dat gij hem in geen 25 jaar taart hebt zien eten!”
Hij: “Ja zie, Sjoe, wie let daar nu op wat die gasten gaarne eten. Ikke niet.
Zij: “Maar allez, hebde gij dan nooit van zijn leven een patteeken of een taart voor hem gaan kopen?”
Hij liet haar schouder los, kruiste zijn armen boven zijn borstkas: “Jamais de la vie, zij deed dat. Weet uwen ex wat zijn dochters graag eten?”
Zij: “Bah! Ik peins…”
Hij: “Awel, ge moet nie peinzen. Wie moet peinzen weet er geen ballen vanaf. Brigitte, ’t begint hier op mijn systeem te werken en wij moeten nog naar de kiekenmarchand en de Carrefour. Lap ’t is bekanst onze toer. Komt er nog iets van?”
Zij: “Gij hebt gemakkelijk spreken, gij….”
Hij: “Ja, madam, ’t is aan mij. Voor mij… voor ons zo ’n ding daar een met crème fraîche, een met crème hoe noemt dat daar en een met fruit en van dat sabadingens erin. Kunde gij die dozen in een grote plastieken zak steken? En zeg me dan ne keer hoeveel dat ik u moet.”
Zij stond er beetje wrevelig bij. Hun eerste nieuw-samengesteld-akkefietje? Hoe dan ook ze klitten niet langer aan elkaar. Hij rekende af, hield de plastiek zak met dozen boven zijn hoofd en wrong door de klantenzee zich naar de winkeldeur, liep gezwind naar buiten en zij, zij volgde op afstand. Nieuw samengesteld, boordevol goede wil om te slagen, maar die roestvaste habitudes van weleer… Tja, het dametje zal er vele mouwen moeten aanbreien, twee steken recht en een averechts, altijd weer.
In de zoete hoop dat ik hier op geen zere tenen getrapt heb, salut iedereen en tot nog eens een keer. TP
m – HiH-01/2016, bijgewerkt – bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van TiTiPoes
Wat een vriendelijke Garde. Misschien heeft hij (klein)kinderen van die leeftijd.
Dit filmpje werd opgenomen in Stockholm, Zweden. Voor het koninklijk paleis loopt een jongetje, met een paraplu over de schouder en de Paleiswachter, een echte, doet de Scandinavische reputatie eer aan : leefbaarheid. Hij verbreekt het protocol en volgt de kleine jongen in diens belevenis.
Deze voormiddag ging ik boodschappen doen en bij de brievenbussen stond onze man van Bpost. Of ik nog altijd facteur mag zeggen weet ik niet. Hij was blij dat hij iemand zag, want hij was op zoek naar Mevr H Bertens. Op nr 57. Dat zijn wij. Maar hier woont geen Bertens, geen Mevr of geen Mr.
Aan het formaat te zien was het een wenskaart. Het handschrift was mooi. Haast sierlijk. Iemand die nog schoonschrift geleerd heeft op school ? Ô, dacht ik, dit is geschreven door een oudere persoon. Mogelijk heeft die zich van huisnummer vergist, want wij oudere personen zijn soms zo, wij vergissen ons al eens.
- Probeer eens nr 59 ? zei ik.
We stapten tot aan de bussentil van nr 59. Yep! Bertens Henrietta, een mevr, alles klopte.
- Nu kan ik bestellen, zei de man opgelucht, en hij liet de omslag in de gleuf glijden. Merci Medammeke, zei hij en hij verdween naar zijn wit tweewielrijtuig met laadbakjes.
Ziezo, dacht ik, ik ben amper de deur uit en ik heb al een goede daad gedaan. De facteur blij, straks Mevr Bertens blij, de afzender blij, want die wordt natuurlijk hartelijk bedankt voor het kaartje … 'k was amper drie minuten de deur uit en ik had al drie mensen blij gemaakt. Wat een start van het nieuwe jaar.
Op het zebrapad lag een stukje van 1 cent te blinken. Kijk, dacht ik, dit is instant karma, mijn goede daad wordt al beloond. De cent raapte ik op en onderweg naar het supermarktje overdacht ik of ik de cent thuis in ons potje zou doen of ik hem een jaar al geluksbrengertje in mijn tas zou houden.
De inkopen waren rap gedaan. Er was weinig volk, twee kassa’s open … binnen de 20 minuten weer thuis, dat is mijn streefdoel. Dit keer zou dat prachtig lukken.
Voor mij stond een dame, ouder dan ik, met weinig aankopen op de rolband. Drie appelsienen en één blikje. Ik was bijna thuis. En toen … toen had ze een vraag over haar spaarpunten en hoe en wat en tot wanneer, en dan die kaart van de andere spaaractie, dat was haar ook niet duidelijk. De kassierster was zeer geduldig en transfereerde stempeltjes, scande bonnetjes, ze tikte en klikte op het toetsenbord tot haar registratiepost de juiste bieps liet horen, printte een controleticket dat zo lang was als een kerstslinger en gaf toen langzaam en omstandig uitleg aan de mevrouw bij elk getal en bedrag dat een woordje verklaring kon hebben.
Van het stilstaan begon mijn rug te branden en ik voelde gelijk mijn geduld wegsmelten. Wat wilt ge, als een goede daad op straat al onmiddellijk beloond wordt met een cent. Misschien had ik daardoor mijn karma voor het komende jaar al opgebruikt. Vanaf nu geen meevallers meer, voor de rest van het jaar enkel nog tegenvallers zoals deze hier. De eerste van een lange rij. Voorwaar een sombere gedachte.
Onderwijl bleef de kassierster een engel van geduld en hoffelijkheid. De mevrouw bedankte omstandig en voegde er nog een uitgebreid 'beste wensen' aan toe. - Ja, voor u ook hé Medam Bertens! antwoordde de kassierster.
Op slag was alles anders. Ik zag de mevrouw wegschuifelen.
- Was dat Mevrouw Bertens van hier in de straat? vroeg ik. - Ja, nr 59, zij woont op het eerste, mijn Ma op het tweede. Gij kent haar ook? - Nee, niet echt. De naam zegt me iets, da’s alles.
Maar ze zal straks wel blij zijn met haar kaart, dacht ik. Thuis heb ik de straatcent in het spaarpotje gedropt. Geen geluksbrenger dit jaar, dat er kome wat komt.
te gast bij Wim Helsen, Lennert Coorevits met de songtekst Someone Great van LCD Soundsystem
I wake up and the phone is ringing Surprised, as it's early And that should be the perfect warning That something's a problem To tell the truth I saw it coming The way you were breathing But nothing can prepare you for it The voice on the other end
The worst is all the lovely weather I'm stunned, it's not raining The coffee isn't even bitter Because, what's the difference? There's all the work that needs to be done It's late, for revision There's all the time and all the planning And songs, to be finished
And it keeps coming And it keeps coming Till the day it stops
Die dag was het toverlandschap met alom witte of glanzend bevroren randjes veel minder dan de dag ervoor maar hier in huis hadden we nog wel wat toversoep over.
Van zodra het koud genoeg is durf ik al eens iets te koelen zetten op het terras achteraan of op het balkon vooraan. Toen was op het balkon de pot met bouillon feestelijk gekoeld, met de grootste zorg omgeven door sneeuw, zo wit als uw scherm, met daarop glinsterende ijzel. Die ijzel op onze kookpot, niet op uw scherm.
'k Dacht dat ik een breekijzer zou nodig hebben om de pot open te krijgen, maar zo erg was het niet. De aangevrozen mist liet zich zachtjes kraken en daaronder zat een donzig laagje droge sneeuw.
Die mooie koek van fijne ijzel met daarin een zachte vulling van droge sneeuw, daar hebben we geen geslaagde foto van. Jammer. En de soep is op.
“Vroeger hadden we hier nog RMT, de boten die van Oostende naar England voeren, waaronder de jullie vast bekende de 'Prins Filip'.” VDL
De schepen van de RMT waren niet echt gekend bij de mensen van de lange omvaart. Misschien wel bij de West-Vlamingen, maar zeelieden uit andere landsgedeelten wisten enkel dat het ferries waren.
Degenen die de lange omvaart verlieten om op een ferry te gaan werken werden beschouwd als softies die elke avond thuis wilden zijn. Diegenen onder hen die de wijde rust van de volle zee misten en weerkeerden naar de lange omvaart hielden die tussenperiode in hun loopbaan liever stil. Echt waar. Mogelijk mee vanwege de postjespakkerij aldaar en het politiek favoritisme dat er sterk speelde.
Wanneer hun ferry-periode in een gesprek toevallig aan het licht kwam begonnen die mensen zich te verantwoorden : er was een zotte verliefdheid geweest of een echtgenote of een zwangerschap …
Zo bevestigden zij zelf dat overzet-vaart een tramdienst is, het is werken op het water, meer niet. Varen ..., dat is léven op het water en dat doet men bij de lange omvaart, bij de koopvaardij.
Eerste indruk : Mevr Van Wijck kent dit programma absoluut niet. Ze verbaasde zich over de naam van de hond, ze wist niet dat ze de tekst een tweede keer zou moeten voorlezen en ze wist niet dat men als afsluiter de kijker slaapwel wenst, ook al zijn de opnames overdag. "Slapen ze denkt ge?" ... Mô! Van Wijck toch!
December was mijn gloriemaand niet. Het is een opluchting dat het al januari is. Alsof de kalender daar iets mee te maken heeft. Soit. Hoe heet dat eigenlijk wanneer iemand een tijdje in de lappenmand ligt, een laptitude? Naar analogie met dat slap gevoel, de slaptitude.
Om een dip te doen keren, ga naar You Tube en kijk efkes een lacheding. Hier wil dat al eens helpen. Ik zou voorschrijven: vier keer per dag, na het eten een lachfilmpje. You Tube is echt een archief wat lachedingen betreft. Gaston en Leo zijn misschien een goeie starter. En tekenfilms! De klassiekers van ooit. Ook vaak goed voor de glimlach.
Hier is het konijn Thumper de ster van het moment :o)
"Volgens sommige bronnen is temari een bepaald balspel, gespeeld met temariballen, maar de meeste andere bronnen spreken alleen over de ballen als temari. De temariballen, dus ook wel alleen temari genoemd, zijn ballen die dmv een bepaalde techniek versierd zijn met gekleurde draden.
Tegenwoordig zijn het piepschuim (polystyreen) balkernen waaromheen draden gewonden worden, zodat de kern van de bal uiteindelijk niet meer zichtbaar is. Deze ondergrond van draden doet nu dienst als een soort ophanging voor andere gekleurde draden. Met deze gekleurde draden zijn allerlei fantastische patronen te maken en deze ballen zijn dan ook veel meer een kunstvoorwerp dan een gebruiksvoorwerp bij een balspel.
Vroeger bestond de kern uit een prop, gemaakt van lapjes restanten kimonostof. (bedoelt men zijde?) Kleine reepjes stof werden er dan omheen genaaid waardoor een bal ontstond. Daarna werden gekleurde zijdedraden gebruikt, die uit de lappen van de kimonostof waren gehaald om die om de bal te wikkelen en door het vastnaaien van die draden ontstond een zeer stevige bal. De betekenis van het woord temari is niet helemaal zeker. Die lijkt wel zeer voor de hand te liggen, omdat 'te' van temari 'hand' betekent en 'mari' betekent 'bal' en de betekenis dus 'handbal' kan zijn, maar anderen wijzen er op dat 'mari' afgeleid kan zijn van 'maru', dat cirkel betekent en dan kan 'temari' ook 'met de hand gewonden' betekenen.
Geschiedenis
De geschiedenis van temari is ook niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat tijdens de Heianperiode (794-1192) een soort voetbalspel, genaamd kemari, uit China naar Japan kwam. Bij dit spel was het de bedoeling dat een bal, de kemaribal, gemaakt van hertenhuid, de grond niet raakte tijdens het rondschoppen van de bal. Het waren voornamelijk de hovelingen en aristocraten die zich hiermee vermaakten en dan met name de mannen. Daarna begonnen de dames ook een balspel te spelen, maar dan met de handen, het overgooien van de bal. Dit spel heette dan temari.
De dames begonnen de ballen te versieren en er ontstond een soort wedijver wie de mooiste bal had gemaakt. Hoewel er ook nog mee gespeeld werd, werd het steeds meer als een vorm van kunst gezien. Dergelijke ballen werden toen ook wel 'goten-mari' genoemd, hetgeen 'hof-ballen' betekent. Hieruit zouden dan de huidige technieken voor het maken van temari(ballen) zijn ontstaan. In de Edoperiode* werd de temari zeer populair onder de bevolking en maakten de moeders en grootmoeders een temaribal voor hun kinderen en werden de ballen, bijvoorbeeld op Nieuwjaarsmorgen, als presentje gegeven. Een dergelijke bal zou geluk brengen. Zo werd tevens de techniek van moeder op dochter doorgegeven. (…)
Het maken van temari of temariballen wordt de laatste jaren steeds populairder en ook in het westen beoefenen steeds meer mensen het temari maken. Temari wordt nu ook veel meer als kunst of volkskunst gezien en nauwelijks meer als speelgoed. (ik zou er een kerstboom mee versieren)
Tegenwoordig gaat men uit van wit piepschuim in bolvorm. Hierop wordt een eerste laag van naaigaren gewikkeld. Deze dient als hulplaag voor het vastzetten van de draden die hierna komen.
Vervolgens wordt de bal omwikkeld met naaigaren in verschillende kleuren, met behulp van spelden om het garen te leiden. Door gebruik van verschillende kleuren en het leiden van het garen ontstaan de patronen.
Er zijn websites in het Nederlands en het Engels, waar gedetailleerd wordt ingegaan op de achtergronden en het maken van de temariballen."
Wij wensen elkaar bijna automatisch gezondheid en zo. Ondertussen zijn een aantal mensen wel écht met iets anders bezig :
bucket list
"Een bucket list (letterlijk: emmerlijst) of loodjeslijst is een lijst met dingen, die iemand nog gedaan wil hebben voor hij sterft (to kick the bucket, het loodje leggen).
Terminaal zieke mensen stellen soms nog een bucket list op. De naam is vooral populair geworden door de in 2007 uitgekomen film The Bucket List.
Het opstellen en eventueel publiceren van de lijst helpt bij het realiseren van de gestelde doelen. Bij het opstellen kan bijvoorbeeld uitgegaan worden van de levensverwachting, van wat men als kind altijd al wilde doen of nagaan waarvan men het meeste spijt zou hebben als het tijdens het leven niet gedaan zou worden." Wikipedia
Oei. Dat is een hele uitleg, en die gaat over reële situaties die vandaag bestaan.
De loodjeslijst, wat een dwaze vertaling. Onachtzaam en prutserig. Eén typfout en er staat iets anders.
Voor mezelf mag het droomlijst heten, of Morpheuslijst.
Men kan zo'n lijst wel opstellen, maar om die plannen uit te voeren moeten de mogelijkheden en middelen er zijn. Fysieke mogelijkheden en financiële middelen. Het ontbreken daarvan beperkt de lijst of maakt dat sommige wensen blijven wat ze zijn, wensen.
De uitleg van Wikipedia eindigt alsof enkel volwassenen zo'n lijst zouden hebben? Roos Rebergen zingt over een jong meisje in een oorlogsland dat eer ze zal omkomen, wil meegemaakt hebben wat vrijen is.
Nog jongere mensen hebben nog een ander soort lijst. Hoe jonger de mens, hoe schrijnender de lijst. Uiteindelijk heet hij Make-a-Wish.
“het verleden is het enige deel van je leven dat je niet kan veranderen.” MDL °1939
Een waarheid zou ik die bedenking niet noemen MDL, Mijn moeder (toen 85) dementeerde niet en toch hertekende zij haar verleden constant.
Zij was oa de nagedachtenis van mijn vader aan het reconstrueren, ze was van hem een heilige aan het maken. Creatieve geschiedschrijving, zo noemden wij het, is verwant aan negationisme.
Mijn zussen en ik zwegen uit beleefdheid en ook om haar gemoedsrust niet te verstoren, als zij wou fabuleren dan was dat maar zo. Al die nieuwe interpretaties lieten we ongemoeid. Maar zij was dus wel degelijk zijn en haar verleden aan het veranderen hoor.
De afgelopen dagen heb ik me bezig gehouden met opzoek- en typwerk en LM nam gewillig de keukenwerkzaamheden over. Waarschijnlijk was hij blij dat hij daar nog eens vrij spel had.
Toen ik gisterenavond mezelf in de koelkast een hartversterkertje ging bezorgen zag ik dat hij een fles met belletjes geopend had. Die flessen konden onmogelijk al voldoende gekoeld zijn.
Ik voorspelde hem naweeën, want de fles voelde misschien wel koud aan, maar de drank er in was nog niet koud! Ik vertelde over verschrikkelijke, ondrááglijke naweeën. Hij schamperde me zachtjes de keuken uit terwijl ik aan een klein glaasje proletarische pils nipte. Voldoende gekoeld, lekker koud. Op het glaasje staan smurfen.
Vandaag was er de position switch. Tussen koelkast, kookplaat en waterkraan wervelde ik als vanouds. LM kwam af en toe eens kijken en zijn hulp was hoffelijk, hij hield af en toe de juiste kastdeur voor me open. Al waren dat eerder toevalstreffers dan alertheid. Galant, dat wel, maar meer dan deuren-doen hield zijn hulp vandaag niet in, ocharme. Een en al deernis was ik, want den dierbare zag er zo uit :
Ze zijn groter geworden, de kleinkinderen. Ze zijn niet alleen gegroeid, hun interesses zijn ook verschoven. Ze zijn niet meer echt aanwezig rond haar tafel. Hun oprechte glimlach van ooit is nu plichtmatig en hun gemeende omhelzing werd een voorzichtig zoentje want ze dragen nu make-up.
Naarmate de gangen elkaar opvolgen verliest ook haar glimlach zijn glans. Iets doorbreekt haar rozig nestgevoel. Plots ziet ze wat al jaren aan het komen was. De mannen zullen met zware stemmen over politiek en voetbal en tactiek beginnen, de vrouwen met harde stemmen over financiën en opvoeding en werk. De kleinkinderen zijn als enigen rustig, men hoort ze niet : smartfoon en ipad. Bij hen vindt ze ook geen weerklank meer.
- Was het lekker?
Men haast zich haar te verzekeren dat het lekker was en men gaat verder met de gesprekken. Ze zit daar aan het hoofd, te kijken, verloren in eigen huis. Ze vraagt zich af wat het verschil is met vroeger. De kleinkinderen zijn groot geworden. Dat is het verschil.
De mama's en de papa's van toen zijn nu moeders en vaders en hebben tijd aan zichzelf voor gesprekken over economie en politiek en tactiek. Dingen die men op TV ook kan horen. Mét ondertitels.
Het is een gang van zaken die te voorzien was. Er zullen geen gezelschapsspelletjes meer komen. Ze keek de tafel langs, het was alsof ze kroost en nakroost voor de eerste maal zag. Voor de eerste maal in deze gedaante. Het is voorbij, dacht ze. Dit is de laatste keer, besloot ze. En ze voelde naast weemoed ook iets van opluchting.
m – HiH-12/2016- herzien - niet bang zijn van eigen weemoed, men kan dat baas