over angsten allerlei en ook omdat hij het zo raak kon zeggen
1974
Als je fruit eet krijg je wormen van veel wassen word je kaal en als straks de bom zal vallen nou dan gaan we allemaal kattenharen zijn vergiftigd geef geen zoentjes aan een hond keer nooit je rug toe naar een homo want dat zittie aan je kont
negers zijn heel vaak gevaarlijk met een mes of een pistool en kijk ook maar uit voor joden ook al spelen ze mooi viool
refrein : en dat is allemaal angst allemaal angst de allergrootste schreeuwers zijn dikwijls het bangst en als er ooit iets gebeurt nou dan moeten het zo wezen wie het meeste angst heeft heeft vaak het minste vrezen
als je scheel kijkt en de klok slaat blijf je heel je leven scheel als je zout morst krijg je ruzie en betaal ik niet te veel loop nooit onder langs een ladder en op wijzen staat een jaar en onder bomen staan bij onweer dus schuilt een levensgroot gevaar
als je ouder wordt komt vanzelf de generatie kloof en wie vloekt gaat naar de hel van masturbatie wordt je doof WÁ-ÁT ??? van masturbatie wordt je doof
refrein : en dat is allemaal angst allemaal angst de allergrootste schreeuwers zijn dikwijls het bangst en als er ooit iets gebeurt nou dan moeten het zo wezen wie het meeste angst heeft heeft vaak het minste vrezen
vrijdag 13 blijft gevaarlijk van veel lezen wordt je blind trouw je met je achternichtje krijg je een ongelukkig kind als ik maar geen lekke band krijg en stink ik niet uit me mond ben ik niet te laat verzekerd dokter, ben ik wel gezond?
van tomaten krijg je puistjes van veel koffie wordt je rood van sigaretten zieke longen en van leven ga je dood woaaaah en dat laatste is waar da's helemaal waar het klinkt misschien wel lullig maar toch is het waar maar 't kan nog jaren duren dus niet van dat bange
heb je angst voor morgen? dan moet je vandaag gaan hangen!
Over Robert Long : Hieronder zijn eigen verhaal, in zijn eigen bewoordingen, door Mark de Vries bij elkaar geplukt uit de vele interviews die Robert Long gaf http://vriesdemark.schrijft.nl/long/long.htm, boeiende lectuur hoor.
te gast bij Wim Helsen, Dolores Bouckaert met een tekst uit het dagboek van Etty Hillesum (1941-1943)
Ik ben nu brandschoon vanbinnen. Vanavond was er nog even zijn stem door de telefoon, die mijn lichaam helemaal in opstand bracht. (...) En ik kon plotseling zo begrijpen de monniken, die zichzelf geselen, om het zondige vlees te temmen. En het was even een gevecht tegen mezelf, razend was ik en daarna grote helderheid en rust. En nu voel ik me heerlijk, brandschoon vanbinnen. S. is weer eens voor de zoveelste keer overwonnen. Zou het lang duren? (...) "Melodisch rolt de wereld uit Gods hand", deze woorden van Verwey gingen me de hele dag niet uit het hoofd. Ik wilde dat ik zelf melodisch uit Gods hand rolde. En nou goeienacht.
Eerste indruk : een uitbundig iemand, die dame. Haar drukke manier van praten vermoeit mij eigenlijk. Stel u voor dat ge met zo iemand twee à drie uur moet vergaderen. Hoofdpijn! Maar als ik dan haar levensparcours hoorde dacht ik : doe maar meisje, doe maar uitbundig en bijt in het leven als was het een appel en eet het klokhuis mee op.
Het filmke deed me denken aan een tegengestelde situatie, aan een verhaal dat ongeveer zo gaat :
Bij het buiten gaan van de klas had een klein jongetje het moeilijk om zijn laarsjes aan te trekken. De Juf knielde bij het bankje en met hijsen & sleuren en kalm blijven (want zo zijn juffen) lukte het haar het ene laarsje -uuhg!- en daarna het ander laarsje -uuhg!- aan te trekken.
- Ziezo jongen!
Waarop de kleine :
- Juf, Jú-úf, ze zitten raa-aar ... (dat toontje!)
De Juf keek ongelovig naar de voetjes en zag dat er iets was. Er was geen duidelijk links of rechts. Zo is dat bij moonboots. Kalm blijven nu. Kalm blijven leren juffen op de juffenschool. En toch maar de laarsjes van voet wisselen, men weet nooit. Het was een heel corvee om die laarsjes weer uit te wrikken en weer aan te doen, deze keer elk laarsje aan het andere voetje.
- Dat zijn mijn botten niet hoor, zei het jongetje terloops.
Nu beet de Juf op haar tong. Dat leren ze tijdens hun stages.
- Waarom zegt ge dat nú pas, kameraad?
En ze wrikte & trok & hijgde en werkte zich in het zweet tot de laarsjes weer van de voetjes waren.
- Dat zijn de botten van mijn broer en Mama heeft gezegd dat ik die vandaag moest aandoen omdat het zo koud is. En zijn wanten ook.
Juf zuchtte hoorbaar. Een hóórbare zucht? Schoot hier haar zelfbeheersing tekort? Plichtsbewust wrikte & hees ze weer aan de laarsjes tot die opnieuw aan de voetjes zaten. Ze wreef zich het zweet van het voorhoofd: KLAAR!
- Oké kleine man, en waar zijn uw wanten?
- Die zitten in de tippen van die botten, Juf.
m - met dank aan AV – EZW-12/2011, HiH-01/2016, bijgewerkt -
'k Zit al meer dan een week te worstelen met een gedicht over de stem als wapen/verbaal geweld. Het bestaat dat gedicht, alleen, het geraakt niet tot bij mij. Of toch niet intijds. Anders gezegd, de bevalling is niet voor binnenkort. Is iemand ook met dat onderwerp bezig? 'k Wens u het allerbeste, want hier wil het niet vlotten.
Onderwijl heb ik me wel een verhaal herinnerd. Het moet gebeurd zijn in de late jaren 70 of de vroege jaren 80.
Er is rond Bastenaken een jaarlijkse herdenkingsmars voor de gesneuvelden van het Ardennenoffensief. Die slag vond plaats van 16 december 1944 tot 25 januari 1945 en werd gewonnen door de geallieerden. (Wiki)
Europese Mars van Herdenking en Vriendschap.
Dit is een vierdaagse mars, voor burgers en militairen, er nemen dus legerafdelingen aan deel. Ook Duitse legerafdelingen, want er staat Vriendschap in het vaandel van de mars.
Het verhaal ging zo :
“Een 50 meter voor ons marcheerde een Duits peloton. Die mannen zetten een marslied in. Een Duits marslied klinkt als een krijgslied. Dat klinkt helemaal anders dan wanneer de Britten of de Amerikanen zingen.
Achter de bocht lag een kleine boerderij en de boer (60j?) was daar aan het werk met zijn riek, mest opruimen van de weg.
Toen het Duits peloton voorbij stampte chargeerde de boer plots met zijn riek. En hij meende het. De Duitsers werden in de flank aangevallen en wisten niet wat hen overkwam. Chaos, schrik, paniek.
Het Belgisch peloton moest tussenkomen.
Naderhand vertelde de boer dat hij als jonge gast tijdens de oorlog van de Duitsers verschrikkelijke dingen had gezien en meegemaakt. En bij het horen van dat krijgslied …
Volgens de Duitse officier hadden zij er niet op gerekend dat een Duits marslied nog zou gekend zijn bij de bevolking, laat staan reacties losmaken. Hij, de oudste van het peloton was geboren in 1951. Tot de laatste dag van de vierdaagse heeft dat Duits peloton niet meer gezongen.”
Wat zouden Duitse marsliederen amper veertig jaar later al uit het collectief geheugen van de plaatselijke bevolking verdwenen zijn ?
Waarom denkt het heerschap dat alle Duitse gruwel al verwerkt is?
Alles al vergeven en vergeten van wat men in zijn jonge jaren heeft moeten zien en meemaken? Komaan zeg! De dwaze arrogantie van die Duitse officier …
“Thuis was de pispot een winters gebruiksvoorwerp. Onze WC was buiten in de hof en ’s zomers moesten wij maar naar buiten gaan. In de winter was het toegelaten om de pot te gebruiken in de kamer. Natuurlijk, omdat wij toen met drie broers de pispot gebruikten, gebeurde het wel eens dat deze een stoot kreeg met alle gevolgen van dien in de kamer ’s nachts. Wanneer de pispot naar beneden gedragen werd zijn er ook op de trap ongevallen gebeurd.” VG
'k Heb ooit een verhaaltje gehoord over schooljongens die de regenmeter van de school gingen 'bijvullen'. Het heeft een tijdje geduurd eer de brave broeder het doorhad. Dat was omdat de jongens overmoedig werden en het ding ook op dagen zonder regen kwamen bijvullen. Tja.
Hoe dat afgelopen is weet ik niet meer. Honderd keer schrijven 'ik mag niet in de pluviometer van Broeder Aardrijkskunde plassen' en thuis laten tekenen?
Ooit wou ik het mezelf eens gemakkelijk maken. Het was in het 3de middelbaar, ’67-’68, ik zal 15j of 16j geweest zijn.
In het middelbaar kregen we de opdrachten voor Nederlands Opstel een week op voorhand. Dat vond ik prachtig. Maar in het derde werden er plots verhandelingen verwacht van ons. Dissertaties, werd dat toen met een groot woord genoemd. Geen opstellen meer, maar uiteenzettingen. Ik vond dat we al genoeg uiteenzettingen te horen kregen op school, elk lesuur van de dag hoorden wij uiteenzettingen en nu moesten we er nog zelf gaan schrijven ook?
Geen vertelsels meer schrijven. Dat vond ik jammer en zelfs erg. Voor Nederlands Opstel schreef ik op een week soms drie opstellen en dan liet ik mijn Ma kiezen welk in zou indienen. De andere opstellen ruilde ik voor huistaken van wiskunde, dat leek me een eerlijke vergoeding, die taken kopieerde ik zonder gêne. Eigenlijk was ik toen spookschrijver zonder dat ik het woord kende. Dat ruilen voor wiskundetaken gebeurde natuurlijk in stilte, zonder medeweten van Ma.
Dissertaties. Verhandelingen dus. Uiteenzettingen. Dat was mijn meug niet. Dan ging ik liever fietsen met het aanbiddertje van dienst en tegen de limietdatum zou ik wel iets ineen flansen dat ik kon indienen bij die nieuwe van Nederlands. Het moest gaan over spreuken. Dat zou rap gefikst zijn. Thuis hadden we het boek : Citaten, Spreuken en Gezegden. Het rook nog naar nieuw.
Ik plukte er een flink aantal spreuken & gezegden uit, dat duurde efkes, en slalomde daarna met mijn pen vlotjes via een aantal schaamteloze clichés en lachwekkende trivialiteiten van de ene spreuk naar de andere tot ik een A4-blad vol gewrochten had. Ziezo.
Zegt men niet ‘Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens’ maar ook ‘Ieder huisje heeft zijn kruisje’? Mogelijk twintig van dit soort scherpzinnigheden had ik aan mekaar gebreid tot de laatste lijn van de tekst. Als dit voorgelezen wordt in de klas kunnen we allemaal eens goed lachen, vond ik. Want het schrijfsel was een persiflage, een pastiche, eerder iets voor de schoolkrant dan om in te dienen als taak voor Nederlands.
Er werd niks voorgelezen. Zelfs niet als voorbeeld hoe het niét moet, dat plat cliché-werk. De lerares deelde de taken rond en bij mij tikte ze op mijn lessenaar : in ’t vervolg uw verhandeling zelf schrijven, hé juffrouwke. Mijn mond viel open (denk ik). Daar zat ik letterlijk met stomheid geslagen. Niet alleen nam ze dit gewrocht au sérieux, zij dacht zelfs dat ik die rommel van iemand anders had! Om een eigen flutschrijfsel werd ik beschuldigd van … plagiaat?
En ik kreeg 2/20 omdat ik mijn naam en de datum zonder fouten geschreven had. Ik had gerekend op 10/20. Waarvan 9/10 voor woordenschat en grammatica, en een 1/10 voor stijl, maar dat had ik er voor over, want elk amusement heeft zijn prijs. Die 10/20 zou ik dan wel ophalen in de loop van het trimester. En nu stond daar 2/20. Wegens ‘geen eigen werk’. Wegens plagiaat dus.
Op de schoolbus en thuis mocht iedereen het weten : die nieuwe van Nederlands was een achterlijke tuttebel. Mijn tweede verhandeling was weer zoiets vol evidenties en platitudes en dat schrijfsel vond ze dan wel goed. Hoe meer rommel ik schreef hoe beter mijn punten werden. Wat was het verschil met de eerste verhandeling?
Op het einde van het trimester was er oudervergadering en ik had mijn Ma mijn spreuken-verhandeling meegegeven en haar op het hart gedrukt dat ze vooral naar die 2/20 moest vragen, want ik had me daar danig verslikt in die quotering.
Ma vond het lastig dat ze ook bij de leerkracht Nederlands moest gaan aanschuiven, gewoonlijk was ze er van af na die van wiskunde.
Ma kwam thuis van de oudervergadering. Deze keer was ik nog wakker, ik zat op de trap te wachten.
De redenering van de lerares over die allereerste verhandeling : een kind van mijn leeftijd kon onmogelijk al zoveel spreuken kennen.
Maar die kwamen toch uit dat boek! Uit het boek met spreuken en gezegden! Dat is toch een naslagwerk! Dat boek heeft zij toch ook in huis! Gelijk een woordenboek! Leraressen, beroepsmensen, hebben thuis toch hun documentatie !
Niks van. Deze lerares had dat boek niet, ze kende het niet, ze had er nooit van gehoord. Ze had er zelfs niet over gelezen in de boekenrubriek van een krant die een boekenrubriek had. En daardoor werd toen mijn persiflage ofte pastiche beschouwd zijnde niet-eigen werk, als geschreven door een ouder en wijzer iemand. Alsof iemand die ouder en wijzer was zich aan zo’n prulwerk zou wagen. Voor mij was het slikken: een lerares, een beroepsmens, had bij eens herlezen na drie maanden, nog altijd niet gemerkt dat het schrijfsel een lacheding was … ? Nog altijd niet?
Gelukkig hadden we de twee jaren daarop leerkrachten van een ander gehalte.
Er trekt een trein wolken van west naar oost : een sprinkhaan, een building uit Dubai, een nijlpaard, een profiterolleke in 't groot, een vies beest, iets uit Webdinges, een discokrab, de hele Japanse archipel en het kapsel van Sela Sue.
Dat alles op de rug belicht door een westelijk avond oranje-roze. De onderste delen van die wolken zijn van hieruit gezien blauw-grijs.
En op het einde van de wolkentrein volgt een eigenaardig gans grijs klein afsluitertje. Een scheetje?
De kleinzoon van Oma was in Flintstones boeken aan het bladeren, voorzichtig, want dat zijn verzamelstukken van Opa.
- Waarom hebben dino's nooit oren? vroeg hij. - Dino’s hebben wél oren, antwoordde zijn nicht, die 16 en al wijzer was.
Er volgde een gesprek over de oren van dinosauriërs. Het gesprek werd levendiger, géén oren >< wél oren. De Jurassic-strips werden erbij gehaald, tot ongenoegen van Oma, want die beeldverhalen zijn óók verzamelstukken van Opa. Eigenlijk dienen Opa’s boeken vooral om af te blijven.
- We kunnen die oren googlen, zei de jongedame hoopvol.
Maar op woensdagnamiddag wordt er niet gecomputerd, dus ook niet gegoogled. Op woensdagnamiddag doet men bij oma de dingen samen. Zoals samen nadenken over oren van dino’s, bvb. Dino’s moeten wel oren gehad hebben, want anders horen ze de andere niet komen en dan worden ze opgegeten. De jongste wou weten wie er dino’s opeet.
- De andere dino's, de grote, de vleeseters. - Eten de grote de kleine op ? - Natuurlijk!
En hij toonde haar de afgrijselijkste dino-tanden uit een Jurassic-strip van Opa. Die tanden deden het bij de kleinste.
- Dat zijn monsters, zei ze, dat zijn geen dino's. - Dat zijn de échte dino's, antwoordde haar broer. - Mijn Dino heeft geen oren, zei ze, en dan eten ze hem op en …
Haar knuffel bij Oma is een lichtblauwe dino die Dino heet en geen oren heeft. Dan kan hij de monsters niet horen komen en die eten hem dan op. Het vooruitzicht was verschrikkelijk.
Oma nam de kleine in haar armen en beloofde onmiddellijk dat Dino bij Opa en Oma op bed zou slapen en zij hebben een pillicht op de kamer. Een pillicht houdt de monsters weg, dat weet iedereen. De jongste was maar half gerustgesteld.
- En misschien moeten zijn oren nog groeien hé, ging Oma door. - Ja, snikte de kleinste na, misschien komen ze nog. - Dat doet de oren-fee, troostte Oma.
Een tanden fee, dat kent de kleinste, zij zorgt dat men grote-mensen-tanden krijgt. En er is dus ook een oren-fee, zij zorgt dat men grote oren krijgt.
- Dat uw Dino grote oren krijgt, verbeterde Oma rap, kinderoren zijn zo al groot genoeg.
Toen haar volkje de deur uit was, schoot de ze in gang. Kast open, schuiven open, dozen open, op zoek naar geschikte lapjes stof om oren van te maken.
- Ge hebt toch tijd tot volgende woensdag? zei ik. - Nee, morgen slaapt ze hier.
Lichtblauwe badstof had ze niet meer, wel lichtgroene. En veel andere lapjes. De lichtgroene stretch had ooit gediend voor een grotere knuffel, maar die was al zo bleekgewassen dat er voldoende kleurverschil zou zijn om met dit lapje de nieuwe oren voor Dino te maken.
Het werden appelgroene oren aan de buitenzijde met bloemetjeskatoen aan de binnenzijde. Er lag ook Schotse ruit in de lapjesdoos, maar voor een prinsesje mochten het bloemetjes zijn. De jongste is zo een meisje-meisje. Ze legt soms autootjes van haar broer in een bedje 'want in de garage is het koud hoor'.
- Nu hoop ik maar dat ik versteviging heb liggen, of vlieseline. Anders moet ik nog naar Kapellen rijden. - Versteviging? vroeg ik, dummie zijnde. - De oren mogen iet-of-wat stevig zijn, anders vallen ze slap, dan worden dat oogkleppen. - En die versteviging komt dan … - Binnenin, gelijk bij kragen en manchetten. - Dat is toch hard voor een knuffel ? - Laat mij doen !
Versteviging en vlieseline waren in huis, ze moest niet meer naar Kapellen rijden. Gelukkig maar, want het was tijd om aan het eten te beginnen. Om de diepvriezer te openen wil dat zeggen, er stonden immers nog oren op het agenda.
- Hierzie, hutsepot. Ontvriezen. Doe gij dat maar. - Zal ik aardappelen schillen? - Die zitten er al in! - Zal ik de tafel dekken? - Doe maar, riep ze vanuit haar naaihok.
Ik deed naar beste vermogen wat me gezegd was. Daarop ging ik naar huis en bedacht dat ik zelf wat meer eenpansgerechten moest invriezen, hutsepot, ragouts en andere stoofschotels … maar LM en ik hebben zelden nog onvoorziene omstandigheden. Toch niet van die aard.
Donderdag kort na de middag belde ze: - Mijn oren zijn klaar. Komt ge kijken? Ze had er aan doorgewerkt tot lang nadat bij mij het licht uit was en dat wil wat zeggen. Dus ging ik kijken.
Op het voeteinde van hun bed lag het pillicht dat de monsters weg houdt en daarnaast stond Dino. Met oren als ovale vliegvleugels, elk iets groter dan zijn kopje. Een lichtblauw dino-kopje met bloemetjesoren in een appelgroen randje. Dino heeft wel degelijk de nacht veilig doorgebracht op het bed bij Opa & Oma. Mét pillicht. En de oren-fee was langs geweest ook. Dit kon niet meer stuk.
- Schattig, écht schattig, zei ik. Die grote oren doen een beetje denken aan Gizmo. Van de Gremlins. - Begint gij nu ook niet hé, zuchtte ze, eerst Jurassic-monsters, nu Gremlins.
Over Gizmo-oren zou ik nooit nog met een woord reppen. Beloofd. Het belangrijkste was dat Dino nu oren had. Vlinderoren, elfenoren, toveroren … het was een zalige geruststelling. En de Oma, zij zag dat het goed was.
Gisterenavond kreeg ik een mail waarin stond dat ik een schat ben. Aha, dacht ik, daar is 1 medemens tot een conclusie gekomen. Nu die zeven miljard anderen nog. En ik heb heel goed geslapen.
Vanmorgen, in het ochtendgrauw, vond ik zeven miljard toch wat veel. En een schat ben ik natuurlijk niet. Maar door die mail heb ik wel heel goed geslapen.
Binnen liep ik in het donker het hele huis door, zodanig dat mijn Moeder soms schrok wanneer ze het licht aandeed en me ergens tegenkwam. En Ma doen schrikken, dat mocht niet, want zij was hartpatiënte sinds haar 16de. Ma doen schrikken, daar stonden straffen op. Zodus kreeg ik soms een draai om de oren omdat ik weer eens het licht niet aangestoken had. Wees dan al eens zuinig hé!
Vanaf mijn 14de ben ik buiten voorzichtiger geworden in het donker. Ik had mijn voet verzwikt, de gewrichtsbanden waren gescheurd en dat vroeg twee weken herstel. Een heel gedoe met spanverband, want een plaaster was niet nodig, of was niet aangewezen, dat weet ik niet meer. Én, met een spanverband kon ik niet fietsen. Chot, wat heb ik die zwakke gewrichtsbanden ooit vervloekt!
Op mijn 22ste gewrichtsbanden verrekt, of verrokken, zo heette dat toen. Drie weken herstel, tijdens een drukke periode. Op mijn 28ste weer eens, nu gescheurd, er was vier weken herstel nodig. Gelukkig viel dit tijdens het verlof. Op mijn 36ste weer zoiets, al zes weken herstel nodig, met werkverlet deze keer, wat ik verschrikkelijk vond. Naarmate ik ouder werd, werd de herstelperiode langer.
Nog later werd ik wat schrikkig in het donker buiten. Omdat ik niet meer voldoende zag waar ik mijn voeten zette. Een losliggende stoeptegel of een verdwaalde kiezelsteen is al voldoende om te zwikken. Als ik me goed herinnerzijn gescheurde gewrichtsbanden pijnlijker dan een gebroken been.
'k Moet er niet aan denken dat het me nu, op 65+ zou overkomen. Hoe lang zou de herstelperiode nu zijn? Twaalf weken? Langer? Een aantal weken buiten werking zijn is gewoon geen optie meer. Daarom is het uitkijken waar ik mijn voeten zet. En daarvoor heb ik daglicht nodig. Ik ga niet meer buiten in het donker. Alles kan wachten tot bij daglicht.
In de donkere wintermaanden zet LM de vuilniszakken buiten. Op zulke dagen herinner ik me waarom ik met hem wel wou trouwen. Hij houdt me overeind.
te gast bij Wim Helsen, Fleur Van Groningen met een fragment/citaat van Piero Ferrucci
We nemen nauwelijks de tijd onszelf wat beter te leren kennen. Onze cultuur lijdt aan een overdosis actie en een tekort aan contemplatie. Ik zie contemplatie als een basisbehoefte, die je zelfs bij dieren ziet. Denk maar aan honden of katten – die zie je vaak gewoon een beetje in de verte staren. Dat is – denk ik – hun eigen vorm van meditatie, hun manier om de accu weer op te laden. Wij hebben die behoefte ook. Maar we ontkennen die basale, fysiologische behoefte – alsof een hele samenleving vergeet naar de wc te gaan. Dat is ernstig!
'k Heb nagedacht, of ik over die contractperiodes met Indiërs zou vertellen.
LM en ik hebben een aantal contracten met Indiërs gedaan, Indische officieren. Dat was alles behalve een vlotte samenwerking. Er waren enorm veel bijkomende problemen vooral door het verschil in werkethiek.
Als dat voor een noodvervanging van 14 dagen is, kan men er eens mee lachen, ’t was een ervaring … Als dat voor een contract vier of zes maanden is en men moet een schip varende houden -niet alleen drijvende hé, vooral varende- dan wordt het een nachtmerrie. Werkelijk. En dat werd het ook letterlijk.
Over die tijd zal ik misschien ooit wel iets schrijven, maar erg opwekkende lectuur zal dat niet worden. Enkel klaagzangen heb ik toen naar het thuisfront kunnen sturen. De getemperde versies.
De afgelopen twee dagen heb ik me niet één anekdote kunnen herinneren waarvan ik dacht dat ze interessant of zelfs maar grappig was, iets waarvan ik kan zeggen : wat hebben we toen gelachen, of wat was die of die toen bij de pinken of spits of geestig. Behalve ooit de mensen uit Goa, die wel.
Misschien moet ik mijn correspondentie van toen eens opduikelen, maar dat is me voor het ogenblik wat moeilijk.
Op LM moet ik al niet rekenen om ons gezamenlijk geheugen op te frissen. Voor hem zijn dié contractperiodes voorbij en afgelopen, heeft hij gezegd. Ziezo, bij hem moet ik daar dus niet meer mee afkomen. Dat is tegenslag, want hij zou de technische details kunnen geven, die de ernst van een aantal zaken en situaties kunnen illustreren. LM heeft nog al zijn grijze werkboekjes van zijn hele carrière, een archief aan materiaal, met datum en coördinaten.
Dat hij in de periodes met de Indische mecaniciens nachtmerries had gelooft hij al niet meer, hij ontkent het zelfs. Geen nachtmerries? ’k Moest hem 's nachts wakker maken of hij bleef erin, zo heftig waren die nachtmerries. Om de twee dagen ongeveer had hij een verstoorde nachtrust. Dat is op termijn niet goed voor zijn helder denken overdag.
Daarbij komt dat van de machineploeg uiteindelijk geen enkele Indiër betrouwbaar bleek, noch qua kennis van zaken, noch qua zorgvuldig werken. Incompetentie alom. Op papier waren ze bevoegd, in de praktijk waren ze onbekwaam. Vaar met zo'n mensen een schip … Kortom, met die mensen waren het ellendige contractperiodes.
te gast bij Wim Helsen, Jaak Van Assche met een fragment uit Gesprekken onder de Schemerlamp van Maxim Kröjer
De hele geschiedenis van de toneelspelkunst gedurende de laatste 400 jaren is feitelijk niets anders dan een licht schommelen tussen twee polen: tussen een pathetische extase en natuurgetrouwe nabootsing. Iedere speelstijl drukt alleen het punt uit, waarop de uitstralingen van beide polen elkaar raken.
Het is alleen een verschuiven naar de extase of naar de nabootsing. Maar het loutere pathetische valt voor ons als loutere declamatie zó uit het kader van de toneelspelkunst als de nuchtere nabootsing van de potsenmaker.
Voor ons is de mens-uitbeelding altijd - in welke verhouding beide polen er ook in aanwezig zijn – extatische ontroering en lust tot nabootsing.
Een zus van LM had een elektrische fiets. Al sinds 2002 of nog vroeger. ’k Mocht die toen eens proberen op een binnenpleintje en ik was in de wolken. Toen ik de elektrische ondersteuning aanzette ging het plots als vanzelf. Heel plezant, ik voelde me precies terug 12 jaar, toen fietsen een feest werd. Was er in het leven van elke dag ook maar zo'n schakelaar voor efkes 'ondersteuning' .
Buiten het gesjoemel met de sportfietsen (de mechanische doping, of hoe heet het?) waren ook de postfietsen heel even in het nieuws. De batterijen van de postfietsen waren te zwak. Nog voor het einde van de postronde lieten ze het afweten.
BRUSSEL, 04/01/14 - "De batterij van de elektrische postfietsen loopt te snel leeg. Vaak zijn ze al leeg voor het einde van de postronde. De postbode moet dan zelf trappen. Dat is zwaar, want elektrische fietsen wegen makkelijk dertig kilogram en met de brieven en pakjes komt er nog eens tien kilogram bij. Dat maakt het werk te zwaar, zeggen de vakbonden."
foto van 't Net
Jammer. Het krantenartikel is ondertussen van het Net verdwenen. Ivm die batterijen werd geschreven : er werd gekozen voor goedkoop. Of dat waar is weet ik niet, maar waarom verbaast het me niet dat dit me niet zou verwonderen …
In de reacties onder het krantenartikel stonden twee commentaren die ik hier toch efkes wil neerpoten:
Op 04 januari 2014 om 22u34, zei (PG) : "Ofwel zijn die postbodes te dom om met een elektrische fiets te rijden en weten ze niet hoe ze de ondersteuning moeten bedienen, want die kan je instellen naar gelang hoeveel ondersteuning je nodig hebt. Ofwel zijn de fietsen op zich gewoon brol! " Scherpzinnige analyse van die PG, niet ?
Op 05 januari 2014 om 02u20, antwoordde (RB): "Ik kan u verzekeren PG dat je 40 kilo wel zult voelen aan uw benen als de batterij leeg is. En die postbodes weten heus wel hoe ze die ondersteuning moeten bedienen. Daar wordt ook een opleiding voor gegeven. Het is niet omdat je zelf een elektrische fiets hebt dat je daarom ook weet hoe je zo'n enorm gewicht kunt verplaatsen zonder ongevallen. Ik durf zelfs zeggen dat u meteen tegen de vlakte zult liggen als u zelfs de fiets maar probeert recht te houden." Heb het zelf ondervonden toen ik hulp-postbode was deze zomer." Een geloofwaardige repliek.
(…)
Zelf zou ik niet meer met een zware lading op de fiets durven. Ik vraag me ook af hoe mensen met een kostbare lading als twee kinderen op de fiets, zich nog in het verkeer wagen. Eigenlijk durf ik zelfs zonder lading de baan niet meer op. Op de hometrainer ben ik wél een held, dan fiets ik van hier tot Lier. Alleen al omdat het rijmt. m – EZW-02/2014, bijgewerkt -
Eerste indruk : als zij 15 jaar geleden nog les gaf is de kans groot 1/ dat Mevr Lesage vandaag nog leeft, al dan niet vrolijk gepensioneerd 2/ dat zij gezien haar vak, naar dit soort programma’s kijkt Nu hoop ik maar dat de naam Lesage niet de echte naam is van de lerares, ook al weet mogelijk heel Brugge over wie het gaat.
Twee of drie jaar geleden, rond deze tijd, was er op de radio een interview met een meneer die het kan weten omdat hij daarvoor gestudeerd heeft, hoe het komt dat er na amper twee weken in het nieuwe jaar zo weinig overblijft van de goede voornemens, of van zelfs maar voornemens. Ze zijn al gesneuveld.
Een van de redenen volgens hem was dat men realistischer doelen moet stellen, haalbare oogmerken, bereikbare objectieven. Realistisch, bereikbaar en haalbaar, dat waren de woorden die een paar keer terug kwamen. Als iets niet haalbaar is, bezorg uzelf dan geen frustratie, láát het gewoon. Dat is een zeer zinnige conclusie waarvoor volgens mij een zinnig mens geen dure professor nodig heeft.
De ene kat heeft dat interview duidelijk gemist, de andere kat heeft het interview gevolgd, ook duidelijk.
te gast bij Wim Helsen, Wim Oosterlinck met een fragment uit ‘De Alchemist' van Paulo Coelho
Wat moet ik doen? Ik zal verbitterder worden en niet meer geloven in de mensen, omdat één mens mij verraden heeft. Ik zal al diegenen haten die verborgen schatten hebben gevonden, omdat ik de mijne niet heb gevonden. En ik zal het kleine beetje dat ik heb stevig vasthouden, want ik ben te klein om de wereld te omarmen.
Mijn zussen snappen maar niet wat SeniorenNet allemaal inhoudt of te bieden heeft. En wat een blog en groepscorrespondentie (mailgroepen) betekenen. - Waarover hebt gellie het dan? - Over van alles. Van moeilijke dingen, via het wel & wee tot luchtige larie. - Moppekes? - Soms moppekes ook ja.
Lap, wat had ik nu weer gezegd. SenNet was dus een moppensite? Dan kenden zij andere en betere! Ik mag de veelzijdigheid van SenNet omschrijven en beschrijven tot mijn adem op is, ze zullen niet zelf eens aanklikken om een kijkje te komen nemen.
Nu heb ik toevallig een luchtige wetenschappelijke gedachtewisseling terug gevonden uit 2016, over vooruitgang, hier volgen de mailfragmenten:
“Een moderne heks gebruikt geen bezem om zich te verplaatsen ... er zijn immers stofzuigers uitgevonden.” SK
'k Herinnerde me vaag iets, dat heksen de gedaante van een kat aannamen om zich te verplaatsen. En kijk, Google had er ook van gehoord:
"… Duivels en heksen namen haar gedaante aan … Als een heks stierf gaf ze haar gaven door aan een kat. Men zag de blik van Satan in haar ogen. Ook het feit dat het een nachtdier is telde waarschijnlijk mee. Bovendien hoort men een kat niet naderen, één van de redenen waarom heksen verdacht werden van het zich vermommen in een kat. Zo konden ze zich ongemerkt verplaatsen." uit : http://catnanny.be/bijgeloof-rond-katten/
Voor de discrete verplaatsingen gebruiken ze de kattengedaante, want op een bezem ziet men ze vliegen hé. En natúúrlijk gebruiken heksen het modern comfort! Daar bestaan zelfs beelden van.
“Heksen kunnen van alles, dat is duidelijk, dus ook zich verplaatsen in een kat of een ander dier naar keuze. Wie zijn Terry Pratchett * een beetje bijgehouden heeft weet dat. Maar ook daar gebruiken heksen toch voor wat grotere verplaatsingen de bezem! Misschien in latere boekdelen, waar de beschaving doordringt ook wel stofzuigers? Ik moet toegeven dat ik na een deel of vijftien even de heksen uit het oog verloren ben. Hoe dat gaat met het onzichtbaar bezemvliegen, weet ik zo niet. Ik denk dat men niet midden in een grote stad op het heetst van de dag zo maar even de bezem bestijgt. Alleen al het rondlopen op de Dam of de Keyserlei met een bezem zou al opzien verwekken, dunkt me. Maar bij nachtelijk donker zou ik zelfs in mijn eigen omheinde achtertuin rustig ongezien kunnen opstijgen, neem ik aan, en eenmaal op hoogte - ach, hoeveel satellieten passeren ons niet onopgemerkt? Zou een zwartgeklede dame met wapperende jaspanden op een hoogte van enkele honderden meters niet makkelijk verward kunnen worden met een wat slordig gevederde kraai op wat minder meters hoog? ” SK
Ach dierbare correspondent, sommige merken van stofzuigers zijn toch zo luidruchtig in de nacht. En dan die slurf die alle kanten op wappert, het trekt maar aandacht. Ook qua zitcomfort zijn er enorme verschillen.
prent van ’t Net by Abetaa
Geef mij maar de ouderwetse gestroomlijnde bezem. De laatste jaren natuurlijk liefst het comfortabel model met het rug- en zitkussentje. En voetsteunen! prent van ’t Net waar zijn de voetsteunen !
Voilà, was dit nu nuttige én wetenschappelijke larie? Ik vind van wel. Mijn zussen weten niet wat ze missen.
Op de juiste plek staan op het juiste ogenblik, om een filmke te maken. Dat filmke is dan vaak een toevalstreffer. Tenzij men bij de Zwitserse Wegenwerken werkt. Om de wegen te beveiligen worden op gestelde tijden met dynamiet gecontroleerde lawines veroorzaakt. Dit gaat over een gecontroleerde lawine, op vr-15/01/2016.
foto van ’t Net
“De gecontroleerde lawines zijn erg nodig om sneeuw van de hellingen te ruimen en zo accidentele lawines te voorkomen. Er zijn idiote skiërs die buiten de pistes gaan en door hun bravoure een accidentele lawine kunnen veroorzaken. Die idioten betekenen een gevaar voor mens en omgeving.” (dixit Christian Mermoud)
Exact vier weken later werd deze bewering gestaafd door feitenmateriaal: sommige idioten -sneeuwsnobs- vegen hun prinselijke broek aan de richtlijnen, zoals die dag in Oostenrijk, Lech op vr-12/02/2016.
Door de lage hellingsgraad is dit een trage lawine. 'k Dacht onmiddellijk aan lava. Volgens wat ik las in de commentaren onder het filmke ben ik niet de enige die zo dacht. Maar de kracht van een trage sneeuwstroom is evengoed indrukwekkend. Hij sleurt alles mee, zoals een lavastroom dat doet. En een modderstroom. En een tsunami. Alleen is hij wit, de bedrieglijke onschuld. klank voldoende luid zetten, dan hoort men de bomen kraken : https://www.youtube.com/watch?v=uBLWha0GLIg 02min07