Naast mijn laptop staat een tafellamp met daarin een spaarlamp. Het oud model met de drie boogjes. Het akelig licht van dat spaarding zit getemperd in de tafellamp waar ik al tien jaar blij mee ben. Zij is mijn compagnon in nachtelijke uren. Zij trekt de motten aan, ik de muggen. Andersom blijkt niet mogelijk.
Tussen de drie lussen van de spaarlamp zaten dooie motten en motjes en met gepaste eerbied prutste ik de gegane lichtverdwaasden van tussen de lussen van de spaarlamp, recht de papierdoos in. Volgens LM mag dat niet. Géén insecten bij het papier! Wablief ...? Ik prutste verder en inwendig grijnsde ik, want ik ken mijn klassiekers.
- Een mot is een nachtvlinder, just? - Bwa, ja zeker … zei hij. - En een nachtvlinder is een vlinder? - Jaa, en …? - Awel, dan gaan ze de papierdoos in want vlinders hebben vleugels van papier. - Zegt welke pipoloog? - Zegt Boudewijn de Groot.
En dié autoriteit, daar kon hij niet tegenop. Die was té Groot. Ziezo.
Iets wat aan boord zeer bruikbaar was, was maatschap. Wanneer het vlot werken is met iemand, wanneer een klus geklaard wordt in iets minder dan de geschatte tijd, dan komt er een lachje van contentement, van voldoening. En dan heeft men een goed oog in het verloop van de rest van de contractperiode. Want het blijft altijd afwachten natuurlijk, met wie men moet samenwerken. Wanneer het tegenslaat (en dat kan) dan heeft men de stille troost dat een contract maar zes maanden duurt en niet een hele loopbaan. Met een beetje geluk zijn de anderen van het departement al halverwege hun contract …, nog maar drie maanden te gaan en die monsteren af. Efkes volhouden dus, en er komt ander-&-beter volk.
Wanneer het meeviel was het de hemel op aarde. Goed maatschap. Wanneer de naaste collega meevalt, kan men de moeilijkste keuken en de moeilijkste mess aan. Want de pantry zit tussen de keuken en de zaal. Daar zijn ook sagen en legenden over te vertellen.
Met een 'moeilijke' mess heeft men graag ruggensteun van de keuken. Maar soms is het ook met de keuken moeilijk samenwerken. En dan staat de pantry tussen twee vuren. Men overleeft dat. Met een goeie collega kan men dat aan. Met een moeilijke collega … staat men er alleen voor.
Ongeveer de eerste job die men te doen krijgt bij aankomst aan boord zijn 'stores & provisions', voorraden en proviand innemen. Niet elke keer, maar vaak wel.
De spullen moeten snel aan boord genomen worden en snel gestouwd, vooral de proviand, want er zijn bederfbare waren bij, en de rest is diepvries. Wanneer er een grote bemanningswissel is, staan degenen die afmonsteren met bagage en al vertrekkensklaar aan deck terwijl degenen die aanmonsteren nog de gangway op klauteren. Wie neemt er ondertussen stores? Niemand.
Voor de nieuwkomers is het kwestie zo snel mogelijk werkkledij aan te trekken -jetlag of het lokale uur van de nacht is geen excuus- en er aan te beginnen, vaak in een accommodatie die men nog niet kent. Maar maak dat ge er staat, daar beneden, want die eerste indruk is mee bepalend voor de verstandhouding gedurende de rest van de contractperiode.
JM was zo iemand. We stonden ons uit de naad te werken om met maar de helft van de mensen de paletten leeg te krijgen en te maken dat de spullen in de koelkamers stonden. Er was een flinke afstand tussen de buitendeur en de koelkamers. En we waren maar met twee op die job.
Ineens stond daar een klein springeding, in overall én met de veiligheidsbottinnen aan : mijn nieuwe collega. Dat gaf moed, 1 persoon meer.
Na verloop van tijd kwam er iemand bij die ik niet kende, ook iemand van de nieuwkomers. Mijn man, zei JM. Ah? de nieuwe tweede kok/bakker? Maar ik vroeg niks, we werkten verder. Toen begon de stroom goederen te versnellen. Ik stak mijn hoofd eens buiten : alle matrozen waren aan het helpen met de proviand.
- Hoe? Moeten die hun eigen stores niet lossen, verf en zo … ? - Eerst de proviand, zei JM.
Ik vroeg niet verder en ik gaf een streepke bij. Dat ging vanzelf, met plots zoveel hulp. Alles weegt plots veel minder met zoveel versterking. Wat bleek, haar man was niet de nieuwe tweede kok/bakker maar de nieuwe bootsman en hij hanteerde het principe: eerst de proviand, dan pas de rest. Verf zal niet smelten, ijsroom wel.
Voor mij was dat een revelatie. Niet de redenering maar het principe. Tot dan toe had ik enkel meegemaakt dat elk departement zijn eigen voorraden loste, en als er tijd overschoot (áls) kwamen ze een handje helpen bij de ongespierde sukkels van de keuken. Niet met deze bootsman : Food First. Dat is zo gebleven in elke volgende haven, telkens wanneer stores & provisions aan boord genomen werden.
Over JM en haar man kan ik nog veel vertellen. Echte groepsmensen. Een crème om mee te varen.
Toen mijn contract om was vond ik het bijna jammer dat ik afmonsterde en ik hoopte hen nog eens tegen te komen op een ander schip. Maar dat heeft niet mogen zijn.
“… want ik had meestal geen idee waarom die kwaad werd. ”
Of straffen terecht waren heb ik me als kind lange tijd niet afgevraagd. Grote mensen straften wanneer ze er niks van snapten. 't Is te zeggen, zij straften en ik snapte niet waarom. En van de weeromstuit dacht ik dat zij er ook niks van snapten, en dat dat de wereld zo in mekaar zat.
Jaren later heb ik begrepen dat mijn grote mensen er niks van snapten omdat ze zich niet verdiepten in de situaties. Maar dat was later en toen was het al te laat.
Straffen werden ondergaan, een beetje onverschillig. Tina nam die houding over.
Mijn houding veranderde pas toen Laura er bij gekomen was en ik merkte dat zij angstig werd door die commotie. Wanneer Laura iets mispikkeld had schopte ik al eens preventief tegen grote-mensen-schenen. Door mijn gedoe verdween Laura (3) dan uit hun blikveld, ik werd hun mikpunt (10j) en Tina (7) ontsnapte aan de aandacht. Dat werd ongeveer een vast patroon, ik was de bliksemafleider. Ook wanneer onze ouders onder mekaar ruzie maakten. Misschien vooral dan.
Dat niet in elk huisgezin het er zo aan toe ging ben ik pas beginnen beseffen toen ik al 15 was, toen ik begreep wat het woord irrationeel zoal inhield, toen ik om een of andere reden met sprongen meer inzicht kreeg. Waarschijnlijk dank zij interessante leerkrachten, zij kriebelden ons abstract denken wakker.
Maar dan was het te laat. Een band die er amper of niet geweest is kan men niet aanhalen of versterken. Irrationele straffen op de vreemdste momenten …
De papa zat in de tuin. Hij zou er op de kinderen letten, want mama ging boodschappen doen. 'als ge ze niet hoort, dan is er iets' had de mama gezegd. Hij zette de jongste op een dekentje en installeerde de oudste in de zandbak.
Hij had de grond afgespeurd op mieren en de lucht op wespen en bijen. Toen nam hij zijn tablet en opende de sportpagina's. De oudste murmelde kinderdingen en de jongste brabbelde wat en alles was peis en vree in de tuin.
Na een paar minuten stond de oudste naast hem, want zelfs in een mooie zandbak is alleen toch maar alleen. Hij kwam een praatje maken.
- Papa? - Ja jongen, zei de papa afwezig. - Hebben alle engelen vleugels? - Ja jongen, antwoordde hij en hij vroeg zich af of het met die nieuwe trainer nu wat zou worden of niet. - Allemaal? - Ja jongen, allemaal. - De engelbaarders ook? - Ja, de engelbewaarders ook.
En hij keek op, want met dat taterwater naast zijn zetel kon hij zich niet concentreren op het artikel. Naast het zandbakje zag hij een leeg dekentje. Waar was de jongste?
Het kruipertje was op kruiptocht gegaan. Zijn keel snoerde dicht. Was de poort van de oprit dicht? Néé … Hij nam de oudste van de grond, stoof met hem naar de zijkant van het huis en wat hij zag was dit :
Daar lag de hond van de buren, waakzaam.
- Sommige engelbewaarders hebben geen vleugels, kneep hij uit zijn keel.
Mirakelen bestaan nog : hij besloot zijn tablet voor de rest van de namiddag binnen in huis te leggen. Maar hij heeft eerst bovenstaande foto gemaakt natuurlijk.
Op de kinderen letten noemt hij dat. Sport zitten lezen noem ik het.
de donderdagkameraad ~ het was broos Zomer 2005, een terras aan het Willemsdok (Antwerpen)
Na 14h is het terras aan het Willemsdok ongeveer vrij van lunchende kantoormensen en daarom plande ze haar moment van stilte aan het water in de vroege namiddag. Met een boek en met een tijdschrift. Het tijdschrift voor het geval de yuppie-managers luidruchtig bleven doorvergaderen. Het boek voor het geval deze mensen het fatsoen zouden hebben intijds te verdwijnen om elders hun loon te gaan waar te maken.
Die dag had ze geluk, deze mensen verdwenen. Zodoende was het boek aan de beurt. Het tafeltje was klein en rond en het wiebelde. Lees zo maar eens een boek ... Na een paar minuten legde ze het op haar schoot. Een beetje rondkijken dan maar.
Aan het tafeltje ernaast zat een heer die het lezen ook opgegeven had. Wiebelde zijn tafeltje ook?
Ze boog zich lichtjes voorover om discreet de titel te lezen. Dat mag. Vanaf een bepaalde leeftijd mag men mekaars titels lezen. Discreet.
Een reisgids voor Zuid-Afrika. Ze raken in gesprek. Hij heeft een dochter in Londen wonen en een dochter in Zuid-Afrika. In België weinig of geen familie nog. Kinderen en kleinkinderen ver van huis, hij reist over en weer. Maar het vliegen begint te wegen. Hij is 70+.
Zij (55+) reist al dertig jaar, beroepshalve. Zuid-Afrika, luchthaven-ellende & vliegperikelen waren raakpunten. Er kwamen ook andere onderwerpen aan bod.
Die zomer elke donderdagnamiddag : het terras aan het Willemsdok. Praatmaten, donderdagkameraden. Waren het 'goede' gesprekken … jawel. Met koetjes-&-kalfjes tussendoor. Soms prietpraat voor de afwisseling. Maar altijd even aangenaam en op een of andere manier verrijkend. (Sorry voor het cliché)
Toen het kouder werd bleven ze elk weg.
Tot zomer 2006. Een beetje verbaasd / opgelucht / blij zagen ze mekaar terug. Elk aan een minuscuul rond wiebelend tafeltje. Elk met een boek. Voor 't geval. En ze bleven mekaar aanspreken met Meneer en Mevrouw. Zeer hoffelijk. Zeer typerend. En de dochters bleven Londen en Zuid-Afrika heten. En de gesprekken waren opnieuw zeer afwisselend & interessant. Lichtelijk afstandelijk, maar enorm interessant.
Winter 2006 : de donderdag namiddagen vielen weer weg. Zomer 2007 : opnieuw terrasjesweer. Deze keer verheugde ze zich op de donderdagnamiddag, de praatmaat zou er zijn.
De eerste donderdag : niemand, de tweede donderdag stapt een dame (40+?) op haar af. Met een map in de hand. Ow, nee, dacht ze, toch geen enquête … - Mevrouw, mag ik u vragen, komt u hier regelmatig op donderdag? - Soms, antwoordde ze voorzichtig. De dame ging zitten. Ongevraagd. - Ik ben de dochter van xyz, zei ze. - ? - De dochter van de man die hier op donderdagnamiddag met u praatte. - Ah? - Mijn Vader is overleden. - Oh. - Hij heeft ons instructies nagelaten. Onder andere dat ik u moest verwittigen. Ik heb u herkend aan zijn beschrijving. - Tja.
Ze stond recht, mompelde iets van dank u, en verdween.
Op de bus besefte ze dat ze de dochter niet gecondoleerd had dat ze niet gevraagd had welke dochter zij was, Londen of Zuid-Afrika, dat ze haar niet gefeliciteerd had met zo’n zorgzame vader en dat ze haar zelfs niet bedankt had voor de moeite om naar het Willemsdok te komen. "Ik zal haar bellen. Of mailen. Of schrijven." Maar ze had geen enkel adres of nummer gevraagd … En ze besefte dat ze de enige kans om de dochter een woord van troost te geven had laten voorbij gaan.
Ik ben een asociaal monster, zei ze 's avonds voor de spiegel.
m - EZW-01/2009 – HiH 10/2014, 09-2016, bijgewerkt -
In de USA is het haast ondenkbaar dat men niet bij een of ander godsdienstig instituut hoort. Dat zou iets te maken hebben met de sociale wetgeving aldaar, of met de mankementen die ze vertoont. Het zijn de georganiseerde godsdiensten die voor een deel die mankementen opvangen.
Zelfs op een futiel vragenformulier voor de bezoekersaantallen merkte men dat. Godsdienst : __________ . Op die lege lijn moet men dan iets invullen. Val nu dood, dacht LM, daar hebben ze niks mee te maken, met mijn overtuiging! Hij vulde in : GEEN. Dus schreef hij NONE.
De dame die het formulier nakeek bleef hangen bij dieNONE. Wat bedoelde hij met géén godsdienst ? 'Gewoon, geen godsdienst.' Dit was met nadrukkelijk hoofdschudden ondenkbaar en ook onaanvaardbaar. Er moest en zou een godsdienst ingevuld worden. Om het te laten vooruit gaan zei LM dan maar agnost. Agnost was een godsdienst die ze nog niet kende.
- Agnost betekent dat ik het niet weet. - Dat u niet weet welk uw godsdienst is? vroeg ze fronsend. - Dat ik niet weet of er een god is met heel zijn reutemeteut. - Atheïst dus, deed ze verbeten. Als had ze de vleesgeworden antichrist voor zich staan.
Op een avond belde Tina een vriend of hij wou langs komen omdat ze raad nodig had ivm een aantal administratieve strikvragen over de bvba. Teveel om langs de foon uit te leggen. Teveel gedoe ook om alle administratie tot bij hem te brengen. Of hij kon langskomen?
- Dat zal vandaag niet gaan, antwoordde hij, ik heb hier nog een afwas te doen. - En dat moet nu? - Yep. - Hebt ge een kartonnen doos? - … ? - Een plastic doos? - Eh, ja, van die rode curverboxen. - Laad uw afwas in en we doen hem hier. In de vaatwasser.
Twintig minuten later stond hij aan haar deur met twee dozen afwas. De spullen werden omgespoeld, de vaatwasser werd gevuld en gestart. Vervolgens werd de administratieve wolfsklem van de bvba ontmanteld. Daarna werd het proper vaatwerk weer in de rode plastic dozen geladen. En toen werd een fles wijn leeg gemaakt (één?) om te vieren dat die avond twee problemen opgelost werden. Moe doch tevreden vielen zij in slaap.
's Anderendaags in de vroegte vergat hij zijn huisraad mee te nemen. Tina is hem onmiddellijk, in volle spits en in pyjama, achterna gereden met zijn twee dozen vaatwerk. That's what friends are for.
troost moet soms uit kleine dingen komen ~ uit een fotootje (dat ik nu niet terug vind)
Aan de achterzijde van ons gebouw keken we uit op een wildernisje, een stuk grond met hoge bomen, dat omgeven was door de tuinen van de omliggende huizen. Die bewoners hadden daar ook een servitudeweg.
Die kleine enclave is verknald, verkaveld en volgebouwd. Er is een woonerf gekomen. 04/2014 is het begonnen. April. In volle nestseizoen! Op enkele dagen tijd waren de bomen en de struiken van die kleine oase omgelegd, verhakkeld en afgevoerd. We waren een leverancier van zuurstof en koelte kwijt, de vogels waren van slag en de katten vonden hun eigen paadjes niet terug omdat de machines de grond kapot gereden hadden. Hoe het ging met molletjes en muizen daaronder, daar durf ik niet aan denken. Met de bestuivers en andere insecten zal het nu ook wel triestig gesteld zijn want de huisjes die er ondertussen neergepoot werden hebben zeer steriele tuintjes. Van 'onze' wildernis blijft niks over.
Aan de straatzijde van ons gebouw worden de perken van de plantsoenen zeer strak gehouden. Dat zal wel zijn nut hebben. Een weelderig struikgewas zou maar inspireren tot struikroverij. 't Is zo al erg genoeg gesteld met Antwerpen. Aan de voorzijde is dus nog groen, mooi groen, maar het is niet wild, het wordt in toom gehouden door de mensen van de plantsoendienst.
Tot een paar weken geleden. Op de middenberm raakte de snoeimeneer met zijn loeimachien niet meer tot boven op zo'n groene cilinderstruik. Die dingen groeien namelijk. Waarom de struiken op de middenberm strenge meetkundige vormen moeten hebben is me een raadsel. Mooi is het niet. Maar die dag ineens wel want bovenop de cilinder bleven de uitlopers ongesnoeid en ineens hadden die strakke struiken een kapsel of ze op een festivalwei stonden, ze hadden een foeziewoeziekapsel dat ging wiegen bij het minste zuchtje wind. Ze zagen er direct veel sympathieker uit. Daarvan hebben we een fotootje. (dat ik nu niet terug vind) Dat was die kleine troost.
In die ene foeziewoezie struik zag ik zelfs een ronde mond en twee donkere oogjes. Lang heeft het niet mogen duren. Twee weken later kwamen ze met een kleine hoogtewerker en werden de plezierige kapsels opnieuw ongeïnspireerde crewcuts.
Achterin zijn we ons wildernisje kwijt en vooraan staat het zo strak dat ik er regelmatig de kriebels van krijg :
Alles gaat volgens 't boekje. De mensen van het groen onderhouden het plantsoen hier bij ons op 't hoekje. Als het voorjaar is gekomen en het groen laat zich weer ruiken staan er botten op de bomen en ook op alle struiken. Alles volgens 't boekje hier bij ons op 't hoekje.
De sappen bruisen, de botten barsten open, men staat versteld van dat stil geweld en dan komen bloesems die tot dromen nopen. Alles volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje.
Na het dwarr'len van het roze freel -en dat is er heel véél- komen de mensen van het groen den opkuis doen. Het wordt hier zo getrimd. Het word hier zo gepimpt. Het is toch zó volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje.
Mag het eens wat minder strak, mag het eens wat milder ? mag het eens wat wilder ? Ik heb het graag wat minder mak Helaas … alles volgens 't boekje, hier bij ons op 't hoekje
Het ware te wensen dat alle mensen met hun gebreken zich zelf eens bekeken, dan zouden ze het praten van anderen wel laten. Laat hebben, laat vloeien, dat ieder zich met zijn eigen bemoeie. En die wat weet van mij of van de mijnen, ga naar huis en bezie dan de zijnen. En zijn die van gebreke vrij, dán staan ze verre boven mij.
Het rijmsel doet me denken aan het soort verzen dat we in de lagere school moesten leren. 'k Ben gaan zoeken op het Net en er wordt geen auteur vermeld. De eerste lijnen van het gedicht hebben wel carrière gemaakt als spreuk op gebakken tegeltjes. 't Net staat er vol van. Hangt heel Nederland dan vol met dat soort tegeltjes?
Ook geeft men op verschillende sites en blogs de naam of de initialen van de inzender. Maar over de auteur niks, nog niet gevonden. Misschien had ik wat verder moeten speuren, maar daar heb ik nu efkes geen tijd voor. Als iemand anders het wil doen, verder het Net omspitten, graag ! Alle hulp is welkom.
Het doet me denken aan die oude gedichtjes, in de stijl van de Rederijkers, die van 'in ’t vroede' In die werkjes moest een wijze, vroede, stichtende gedachte in zitten, de strekking met ernstige en moraliserende gedichten. Eigenlijk waren die dingen opvoedkunde op rijm. Nogal belerend feitelijk, zoals later ook de moraliserende dominee-poëzie dat was. Zoals 'Jantje zag eens pruimen hangen'. Dat werd ook geschreven met een bedoeling.
Maar binnen die manier van werken blijkt er ook de ironische aanpak ? Deze auteur maakt op het einde van zijn vers zogezegd een buiging voor de mensen die menen dat zij zichzelf niets te verwijten hebben.
en zijn die van gebreken vrij dan staan zij verre boven mij
Dat is ironie volgens mij, daarom weet ik niet ik of het gedicht past in een van de Rederijkers categorieën. Een kinderversje is het zeker niet, daarvoor is het te beschouwelijk.
Ooit hoop ik de naam van die auteur nog te vinden, want ik zou graag meer weten over hem of haar.
Eerst was er stilte. Elk zat in eigen gedachten verzonken. De trein reed door de coulissen van de samenleving en daar valt heel veel te bekijken en te overdenken.
Er zijn de keurige tuinen, met een veranda tegen het huis. Alles piekfijn. De grassprieten staan er in het gelid.
Er zijn de levendige tuinen, waar een driewielertje op het terras staat en een stoel omgewaaid ligt en onder een deksel zit een zandbakje te overwinteren.
En dan zijn er de puzzelterreinen. Dat zijn de gronden met de befaamde Belgische koterijen. Zulke terreinen sporen aan tot raden en verzinnen en saga's fantaseren. Er zit een gedeelte moestuin bij, met een paadje van betonplaten in het midden. Sommige paadjes hebben erlangs nog de betonnen wasdraadpalen staan.
De onverzettelijken, de echten, de low-tech-fundamentalisten drogen nog altijd de was op de draad, los in de wind, de gratis droger. En het wasgoed ruikt dan zo fris hé.
Die dag vroor het en er was geen zuchtje wind. De was hing loodrecht naar beneden, als versteven. Was de was bevroren?
- Als was in de vrieskou ophangt, is die dan drooggevroren of gevriesdroogd ? - Gevriesdroogd, want eerst vriest het en dan droogt hij. - Zou iemand natte was gaan ophangen in de vrieskou, denkt ge? Da's dan koud aan de handen hoor, natte was … - Misschien hebben ze de was gisteren opgehangen. - En vannacht pas is het beginnen vriezen. - Ja. - Dan is hij drooggevroren, niet gevriesdroogd.
Het was een academische kwestie aan het worden. Ze zwegen en dachten na en keken naar buiten. Af en toe kwam nog eens wasgoed langs.
- Weet ge, ik denk niet dat hij droogt. - Ik ook niet, hij bevriest alleen maar. - En binnen ontdooit hij weer. - Ja. - En dan is hij niet droog. - Nee.
De wereld was weer in harmonie en zo ook draaiden de wielen.
Wanneer iets plots duidelijk wordt, ooit heb ik daar eens een beschrijving van gelezen. De blik staart, de ogen gaan half dicht, er is een moment van hersenstilte (er wordt niet gedacht of nagedacht) en plots verheldert het gelaat. Aha! zeggen de ogen.
Lang geleden, het meisje is nu 46 jaar geworden, verwarde Toppié het woord andere met het woord blauwe. Wanneer ze 'andere' bedoelde, zei ze 'blauwe'. - Wilt ge een pannenkoek of een wafel, Toppiéke? - De blauwe. Pannenkoek dus, dat eerste, dat andere. Wij snapten het, maar ze moest ook elders verstaanbaar zijn met haar blauwe.
Misschien als ze de namen van de kleuren leerde, zou ze vanzelf het woord blauw in de juiste context gaan gebruiken. Want het kind was schrander genoeg, ze was enkel efkes misleid door dat 'andere = blauwe'. Ik nam een blad papier en wasco stiftjes en zei dat het papier wit was. Ze zette er een paar strepen op, ziezo, en ze keek mij aan of ze me een groot plezier gedaan had. Waarschijnlijk had ze begrepen dat het papier leeg was.
Wit = leeg? Een tweede begripsverwarring konden we missen, we hadden eerst die andere weg te werken, die blauwe. En de kleuren opsommen van de wasco leek ook geen vat te hebben op haar denkmachientje.
Als ik nu eens veel dingen van dezelfde kleur bijeen bracht, dan werd het misschien duidelijk dat het over de kleur ging en niet over een andere eigenschap van gelijk welk ding. Kleine prutsen in kleur, dingen die op tafel kunnen gelegd worden.
In de knopendoos (4 generaties knopen) lag kleur, bij de pionnen van mens-erger-je-niet hadden we de basiskleuren, plus groen. Vier van de wasco's mochten weer meedoen. En plastic wasknijpers. En legoblokjes in allerlei vormen en basiskleuren. En de grote houten kralen. Geel was de moeilijkste kleur. Kleine gele dingen vinden … gelukkig zaten er voldoende gele knopen in de knopendoos. Ergens rond WOII moet geel in de mode geweest zijn.
En toen kwam ik in de speelgoedbak de zandvormkes tegen. In de vier kleuren. 'k Was gered. Ik nam vier vormkes en zette ze op tafel. Rond het groene legde ik alle groene spulletjes, De gele dingen kwamen rond het geel vormke, de rode frutsels rond het rood potteke en alle blauwe dingetjes rond het blauw.
Toppié zag me doen en ik zag haar denken welk spel dit kon zijn. 'k Had haar aandacht, dat was al iets.
Traag legde ik in elk vormpje 1 ding - Groen-bij-groen … geel-bij-geel … rood-bij-rood … blauw-bij-blauw. Nu Toppiéke.
Haar blik ging op oneindig, haar ogen gingen half toe … stilte … En toen gingen de oogjes weer open : aha! zó zit het spel ineen! Het was alsof ik tot in haar denkmachientje kon kijken. Ze heeft het vast, ze snapt het, ze heeft het begrepen! 'k Had zin om te juichen en hield tegelijk mijn adem in.
- Zo-bij-zo, zo-bij-zo, zo-bij-zo, zo-bij-zo … ratelde ze. Klaar! Schrander genoeg, 'k zei het toch. Nu nog de namen van de kleuren. Ik roefelde de resterende spulletjes door elkaar. - Dit is een groene, de groene bij de groene. De rode? - Pij te rote …
Ze deed en zei vlotjes wat van haar verwacht werd, zonder te aarzelen bij het woord blauwe. We hebben het spel nog één keer gespeeld en toen vond ze het genoeg, het was tijd voor iets anders. 's Avonds hebben we nog een optreden gedaan voor Tina. Het was een echte voorstelling, met applaus en gelukwensen en kusjes voor Toppiéke.
Mijn dag was goed. 'k Had die namiddag in dat klein brein een lichtje zien geboren worden. Dat is een memorabel moment hoor.
Liefde maakt het leven lichter. Niet licht. Wel lichter. Daaraan dacht ik toen ik dit stukje las over een gewoon klein momentje tussen twee gewone mensen.
het licht van zijn leven
Ze keek naar hem met de milde ironie van een vrouw die haar man oud ziet worden en hem liefheeft.
- Louis, uw das … - Och, deed hij onverschillig. Maar ze nam hem bij de jaskraag, draaide hem langzaam een halve slag zodat hij keurig voor haar stond en stropte dan met een vloeiend gebaar de blauwe das weer netjes rond zijn nek. - Allez! deed hij, quasi tegendraads.
Toen zag ze dat zijn veters weer te ver uit zijn schoenen hingen. Hij zag het ook, maar omdat hij zo’n ronde buik had, kon hij er niet zo vlug bij. Zij stond al gebukt en knoopte een paar onwederroepelijke strikken. Met een wijsvinger veegde ze terloops een spatje van zijn blinkende schoenen.
Toen ze zich oprichtte nam hij haar gelaat tussen zijn handen en drukte zachtjes een kus tussen haar ogen. - Zot …, zei ze stil.
In de lente van '76 stond ik op Zaventem in de aankomsthal te wachten op een vliegtuig uit New York. Nagelbijtend. En in de andere hand welkomst-bloemen.
De luchthaven zag er toen nog helemaal anders uit en er hingen nog geen monitoren. We moesten het doen met zo'n ratelend lamellenbord. Dat ging goed hoor : door het geratel werden we eraan herinnerd dat we nog eens op het bord moesten kijken. Was er nieuw nieuws? Want het vliegtuig had vertraging. Eerst drie uur, dan ineens maar twee uur ... er kwam schot in de zaak! Uiteindelijk zijn het 6 uren geworden. Zés. Na verloop van tijd stopt een mens vanzelf met nagelbijten. En de bloemen trokken ook op niks meer.
'k Was in gesprek geraakt met iemand van mijn leeftijd. Zij moest ook die zes uren zien door te komen en ook met de cash die ze op zak had. Bankcontact bestond nog niet. Eten en drinken? We zien wel.
Wachten maakt murw. Uiteindelijk zaten we op de grond, de benen languit en de bloemen lagen al ergens buiten mijn gezichtsveld. Teveel roken (dat mocht toen nog) te weinig drinken (wisten wij veel van hydrateren) en niet eten. En dan dat wachten. Niks actie. En weinig focus want lectuur hadden we ook niet bij. Na een tijdje geraakt men in een vreemd soort tijdsinterval. Compleet onwerkelijk.
We hebben mekaar dingen verteld waarover ik zelfs nog niet met mijn naaste dierbaren gesproken had en ook niet van plan was zulks te doen. Zoveel dingen worden existentieel wanneer men 24 is, zes uur moet wachten en niks om handen heeft. Zes uren vacuum.
En toen kwamen onze reizigers toe en hadden wij mekaar niet meer nodig. Zouden we wel afscheid genomen hebben?
Drie dagen later zat ik op de tram ter hoogte van de Beurs (Brussel), toen nog bovengronds (de tram), en iets verderop zag ik een bekend gezicht staan. 'k Glimlachte wat vaagjes, omdat ik niet wist wie, van waar, of hoe. "New York" lipte ze, en ik wist het weer. 'k Zat te ver af en een gesprek was gelukkig onmogelijk. Het was niet de bedoeling dat de gedachtewisseling van uren een vervolg zou hebben, hoe kort ook.
Nog eens drie dagen later zag ik haar zitten in de Villon, aan het kerkhof van Elsene, de andere kant van de stad, toen een nogal spooky rondpunt, zelfs op dagen dat het langer licht bleef.
Twee toevallige vervolg-ontmoetingen in één week tijd? Dat vond ik bizar genoeg, en ik koos voor een strategische aftocht.
Dat alles is vandaag 43 jaar geleden. Heel af en toe vraag ik me af hoe het verder zou gegaan zijn als ik die avond in de Villon toch naar haar was toegestapt. We waren allebei in gezelschap, we hadden het zeer kort kunnen houden. Óf we hadden de tafels bijeen kunnen schuiven ...
Misschien ben ik daar de vriendschap van mijn leven misgelopen.
m - EZW-08/2011, HiH 11/2015, 09/2016, bijgewerkt -
Elektrieker is het oudste beroep van de wereld. Toen ene god aan zijn schepping begon zei hij: er weze licht. En er was licht, volgens Genesis 1:3. Maar wie heeft daarvoor gezorgd? Wie was er al tijden kabels aan het trekken? Juist ja. Men kan een opperwezen toch niet in de donkerte laten sukkelen hé. 't Zou er lief uitgezien hebben.
-----
In '96 lag het schip op anker voor Jurong (de westkant van Singapore Island) en LM & ik stonden 's avonds samen met de scheepselektrieker Nicola (Kroaat) te wachten op het taxibootje dat ons naar de wal zou brengen voor een avondje uit. Het regende al een tijdje. 't Was zo'n tropische stortbui waar een mens binnen de 30 seconden doorweekt van is. En we moesten de gangway nog af.
Om onze voorpret helemáál te bederven begon het nog te bliksemen ook. Van die horizontale, rennende bliksems. Monumentale lichtspoken die rakelings over de buildings heen-&-weer scheerden met vlak daarop langgerekte krakende donders. En dat bleef zich herhalen, en dat minderde niet.
- Oh-Oh! Master-Electrician angry! zei Nicola en zeer onder de indruk sloeg hij een kruis.
Toen het bootje er was hield het op het met bliksemen, de regen nam af, en stopte ook en wij geraakten relatief droog het deck over en de gangway af tot in het bootje. Het is droog gebleven tot we goed en wel in het restaurant op Jurong-Pier zaten, met open kijk op het spektakel. Want er brak weer een indrukwekkend klank-en-lichtspel los, zo een waar een mens stil van wordt.
- Super-Electrician, knikte Nicola, wetend.
Wanneer we later op de avond terug naar boord gingen was alles weer kalm, we hoorden enkel het klotsen van het water. We zijn droog de gangway opgeraakt. We zijn veilig het kasteel binnen geraakt. We konden rustig gaan slapen. Allemaal dank zij die kleine scheepselektrieker die de juiste eretitels had gebruikt voor zijn Grote Elektrieker daarboven.
m – EZW-08/2011, HiH 12/2014, HiH-09/2016, bijgewerkt -
Als het even kan, dan spring ik binnen bij mijn goede buurman Jan. Hij is niet zo goed ter been en Jan, ja hij is vaak alleen.
Ik zie aan Jan zijn lach dat hij me gaarne mag. "Blijf maar zitten", zeg ik dan "Blijf maar zitten Jan" Bij hem staat de koffie altijd klaar en koekjes van speculaas, zomaar.
Dat jij nog lang mag leven, Jan! Want soms voel ik mij ook alleen. Dan spring ik even binnen, als het kan bij mijn goede buurman Jan.
MajuMau 09/2006
De reden waarom ik bovenstaande lijnen hier plak : ik vind het een enorm sprekend gedicht. De koffie en speculaas altijd klaar, zomaar. Niet omdat iemand verwacht wordt, maar in de hoop dat er iemand langskomt. Voor mij gaat er een enorme tristesse uit van die twee lijnen. (lijn 10 & 11) En dan lijn 13, die vertelt alles : 'want soms voel ik mij ook alleen'.
In drie strofen een hele film vertellen, wie kan dat ? Hij kan dat. En het naturel waarmee dat alles verteld wordt, haast terloops, vind ik meesterlijk.
Oké. 'k Ben het gedicht aan het kapot-redeneren. Vergeet mijn interpretatie en lees het nog eens.
Eigenlijk heb ik nog nooit iemand van vroeger aangeschreven, gebeld of daadwerkelijk opgezocht. Een beetje Googlen, dat wel. Maar daar blijft het bij. Geen Feesboek of ander gedoe. Terug contact op te nemen met het verleden vind ik voor mezelf niet nodig. De twee keren dat ik per mail contact met mensen van vroeger had is dat zelfs teleurstellend afgelopen.
Het eerste contact was er doordat mijn mailadres via een rouwregister terecht gekomen was bij de broer van de overledene (toen 56j, een jeugdvriendin). Vermits het om een rouwregister ging vond ik het vanzelfsprekend dat ik me onder mijn eigen naam zou aanmelden en natuurlijk ook onder eigen naam zou tekenen. Die broer wou blijkbaar de draad terug opnemen, maar zijn tweede en derde mail stonden alweer zo vol dikdoenerij dat ik de communicatie laten uitdoven heb.
Het tweede contact was nogal verbazend. Plots kreeg ik mails van een koppel jeugdvrienden die nu ergens een plantage houden en die af en toe hun ervaringen wilden meedelen. Het was geen blog, het was een soortement automatisch doorsturen van nieuwsbrieven, zonder de mogelijkheid om uit te schrijven. Vreemd was dat.
De eerste mails waren interessant tot ik neerbuigende opmerkingen tegenover de lezer begon te merken. Zo stond er eens : 'de naam van de waterval schrijf ik niet want jullie onthouden dat toch niet'. Mag de lezer daar zelf over beslissen, over wat onthouden wordt en wat niet ? Die waterval kon dus niet opgezocht worden. De relazen waren opgesteld in een barokke taal, met onnodig veel details, en met een haast dwangmatig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden, alsof de lezer niet zelf een voorstellingsvermogen heeft. Dat, samen met flink wat manklopende vergelijkingen, maakte dat ik al schele hoofdpijn kreeg nog voor ik een tweede alinea uit gelezen had.
'k Heb toen gevraagd hoe ik me kon uitschrijven (zonder verdere uitleg te geven) en de mails hielden vanzelf op.
In die periode vertelde ik de tweede helft van dat mail-verhaal bij mijn zus Tina aan tafel en ik zei erbij dat het toch vreemd was dat die twee ginder mijn adres hadden. Waarop Tina zeer opgetogen vertelde dat zij hen dat bezorgd had. Waarop ik een eh, gedachtewisseling had met Tina.
Dat doorgeven van privé-gegevens heeft ze van Ma. Die heeft het ooit bestaan mijn woonadres door te geven aan de oudleerlingenbond van de nonnenschool. Gewoon omdat de oudleerlingenbond dat per post op het ouderlijk adres gevraagd had had Ma geantwoord. Louter en alleen omdat die school het vroeg. Een school waar we nota bene ... Wat ik daarvan vond, van haar mak & gedwee gedoe heb ik toen met handen en voeten moeten uitleggen.
Later heeft ze op de boekenbeurs nog twee keer mijn telefoonnummer doorgegeven aan iemand gewoon omdat daarnaar gevraagd werd. Een telefoonnummer is immers geen adres, was haar redenering. Nee? Een telefoonnummer is nog veel intrusiever dan een adres volgens mij. Wéér hartige woorden. Het is haar niet meer 'overkomen'.
Wanneer ik contact wil opnemen met het verleden, zal ik dat zelf wel doen. Zonder de moeialle bereidwilligheid van buitenaf, van Ma of van Tina. Laura doet zulke dingen toch niet ?!
om te vergroten, klik op bijlage ~ de troostboom spreekt Amai P2, dat gedicht is iets moois. En het kan dienen voor mensen van 4 tot 104.
“neem een blaadje van mij mee”
Dat klinkt echt als de warme woorden van een wijze boom. Met een blaadje kan men geen tranen drogen en bij een huilbui kan men er ook al niet in snuiten, maar er gaat wel een enorme troost uit van het gebaar.
“neem een blaadje van mij mee” zegt de boom.
"Ge zult het zelf moeten rapen of plukken, want ik kan het u niet aanreiken, daarvoor zijn onze werelden te verschillend, maar neem. Neem gerust. Neem veel. Want dat is het enige dat ik kan bieden, een plaatsje en blaadjes van troost." Zo genereus is een boom.
Dit is een persoonlijke interpretatie natuurlijk.
Magnifiek gevonden. 'k Ben op zoek gegaan naar die wondere Threes S. Wetting, en hieronder een resultaatje. Voor de tekst over haarzelf, voldoende scrollen, tot voorbij alle gedichten :
'… moeten bannen. Twee verwittigingen gegeven en toch nog zijn pingpongballen aan vegen, …'
Dat bannen getuigt van daadkracht. Voor zo'n kordaat en rechtlijnig beleid, mijn oprechte achting en waardering. Want het andere bestaat ook. Hier het verhaal :
Door laks beleid ivm met stoorzenders die hun gang konden blijven gaan en bléven gaan, heb ik een florissante groep compleet zien verworden. Zoiets van nabij meemaken is niet mooi om zien en doet pijn. En zoiets blijft bij. Zowel het verworden van die groep als het pertinent weigeren van de verantwoordelijke om in te grijpen.
In 't zeer kort : Ivm de dwarsliggers was na drie jaar het geduld van de meeste mensen op. De leden hadden regelmatig gemeld dat het genoeg geweest was met die stoorzenders -het waren er twee, elk op een andere manier- en dat er moest ingegrepen worden.
Maar ongeacht hoeveel mensen aangaven dat er iets moest gebeuren, de verantwoordelijke deed niks. In tegendeel, hij voerde redenen aan om niét in te grijpen. Redenen waren het eigenlijk niet, het waren vooral zwakke smoezen die niet ter zake deden, onder andere dat een sympathisante van een van die stoorzenders de moeder was van de beste vriendin van zijn dochter.
Hallo? Wa-blieft ?
Dit was geen beleid, dit was ouwemannepraat van de verantwoordelijke die verondersteld werd de teugels in handen te houden! Zich verschuilen achter een vriendschap tussen twee dochters om niet te moeten ingrijpen in een gemeenschap waarvan die twee vriendinnen geeneens deel uitmaakten … ? Een vriendschap ergens waar ze van geen tel is, gebruiken als smoes om gebrek aan daadkracht te maskeren? Als redenering was dat verschrikkelijk. Deprimerend ook. En zo pover, zo zielig.
Dat laks beleid heeft definitieve en onomkeerbare schade aangericht en de verwording van de groep, de teloorgang laten gebeuren. Vriendschap al smoes … ik wist niet wat ik las toen ik die mail toen las.
in de wachtkamer in Elisabethstad in Congo ~ door Rocor, 05/2007
Wellicht zult ge u afvragen : hoe komt ge daar nu? Het was 1957. Ik vervulde mijn legerdienst bij de paracommando’s. We waren pas enkele dagen in Congo. Ik was chauffeur van de commandant en hij moest naar de dokter. Die mannen moesten vervoerd worden. Ik zat daar op de baas te wachten in een kamertje van 3 op 3 meter. Het was 45 graden warm, snikheet dus. Recht tegenover mij zat een zwart meisje van ongeveer 18 jaar. Ze was zeer mooi en had haar kind op de schoot. Het moedertje was kleurrijk gekleed. Het baby’tje was zo te zien enkele dagen oud. Het was een jongetje. Het kleintje dacht dat het stilaan tijd werd om te eten en begon te zeuren.
Ik werd voorgelicht door ons moeder toen ik 9 jaar oud was. Ze zei dat de kindjes uit de buik van hun moeder kwamen. Dat was het, de rest moest ik zelf maar te weten komen.
1957 is natuurlijk 60 jaar geleden! Wat er toen gebeurde zal ik nooit vergeten. De jonge moeder schoof haar kleurrijk kleed opzij, haalde haar borsten boven en duwde de gulzige mond over haar tepel. U moet weten ik had nog nooit een blote borst gezien! Ik was opgeleid in een elitegroep, had de rode muts behaald, had 30 parachutesprongen gedaan, was commando, had leren vechten, had op rotsen en op touwen over rivieren geklauterd, had leren boksen, was uit rijdende auto’s gesprongen, … kortom wij waren getraind en van niets bang.
Wat bleek nu? Tegen zo een situatie was ik niet opgewassen. Ik voelde warm en koud. Wat moest ik doen? Naar het kind kijken? naar die mooie borsten? Kon dat zo maar? Ik ben toch maar mooi blijven kijken en het stoorde de moeder blijkbaar niet. Ik was onder de indruk. Het was zo puur. Bij ons in België zou toen zoiets onmogelijk gekund hebben. Men had er schande over gesproken. Wel moest ik vaststellen dat de kleine geen tafelmanieren had. Er liep een straaltje moedermelk over zijn buik. Het was een kleine gulzigaard en achteraf boerde hij luid! Over zijn gezicht lag een gelukzalige glimlach. De zwarte mama wreef met haar hand over de gemorste melk die nog een beetje uit haar borst vloeide en likte die op. Van een teder moment gesproken!
Toen kwam de dokter zeggen dat het haar beurt was. Mijn commandant vroeg of alles in orde was met mij. Hij vond dat ik zo raar keek. 't Is niet moeilijk! Ik vond de Congo een mooi land!
En ik vond dit een knappe situatieschets, daarom heb ik ze overgenomen. Een jongen van 20 of 21 jaar, getraind als paracommando, komt in een situatie waar hij puur geen blijf mee weet. Rocor vertelt het zo argeloos, alsof hij weer die jongen van 20 was.
Gisteren was het hier niet te doen. Hier. Op dit stoeltje en aan dit klavier. Niet te doen. Om de hoek zijn verbouwingen bezig.
Er werd gekapt en gedrild en geboord en ik werd er oren-dul van. Het geluid weerkaatste tegen de achtergevels en krijste tegen onze ramen. Lawaai = Hoofdpijn Al mijn hersenhelften decibelden door elkaar en mijn oogbollen trilden tot pijnlijke pudding. Mijn schrijfantennes gingen in rood alarm en werden totaal onbruikbaar. Weg denkvermogen, weg alle ideeën, en ik was hier ook weg. ’k Ben mijn heil gaan zoeken vooraan in het appartement. In de woonkamer was het relatief stil. LM had bezigheden in de keuken en daar was het werkelijk rustig, maar bij voorbereidend keukenwerk kan meneer geen bezoek gebruiken. Terug naar de woonkamer dan maar.
Achteraan verjaagd door lawaai van de buren, vooraan niet welkom in de planning van LM. Op de sofa ging ik mijn lot liggen overdenken.
’k Heb heel de situatie blauwblauw gelaten, en ik heb geslapen. Hoofdpijn wegslapen, altijd nuttig. Als slapen lukt. Het lukte.
20h : Het eten was lekker en zomers kommerloos, als neus naar de eerste dag van de herfst.
Eten en weer slapen, bekomen en nieuwe krachten opdoen, en vanmorgen stonden mijn schrijfantennes weer op groen : m – HiH-09/2016, bijgewerkt -
Tijdens het snuisteren in archiefmappen, kwam ik een tekst tegen waarin volgens mij een heel interessante gedachte zit :
zonder woorden
zowel vriendschap als vijandschap laten af en toe ook littekens na alleen is het ene mooier dan het ander ik zie ze als ik voor de spiegel sta die littekens kunnen veranderen als gij ook soms gaat veranderen worden ze mooier of slechter slechts zichtbaar door anderen
ge moet geen schrik hebben vriend om die littekens eens te tonen aan wie ge ze ook gaat laten zien aan vreemden of aan die bij u wonen
TBI, 28-09-2011
'k Bracht het onderwerp aan tafel ter sprake: vriendschap maakt & draagt littekens. Niet, zei iemand. Dat kan niet, dan is het geen vriendschap. Volgens mij wel, zei ik. Vriendschap maakt en draagt wél littekens. Evenzeer als liefde. Het kan bijna niet anders, als vriendschap onvoorwaardelijk en 'ondanks alles' is. Een vriendschap die met de jaren dingen meegemaakt heeft, draagt daar toch onvermijdelijk sporen van?
Ja. Vriendschappen kunnen littekens dragen en verdragen. En meedragen, de stille tekens van dingen die men samen te boven gekomen is. Veterane vriendschappen hebben blutsen, deuken, littekens. En toch blijven het vriendschappen. Of misschien mee daardoor.
Vanmorgen heb ik nog eens een ochtendfoto ontvangen en daar moeten we dan iets bij verzinnen. Liefst iets zinnigs. En juist vandaag heb ik geen zin in zinnigheden. Maar het gaat over voedsel, dan doet een mens een efforke :
Kinderen eten graag spaghetti. Dat is een van de zekerheden in deze wereld, dat is ongeveer een natuurwet. Hier volgt een grappig recept. Niet omwille van de ingrediënten maar het oogt een beetje raadselachtig in het bord. Als de men de (klein)kinderen of den huisgenoot eens wil verbazen met een andere bereiding, dan gaat men zo te werk:
- Snij frankfurterworsten / weense worsten in stukjes van +/- 3cm. - Haal er droge capellini door, zo te zien zes stuks per blokje worst. Misschien meer. Capellini zijn de allerdunste spaghetti. Eventueel de worstjes voorboren met een prikker want capellini breken bij het minste.
tidbits 2012 spaghetti hot dog
- 'k Zou geen zout in het kookwater doen, er zit al zout genoeg in de stukjes worst en die gaan mee het water in. - Gebruik een grote pot met ruim water + eventueel een geut olijfolie, waarom weet ik zelf niet.
'k Ga dit proberen met de volkoren capellini van Soubry, want die vragen maar 4minuten gaartijd om al dente te zijn. De gewone 'bleke' capellini van Carrefour vragen 6 minuten gaartijd. Nu mag het voor LM & mij iets malser, dus wordt het denkelijk toch 6 minuten. MAAR : voor de stukjes worst mag het water absoluut niet koken of de stukjes worst barsten. En dat willen we niet. Absoluut niet!, want dan is de hele presentatie, het hele idee naar de bom.
Men houdt het water tegen het koken aan, zonder te zieden. Dus wordt het waarschijnlijk 8 minuten om de capellini te garen, maar dat weet men nog niet, dat wordt beslist aan het fornuis, op het moment zelf.
- Afgieten moet zeer voorzichtig gebeuren om de stukjes worst niet te scheuren of te bruskeren. Eerst het meeste water weggieten en dan met de spaghetti-tang elk blokje worst-met-slierten uit de pot hijsen en in een vergiet leggen. Oef. Er is geen enkel stukje worst gescheurd.
Het eindresultaat komt dan op het bord, zoals op onderstaande foto. Het jong grut (en Opa) vragen zich af hoe die 'spaggestis' uit de sossiskes kunnen groeien.
spaghetti hot dog
"Kan Oma toveren?" vraagt Opa. "Nee, Oma doet gewoon eens gek." antwoordt zij. "Wáá-róóm?"vraagt de Kleine. "Omdat het misschien gaat regenen." denkt Opa. "Ja, omdat het misschien gaat regenen." zegt Oma.
Dat is een geldige reden voor de kleine. Het antwoord is goedgekeurd, de schotel ook goedgekeurd, en het bordje wordt leeggegeten.
'k Zou het serveren met een zacht kaassausje met fijne kruiden in, bieslook-dragon-kervel-peterselie, maar drie van deze vier vind ik al oké. Daarbij komt een tomatensla. Want bij pasta hoort tomaat, volgens mij. Misschien niet altijd in de saus of op hetzelfde bord, maar dan toch vlakbij, in een kommetje ernaast.
tomatensalade smulweb
'k Zou dit gerecht graag eens serveren aan een paar foodies, en ook aan de ploeg van Pee Klak in Strombeek-Bever, om te zien of die mensen er kunnen mee lachen. Dan wel met een meer volwassen sausje.
En als het gerecht lukt met de stukjes worst-uit-potten probeer ik het ook eens met kruidige balletjes gehakt. In gedachten ben ik ze al aan het blancheren, laten koelen, de capellini erdoor halen en … nu ga ik naar de keuken, vooraf oefenen. LM mag niet in de keuken of de mop is er af. Over het resultaat laat ik ooit nog wel iets weten.
"Alexander Badyaev, fotograaf, deed zijn dagelijkse wandeling in Blackfoot Valley, Western Montana, USA. Hij zag een reuzenstuifzwam. Eekhoorns en muizen waren ze al komen verkennen. Het oppervlak toonde kleine sporen van hun passages. Daardoor leek de bolle stuifzwam een beetje op de maan. En waarschijnlijk daarom wou Badyaev de maan bij op de foto. Een volle maan natuurlijk, ze moest even rond zijn als de stuifzwam bol was. Het werd geduld oefenen en plannen.
Bij de eerstkomende volle maan, lag Badyaev met zijn apparatuur in positie, te kijken en te wachten. Tientallen kleine dieren kwamen de stuifzwam bezoeken, verkennen en inspecteren. Meestal hertmuisjes die ronddartelden en dan plots stilhielden om te luisteren naar de omgeving. Om de dieren niet te storen, en om de sfeer van de plek weer te geven, gebruikte Badyaev de maan als tegenlicht. Om de ronding van de stuifzwam weer te geven en het klein leven er op en er rond, betrouwde hij op een lange sluitertijd en een mild flitslicht. Toen een hertmuisje zich eventjes stilhield om een vasthoudende mug te bekijken was de scene zoals hij wou en deze foto is het resultaat." wildlife photography %%%FOTO1%%% winnaar 2014
http://www.nhm.ac.uk/visit/wpy/gallery/2014/images/mammals/4829/the-mouse-the-moon-and-the-mosquito.html voor wie meer wil weten, een kort artikel : http://nl.wikipedia.org/wiki/Reuzenbovist , 80cm, ook groter - http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertmuis , 110 tot 225 mm, 10 tot 30 gram. Ik was weg van die foto. ’k Heb er twee dagen zitten op kijken omdat ik niet wist wat ik erover kon schrijven. Te zeer onder de indruk van die compositie. Al wat ik schreef was schamel tegenover dat beeld. Dan heb ik maar vertaald wat er onder stond, een stukje uitleg over de fotograaf en de foto. Op het formaat dat ik heb doorgekregen, -en ik hóóp dat het bij iedereen ook zo is toegekomen- is de muis ongeveer 2cm. Dat is ongeveer op ware grootte. De mug zou dan ook ware grootte zijn. Die twee op en bij een stuifzwam, het is op dat ogenblik hun universum. En dan laat de fotograaf ons verder kijken, hij brengt de maan mee in beeld. Wij zien een tweede universum, het onze. In één beeld van de miniwereld bij de stuifzwam naar de wereld van de mastodonten en de giganten, het uitspansel. Persoonlijk zou ik die foto op een blok plakken, zonder randen, zoals in de jaren ’60 en ’70 gedaan werd. Omdat het zicht verder moet kunnen lopen dan de foto, het geestesoog wil ook wat. Daarom zou ik deze compositie zeker niet begrenzen met vier latten. Aub niet inkaderen! Dat zou dit werk van Badyaev absoluut geen eer aandoen.
'k Stond wat te frutselen en te doen in de keuken en ineens hoorde ik straatgeluiden en LM die heel luid iets zei over 'vallen'. 'k Ging kijken in de woonkamer, LM was de balkondeur aan het sluiten. "Is er iets gevallen?" vroeg ik. Hijzelf blijkbaar niet.
Hij keek beduusd en wees naar de overkant van de straat : "Ik dacht dat die gast zijn autosleutels had laten vallen." "Waarom raapt hij ze dan niet op?" "Dat zijn geen autosleutels, het is een leeg sigarettenpakske" zei LM en hij sloot de balkondeur. "Hoe weet ge dat dan?" vroeg ik. "Hij heeft het gezegd toen ik riep dat hij zijn sleutels had laten vallen" zei LM, "en hij deed zó " LM maakte een wegwuifgebaar.
'k Bekeek die gast, hij stapte naar de broodjeszaak : een modieuze dertigplusser, dus geen snotneus meer en qua kledij zeker geen marginale. 'k Bekeek de auto : een blinkend crèmekleurig gestroomlijnd model, helemaal geen krotkar.
Ik haalde de verrekijker erbij -die lag nog achteraan, om naar de bomen te kijken- en vooraan zag ik dan, juist ja, een gekreukt sigarettenpakje.
"Wat een triestige vent." zei LM. "Ja, een frisse mentaliteit." zei ik. En ik vroeg me af of die man kinderen op te voeden heeft.
“ Een maat van mij zei eens: ik doe niet graag mee aan examens. Niet omdat ik niets ken maar omdat men niet zou zeggen ‘het is hij weer, die de eerste van de klas is’ ” TBI
Dat moet erg geweest zijn voor die jongen. Heel erg. Groepsdruk kan verschrikkelijk zijn. Toen al.
'k Heb zo een kozijn gehad. In een gelijkaardige situatie. Hij deed het goed op school maar de geuzen van de klas vonden dat 'flauw'. Goede cijfers was voor onnozelaars, voor febbekes, voor janetten … Hun eigen aantal onvoldoendes zagen zij als een trofee.
Kozijn is pas opengebloeid toen hij op de hogeschool en verder kwam, weg van die bavianen uit het middelbaar.
Later had hij twee van hen onder zijn werknemers. "Ze kunnen zelfs geen tandarts betalen, zei hij bedrukt, want ze zitten aan de grond." Dat vond hij erg, zelfs na alles wat ze hem aangedaan hadden. Zo een brave mens was die verstandige en schrandere kozijn.
over stuurman Knorrepot ~ zomer 1979, Long Beach, Ca.
Nu noem ik hem wel stuurman Knorrepot, maar hij was een zeer sociaalvoelend mens hoor. Niet sociabel in de omgang misschien, geen strijkages, maar wel iemand met een zeer fijn gevoel voor wat mag en kan, voor wat billijk en recht is.
Zo had hij gedaan gekregen dat de kaptein hem met de lifeboat een veerdienstje liet doen naar de wal. We lagen voor twee weken op anker bij Long Beach (Californië), ongeveer anderhalve mijl uit de kust. Nu is zoiets totaal ondenkbaar, dat een schip op anker een eigen sloep gebruikt om bemanning naar de wal te varen, maar in '79 of '80 kon dat soort dingen nog. Mits toestemming van de kaptein natuurlijk, vermits het ging over een sloep van het schip.
De stuurman voer op aanvraag om 13h, na het middageten, naar de wal. Met de lifeboat. En met als vast bemanningslid de 4de mecanicien, want volgens de voorschriften moest er een werktuigkundige aan boord van de sloep zijn. Of die jongen met evenveel enthousiasme als de 1ste stuur meedeed weet ik niet meer. Waarschijnlijk wel, in een Californische zon tijdens de werkuren zo wat heen en weer tuffen en er nog voor betaald worden ook … altijd beter dan in 't Machien staan sleutelen.
Vanaf dag 1 stonden Nooke en ik gereed om mee te gaan. Niet om aan de wal te blijven, daarvoor hadden we onze twee uren middagrust te zeer nodig, maar om te mogen meetuffen met de sloep. Zomaar, gewoon voor de verandering. Soms met onze schort nog aan stonden we al te wachten bij de gangway want het water vanuit de sloep gezien is veel meer 'water' dan van daar boven aan boord.
Soms dook er al eens een zeehondje met mooie ogen op, het kwam piepen en verdween weer. Dat boottochtje was voor ons de belevenis van de dag. Na de heen en terug van ongeveer een half uur konden we met zout op onze huid elk aan onze siëste beginnen.
Op een keer -'k ging na de middagservice het vuilnisbakje van de pantry naar het achterdek brengen- zag ik in de verte dat de sloep aan het terugkomen was. Hoe? Was de stuurman al voor 12h vertrokken? Daarom hadden we hem en de 4de mec niet aan tafel gehad! Gelukkig stond er voldoende te eten in de frigo van de pantry.
Ja, die keer was hij vroeger vertrokken, hij had de helft van zijn matrozen een namiddag vrij gegeven. Die mannen stonden te springen en na de douche waren ze vertrokken.
Nu was het 13h en de sloep met stuurman en 4de mec lag daar in de verte te dobberen. De sloep was nog het open model, in hout, met ook mast en zeil aan boord, in geval. En dit was een geval.
Ik zag de 1ste stuur en de 4de mecanicien staan sukkelen met die mast en met de lappen oranje zeil. De mast was toen nog in hout. Zwaar spul dus, geen vlot hanteerbare kunststof. En het zeil was nog in zeildoek. Ook zwaar spul, geen synthetisch lichtgewicht. Stuur en 4de probeerden de mast recht te zetten. Toen die met veel comedy-achtige toestanden eindelijk bleef staan, moest het zeil nog gemonteerd worden én gehesen.
"Zie ze doen, zie ze doen …" dacht ik en ik ging met het leeg vuilnisbakje terug naar binnen. Nooke vroeg waar ik zo lang gebleven was. "De stuur probeert te zeilen, zei ik, hij denkt dat die houten lifeboat zijn jacht is."
Wat bleek achteraf : de 4de mecanicien, de junior van de machine-officieren, had sinds dagen het dieselreservoir niet bijgevuld en bij het terugkeren naar boord was de sloep zonder brandstof gevallen. En de stuurman, die zichzelf een zeiler noemde want hij had thuis een zeilboot, stond niet alleen te vechten met het zware zeilmateriaal van de lifeboat, hij kon er ook niet mee zeilen. Rond 15h pas waren ze terug aan boord. Uitgehongerd, verdorst, serieus verbrand door de zon en in een rothumeur voor twee volle dagen. Zo, dacht ik, dat weten we dan ook weeral. ALTIJD drinkwater meenemen.
Van MVH ging iets uit dat iedereen meezoog. Met iedereen bedoel ik ongeveer vier of zes meisjes. Het zal '66 geweest zijn, we waren 14, sommigen al 15, nog altijd een ontvankelijke leeftijd als het gaat over empathie. MVH was gewoon een klasgenoot, er was dus geen hiërarchie meer gemoeid. Of toch geen officiële. Onze klas was mee toegelaten in de rozentuin, we mochten daar wandelen. Dat was al veel damesachtiger dan spelen op de speelplaats, een plein waarmee de jongere klassen genoegen moesten mee nemen.
In de rozentuin mochten we niet op het gras lopen. We mochten enkel op de paden wandelen of op de banken gaan zitten. Wij hielden ons daaraan. Wij hielden op met spelen en rennen, wij oefenden in gezapig wandelen, zelfs arm in arm, we werden mini-matrones. Van het gras in het Vondelpark hadden we nog niet gehoord. Dat kwam pas later.
Telkens wanneer MVH misnoegd of treurig was over 't een of 't ander -en iedereen weet dat men vlot melancholisch kon doen op poëzieboekskesleeftijd- zoog ze daar het gezelschap in mee. Die melancholische buien werkten danig op het gemoed van de anderen, waaronder ik. Het gebeurde te vaak en de buien duurden te lang Weken melancholie in de tuin. Op die bank. Elke dag, drie pauzes lang. En zo een heel schooljaar?
Er was voor mij maar één uitweg, terug naar de speelplaats. Dat heb ik gedaan, van de ene minuut op de andere. In de klas kon ik met MVH fantastisch samenwerken, é-norm! Maar buiten de lesuren zoog ze mijn energie weg. Ik heb toen in stilte maar wel zeer plots een punt gezet achter die vriendschap. Het was een soort mentale overlevingsdrang, 'redde wie zich redden kan'. Ik keerde terug naar de speelplaats. Voor mij geen rozentuin meer. De geuren waren er zoet en afwisselend genoeg, maar de sfeer rond MVH was één en al doem.
Toen ik nog in Ganshoren woonde was er een postbode die met zijn ego ruimschoots compenseerde wat Moeder Natuur hem in de bovenkamer vergeten mee te geven was.
’k Schrijf nu wel postbode, maar in die tijd, en dan zeker in de Brusselse rand, heetten die mannen facteur. Marcel de Facteur. Factrices waren er nog niet en ze zouden er nooit komen volgens Marcel, omdat … gewoon omdat facteur een mannenjob was, tiens ! Als onderbouwing van een argument kon dat tellen.
Het was de tijd dat dat facteurs nog in grijs PTT uniform liepen, een leren tas op de buik droegen en een kepie op het hoofd hadden. En een cape in de winter ? Dat weet ik niet meer, het was ergens tussen '74 en '89. Droegen ze toen 's winters nog een cape ?
Op een middag kwam hij ostentatief zuchtend het café binnen. Hij veegde imaginair zweet van het voorhoofd. (dorst, wou dat zeggen)
- Allez Marcel, zei de bazin, zo warm is het vandaag toch niet. - Dat komt van al die boeken van de suizen, die wegen een pak zenne. - … boeken van suizen ? - Ja, de boeken van de drie suizen. Voor u is er ook ene. Hier zie, nen boek voor madame !
En hij plofte de cataloog van 3 Suisses op de toog. 900 bladzijdes dik. Het gewicht hebben we nooit geweten.
Destructieve relaties, Dr. Phil dankt er een deel van zijn broodwinning aan. In vriendschapsrelaties bestaat het ook. Destructieve vriendschappen. 'Slechte vrienden' werden zo'n situaties ooit genoemd. "Hij was in handen gevallen van slechte vrienden".
Mijn grootvader aan vaders kant had na zijn pensioen 'slechte vrienden' volgens mijn grootmoeder. Hij ging twee keer per week kaarten in 't Gildehuis, rechtover de parochiekerk. Nu heet het café Onder Den Toren. Dan kwam hij in de late namiddag naar huis gefietst, laverend vanwege drie glazen Palm. Hij had de korte afstand thuis-Gildehuis en terug best te voet kunnen doen, maar om een of andere reden wou hij met de fiets. Als zelfstandig huisschilder is hij tamelijk laat met pensioen gegaan, misschien wou hij aan de buurt laten zien dat de Fred er nog altijd was, ook al had hij zijn grote ladder aan zijn zoon doorgegeven.
Eén van de slechte vrienden was de onderpastoor. Die kaartte ook en die dronk ook Palm. Dan hadden ze op de parochie toch al andere onderpastoors gehad zulle ! Ene was zelfs Deken geworden. Maar deze zou het nooit zover brengen, wist mijn grootmoeder. Zo jong al kaarten en Palm …, dat manneke wordt ommers vanzelevens geen Deken.
- Oma? Kan een mens ook ín de zon lopen? - Ín de zon lopen … ? - Ja, ín de zon lopen. - Als de zon opkomt? Naar de zon lopen? - Ja. - En als de zon ondergaat, ook naar de zon lopen? - Ja. Tot ín de zon. - Ik weet hoe we dat kunnen doen, naar de ondergaande zon. Mag het met de auto? - Ja.
Het mocht met de auto. En hij mocht vooraan zitten. Oma had het juiste uur berekend want die Oma kon dat, ze had daar een boekje met tabellen voor, over zonsondergangen en zonsopgangen.
Ze vertrokken 's avond op de KeizerKarellaan in Ganshoren en ze bleven west rijden, de ondergaande zon achterna, tot de zon bijna helemaal onder was. Toen waren ze in Oostende. Hier kunnen we niet verder, zei de Oma, op een toon alsof ze opnieuw op het strand van de Pacific stond en zojuist Route 66 voleindigd had. De kleine knikte dat hij het snapte, hier zakt de zon in de zee.
- En morgen rijden we terug naar de zon, naar de opkomende zon. - Morgen? Zijn oogjes werden rond. - Ja we blijven hier slapen. - Hiér? - In een hotel, zotteke. - Maar, mijn pyjama en zo, deed hij molenwiekend. - Uw mama heeft een tas meegegeven, manneke.
Opluchting. Hij draaide een halve slag van contentement en lachte blij. Daar dienen Oma's voor dacht ze. De Mama's en de Papa’s doen de opvoeding, de Opa's verkopen wijsheden en de Oma zorgt voor de extra-lichtpuntjes.
's Anderendaags vertrokken ze op het uur van de tabellen in het boekje van Oma.
Het was heel vroeg en voor ontbijt haalde Oma koude pannenkoeken tevoorschijn. Een flesje chocolademelk met twee pannenkoeken uit het vuistje, opgegeten in de frisse ochtendlucht, onder de voorzichtige kleuren van het ochtendgloren. In de open lucht smaakt alles eens zo goed.
- Ginder gaat de zon op, wees ze. En toen reden ze oostwaarts. De opkomende zon tegemoet. En ze was blij dat de kleine Jaak heette. Een beetje gelijk Kerouac.
Dit alles is lang geleden hoor. De E40 was toen nog geen racebaan vol haastige vracht-dragonders en zat nog niet dicht gestropt met woon-werkverkeer. Zo lang is het geleden. Er is ondertussen zoveel veranderd. Maar de Oma's, zij zorgen nog altijd voor de kleine extra-lichtpuntjes.
Op een avond rond 14/09 werd Dirty Dancing met Patrick Swayze nog eens uitgezonden. 'k Ben vergeten op welke zender dat toen was. Die keer zou ik kijken. Zeker weten. Want Swayze had ooit deel uitgemaakt van mijn leven en ik had hem nog niet aan het werk gezien, toch niet in zijn beroemdste mambo.
In '87 woonde ik tijdelijk (2j) bij iemand die een flatgenote kon gebruiken. En ik ook.
Zij was 28, freel van gestalte en was zeer plots weduwe geworden. Dat plotse heeft haar vier jaar therapie gekost. Ik was 35 en op de dool tussen een relatie en de job (koopvaardij). De relatie kon duidelijk de job niet aan. En daar zaten we dan, twee verloren zielen, yuppies - jawel, maar emotioneel aan stukken.
Zij heeft me opnieuw geleerd huiselijkheid te waarderen. Ik heb haar opnieuw bijgebracht dat de buitenwereld óók iets te bieden heeft. We vulden mekaar tamelijk goed aan. Behalve die keer dat de ... en de keer dat de foon...
Tamelijk goed dus, misschien beter dan in andere huishoudens, omdat we eigenlijk niet emotioneel afhankelijk waren van mekaar. Het was een rationele samenwoning. Zó rationeel dat we het vanzelfsprekend vonden dat zij meekwam naar het huwelijk van mijn zus Laura. Gewoon omdat we, beiden single zijnde, mekaar de meest aangewezen persoon vonden.
Daar hebben we dan gemerkt dat het begrip 'flatgenoten' nog niet doorgedrongen was tot in de uithoeken van het land. Men vroeg haar wie zij was : ik ben de vriendin van de zus van de bruid. Owee, we waren geklasseerd. Het hielp ook niet dat ik haar MiekeMuis noemde en zij mij Zoetje. Dat 'zoetje' omdat ik juist niet van zoetigheid hou en het 'miekemuis' omdat ze enorm kattig kon doen. Die naampjes waren voer voor psychologen.
We gingen al eens naar de cinema, waar ik mijn claustrofobie verbeet. Of trachtte te verbijten. En bij de slotscène van Dangerous Liaisons had ik ietofwat heftig gereageerd, dus zou ze me nooit nog meenemen naar de film. Wat ik opgelucht begreep. Op een dag kwam ze thuis na Dirty Dancing. Vanaf toen waren we met drie : MiekeMuis, Patrick Swayze en ik. Posters, videotape en muziekcassette. Heel het kot was Swayze. En danslessen. En thuis oefenen.
Nu had ik op mijn kamer wel een platenhoes van Freddy Mercury liggen, maar die zanger was veilig onbereikbaar door zijn geaardheid. Het ging me om zijn stemkwaliteiten. Wat MiekeMuis in Swayze gezien had was van een gans andere orde.
Vanaf toen werd elke weekendvriend getoetst op zijn danskwaliteiten. Terwijl de man in kwestie waarschijnlijk een heel ander soort fysieke arbeid voor ogen had, kon hij helpen de tafel en de stoelen opzij schuiven, dansvloer! Het Swayze-examen.
"Zoetje kom eens kijken!" riep ze dan in volle afwachting. De weekend-heer schrok zich een hoedje : er was ook nog een Zoetje? En het Zoetje in kwestie was van vrouwelijke kunne. En ze had het voor Freddy Mercury, als geruststelling kon dat tellen.
Kortom, Swayze was niet meer weg te denken. Máán-den heeft dat geduurd. Swayze behoedde MiekeMuis voor muizenissen.
In '89 ben ik verhuisd. Nog een jaar later is Muissie bevallen van haar eerste kind. De vader is een jeugdvriend van haar overleden man.
We belden mekaar nog wel, maar dat verwaterde. Zij leerde nieuwe mensen kennen, ik ook : we vertelden over onbekenden. Op de duur maakten we geen deel meer uit van mekaars leven. Maar Swayze heeft wel deel uitgemaakt van ons gezamelijk leven, van de living tot de badkamer : Swayze posters & mambomuziek. Haar zoon zal nu 30+ zijn. Kan hij dansen? Misschien moeten zonen niet kunnen dansen.
Ik was in die tijd ook in hetzelfde bedje ziek als jouw MiekeMuis! niet moeilijk als je Dirty Dancing gezien hebt ... RSL
klank aanzetten voor de slotdans https://www.youtube.com/watch?v=WpmILPAcRQo 04min28 Zijt gij toen ook danslessen gaan volgen, RSL? Want MiekeMuis had het toen serieus te pakken hoor. En ik was blij³, want die mambo-Swayze dingen hielden haar bezig. Ze had eindelijk terug een focus. Ook denk ik dat die danslessen meer voor haar gedaan hebben en sneller gewerkt hebben dan de therapie die maar bleef duren en waar ze zich elke week naartoe sleepte. Met de danslessen had ze eindelijk iets waar ze zich in kon 'gooien'. Ze was er verwoed mee bezig.
Die avond na de film bedacht ik dat ik Muissie misschien eens terug kon contacteren. Maar dan toch weer niet. Misschien wil ze niet herinnerd worden aan die pijnlijke periode. Want dat was het. Een heel donkere periode.
Haar man, AP, was op zijn werk zeer plots overleden. Vermits zij en AP niet getrouwd waren had MiekeMuis niet de zeggenschap van een echtgenote en zijn ouders hebben hun klauw gelegd op het stoffelijk overschot én op de organisatie van de begrafenis.
MiekeMuis kon zelfs niet gaan groeten, dat was voorbehouden : 'enkel familie'.
Er kwam een kerkelijke dienst. Dat was tegen AP zijn overtuiging en dat wísten zijn ouders. Er kwam een begrafenis, terwijl AP wou gecremeerd worden, en dan wísten zijn ouders. Het enige wat ze mogen doen heeft was een van zijn etsen afstaan voor de rouwprent. Want al zijn grafisch materiaal lag bij haar, niet bij zijn ouders.
Dat er door die mensen (vooral door de moeder) op geen enkel moment met de wensen van AP rekening gehouden is, heeft volgens mij bij Muissie even lang doorgewerkt als het overlijden van haar man. Want hij was haar man, niet zomaar haar vriend. Alleen was hij nog niet haar echtgenoot. Een kwestie van papier. Maar het ontbreken van dat papier gaf de doorslag bij de moeder.
Bij de begroeting aan de kerkdeur stond Muissie ook niet bij zijn familie. De familie stond netjes uitgelijnd tegen het rechter deurpaneel van de kerk. In een triomfantelijk zonlicht. Muissie en haar zus stonden wat meer naar binnen, tegen het linker deurpaneel. In de stille schaduw.
Er was heel wat volk om de dienst bij te wonen. Wij van de vriendenkring hadden zo wat achterop het pleintje verzameld, om beter te kunnen kijken en af te wachten wat ons te doen stond. De officiële mensen, de bazen van het werk, de collega’s, de mensen van de academie, de studenten, we lieten ze allemaal voorgaan. En we zagen dat er weinig begroeting was voor Muissie.
Toen zetten wij ons traagjes in gang, de informele kring, misschien 75 of 100 mensen gingen de trappen op. De moeder zag ons komen en trok opnieuw haar smartelijk piëta-gezicht, want zij was toch degene die een zoon verloren had.
Maar kijk. De voorsten van onze stoet stapten naar het linker deurpaneel, stapten op de kleine Muissie af en zij en haar zus werden daar begroet met warme handdrukken, zachte omarmingen en ook een paar kussen. En wij volgden. Als vanzelf. We kwamen voor een afscheid, niet voor burgerlijk vertoon. En zo bleef dat maar doorgaan.
Voor de familie aan het rechter deurpaneel waren er een paar knikjes. Naar de broer van AP heb ik ook geknikt. Want die kon er niet aan doen dat zijn ouders zo waren.
Waar Muissie tijdens de dienst heeft kunnen plaatsnemen weet ik niet, en ik heb het haar later ook nooit gevraagd.
Door heel die 'vieze begrafenis' was er iets dat maakte dat het acuut rouwproces bij haar vier volle jaren geduurd heeft. Vandaar die therapie. Die maar niet werkte. Vandaar dat ik zo blij was met de danslessen en de mambomuziek. En de film natuurlijk, die was het keerpunt. Hij heeft Muissie er uit getild.
Die periode is -hoop ik voor haar- een afgesloten hoofdstuk. Daarom heb ik haar niet gebeld. 'k Wou geen herinneringen oprakelen aan toen.
Hij zou komen eten bij haar thuis. Voor de eerste keer. Ze vond de kurkentrekker niet direct en daardoor werd ze nog zenuwachtiger dan ze al was. Galant zei hij : "Laat mij maar doen, 't kan ook gewoon efkes met een mes hoor." Hij nam zijn steakmes van tafel, nam de fles en het mes mee naar de keuken, zette zich schrap en hij kreeg de fles open! Eh ... gered ? Want er was een nieuw probleem: ze had maar twee steakmessen.
'k Ga reizen, zei de Oma Jo, naar Frankrijk en naar Thailand en ook naar iets met zand. Naar een woestijn of zo. De Rub Al Khali lijkt wel wat. Ze wees naar 't scherm vol beelden, wat een kleuren, wat een weelde, veel zon & zand en helemaal niet nat.
Haar man sprak : Ach Jolande, het is daar vlam en gloed. We hebben het toch goed? Wat zoekt gij in die landen?
Jolande sprak met held're stem, ze had het duid'lijk tegen hem : 't Wordt tijd dat ik mijn horizon verleg. Ik ga mijn IK verrijken. Leer maar zelf een hemdje strijken, want ik, ik ben hier weg.
Door de feestelijkheden voor 10 jaar onafhankelijkheid werkten de administratieve diensten van de universiteit van Kinshasa helemaal niet. Zeker niet omdat het koningspaar naar ‘la colline inspirée’ kwam. Het personeel kwam niet ter plaatse, want de bussen die hen normaal naar de campus brachten, moesten gebruikt worden om hen met vlaggetjes in de hand langs het parcours van de koninklijke stoet af te zetten.
Daardoor kregen wij pas op 31 juni de bewuste telegram in handen. F.L. kwam onverwacht naar huis met de boodschap: "ons vader is dood" Bam, bang! Als je voor een jaar vertrekt en je familie achterlaat, weet je dat er iets kan gebeuren. Maar nu toch niet. En wanneer het dan toch waar is, is dat zo onwezenlijk. Een rollercoaster begint te draaien
Ga je met die kleine naar huis? Wat moet er in orde gemaakt worden.
F.L. moest naar de stad om een uitreisvisum te regelen bij een ambtenaar die zijn krant belangrijker vond dan onze aanvraag. Hij moest mij de toelating geven om terug te keren en de kleine stond ook nog niet in mijn paspoort. Dus eerst naar de ambassade en dan terug naar de overijverige nog steeds krantenlezende ambtenaar of was het ambetantenaar. Madame moest zich ook presenteren. Dat madame (21) haar valies aan het pakken was kon hem niet vermurwen. Dan heeft F.L. tegen zijn principes zijn portefeuille maar bovengehaald. En toen … was de klus in vijf minuten geregeld.
Een ticket voor mij en de baby was wat anders. Normaal mocht toen een kind onder de zes weken niet vliegen. Na veel palaveren kwam er een vertegenwoordiger van Sabena en alles kwam in orde voor 1 juli. De dag van de begrafenis.
Dat lijkt een reis met hindernissen, MML. Met serieuze hindernissen. Om te beginnen de plaatselijke gebruiken al. 'k Krijg de kripse als ik het lees. Ge zult er maar staan in een droeve situatie met een boeleke op de arm. Ge zult gvd in zo'n soort land staan op een ogenblik dat het dringend is, omgeven door dat soort mentaliteit.
Als het niet te moeilijk is zou ik heel graag het vervolg lezen. En andere mensen misschien ook. Door de leeftijd hebben we een aantal dingen gemeenschappelijk. Maar ooit zagen onze levens er zeer anders uit. 45 jaar geleden bvb, in de zomer van 1970.
Vanmiddag aan tafel hebben LM en ik eens zitten denken wat we eind juni 1970 aan het doen waren terwijl gij en FL probeerden naar België te geraken, met een baby van vier weken. LM en ik waren toen allebei 18. Die zomer zag er voor ons gans anders uit.
LM begon onzelfzeker aan een werkleven aan boord, tussen de volwassenen. Montalto (CMB), Escaut (Deppe). Hij was een dappere jongen, moest wel. Ik lag heel zelfzeker in de knoei met de nonnen, met België en met de wereld in het algemeen. 'k Was een gedecideerde snotneus.
Buiten de kalender is er geen vergelijk tussen ulle zomer, die van LM, of die van mij, in 1970. Daarom lees ik met belangstelling over het leven van andere mensen. Niet de beroemdheden, gewoon de ándere mensen.
Weet iedereen voor zichzelve nog hoe het leven er uit zag in de zomer van 1970 ? Er kan misschien een interessant schrijfsel van komen … gewoon een paar woorden.
de vlucht Congo-Zaventem
We hadden alle paperassen in Congo in orde gemaakt.
Na een slapeloze nacht met veel emoties was het zover. Een kleine koffer en een mozesmandje met onze eersteling in waren mijn bagage. Oh ja, ook nog een overvolle accordeonhandtas (1970) en heel veel onzekerheid (21) en niet de meest avontuurlijke op deze planeet.
Ik zat naast een stel zakenmensen, industriëlen, ik weet het niet. Maar zoals later zou blijken waren zij empathische vaders. De baby werd in een soort hangmatje van ondoordringbaar materiaal boven mijn hoofd gehangen na het opstijgen. Daar lag hij heerlijk gewiegd te slapen, tot hij een vuile luier maakte en zijn keel opzette. Ik met de kleine naar het toilet. In die tijd waren er nog geen verluiertafels in vliegtuigen, toch niet in dat van ons. Ik heb hem verschoond op het toiletdeksel. Helemaal hoteldebotel kwamen we terug op onze plaats. De twee vaders? Zij stelden voor om indien nodig zij bij de volgende verluiering even de benen zouden gaan strekken, zodat ik meer ruimte zou hebben. De lieverds.
In België aangekomen moesten we te voet van het vliegtuig naar de terminal. Mijn accordeonhandtas viel op de grond, alles overal verspreid, mijn parfum "Vent Vert" kapot. Ik vergeet nooit die geur. Droog, groen, zerp gecombineerd met vliegtuigbrandstof en luchthavenlucht.
Bij de douane vroegen ze waarom ik naar België kwam. Voor de begrafenis van mijn vader. Er moesten toen nogal wat paperassen ingevuld worden. Oef, ik mocht doorlopen. Begint zoonlief toch van zich te laten horen. “Wat zit er in dat mandje? Een baby? Ah ja, dan moeten we andere papieren invullen.” En de klok, die tikte. “Hoe lang blijft u in België met de kleine? Veertien dagen? Dan hadden we die papieren niet moeten opmaken.”
Ik heb de longen uit mijn lijf gerend om uit de luchthaven te zijn waar mijn broer en schoonfamilie mij stond op te wachten. Mijn broer heeft geracet om op tijd in de kerk te zijn. Het kind werd toevertrouwd aan een tante die nog nooit een baby een flesje gegeven had, maar wel heel veel liefde en rust in zich had. De kist en ik kwamen samen aan in de kerk.
In de namiddag zijn we met de baby naar de kinderarts moeten gaan en een week later zag ik mijn vader overal in het straatbeeld opduiken. Ik heb nog nooit zoveel gerend. Zeker niet achter een hersenspinsel.
“Er is van u geschilderd of geschreven, geen lichtdrukmaal, geen beeld van u gebleven … ” (Gezelle). MML
Jawadde MML. Daarmee vergeleken is mijn zomer van '70 een verhaaltje voor de vaak. 'k Moet uw relaas nog een paar keer herlezen hoor. Zo'n verhaal pakt en houdt iemand vast. Allee, mij toch.
In een school bij Lyon werd de directrice geconfronteerd met een zeer specifiek probleem : een lippenstift-trend. Waarschijnlijk mochten de meisjes van hun ouders geen lippenstift dragen want de make up werd pas op school aangebracht. Elke ochtend. Tot daaraantoe.
Maar na het aanbrengen zetten de meisjes een afdruk van hun lippen op de spiegels boven de wastafels. Daar stonden 's morgens, nog vóór het eerste lesuur, dozijnen zoenafdrukjes aan de randen.
Elke avond poetste de conciërge de spiegels en elke morgen zoenden de meisjes opnieuw de spiegels boven de wastafels. Vol. Want het probleem werd met de dag groter natuurlijk, zo gaat dat met trends. De spiegels raakten vol. De situatie vroeg daadkracht.
De directrice liet de meisjes samen komen in en bij de toilettenruimte. Ze legde uit dat de afdrukken van de lippenstiften elke avond tijdrovend extra-werk veroorzaakte voor de conciërge.
Geroezemoes en lacherig gedoe. En dat de conciërge daar toch voor betaald werd! Dat laatste kwam uit de hoek van de nufjes onder de jufjes.
Om aan te tonen hoe moeilijk lippenstift van glas te verwijderen is, vroeg de directrice de conciërge om een demonstratie. Deze legde een spons op de rand van de wastafel, deed de rubberhandschoenen aan, nam de spons, en stapte dan naar de dichtstbijzijnde WC-pot. Daar doopte hij de spons in het water en kwam terug om de eerste spiegel te wrijven.
Stilte. Op slag was er stilte. 's Anderendaags stond geen enkele zoenafdruk nog op de spiegels. En dat is zo gebleven.
Opdat kleine vogels zich niet zouden te pletter vliegen tegen het vensterglas, plakken mensen die in de vliegroute wonen donkere silhouetten van roofvogels op hun ramen.
Het heeft iets te maken met de weerkaatsing van de lucht in de ruit. Onderbreek die weerkaatsing met een donker silhouet van een roofvogel en de andere vogels leven nog lang en gelukkig. Een loffelijk initiatief, die zwarte schaduwen. Allemaal mensen met in hun lijf een pitje gevoel voor de pittevogelkes.
Als die roofvogels 's avonds door de straatverlichting uitvergroot worden en op het behang van de kinderkamer geprojecteerd staan, dan moeten er dringend gordijnen komen. Geen monsters op de muur van een kinderslaapkamer. Er zijn al monsters genoeg in een kinderleven.
En dan is er Yaara Derkel. Zij heeft ook iets met schaduw gemaakt.
Onderstaande is wat men koopt, een stoel met elegante uitgesneden motieven. A la Thonet. Een gekende stijl. Te vertrouwd bijna. Tja, het zoveelste ding à la Thonet, alleen is dit een ontwerp van Yaara Derkel en de stoel heeft twee gestileerde blaadjes in de rugleuning, fijn en elegant als de ogen van een Venetiaans masker:
Onderstaande is wat men te zien krijgt bij een andere lichtinval, wat de bedoeling was van het ontwerp. Die ogenschijnlijk elegante stoel is eigenlijk een sinister meubel.
Een duivels schaduwbeeld. Misschien des te griezeliger omdat de schaduw geen klever is zoals de roofvogel op het vensterraam, het is een schaduwbeeld, niet tastbaar als een klever, niet afneembaar. De Schaduw komt telkens weer, bij elke lichtinval telkens anders.
Dit ontwerp kan men als curiosum in huis hebben, ergens in een bureau. Of op zolder. In een ruimte met kinderen, niet.
Als kind vond ik de donkere gapende leeuwenkopjes van een Mechelse kast al een verschrikking.
Op de middagpositie ofte 'noon position' -het papiertje dat toen nog elke middag uitgehangen werd bij de deur van de mess- had ik gelezen dat we die dag het kruispunt van de nulmeridiaan met de evenaar zouden passeren. De absolute nulpositie van breedtegraad met lengtegraad, 00°-000°, zero zero – zero zero zero. Dat punt ligt in de oksel van Afrika, ter hoogte van Gabon. Natuurlijk zijn er posities die verder van land liggen, maar die heten niet 5 x nul.
Er is het kruispunt van de evenaar met de tegenmeridiaan, de geografische datumlijn, daar waar de volgende datum begint en dus daar waar elk jaar op Nieuwjaar het nieuwe jaar begint. Dat kruispunt valt pal in de Stille Oceaan en heet 00°-180°, dat is veel minder nul dan de 5 x nul.
Die dag zouden we dus de absolute nulpositie doorgaan. Of er toch heel dicht in de buurt komen. Daar drijft natuurlijk geen boei met het opschrift 'HIER, 't is HIÉR!', maar we waren er toch niet ver vandaan, van de 00° breedtegraad en de 000° lengtegraad, op een zondag.
Wanneer het zondag is hebben de mensen een halve dag vrij, behalve natuurlijk degenen die wacht lopen. Aspirant-officieren lopen nog geen wacht, zij zijn 'dagmannen', zij werken enkel overdag, tenzij in geval van nood.
De twee liggen in het zwembad, het plonsbadje dat voor verkoeling en leute moet zorgen. Het werd elke dag gepoetst en gevuld met vers zeewater, door de vrijwilligster van dienst. De jongen in de zwarte short is de junior machine-officier. De jongen in de gele short is de junior deck-officier.
De zwarte short is een Canadees, Québécois en de gele short is een Belg, Vlaming. België en Canada hebben Frans als gemeenschappelijke taal, dus die gesprekken zullen vlotten, denkt men. Vergeet het. De Vlaming sprak moeizaam Frans. De Québécois sprak met moeite Engels. Daardoor kwam er al eens gebarentaal aan te pas. Hij vroeg of we dat kruispunt al voorbij waren. Lag het nog voor ons ? Lag het al achter ons ?
Kruispunt, kruising, met zijn armen geeft de junior engineer aan wat hij bedoelde. Wat ík bedoelde, want tijdens het foto-klikken was ik mee aan 't babbelen natuurlijk.
Wel, het kruispunt van de evenaar met de nulmeridiaan ligt ergens tussen de reling van het schip en de horizon. Gezien? Ik ook niet.
Het gebeuren speelt zich af in de vroege jaren ’70 en de zij in het verhaal was duidelijk in blijde verwachting. Dat bleek uiteindelijk een argument (?).
Hier een situatie die we in Kinshasa hebben meegemaakt: Een agent hield ons staande, want we hadden zogezegd een overtreding begaan. We zouden door het rode licht gereden zijn. Alleen, er stonden geen verkeerslichten op dat kruispunt. Enkel die agent.
Hij vroeg ons: de quelle couleur est-ce-que je suis? Wij durfden niet antwoorden, helemaal niet, want het was nogal in het oog springend dat zijn couleur zeer donkerbruin was.
Hij zei, en nu moet ik het heel precies verwoorden :
“Quand je suis comme ça, (beide armen horizontaal gespreid), je suis vert. Quand je fais comme ça, (één arm verticaal, één arm horizontaal), je suis rouge. Je dois faire un proces verbal, ça va vous couter beaucoup d'argent, mais on peut en discuter.”
Het proces verbaal was dus bespreekbaar want over het bedrag kon gediscuteerd worden. Wij wilden wel met hem meegaan naar le commissariat om daar over de boete te praten. Commissariat … Commissariat! Plots was er niets gebeurd, want madame was enceinte en patati en patata. Vier flesjes bier voor hem, om de vriendschap te vieren, zei hij, en het was oké.
m - met dank aan MML, 04/2016 – HiH09/2016, bijgewerkt – matabiche = smeergeld
Elke woensdagnamiddag heeft de buurvrouw van de broodjeszaak bezoek van haar nichtje. 'k Schat haar veertien jaar oud en ze doet me denken aan een gazelle : een fijn gezichtje met een en al ogen, ranke ledematen en een behoedzame tred. Het soort meisje dat maakt dat ik me afvraag waarom ik niet kan schilderen. Vorige week zag ik haar van uit het raam met een sjaal op het hoofd, heel kunstig geknoopt.
Vanmorgen zei ik tegen Hanna :
- Dat was knap, wat uw nichtje vorige woensdag op haar hoofd droeg. Hoe komt ze erbij, zo ineens ? - Ha! Dat was van moeten, schamperde Hanna. - ? - Ze heeft aan een geurkaars geroken. - ? - Terwijl die brandde!
Kijk, dat zou een gazelle dus nooit doen he.
m – EZW-02/2011, HiH-09/2014, 09/2016, bijgewerkt -
"Geluk ligt veelal in een klein hoekje, zodat we er vaak echt niet bij stilstaan dat we op een of andere manier altijd wel wat gelukkig zijn. Wat noem ik geluk, wel meestal heel simpele dingen die voor vele normaal zijn, maar voor mij dan weer heel bijzonder. In 99 had ik nog 5% kans om te overleven en in 99 werd mijn ventje geopereerd van kanker.
Wel elke morgen als ik wakker word, ben ik gelukkig, gewoon om er nog te zijn, er nog te zijn met ons twee. Dat is wel met de nodige beperkingen op gezondheidsgebied, maar we zijn er nog en dat is voor mij telkens een moment van gelukkig zijn over de nieuwe dag.
Destijds in ons huis, aan mijne vijver kunnen zitten en naar mijn viskes kijken, ook dat gewone normale ding in het leven, maakte mij intens gelukkig. De wandeling met onze hond, gewoon langs de Nete hier in Lier, dat maakte mij ook de gelukkigste mens op aarde. En dan weer zo iets heel normaals en doodgewoon, in mijn hofke wat werken volgens mijn mogelijkheden, dat is voor mij ook gelukkig zijn. In feite ben ik gelukkig door de normaalste eenvoudige dingen in het leven." P2
Er zijn zo van die dagen dat niks meezit. En wanneer bijna alle energie weggesapt is door domme tegenspoed en men ongeveer leeggezogen ergens lafenis zoekt komt er ineens een Gouden Momentje.
In de voormiddag had ik al genoeg van mijn eigen geknoei achter de rug om mijn gemoedsrust, mijn humeur, mijn dag en bij uitbreiding mijn hele bestaan te vergallen toen ik in de keuken LM braaf en geduldig zag staan prutsen met een gebruikt filterzakje.
Heeft hij nu echt niks beters te doen? En ik trok de koelkast open op zoek naar hartversterking.
LM schudde het filterzakje uit boven de afvoer van de linker spoelbak. Dat lukte niet zo goed want het koffiegruis was nog nat. Maar hij bleef geduldig staan schudden met kleine schokjes. Het zouden adequate schokjes zijn als het koffiegruis droog was.
Maar het was niet droog dus een iet of wat zinnig mens zou … enfin, ik was gereed om te ontploffen in verband met iets waar LM ocharme part noch deel aan had.
En ineens viel mijn cent wat hij stond te doen. Weken tevoren had ik op SenNet een artikel gelezen over het onderhoud van de afvoerleidingen en de afvoerputjes. Iemand vertelde toen dat koffiegruis door de leidingen jagen afvoerproblemen helpt voorkomen.
'k Heb daar toen efkes over nagedacht en kermille, ja, wij deden dat vroeger ook. Waarom is dat hier in huis in onbruik geraakt? 'k Heb het terug ingevoerd, koffiegruis moest weer door de leidingen.
De korrel van koffiegruis is groot én licht én hoekig. Ideaal om -geholpen door het impact van een waterstraal- de wanden van de afvoer en de sifon schoon te houden. Geen chemische rommel meer in de leidingen! Ideaal systeem, mits regelmatig toegepast. En dat regelmatig toepassen werd direct luidop verordonneerd : de inhoud van elke gebruikte koffiefilter gaat door de afvoer, met ingang vanaf nu. Op termijn is het kostenbesparend.
Dat 'kostenbesparend' moet indruk gemaakt hebben. Op eigen gezag had ik LM nooit zo meegaand gekregen. Deze voormiddag zag ik hoe hij dat in de praktijk bracht. Geduldig en volhardend. Niet omdat hij het zo graag doet, dat staan prutsen, maar omdat ik iets beslist heb, staat hij daaraan te prutsen. Zijn handen zijn te groot voor dat soort gedoe.
Ik smolt helemaal. - Schat, mag ik dat efkes tonen? 'k Moet dat voorzichtig vragen hoor, want sommige dingen in het huishouden wil hij helemaal 'zellef doen'. Ik mocht het efkes tonen.
'k Nam het filterzakje terug bij de bovenranden, trok zachtjes de naad open en alle gruis plofte uit dat waaiertje op het afvoerputje. Het opengevouwen filtertje (nu dat waaiertje) nog efkes spoelen & uitknijpen en het kon de vuilbak in.
- Gewoon het naadje opentrekken? - Ja. En hij glimlachte opgelucht en blij.
Kijk, dat begreep ik eerst niet. LM was in zijn beroepsleven verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in een machinepark van vijf verdiepingen en hij was inventief & creatief om daar oplossingen uit te werken. Maar met een filterzakje van een paar grammekes blijft hij weken prutsen? Nu begrijp ik het wel.
En toen ik hem deze voormiddag zo zag staan prutsen, heel klungelachtig maar toch zo plichtsbewust en gewetensvol ...
Was het vertedering, ontroering, verliefdigheid, ik weet het niet maar ik smolt helemaal weg bij zijn oprecht opgeluchte blije glimlach. Het was een Gouden Momentje.
P2 , m - EZW-08/2011, HiH-10/2014, 05/2016, bijgewerkt
vooral voor de slapelozen - om te vergroten, klik onderaan op bijlage
Persifleren is niet zo moeilijk hoor. De structuur staat er al, het rijmschema ook. Men heeft dus al een kader. Het metrum is voor mij iets moeilijker, maar als ik luidop werk hoor ik wel of de cadans klopt en als de tekst dan taalbaar is vind ik het al oké.
Lastiger is de idee van de parodie vasthouden en volhouden. Halverwege het werk glijd ik af naar serieus. Zo had ik halverwege De Geldkraan (tekst 662, di-27/08) ineens niks meer te piepen, plots was die vader aan het woord en eindigde het geheel donkerder dan ik van plan was. Personages in een tekst hebben soms meer zeggenschap dan ikzelf.
Nog neig³ bedankt aan wie mij ooit attent maakte op het programma Avondzoen (NPO) Niet dat ik er zo vaak naar gekeken heb, maar de titel is enorm van pas gekomen in het rijmschema van Voor Slapelozen, ook al krijgt het woord in deze context misschien een gans andere betekenis.
Kijk, weeral : die Nahon-imitatie is ook maar luchtig gebleven tot halfweg en verder niet. Na lijn 4 sluipen er realiteiten binnen. 't Zelfde probleem als met De Geldkraan. (tekst 662, di-27/08)
Alhoewel, ís het een probleem dat de tweede helft niet even luchtig is als de eerste ? Gelaagdheid. We zullen het gelaagdheid noemen. Ziezo. Dat is dan opgelost.
Nu ben ik bezig met iets van Kloos. Maar dat is te hoog gegrepen vrees ik. Misschien eerst toch wat slapen. Dat kan helpen.
Mijn kleindochter kwam uit de school en was zeer ongelukkig. Ze weende zelfs. Ze had liefdesverdriet want haar huwelijk met den Dieter ging niet meer door. Paniek alom.
Ge moet weten, den Dieter wordt in december 5 jaar. Mijn kleinkind is 4,5 jaar, een huwelijk tussen die twee lag voor de hand. Het was liefde op het eerste zicht geweest en sindsdien nam Belle iedere dag een snoepje mee voor Dieter. Ze liepen ook altijd hand in hand.
Ik vroeg wat er gebeurd was. Belle klom op mijn schoot. “Weet ge wat de Dieter gedaan heeft Pépé? Hij heeft Lotte een kus op haar mond gegeven!”
Ik had er alle begrip voor dat mijn nakomeling zo reageerde. Zoiets doet men niet. Het hoort niet. Zeker niet als men op trouwen staat. Want ze hadden alles al geregeld. Het feest was in de Quick, de juf en de kindjes zouden ook komen. Belle en Dieter zouden in mijn tuinhuis gaan wonen. Mijn kleindochter had hem gezegd dat geld geen probleem was want hare Pépé was op pi-sjoen en kreeg alle maanden geld vanuit een hoge toren in Brussel.
Nu viel alles in duigen. Ik probeerde nog een andere kandidaat voor te stellen, maar dat kon niet. De ene plaste nog af en toe in zijn broek en de andere zijn tanden vielen al uit. (melktanden, hoop ik) Oma stelde mij voor als kandidaat, maar dat vond Belle niets.
Van al die emoties was ze moe geworden. Ze stak haar troostduim in haar mond en viel in slaap op mijn schoot. Ik dacht juist hetzelfde over, want we hadden al zware beslissingen moeten nemen deze namiddag.
Toen de oma kwam kijken hoe de zaken stonden, keerde ze terug om het fototoestel te halen. Een 70 jarige met zijn kleindochter op de schoot, allebei slapend. Dat zou de foto van het jaar worden …
afhankelijkheid & aanhankelijkheid >< vriendschap film Hachiko : ‘… een hond die weigerde de kist van zijn baasje te verlaten …’
Ja, over de aanhankelijkheid van honden ten opzichte van een mens bestaan verhalen, legendes, boeken en films natuurlijk. Maar ik bekeek het eigenlijk vanuit het standpunt van de mens. Ik vroeg me af of een mens die afhankelijk is van een nutshond, geen gezelschapshond maar een werkhond dus, die nutsrelatie ook als vriendschap zou gaan zien. Terwijl dat voor de goede nutswerking eigenlijk beter niet zo zou zijn.
assistentiehond in opleiding Die afleveringen waren boeiend en zwaar tegelijkertijd want men leeft mee. Temeer omdat op de toenmalige mailgroep iemand een assistentiehond had van Hachiko. Voor haar was die hond zo zeer belangrijk dat mijn woord 'zwaar' van twee lijnen hoger belachelijk licht wordt.
Nu ben ik écht ver afgedwaald. Wat ik aan het denken was, is iets dat eigenlijk niks met honden te maken heeft : afhankelijkheid verwarren met vriendschap. Het bestaat. Er zijn mensen die geen twee uren of twee minuten zonder gezelschap kunnen. Die anderen noemen ze dan soms zelfs vrienden, terwijl ze hun beschikbaarheid bedoelen. De beschikbaarheid van gelijk wie, omdat ze niet kunnen zonder gezelschap. Persoonlijk noem ik dat een vorm van psychologische afhankelijkheid van de aanwezigheid van soortgenoten. Ook al zijn die soortgenoten gelijk wie of gelijk wat. De vrees voor een leegte rondom zich. De horror vacui.
Vriendschap vraagt ongeveer evenveel vertrouwen als liefde. Misschien zelfs meer. Lang ben ik te goed van vertrouwen geweest. Veel te lang. 'k Heb me een paar keren laten vangen en mij al een aantal keren flink verslikt.
Met geld drie keren. Telkens een vriendendienst. In 1983 ging het over 700.000 BF. In 1985 ging het over 100.000 BF. In 1987 ging het over 40.000 BF.
Samen zou dat een 21.000 € zijn, losweg omgerekend. Het lijkt nu niet veel meer, 21.000 €, maar het was wel geld waar ik zelf voor gewerkt had, met mijn twee handen en met mijn enige ruggegraat.
Met vertrouwen heb ik me ook al een keer laten vangen. Of bijna twee. Die eerste keer was ik zo geschrokken dat ik zeer voorzichtig geworden ben met het woord vriendschap.
Ik heb kennissen & correspondenten, en kameraden, en buren, en familieleden onder wie twee zussen, maar vrienden … nee, ik durf niemand nog vriendin of vriend noemen.
Dat kan ook niet als men zo vaak en zo lang buiten België gaan werken is. Tijdens de afwezigheid groeit het sociaal weefsel de lege plek dicht. Daardoor verslappen de vriendschapsbanden, mettertijd. Alhoewel, als die banden verslapt zijn, was het dan wel vriendschap? Misschien was het enkel kameraadschap.
De tweede keer had ik echt nood aan iemand omdat er iets van mijn chest moest. Een vertrouwenspersoon. Gelukkig heb ik lang genoeg afgewacht of ik die persoon wel kon betrouwen. Op een dag vertelde ze iets over een gemeenschappelijke kennis die zwaar ziek geworden was en die ziekte zette ook haar man zwaar onder druk, ..."en zo gebeurde er iets waar wij geen zaken mee hebben" ... Met zuinige lippen en veelbetekenende blik wachtte ze mijn reactie af. Alsof ik bij die voorzet zou gaan likkebaarden.
Wel, dacht ik, als ze het niet kan laten te roddelen over iemands privéleven, dan ben ik bij haar niet aan het juiste adres. Ik reageerde niet want ik probeerde mijn zucht van opluchting binnen te houden, ik was ontsnapt aan een bijna-vergissing.
Later is ze nog een paar keer komen aandringen : "Er ís iets hé, ik zié dat er iets is …" Een vrouw van haar allure, die zo staat te vissen, is geen dame meer. Ochere. 'k Heb een paar operaties verzonnen en een gebrek aan mineralen en het mens was content. Ocharme.
Iemand iets in vertrouwen vertellen doe ik niet meer. Dan zet ik het liever op 't blog in de vorm van een verhaal. Ooit. Misschien.
“Gelukkig zijn er nog emailcontacten, en dat levert een bepaald soort vrienden op. Vrienden die je vaak nog nooit gezien hebt, maar die je verbazend veel toevertrouwt.” LS
Bij emailcontacten komt die openhartigheid volgens mij omdat er met schrijfnamen gewerkt wordt en er geen fysieke ontmoetingen vereist zijn om van gedachte te wisselen.
Die openhartigheid was er bij momenten aan boord ook, omdat er met tijdelijke contracten gewerkt werd en de daardoor de contacten ook tijdelijk waren.
Daarbij kwam dat er twee sets maatstaven gehanteerd werden.
1/ Niet over alles wat aan boord gebeurde werd gepraat in België. Tenzij natuurlijk als het over strafbare feiten ging, die werden in het logboek genoteerd en men werd achteraf in Antwerpen bij de Waterschout geroepen.
2/ Niet over alles wat in haven gebeurde werd gepraat aan boord. Tenzij natuurlijk als de plaatselijke politie er aan te pas kwam, dan werd men bij de kaptein geroepen.
Bepaalde confidenties onder scheepsmaten werden niet meegenomen werden naar België.
Met België werden een paar straten bedoeld : de Olijftakstraat waar het aanwervingskantoor was en de straten er rond waar de cafeetjes waren om weerzien te vieren bij afmonstering of afscheid te nemen bij aanmonstering Die paar straten werden bedoeld met "in België hebben ze daar geen zaken mee".
Dat sommige zaken in een haast veilig cocon konden verteld worden, doet een beetje denken aan het cocon van een groepscorrespondentie. Het vertelde draagt de schrijfnaam van de afzender, niet de echte naam. Het contact is zo tijdelijk als men zelf wil. Daarom, denk ik, is het relatief gemakkelijk om openhartig te zijn in een mailgroep.
Én, er is altijd wel iemand die aansluiting vindt bij hetgeen er geschreven staat. Misschien niet de dag zelf, maar uiteindelijk wel.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt - met veel zijn is plezant
er is een heleboel veranderd in de kerk we zijn de laatste tijd veel soepeler geworden en toch, er zijn nog altijd strenge kloosterorden daar is nog tucht, daar heerst de oude geest nog sterk en er is tucht, al zijn we geen verzuurde bessen bij ons in 't nonnenklooster der karmelietessen wij zijn gericht op meditatie en mystiek zoals ik laatst nog zei tegen mijn nicht Froekje die mij zo af en toe verblijdt met een bezoekje en ze zei: "Treft dat even, tante Veronique! neem maar es gauw een haaltje van dit sigaretje want dat is veel mystieker dan een vroom gebedje" ik vroeg: "Is 't heus?" en spoedig nam ik trek na trek en toen het op was, zei ik: "Froek, dit is te gek..."
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
mijn nichtje drukte mij tersluiks bij 't henengaan een pakje shag en nog iets anders in de handen ik nam het aan, en dat was eigenlijk een schande want roken was bij ons volstrekt niet toegestaan maar ach, ik deed het toch tenslotte Hem ter ere om nog godvrezender te kunnen mediteren en als ik stiekem wat gerookt had in mijn cel dan had ik altijd heel verheven visioenen al gaf ik een keer soeur Cecile twee dikke zoenen want een klein beetje getroebleerd was ik soms wel ze kwam des avonds bij me om het uit te spreken ik was net bezig om een stickje op te steken en ik zei: "Zuster, rook eens mee, het baat de ziel" en na de allerlaatste trek zei soeur Cecile:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
ik had al spoedig veel contact met soeur Cecile we rookten samen heim'lijk heel wat sigaretten maar het gebeurde op een morgen bij de metten dat ons opeens een vreemde lachbui overviel het werd steeds erger toen het eenmaal was begonnen wat wel wat opzien baarde bij de and're nonnen en bij 't verpozen 's middags in de kloosterhof kwam er benieuwd een groepje zusters aan ons vragen wat toch de bron geweest was van ons welbehagen maar wij ontweken hen, en waren kort van stof tot wij ons schaamden, want het was wel erg zelfzuchtig de leer verbreiden leek ons zeker zo godvruchtig we kozen Bertha, Antonia en Sophie en na de eerste stick zeiden ze alle drie:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
ik was nu werk'lijk een bezeten mystica en ook de and'ren waren daag'lijks in extase gelijk beschreven in de boeken die wij lazen van zuster Hadewych en Trees van Avila en naar het leek zou dit nog lange tijd zo duren want mijn nicht Froekje bleef steeds nieuwe voorraad sturen wat toen geschiedde is heel lelijk en platvloers soeur Eulalie, de priores van onze orde die had gemerkt dat wij heel vroom waren geworden was niet gesticht over dit feit, maar werd jaloers zij liet haar waakzaamheid geen oogwenk meer verslappen en zie, op zeek're dag wist zij ons te betrappen ach, onze gouden periode leek voorbij maar moeder-overste nam zelf een trek en zei:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
everybody sing along this time
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
tekst: Guus Vleugel, muziek: Joop Stokkermans, zang: Jasperina de Jong, 1971 Het refrein komt uit de film Easy Rider, 1969, ‘Don’t Bogart that joint’ in de film gezongen door Fraternity of Men (blues-rock groep).
Kleine theelichtjes op de eettafel vind ik wel doenbaar. Tenminste, als men geen brede mouwen draagt of mouwen met lintjes of er niet per abuus een serviette over legt. Lintjes aan de mouwen, het was ooit mode en eigenlijk vind ik het nu nog altijd knap. Niet praktisch, wel mooi. De lintjes begeleiden en accentueren de gebaren van de hand. Als zo'n lintje dan vlam vat, wordt het helemaal een feestelijk spektakel, helemaal Cirque du Soleil, met indrukwekkende sprongen en zo.
De stevige cilinderkaarsen zijn ook goedgekeurd, die blijven uit zichzelf rechtstaan, maar ze moeten wel op de kast of op het buffet, niet op tafel. En als er katten in huis zijn, dan worden deze kaarsen afgekeurd.
De lange elegante kaarsen op hoge kandelaars, die vind ik gevaarlijk. Niet stabiel genoeg. Zeker niet op een romantisch tafeltje voor twee. En ook niet op het buffet of op een diensttafel (Switel). En al zéker niet op een drukke vriendentafel waar de wijnflessen doorgegeven worden. De witte en de rode flessen moeten vrijelijk de tafel kunnen oversteken. In dat gewemel zijn brandende kaarsen gevaarlijk. Wezenlijk gevaarlijk. Er is ook plat en bruiswater. Maar die flessen veroorzaken zo geen druk tafelverkeer. Die staan er feitelijk om te blussen.
En dan zijn er de enkelbijters. De terracottaschotels van 20 cm diameter of meer met citronella-kaarsen in.
Rond het huis en in de tuin hebben ze maandenlang hun nut. Ze houden de muggen op afstand en ze zorgen er voor toversfeer in de tuin. Maar wat staan ze 's winters in een winkelstraat op de stoep te doen?
Daar staan ze als 'warm welkom' aan weerszijden van de deuren van trendy winkels. In diezelfde geforceerde poging tot gezelligheid staan ze ook langs de gevel, voor het uitstalraam. Terwijl wij, argeloze mensen aandachtig de uitstalling in het raam bestuderen likken de vlammetjes aan onze lange winterjassen en schroeien ze het nepbont op de laarsjes.
Wat een suikertante en een suikernonkel zijn weet ik. Dat zijn tantes en nonkels die zelf geen kinderen hebben en daarom verondersteld worden tegenover alle neefjes en alle nichtjes van nature gul te zijn op vaste feestdagen en evenzeer op minder vaste dagen. LM en ik hebben een volledige loopbaan mét palmares als suikernonkel en -tante. Nu las ik iets over een suikerhond. We krijgen versterking ! We geven al die kinderen een suikerhond en klaar. Maar dat was weer te simpel geredeneerd natuurlijk. Een suikerhond is een diabeteshond.
"Patiënten met een ernstige vorm van type 1-diabetes kunnen gebaat zijn bij de hulp van een diabetes-meldhond of diabeteshond. Door hun scherpe reukzin kunnen honden schommelingen in de bloedsuikerspiegel van mensen waarnemen. Een diabeteshond is opgeleid om een signaal te geven als de bloedsuikerspiegel van zijn baasje te hoog of te laag is. Ook voor epilepsiepatiënten worden meldhonden getraind. Dit jaar is de eerste opgeleide diabeteshond in Vlaanderen aan de slag gegaan. Andere benamingen voor zulke meldhonden zijn hypohond en suikerhond." van :http://www.taaltelefoon.be/diabeteshond
Waar die honden worden opgeleid heb ik niet kunnen achterhalen. Niet bij Hatchiko zoals ooit Wenzl, de hond van HHL. Wenzl was een assistentie-hond.
Assistentiehonden en geleidehonden en meldhonden zijn werkhonden natuurlijk. Maar er is een band. Een belangrijke band. Een levensbelangrijke band. En zo kan ik me voorstellen dat men de afhankelijkheid van een werkhond vriendschap gaat noemen.
In een geordende stad, zonder nog zichtbare menselijke aanwezigheid, zonder nog sporen van natuur, is op een signalisatiepaal een verkeerslicht zeer neerslachtig. Op een dag ziet dit verkeerslicht een speciaal transport. Het snuift daarbij een vleugje boom op. Daardoor begint het hevig te verlangen naar meer groen.
Na meer dan twee jaar heb ik vanmorgen de energie gevonden om een van de dikke klasseurs met oude brieven open te doen. De klasseurs zijn meegekomen toen het huis van mijn ouders ontruimd werd in maart 2013. Mijn ma hield alles bij.
Het zijn relaas-brieven van aan boord naar het thuisfront. Geen verhalen over navigatie of spannende technische perikelen. Daar bestaat al literatuur en lectuur over. De brieven zijn leesvoer over het leven binnen het kasteel, de bewoning. Over de keuken en de mess en de wandelgangen en andere plekken waar ik toegang had. Over de nicnacjes van het leven aan boord.
Elke plaatsaanduiding aan land is van op het water gezien, natuurlijk. Komende van op zee dus. Deze brief dateert van 1996, uit het pre-mail periode, nieuws kwam en ging nog per brievenpost en soms ook per fax.
Di 10 sept '96
Gisterenavond om 18h is ch.eng LdG van boord gegaan. (ch.eng = chief engineer, chef mécanicien, de baas van LM) Dwz dat die post gedurende 18hrs onbemand gebleven is. Zou dat verschil maken in de verzekering? We liggen wel op anker, maar ik dacht dat men op tankers er niet af mag, zo lang de vervanger niet aan boord is? Dat heeft ooit al eens voor keukenlawaai gezorgd, als ik me goed herinner ('83 aan boord van de M was dat)
Het is nu 12h45 en ik hoor de nieuwe ch.eng LL hier in de alleyway met de capt PM staan praten. Hij is Franstalig. En hij heeft post bij! Dat hoor ik hem zojuist zeggen. Op het verdiep van de staff achter het hoekje wonen heeft persies zo zijn voordelen.
LM is nog beneden met de manoeuvres bezig. (beneden = in de machineruimte, in 't Machien) Hij belde daarstraks dat we wat later zouden gaan eten, omdat er gemanoeuvreerd moest worden, om de loods aan en van boord te laten gaan, het bootje langszij te laten komen en de nieuwe ch.eng LL de gelegenheid te geven de gangway op te klauteren, zonder er af te waaien. Daar zorgt LM allemaal voor. Hij kan dat.
De loods kwam om ons naar een andere ankerplaats te loodsen. Loodsen kunnen dat. Met al dat is het etensuur voorbij en ik verwacht een telefoontje dat hij boterhammen nodig heeft. Ha nee, hij is daar.
14h50
Er was geen post voor ons. De capt heeft al wel het adres van de agent in Korea doorgegeven, voor 22/09, dat is binnen 12 dagen. Het postadres ben ik direct op de brug gaan faxen naar ulle. Doorgeven aub. Na het verzenden heb ik een praatje gemaakt met Luc, 2de stuur.
Ik vroeg hem of een fax verzenden niet veel boekhoud-werk veroorzaakte voor iemand van hen, of dat niet veel papperasserijen meebracht. Maar nee, absoluut niet. De gegevens gaan in het programma op de computer die bij de capt staat, en dat wordt maandelijks automatisch verrekend wanneer de berekening van uw uitgaven-aan-boord gemaakt wordt. - Ah ja? (ik) - Mais oui. (hij) - Maar een jaar of drie geleden werd de bemanning verzocht geen faxen meer te verzenden omdat privépost per fax teveel gedoe meebracht voor de brug en dat de stuurlieden wel wat anders te doen hadden dan afrekeningetjes te maken. Daarom mocht het faxtoestel daar enkel dienen voor dienstberichten ivm de uitbating van het schip. (Er vooral niet bij gezegd welke capt dat was en welk schip ookni, ander kan hij de capt wel raden)
- M’enfin …! - Echt waar Luc! Misschien was drie jaar geleden dat boekhoud-programma er nog niet aan boord van schepen? In elk geval mochten wij geen gebruik meer maken van de fax. - Mais non, ze konden waarschijnlijk niet werken met het boekhoud-programma en dan vinden ze gelijk wat uit om hun onkunde te maskeren.
Letterlijk waren zijn woorden : "… et probablement ils ont inventé n' importe quoi pour masquer leur ignorance." Ja natuurlijk, dat ik daar toen drie jaar eerder niet uit mezelf opgekomen was! Pierre de aspirant kon daar toen aan boord vlotjes overweg met het gedoe, zowel met de grillen van het faxtoestel (of de antenne?) als met het boekhoudprogramma. Het verbod kwam van hogerhand, van capt JvdM die de werking van het programma niet onder de knie kreeg. Wel, ik snap nu wat daar drie jaar eerder aan de gang was.
Hoedanook, hier aan boord mag wél worden gefaxt. Als de wiedeweerga: stuur ons ulle faxnummers. Er gaan ineens nieuwe kanalen open. 'k Zit al te dromen over elke week een briefje verfaxen en zo. En in welk lettertype dat dan moet komen en welke lettergrootte om zoveel mogelijk op het blad te krijgen en het toch leesbaar te houden etc, enz. Tiedelie, tiedelaa, faxparci, faxparlà … Just zorgen dat ik het faxje tussen 12h & 16h ga verzenden, dan is Luc van wacht en die doet dat in een wip.
En dan de ontnuchtering: er is niet elke week iets dringend of interessant. Wat hebben wij nu te melden dat het per fax zou moeten? Dat het niet per brief kan? Niet veel feitelijk. Misschien als we eens lang geen brieven kunnen posten hebben vanwege weeral: no harbour facilities. Maar voor de rest? Wait & see & sea. Deze redenering is nu 23 jaar oud en vandaag in het mailtijdperk niet meer te vatten.
Wo 11 sept 96
Gisterenavond ging het over Hong Kong. Of we daar aan de wal zouden kunnen. Of we tenminste een duidelijk zicht op de baai zouden hebben als er niet te veel … Ho!Hoe!Ha! Niet te veel plannen maken voor Hong Kong, werd daar geroepen. We gaan naar de Hong Kong AREA: dat kan zo'n 20 mijl tot 200 mijl van de stad zijn. Juist ja. In Europa bedoelen ze met 'Gibraltar' ook zoiets. Er wordt een watergebied mee bedoeld. En dat kan groot zijn.
's Avonds zijn we eens in het Machien gaan zien. LM zou me een paar machinerijen tonen. 'k Had gedacht vijf, en als ik die kan onthouden, ben ik al een stukske vooruit. De vijf machineries die ik het vaakst tegenkom op papier/op het scherm wanneer ik zijn werkboek typ, die zou ik wel eens in het echt en van nabij willen zien.
Well, we waren daar dan toch en LM heeft me 25 of 50 dingen laten zien en nu weet ik niks meer. En die 'dingen' zijn allemaal in het groen geschilderd. Mint Green. In Algemeen Scheeps : Engine Green. Aan de kleur kan ik ze dus niet herkennen of onthouden. En met groot of klein kom ik er ook niet, want hoe groot is klein als er nog kleiner bestaat. Aan de vorm dan … de meeste machinerijen hebben een vage cilindervorm. En mijn hoofd heeft nu een eivorm.
Als LM en ik nog eens ergens henen gaan he, dan stel ik de Efteling voor. Daar hebben de dingen tenminste een eigen vorm, eigen afmetingen én een eigen kleur.
Kerken uit de barokperiode zeggen me niks. Ik mijd ze zelfs. 'k Stap er zeker niet binnen om iets te bezichtigen. Als ik een dienst moet bijwonen in zo'n kerk kan ik daarna iets strafs gebruiken om het gevoel weg te spoelen of ik voel me voor de rest van de dag onwennig.
Al die frullen en krullen, al die protserige praal, dat vertoon van rijkdom en macht, ik word er in-droef van. In een barokkerk ruikt het nog naar de Contrareformatie. Waar dat onbehagen vandaan komt weet ik niet. Heeft DNA een geheugen?
Waar ik wel in bewondering voor sta zijn de romaanse kerkjes. (900 n.C. – 1300 n.C.) Waarschijnlijk zijn ze gebouwd door de bevolking zelf omdat de mensen een toevluchtsoord nodig hadden tegen rovers en plunderaars. Zo'n kerkje was een van de weinige, ooit waarschijnlijk het enige stenen gebouw in het dorp. Een stenen gebouw wil zeggen een brandveilig toevluchtsoord.
De romaanse kerkjes zijn gebouwd op verdediging. Ze hebben dikke muren. De ramen zijn smal en klein, ze dienen als schietgaten. Er is een torentje dat kan dienen als uitkijk en er is een alarmklok.
In Noord-Frankrijk zijn er nog veel romaanse kerkjes. Het snoer kerken fungeerde ook als postkantoor en nieuwsdienst tussen de verschillende lokaliteiten.
Romaanse kerken hebben in de loop der eeuwen herstellingen en 'verfraaiingen' moeten doorstaan, en dat hebben ze overleefd. Als men die verfraaiingen efkes kan wegdenken, ziet men hoe hard het bestaan ooit moet geweest zijn. Dat in barre tijden bij beschutting en veiligheid ook een opperwezen hoort spreekt vanzelf. Met allemaal en met de levende have de kerk in. Wachten tot de plunderaars weg zijn. En bidden. Elk romaans kerkje was lokaal een zeer belangrijk gebouw. Die kerkjes waren bittere noodzaak. De devotie was ernst, devotie gaf houvast en hoop en troost. Dat is iets heel anders dan het vroom vertoon van de contrareformatie. Bittere noodzaak is iets gans anders dan de luxueuze praalkerken van de barok.
'k Heb nogal wat foto's van romaanse kerkjes, maar ze staan in verschillende reisrelazen, ze staan niet samen gegroepeerd.
Van één kerkje ken ik de plaatsnaam uit het hoofd omdat het zo merkwaardig was : de kerk heeft twee parallelle beuken en dateert van de 12de eeuw. Het dorp heet Saintines (Picardië)
De linker beuk, die zonder toren, heeft niet al te veel verfraaiingen moeten doormaken. Daar ziet men nog dat een romaanse kerk op defensie gebouwd was. Ik dénk dat deze beuk voor de levende have moest dienen. Twee beuken, een voor de mensen, een voor de dieren. Dit is maar een losse gedachte hoor. Ik heb er nog geen bevestiging voor gevonden op het Net.
Twee beuken betekent een hoop meer stenen. En werkuren. Misschien was Saintines in de jaren 1100 een welvarende gemeenschap.
Een soep samenstellen en een tekst opbouwen, beide bezigheden vertonen enorme gelijkenissen. Zelfs zo, dat ik me afvraag of het niet een soep opbouwen is en een tekst samenstellen.
Een soep wordt lepel per lepel ingenomen en gaat naar de maag van de mens. Een tekst wordt zin per zin ingenomen en gaat naar het hoofd van een mens. Een soep kan vergiftigd zijn. Een tekst kan giftig zijn.
Een soep kan nieuwe krachten geven. Soms voelt men dat tot in de tippekes van de tenen. Een tekst kan nieuwe moed geven. Soms voelt men dat tot in het tippeke van het hart.
Een soep wordt als afgewerkt geheel gezien, hoewel ze samengesteld werd en opgebouwd en gecorrigeerd, eventueel met snelle kunstgrepen.
Een tekst wordt van boven naar beneden gelezen hoewel hij niet zo geschreven is. Er werd herschikt en ingelast. Soms staat het begin-idee gans onderaan.
Achteraf pas krijgt een soep-brouwsel een naam. Een naam die iets lekkers moet suggereren. Achteraf pas krijgt een schrijfsel een titel. Een titel die iets leesbaars moet suggereren. Soep-assemblage of tekst-assemblage, ze dienen uiteindelijk allebei om wat krachten te herstellen.
Hou het ambachtelijk, denk ik dan bij mezelf.
m – HiH-01/2016, herwerkt - als het onnozel warm weer is, is het geen weer voor erwtensoep natuurlijk.
Die maand in 1951 liet de eicel van dienst de snelste van het peloton zaadcellen binnen. De snelste. Niet de verstandigste, niet de vriendelijkste of de meest beleefde, gewoon de snelste. Meer was dat niet, want op dat niveau wordt niet kieskeurig gedaan.
eicel rood, spermacellen blauw bron: NRC-Handelsblad, 2015 Een eicel + een zaadcel = een ei, en dat ei werd een mij. Het ging van niks naar iks en die ikkigheid groeide. Er was nog niet veel individu aan, maar 't zat er al wel in.
Geboren worden. Als ik bedenk dat het gezwoeg mijn moeder en mij die zomer bespaard had kunnen worden … Wel, mijn moeder zo niet want zij wou kinderen, dus zij zou baren. Maar het had míj kunnen bespaard blijven, dat geboren worden.
Een maand vroeger of een maand later zou het een andere eicel geweest zijn, plus een andere zaadcel en dan was ik het niet geworden. Dan had ik er niet hoeven te zijn. Kunt ge u dat voorstellen? De rijkdom, de vrijheid van het niet moeten bestaan? De absolute niksheid. Als ik nu terug naar niks wil zal ik eerst moeten sterven. Geboren worden en leven om te sterven, wat een gedoe voor niks. Ik was toch gelukkig in mijn eerste niksigheid? Awel dan!
De ouders gingen twee keer per maand naar de dansschool en den Dieter moest dan mee, omdat hij nog te jong was om alleen thuis te blijven. Nu vond ik 15j niet te jong, maar hij 'moest' dus mee naar de dansles. Achteraf pas heb ik vernomen dat hij gewoon niet kon en dierf alleen thuisblijven.
In de dansschool lummelde hij wat, en verveelde zich vooral. (pre-smartfoon tijdperk) Hij begon daar melig over te doen, dat hij daar tussen de 'ouwe' mensen zat, allemaal 40 en 50 jaar of zo ! En toen hij bijna 16j was, besloot hij thuis te blijven, gedaan met de dansavonden, met passo dinges en zo !
Zijn ouders drukten hem op het hart alle lichten uit te doen eer hij naar boven trok. Behalve natuurlijk het klein lampje in de erker. Ze vertrokken, hij hoorde de auto wegrijden en toen werd het stil. Helemaal stil. De woonkamer leek hem plots groot en leeg, vol donkere hoeken. Eng. Echt eng. Dan liever TV kijken op het klein toestel boven. Haastig deed hij alle lichten uit en repte zich naar zijn kamer, zijn cocon.
Na verloop van tijd hoorde hij geluiden beneden. Alsof er gerommeld werd in de garage. Alsof iemand iets zocht. Toen niks meer. Toen weer. Toen niet meer. In de overtuiging dat een van zijn broers thuisgekomen was ging hij naar beneden. Beneden was het nog even donker als tevoren, geen broer. Toen hoorde hij weer gedoe, dit keer duidelijk aan de garagepoort. Inbrekers.
In paniek wipte hij op de vensterbank en verborg zich achter het gordijn. Behoedzaam kwamen de ouders de woonkamer binnen, in het donker. Bij het maanlicht zagen ze de bult in het gordijn. De vader deed teken aan zijn vrouw dat ze stil moest blijven staan. Blijven staan én stil. In achteruit trok hij terug. In de garage nam hij de spade.
Blijven staan en stil zijn? Elsa was zo al niet goed in het volgen van instructies en al helemaal niet als die instructies op bevelen leken. Ze verschoof een halve meter naar rechts, schuifelde een halve meter vooruit en zag het schoeisel van de inbreker van onder het gordijn komen. Op dat moment kwam de vader met geheven spade de woonkamer in om het gordijn te raken waar hij de inbreker zijn kindergeld vermoedde.
Elsa zag wat hij van plan was en gilde "Leo, 't is onzen Dieter, 't is Dieter!" Leo zijn mond viel open en Dieter tuimelde van achter het gordijn de sofa in, half in katzwijm.
-----
Toen de ouders met de wagen de straat ingedraaid waren, zagen ze dat het lichtje in de erker niet brandde. Dat was verdacht. Wie zou dat lichtje uitdoen? Niet Dieter. Een inbreker! Inbrekers doen lichtjes uit. Ze parkeerden onmiddellijk de wagen en legden de laatste meters naar huis te voet af.
Omdat het lichtje in de erker niet brandde, kwamen ze langs de garagedeur binnen. Dat was het gemorrel dat Dieter op de vensterbank had doen springen.
- En dat ander gerommel dan? - Dat ander gerommel, dat zijn de katten op de schelf, onnozelaar. Dat geluid kent ge al van toen ge klein waart.
Te jong, te schichtig om alleen thuis te zijn. Hoe lang hij nog meegegaan is naar de dansschool heb ik niet durven vragen.
Andere aardbewoners hebben het beter getroffen. Zij herkennen op geur. Op geur …, dan zou elk individueel wezen een leidmotief hebben dat in geur geschreven is? Met alle gemoedswisselingen die bij een geur komen kijken, van boos tot jolig en alle andere signalen die daartussen liggen. Ik zie ongeveer wat dat zou betekenen, maar zelf zou ik er in verloren lopen, in een hoop soortgenoten die niet bij naam aangesproken worden.
Sommige hondenrassen hebben een reukvermogen dat 10.000 keer fijner of scherper is dan het onze. Zij registreren elke soortgenoot die hen vooraf gegaan is op hun wandelparcours. En er zijn de olifantenkuddes, iedereen daar heeft een geurperiscoop. Dat hebben wij allemaal niet. Wij hebben geen geurherkenning om onderling met buren, kennissen, vrienden, familie, gezinsleden wisselwerking te hebben en verwevenheid te onderhouden. Daarom gebruiken we namen.
Borelingen krijgen namen die geregistreerd worden. Ouders en andere verwanten krijgen aansprekingen. Later krijgen leerkrachten bijnamen en nog later komt men al eens in aanraking met graad en titulatuur.
Dat alles is zeer ver van de geurherkenning. Daarom geven wij mekaar een naam, of op zijn minste een aanspreking. En vermits wij niet echt andere talen spreken dan mensentalen, geven we onze huisdieren ook een naam.
Gelukkig reageren die daar meestal op. Wat van onze soortgenoten niet altijd kan gezegd worden.
Hier een assertief kind, recht uit de krant : Ene Noah uit New York koestert diepe gevoelen voor Zoë, een meisje van tien op dezelfde school. Dat laat hij haar ook duidelijk blijken, maar Zoë laat op haar beurt uitdrukkelijk weten dat ze niet gediend is met zijn overduidelijke signalen.
“Regels van Zoë aan Noah”, schreef het meisje bovenaan een blad papier.
1. Raak mijn schouder niet aan. 2. Sta niet onnozel te doen achter mijn rug. Sta gewoon helemaal niet achter mij. 3. Praat niet tegen mij, tenzij je gewoon hallo wil zeggen, wat nooit zal gebeuren. 4. Laat me met rust op de bus. 5. Ik ben opvliegend wanneer mensen mijn dag verpesten. 6. Herlees dit vijfhonderd keer. 7. Gij hebt mij graag maar ik u niet. Ik ben te jong voor een relatie.
Als je een van deze regels niet respecteert, dan bel ik mijn vader, de vriend van mijn moeder, mijn nepmoeder en een klusjesman die ik ken. Als je mijn dag verpest, dan zal ik hulp moeten gaan zoeken. Speel gewoon niet met mij.
Toen ik bovenstaand artikeltje las in de krant, dacht ik onmiddellijk aan het verhaal van TP, over haar kleindochter bij het begin van een nieuw schooljaar. Gewoon een assertieve jongedame :
… André, haar beste vriendje van 10 zat niet meer op school. Zijn papa heeft een nieuwe job in Luxemburg. André was zo zeker dat hij bij zijn grootouders mocht blijven wonen omwille van de school en van haar. Niet dus. Niets aan te doen. Ze zuchtte opnieuw …
… Mevrouw had Steve naast Arthur gezet en dat was mis. Nu zit Steve naast haar en Steve is een ambetanterik, die zit voortdurend met zijn vingers krullen in haar lang haar te draaien. Hij ziet dat in de zaak van zijn nieuwe papa. Twee motten had ze hem al vandaag gegeven.
Zeer wakker, die freule van tien, een jongedame aan het begin van een nieuw schooljaar: vandaag al twee motten gegeven en het schooljaar is nog lang. Hopelijk voor haar en voor Steve zelf, leert hij snel. Zoë in New York en de kleindochter van TP hier. Twee heldere hoofdjes, elk aan een kant van de oceaan. Meer wou ik eigenlijk niet zeggen.
Het dochtertje van mijn zus Tina was de enige van de nieuwe kleuters die niet weende of huilend aan de rokken van haar mama ging hangen. Toppié beende dapper en onverschrokken naar de Juf, gaf een handje en stapte zonder omzien een nieuwe fase van haar leven binnen. Iets om fier op te zijn, dacht ik.
Bij de deur wuifde ze wel nog efkes. Zo'n beetje terloops van opzij. Heel dapper, vond ik mijn nichtje.
Dat Tina daar anders over dacht zag ik aan een stille traan. De rest van de dag was ze triest omdat haar kleine zo vlot, bijna gretig haar hand losgelaten had.
Tina had Toppié zo goed voorbereid dat ze uit het oog verloren was dat ze die eerste dag misschien zichzelf zou moeten schrap zetten.
Die week las ik in het TV-blad, blz 6 linksonder, iets over een oude kindervriendschap. En jawel, die tekst kwam uit Wikipedia. Dat is gemakkelijk, geen typewerk, enkel kopie-plak :
Op 13 september 1952 publiceerde Het Parool het eerste Jip-en-Jannekeverhaal, waarin Janneke het nieuwe buurmeisje is van Jip. Het laatste verhaal verscheen op 7 september 1957.
Elk Jip-en-Jannekeverhaal werd door Schmidt in luttele minuten geschreven in het rumoerige redactielokaal van Het Parool. Sommige belevenissen van Jip en Janneke zijn gebaseerd op avonturen die Schmidts zoontje Flip en diens buurmeisje daadwerkelijk beleefden. De verhaaltjes werden geïllustreerd door een andere vaste Paroolmedewerkster, Fiep Westendorp.
Vermits zoon Flip in september 1952 -en het buurmeisje misschien ook- vijf jaar oud waren, dan zijn Jip en Janneke nu vandaag ouder dan 70. Dat is een lang leven voor een personage.
Zo'n 17 jaar geleden kwamen hier twee achternichtjes van LM logeren. Aan LM 's kant van de familie waren wij toen al grootoom en groottante.
Ze monsterden de boekenkasten. - Leest gelle dat allemaal ? - Ja hoor. - Alles ? - Ja hoor. (ja, op een paar na) - LM ook ? Dit was geen gesprek meer, dit was een verhoor. - LM nog veel meer dan ik. Daar werd over nagedacht. - Wij hebben een nieuw boek bij, zei de oudste. Om vanavond voor te lezen. Maar dat boek kent gij niet. - Laat eens kijken ? vroeg ik. Ze doorploegde de inhoud van haar tas en haalde iets tevoorschijn. Van ver herkende ik de silhouetfiguurtjes van Fiep Westendorp. - Ah! Jip en Janneke, zei ik blij.
Ze gaf het boek uit handen en ik bladerde. Het kind bleef stil. Ik keek op en zag op haar gezicht een mengeling van ongeloof en nog iets.
- Ként gij Jip en Janneke? vroeg ze. - Ja, natuurlijk. - Maar ... gij hebt geen kinderen. - Toen ik klein was las ik zelf Jip en Janneke. En ik heb die verhaaltjes jaren voorgelezen aan mijn zussen.
Daar ging haar toverwereldje. Dat een oud mens van toen 50 Jip en Janneke kende, niet alleen kende maar jaren hun vriendschap gekoesterd had en zich er nu nog mee verbonden voelde, dat deed af aan de glans van haar boek. Jip en Janneke waren OUD ? Toen ik haar snuiteke zag voelde ik me een fossiel. Het ging niet over wat ik wist of kende, het ging over hun gloednieuw boek dat háár wereldje was en dat van de kleine zus. Nog voor het avondeten ben ik begonnen met voorlezen met alle voorzichtige stembuigingen en intonaties die een fossiel ter beschikking heeft.
-----
Bij dat klein weetje van toen in het TV-blad, blz 6 linksonder vroeg ik me af hoe het met de kindervriendschap van Flip en het buurmeisje verder gegaan is, sinds 1952.
Het gedicht 'Aan Rika' van Piet Paaltjens (François HaverSchmidt, 1835-1894) vond ik geestig en de manier waarop Marcel Vanthilt het bracht –in Winteruur, bij Wim Helsen- was grandioos. Ik wist niet dat Vanthilt kon voordragen : https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/2/winteruur-s2a26/, 10min16
Toen ik vannacht Net-artikels las over Piet Paaltjens kwam een aantal dingen boven drijven. Door de titel van de bundel kreeg het gedicht plots een andere interpretatie, andere klemtonen. Snikken en Grimlachjes heet de bundel, uit 1867.
"De gedichten vielen in de smaak bij een groot publiek, waarschijnlijk dankzij de humoristische, melancholisch-romantische toon of misschien wel omdat de gedichten 'zedelijke strekking' misten, zoals HaverSchmidt zelf in het eerste voorwoord schrijft."
Dominee zijnde zette hij zich af tegen de dominee-poëzie, de geheven vingertjes, het benepen moralistisch gedoe van zijn tijd. Geen 'zedelijke strekking'. Dat had een verademing kunnen zijn, maar hij had nog andere, zijn eigen demonen te bestrijden.
"Typerend voor de poëzie van Paaltjens is de combinatie van romantische clichés (onbeantwoorde liefde, hooggestemde gevoelens, natuur), met ironie en met platte realiteit."
Persoonlijk vind ik dat een prima combinatie, eerst over hooggestemde gevoelens zwijmelen en in één adem zeggen dat het tijd is om aardappels te gaan schillen, platte realiteit. Met mogelijkheid tot verder zwijmelen tijdens het schillen.
"Zijn breuk met het zorgeloze studentenleven en de vaak uitzichtloze situaties in levensomstandigheden van zijn kerkgangers maakten dat zijn sombere aard zich versterkte en hij ging lijden aan depressies. Het overlijden van zijn echtgenote in 1891 was mede de aanleiding om zich in 1894 in de bedstee op te hangen met een koord."
"HaverSchmidt bestreed in dit boekje zijn neiging tot depressiviteit door het sentimentalisme in zijn poëzie belachelijk te maken."
Zou Drs. P met dat laatste rekening gehouden hebben? Niet dat het nog nodig is, 'k vraag het mij af, meer niet.
Uit mijn schooltijd herinner ik me niks van Paaltjens. Zijn werk is gloednieuw voor mij. Nahon stond toen wel in onze bloemlezing voor Nederlands maar Paaltjens niet. Paaltjens was dominee, zou het daarmee te maken gehad hebben? Want de oecumene was wel in zwang, maar niet verder dan wekelijks een vermelding tijdens de godsdienstles en een paar ingetogen reidansen tijdens de viering. De schoolboeken waren nog niet oecumenisch bijgewerkt en herdrukt.
Of heb ik hem domweg niet onthouden omdat het werk van Paaltjens toen al zo hedendaags aanvoelde? Het waren de hoogdagen van het Nederlands cabaret. We werden via de radio ongeveer dagelijks verwend met tekstwerk van kwaliteit. We konden de namen van al die begaafde tekstschrijvers amper onthouden. Dus wie was Paaltjens? Gewoon het zoveelste talent van die periode ... Fout! Paaltjens was eerst, hij was 100 jaar eerder.
Zo blasé waren wij toen in ons puber-klasje. Tijd verspillen aan lachen met Kloos en met Nahon, terwijl Paaltjens 100 jaar tevoren al breed de weg bereid had voor dat klein klasje daar en voor alle écht begiftigde tekstschrijvers in de buitenwereld. Die kenden Paaltjens natuurlijk wél.
De verkoopster las hen geroutineerd de uitleg voor, want de lettertjes in de folder waren wat klein :
“Deze LED zonne-energie lampenset, bestaande uit 2 stuks, wordt compleet geleverd met buis, anker en oplaadbare batterijen. Het is een prachtige lichtdecoratie voor in uw tuin, patio, langs tuinpad of op het balkon. Iedere balvormige lamp is gemaakt van duurzaam plastic. Met vier 0,1W LED peertjes per lamp, hebben de lampen een totaal vermogen van 0,4W. De complete set levert 0,8W aan licht.
De tuinlampen zijn gemakkelijk te installeren en plaatsen. U kunt de hoogte van iedere lamp aanpassen door een of twee buizen te gebruiken. Zodra het donker wordt, gaan deze lichtjes automatisch branden. De lengte van de branduren is afhankelijk van de weersomstandigheden, maar gebruikelijk is 8 branduren bij 3-urige blootstelling aan zonne-energie. De lampen zijn milieuvriendelijk aangezien de lampen zelfvoorzienend in stroom zijn middels de zonnepanelen. Ook hoeft u geen elektriciteitsdraden aan te sluiten in de tuinen zijn deze lampen veiliger in gebruik en bovendien gemakkelijk te verplaatsen naar een nieuwe locatie. Deze eenmalige investering zorgt voor gratis verlichting voor de rest van de levensduur van deze lampen.”
Dat duurzaam plastic had haar doen beslissen. Duurzaam wil toch zeggen dat het tegen een stootje kan hé ? En de 'eenmalige' investering ook natuurlijk. En hij dacht : geen elektriciteitsdraden, zoveel te beter! In gezamenlijk overleg meenden ze drie sets nodig te hebben. Voor 150 €, een eenmalige investering, waren ze gesteld. Dat was zaterdag.
Op maandag stond de mevrouw al terug in de winkel. Of ze die ballonnen ook apart verkochten, dus enkel het plastic gedeelte van de verlichting, zonder de buizen. Nee, helaas, er zijn geen vervangstukken verkrijgbaar. De lampen kwamen als complete set op de markt én ze worden per twee stuks verkocht. Dan zat er niks anders op, dacht de vrouw, en ze schoof een briefje van 50€ over de toonbank. Ze liet de verkoopster de grote doos in het karretje leggen en met moeë schouders ging ze richting deur.
De maandag daarop stond ze er opnieuw. Weer voor een set tuinlampen. Ze vroeg hulp om de doos in haar karretje te leggen. Die dingen zijn zo groot. Ze gaf 50€. De verkoopster ging mee om de doos in de auto te leggen.
De maandag daarop … 50€, doos, karretje, auto. - Bent u de tuin aan het heraanleggen? vroeg de verkoopster. Wij kunnen alles wat u nodig heeft in één keer aan huis leveren als u dat wenst. - Och nee kind, zei de Mevrouw, het tuinpad is heraangelegd sinds mijn man op pensioen is. Hij zocht een hobby en een sport. En hij ging bij een pétanqueclub. Maar oefenen doet hij ook thuis natuurlijk. Op het tuinpad.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt –naar een gegeven van RD, het gewicht van een pétanque bal is tussen de 650 en 800 gram