"Wetenschappers vermoeden dat ze het oudste nog levende gewervelde dier hebben gevonden. Het gaat om een haai van maar liefst 512 jaar oud. Als de geschatte leeftijd klopt, betekent dat dat het dier geboren werd vóór Shakespeare."
Wat op mij indruk maakte was de zin dat het dier, en ook sommige soortgenoten, geboren kunnen zijn vóór Shakespeare, vroeger dan 1564. Mensen van 1964 worden al bij de senioren geteld. Dan is de Groenlandse Haai uit 1564 toch nog van een andere categorie. klik voor meer & groter Afbeeldingen van greenland shark
"De wetenschappers troffen de gigantische Groenlandse haai aan in de Noord-Atlantische Oceaan. Met een geschatte leeftijd van 512 jaar was het de oudste in een groep van 28 Groenlandse haaien die geanalyseerd werden voor een studie.
Om de leeftijd te bepalen, hebben de experten vooral gebruikgemaakt van de grootte van het dier en van radiokoolstofdatering (methode om ouderdom van organisch materiaal te bepalen, red.). klank aanzetten : https://www.youtube.com/watch?v=hz2HBk5sKlc ~ 03min01
Langst levende gewervelde dier
Groenlandse haaien - die slechts één centimeter per jaar groeien - staan er om gekend honderden jaren oud te kunnen worden. Tot nu toe werd de maximumleeftijd echter geschat op 400 jaar, waarmee ze ook al de langst levende gewervelde dieren op aarde waren.
Vermoedelijk wordt de haaiensoort zo oud omdat ze in diepe wateren zwemmen, waar de temperatuur slechts enkele graden boven nul is. Daardoor verloopt de stofwisseling trager.
Groenlandse haaien eten voornamelijk vis. Toch zijn in de magen van overleden soortgenoten al karkassen van rendieren en zelfs ijsberen gevonden.
Levende tijdcapsules
Professor Kim Praebel (Noorwegen) noemt de haaien “levende tijdcapsules” die een goed zicht kunnen geven op de menselijke impact op de oceanen. Omdat ze zo oud kunnen worden, zijn ze ook zeer belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek. In dit geval heeft de haai namelijk geleefd tijdens het tijdperk van Shakespeare, de stichting van de Verenigde Staten, het zinken van de Titanic …
Professor Kim Praebel
Onderzoekers willen nagaan welke effecten de klimaatverandering en de vervuiling hebben op de levensduur van Groenlandse haai. Daarnaast willen ze ook uitzoeken waarom de meeste gewervelden -inclusief de mens- een beperkte levensduur hebben en wat er bij deze haaiensoort voor zorgt dat ze zo lang leven."
Larissa Olkhovsky (80) slaat overvaller het huis uit
Die week las ik iets in de krant over een dappere dame in Nederland. 'k Zou niet durven wat zij dierf, 'k zou het niet kunnen ookni. Haar wapens zijn een busje pepperspray en een kleine handzaag, die heeft ze klaar liggen achter de deur. Maar ze had de tijd niet die te pakken. Dus greep ze naar het mes van haar belager…
’Ik maakte een vuist en bleef slaan, ik was zó boos!’ 80 is ze, maar Larissa Olkhovsky uit Gouda is voor geen kleintje vervaard. Vrijdagmiddag sloeg ze met haar vuisten een jonge knul, die haar huis binnendrong en dreigde met een mes, de deur uit. 'Ik werd toch zó fantastisch boos, precies zoals ik op zelfverdedigingsles heb geleerd!'
door: Sarie Katsman ma-10-2-14 - 06:31 bron: AD
'Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
De ongeveer 16-jarige jongen die op zoek was naar een makkelijk te verschalken prooi voor een overval, had vette pech. 'Hij heeft precies het meest verkeerde ouwe vrouwtje uitgezocht dat je maar kunt bedenken!' zegt haar familie trots. Larissa Olkhovsky heeft aan haar ontmoeting met de jeugdige overvaller een bont en blauwe rechtervuist, een linkerhand vol hechtingen, een gekneusde schouder, zere ribben en wonden op haar hoofd overgehouden.
'Maar ik heb het overleefd, al die training op de sportschool en mijn zelfverdedigingslessen hebben gewerkt! Ik ben heel sterk en gespierd, weet je. Een voorbeeld, zeggen ze altijd op de sportschool.'
Verdedigingslessen
Een paar jaar geleden werd er in haar buurtje, vlakbij het spoor in Gouda, een oudere vrouw overvallen. 'De hele buurt was bang, ik ook. En dat is een heel onprettig gevoel: bang zijn. Op de sportschool heb ik toen gevraagd: kunnen jullie mij wat zelfverdedigingslessen geven. Dat wilden er wel meer: in een mum van tijd meldden zich een stuk of vijftien vrouwen.' Zo'n 6 uur per week is de charmante Larissa aan het sporten. 'Ik ben altijd zó voorzichtig, sluit alle deuren goed af en na zevenen 's avonds doe ik nooit open. Maar wie verwacht er nou om drie uur 's middags een overvaller? Waarom hij mij moest hebben, weet ik niet: ik denk dat hij gewoon de eerste de beste die een deur opendeed, te pakken nam.' Toen ze nietsvermoedend de deur opende, drong de jonge knul meteen het piepkleine halletje binnen. Altijd heeft ze een busje pepperspray klaar staan, en een kleine handzaag. Tip van de zelfverdedigingsinstructeur.
Maar ik had helemaal geen tijd om die te pakken! Die jongen, een éngeltje om te zien, zo knap, bedreigde me meteen met een mes. Dat mes heb ik gepakt met mijn linkerhand, ik voelde er niks van. Dacht alleen maar: dat ding moet niet in de buurt van mijn keel of mijn hart komen! Ik heb geen seconde losgelaten. Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
Mes
Ze sloeg de overvaller de deur uit. 'Hij weg, en ik had het mes. Dat was dubbel geluk: met zijn DNA erop!' Eventjes ging ze op de bank zitten, bijkomen. Toen belde ze haar dochter. Die schrok zich een ongeluk: 'Overal lag bloed, de vloer zat onder.' Bang is ze nog steeds niet. 'Ik heb zelfvertrouwen, dat is nu echt bewezen. De eerste nacht heb ik wel steeds dat mes gezien. Die paar klappen: oké, maar dat mes... Ach, nu is het alweer over. Ik heb in mijn leven al zoveel meegemaakt, en overal ben ik sterker uit gekomen.'
te gast bij Wim Helsen, Chris Dusauchoit met een gedicht van Ingrid Jonker
GRAF
In die aand by Gordonsbaai het sy kinderlik geraai waar die lelieblom kan wees wat haar hart van pyn genees.
In haar soektog raak haar hande aan die onkruid op die strande word haar oë sag en blind waai haar drome in die wind hurk sy roerloos vasgerank toegemaak deur wier en sand.
De aandacht voor Jonker en haar werk herleefde nadat president Nelson Mandela haar gedicht Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga) voordroeg bij zijn rede tijdens de eerste zitting van het eerste democratisch gekozen Zuid-Afrikaanse parlement, in 1994. Mandela noemde haar "Afrikaner én Afrikaan".
LM en ik bewonen een gewoon appartement. Stel dat we het voor het kiezen hadden. Dat er geld zou zijn. Ik bedoel poenig veel geld, een villa met binnenzwembad en ook kunst aan de muur.
'k Zou er maar van wakker liggen : zijn de deuren op slot? allemaal? zijn de ramen dicht? allemaal? staat het alarm aan? staan álle alarmen aan?
Nu, als we op geen euro moeten kijken & we er op los mogen fantaseren dan zouden we natuurlijk wel een butler hebben in zo’n villa. En hij zou Justin heten. 'k Laat hém dan alle alarmen instellen en zich bekommeren over de beveiliging.
Maar stel u voor dat Justin door al die beveiligingsbeslommeringen slecht slaapt zoals ik en 's morgens de koffie lauw zou serveren, of erger : dat hij later op de dag de champagne slecht gekoeld zou serveren ...
Misschien zou 'k beter een veiligheidsman aanwerven om de Justin te ontlasten van het beveiligingsgedoe. Goed, dat is dan beslist : er komt een securityman, ook inwonend. Hij zet dan 's avonds de alarmen aan. Maar hij moet wel wachten tot ik terug in de woning ben hé. Anders kan ik de nacht doorbrengen bij het binnenzwembad. Meneerke Security heeft alles vergrendeld en ik kan het woongedeelte niet meer in. En de binnenhuistelefoon hoort niemand want iedereen is bezig met de voorbereidingen voor het avondeten -souper heet dat dan- de chef, de sous-chef, Justin ... allen hebben het druk met bezig zijn. Rosario is op dit uur bezig met mijn tenues voor straks en morgen en het niet-inwonend personeel is al naar huis.
Daar zit ik dan in zo'n floddertje elegant te koukleumen, één-en-al heimwee naar een flanellen pyjama en knuffelsloefkes en een warm maaltje voor de TV.
Een titske meer euros mag, maar niet zo dat ik een villa met kunst en zwembad zou kopen. Nee, voor mij liever geen al te grote rijkdom. Jammer, want ik had graag Justin eens ontmoet.
m - EZW-06/2009, HiH-10/2014,02/2017, bijgewerkt -
te gast bij Wim Helsen, Tine Embrechts met een fragment uit 'De verliefden ' van Javier Marías
Dat is de misvatting, [...] te geloven dat het heden altijd voortduurt, dat de situatie van elk moment definitief is, terwijl we allemaal zouden moeten weten dat niets dat is, als ons nog maar weinig tijd rest. [...] We leren geleidelijk dat iets wat ons heel ernstig leek ons op een dag niets meer zegt, alleen maar een feit is, een gegeven. Dat er een dag zal aanbreken waarop degene zonder wie we niet konden leven en om wie we geen oog dichtdeden, zonder wie we ons bestaan ondenkbaar achtten, van wiens woorden en aanwezigheid we dag in dag uit afhankelijk waren, onze gedachten niet meer in beslag neemt, en als we af en toe even aan hem denken zullen we onze schouders ophalen, en ons op zijn hoogst heel even afvragen: "Wat zou er van hem zijn geworden?", zonder ons zorgen te maken, zelfs zonder nieuwsgierigheid.
Over het boek : María Dolz, een jonge redactrice, is gefascineerd door het echtpaar dat ze elke ochtend tegenkomt in het café waar ze ontbijt. Dan komen ze van de ene op de andere dag niet meer en blijkt dat Miguel op straat is doodgestoken. Als Luisa maanden later weer opduikt leert María ook Luisa’s huisvriend Javier kennen, met wie ze een innige relatie opbouwt. Maar na verloop van tijd begint ze zich af te vragen of Javier wel te vertrouwen is. Haar hevige verliefdheid maakt plaats voor onberedeneerde angst en ze vermoedt zelfs dat hij een rol speelde in de dood van zijn vriend Miguel.
De verliefden is een onthutsende roman over de nasleep van onze daden en de onmogelijkheid om de waarheid te achterhalen.
Eerste indruk : Zoals het programma startte, hield ik efkes mijn hart vast. Het is een zotte bie als Tine Embrechts wel gegeven om de mensen op het verkeerde been te zetten.
Een gewezen collega van mijn zus Tina woonde gedurende een tiental jaren met zijn nieuwe echtgenote, een Ghanese, in haar thuisland. Tijdens een bezoek in België liet hij horen dat hij er aan dacht om terug hier te komen wonen, aangezien hij de 70 voorbij was en de gezondheidszorg in België toch beter is en uiteindelijk waren de voorzieningen in Ghana niet echt waar een westerse senior het wil mee stellen in de aanloop naar het einde.
In Ghana is was hij met zijn pensioen een rijk man, in België is men met datzelfde pensioen een gewone, welstellende burger. En dat schikte zijn echtgenote niet. Verlies van levensstandaard en decorum, ver van de familie in dit koud kikkerlandje … Een paar weken na hun terugkeer in Ghana is hij plots overleden. Hartfalen. Dat is de officiële versie. Consternatie bij de familie in België, want Charles had voor zijn vertrek een volledige medische controle ondergaan.
De Ghanese echtgenote gaf geen toestemming voor het overbrengen van het stoffelijk overschot, ook niet op kosten van de zussen van Charles. Er had zo een autopsie kunnen van komen hé. Wat natuurlijk de bedoeling was, want de familie had ondertussen gevonden dat er wel meer plotse overlijdens waren (en misschien nog zijn) in bepaalde contreien. Mogelijk door gif voor speerpunten.
Maar Charles werd niet overgebracht naar België. De echtgenote aldaar had het voor het zeggen. En als er geen stoffelijk overschot kwam in België, kwam er geen autopsie in België. De zwarte weduwe kan ongehinderd, met behoud van pensioen, op zoek naar een nieuwe prooi.
Dan denk ik : wat is bij de jongere generaties hier de beeldvorming over dit soort oude dag van de opa en over het einde van die opa …
'Hij heeft het dan toch maar gehad, de ouwe rakker' of 'Hij heeft het zelf gezocht, de ouwe zot'.
m – HiH-02/2016, herwerkt – naar een gegeven van FIV
Bij TeleOnthaal en bij andere opvangmogelijkheden krijgt men verhalen te horen die elkaar bevestigen en die aangeven dat er iets relatief nieuws aan de gang is.
“De ouderen van vandaag zijn niet meer de ouderen van 50 jaar geleden.”
'k Beschrijf het misschien te bondig maar het komt hierop neer : echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg. Een heel leven van spaarzame/zorgzame huisvrouw : wég. Het gebeurt veel vaker dan vroeger. Het gebeurt nu in een ander sociale klasse. En viagra duikt al eens op in die verhalen.
De Tweede Jeugd of het Oud Zot is niet meer het privilegie van rijke zakenlui. En wat The American Dream was na '45, welstand is bereikbaar voor iedereen die hard werkt, is nu het Richard Gere Syndrome: er moet uiteindelijk en tot slot een Pretty Woman komen als bekroning en als beloning voor een leven van hard werken.
Jan/Jean/John-met-de-pet wil nu na zijn carrière ook zo'n dubbele badkuip met iemand in, een trofee-vrouw. Bompa woont nu in Varna of Phuket of Sainte-Marie.
Er is wel degelijk iets aan het verschuiven en er bestaan al studies over. In 2008 ben ik een maand of drie met dat onderwerp bezig geweest en heb ik daarover nogal wat artikelen gevonden op het Net. Er was toen zelfs al een Bulgaarse (!) sociologische studie in de maak.
Na gemiddeld twee jaar zijn de spaarcenten opgesoupeerd, zolang duurt die tweede jeugd, euro-gewijs. En dan wordt bompa enkel nog geduld omwille van de maandelijkse cheque met het pensioen. In een dorpje in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar bvb betekent een Westers pensioen een heel bedrag. Ik vermeld deze drie gebieden, omdat ik in deze drie gevallen zeker ben.
Bompa leeft dan gedumpt bij de moeder, want de dochter, het groen blaadje in kwestie, is al weer elders in Europa aan het werk, op zoek naar een volgende sugar-daddy. Hoe het verder loopt met bompa in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar en met zijn gezondheid, is vanaf dan een aparte verhaallijn.
Die jongedames worden beschouwd als goede dochters, zij brengen welstand voor het gezin en voor de hele familie. Als ik de artikelen terug vind zet ik de linken op 't blog. Maar erg opwekkende lectuur is het niet.
Dit alles om te zeggen dat over het sociaal scenario -echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg- wat nu gebeurt en aan de gang is in de lagere regionen van de middenklasse-inkomens, én over de filières die juist daarop mikken, dat daarover al vakliteratuur bestaat.
Welk beeld kinderen en kleinkinderen zich vormen dat soort bompa's, daar denk ik voorlopig efkes niet over na.
Niet verwarren met de programma-reeks ‘Exotische Liefde’, dat waren case-studies, of wat er moest voor doorgaan. m - EZW-11/2012, HiH-02/2016, bijgewerkt -
Deze voormiddag in de keuken had ik een fijn idee, iets dat mogelijk werkbaar was om een schrijfsel te produceren in de stijl fantasy. Wanneer ik een ingeving krijg ben ik gewoonlijk bezig met water. Met stromend water. Waarom dat zo is weet ik niet, ik probeer het zelfs niet meer te weten, maar zo gebeurt het. Niet elke keer, wel soms. Bij stromend water.
Onder de douche valt dat tegen, in geval van ingeving kan ik daar niet onmiddellijk weg. In de keuken valt dat al eens mee, ik droog mijn handen af en denk dat ik het idee wel efkes kan onthouden. Dat was vandaag ijdele hoop, de ingeving wasemde weg terwijl ik naar hier, naar het klavier stapte.
Nu zit het idee in de X-zone, ergens waar ik niet bij kan. Een zone die op geen enkele hersenscan voorkomt.
Ik ski over de plooiingen van mijn hersenschors. Niks. Ik daal af in de grijze materie. Niks. Ik zwem rond in mijn ventrikels. Niks.
Het idee danst telkens een andere kant uit.
Het is weer zo'n een bolleke van wit albast in een wazige sluier. Telkens ik bijna een tip van de sluier te pakken heb, danst het bolleke verder weg.
Desmond Morris over maatschappelijk gedrag ~ vervolg op tekst nr 292
Over groepsgedrag en maatschap, over maatschappij en maatschap-pijn.
Gisteren en vandaag heb ik een flink deel van de tijd gezocht naar dit boek en ik kan u met zekerheid zeggen dat we het niet meer hebben, het is weg, foetsjie, ribbedebie. Waarschijnlijk ooit uitgeleend.
Uitlenen. Ook zo'n typisch menselijk gedrag. Dieren lenen niet uit. Die weigeren. Puur op intimidatie. Ze meppen en grauwen. Of ze snauwen de vrager af. Ik niet. Ik doe onnozelweg wat er gevraagd wordt. Want het boek was een tijd moeilijk te vinden. - Dit boek lenen? Ja natuurlijk! Wacht, ik zal het in een plasticske doen, want het regent. Ziezo. Alstublieft ! En waarschijnlijk was ik nog blij ook, dat ik iemand had kunnen helpen. Sociaal wenselijk gedrag vertonen? Ik liet een boek verdwijnen! Met de glimlach! Gelukkig ben ik die fase voorbij. En gelukkig bestaat Internet. Het boek is er overal te koop en de tekst van de achterflap heb ik gevonden :
“In De Naakte Aap deed zoöloog Desmond Morris een boekje open over het menselijk dier, in De Mensentuin laat hij zijn licht schijnen over de maatschappij die de naakte apen hebben gemaakt.
Hij vergelijkt ons gedrag met dat van dieren in gevangenschap en de overeenkomsten zijn verbluffend. Met veel humor behandelt Morris onderwerpen als seks, status, creativiteit en intelligentie. En aan het slot van het boek vraagt hij zich af wat we uiteindelijk van onze samenleving zullen maken: een nog groter gekkenhuis of een mensen-speeltuin. Voor de laatste mogelijkheid geeft hij waardevolle tips aan wereldverbeteraars en andere optimisten.”
Naar mijn gevoel zou er kunnen staan 'aan de wereldverbeteraars en andere optimisten onder ons.' Want volgens mij heeft iedereen ooit een wereldverbeterende of andere optimistische fase doorgemaakt, al dan niet hormonaal gestuurd. Los daarvan, ik zou graag horen of lezen wat Desmond Morris van de huidige situatie denkt, van de maatschappij zoals ze er vandaag uitziet, de mensentuin van de voorbije tien jaren
We hebben op TV en radio al beschouwingen gehad van politiekers, filosofen, economen, historici, kunstenaars en andere denkers en rond die tafels krijgt een gewone mens geen stoel- maar ik zou heel graag eens zoöloog aan het woord horen over ons groepsgedrag en wat daaruit voort vloeit, over de internationale situatie van vandaag. Liefst Desmond Morris hemzelve op die stoel.
Of dit een realistische wens is, ik denk het niet. Dr. Morris is in januari 91 geworden. Of hij nog zin heeft om de maatschap-pijn van vandaag te bekijken …
Het kan de lerares biologie geweest zijn of de leraar esthetica die soms nogal de filosofische toer op ging. Iemand heeft ons ooit aangeraden het boek te lezen. Het was een pocketboek, betaalbaar voor iedereen en geschreven in een taal die verstaanbaar was voor iedereen. Het was 1969 en ik was 17 en ik herinner mij dat ik die blote achterwerken op de kaft toen 'onbeleefd' vond.
"De homo sapiens, ook al is hij zo geleerd geworden, is niettemin een naakte aap gebleven. Ondanks de verheven nieuwe motieven, is hij geen van zijn oude motieven kwijtgeraakt. Dit brengt hem nogal eens in verlegenheid, want de oude driften hebben hem miljoenen jaren vergezeld, de nieuwe zijn hoogstens een paar duizend jaar jong."
1969 2007
“Wij mensen onderscheiden ons van de aap door onze schamele beharing, maar ook door onze intelligentie, door onze onderzoekende aard en door onze onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen.”
- beheersen en veranderen :van ooit intensieve landbouw/veeteelt/bosbouw/mijnbouw tot nu de ongebreidelde ontbossingen en andere verstoringen voor extensieve ontgingen
“Tegelijkertijd wijken we minder af van de primaten dan we misschien willen geloven.”
- de mensapen onder de primaten zijn de grote apen zonder staart, zoals wij, zegt Wiki.
“De zoöloog en gedragsonderzoeker Desmond Morris stelt in De Naakte Aap de vraag: wat voor dieren zijn wij mensen? ”
- over het geheel van de planeet gezien : waarvoor dienen wij mensen … onze soort is door het aantal ongeveer overal de verstoorder van het bestaand evenwicht. De mensheid kweekt zich te pletter.
“En bij zijn bestudering van het menselijke gedrag komt Morris tot enkele wel heel verrassende conclusies.”
Op de slotpagina waarschuwt Morris voor overbevolking, in 1967, vertaling 1969. De Club van Rome komt tot een gelijkaardig besluit in haar rapport van 1972, 'de grenzen aan de groei'
Tja, in het geheel van de natuur gezien, waarvoor dienen wij eigenlijk als soort, met onze 'onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen' met ons typisch menselijk gedrag ?
Ze denken dat we slapen, maar soms ben ik wakker en wanneer ik dan 's nachts in de keuken kom, vang ik al eens iets op natuurlijk.
Onder keukentoestellen bestaat een rangorde. Wij denken dat we een keurige keuken hebben met toestellen in een rationele rangschikking volgens belangrijkheid naar ons eigen goeddunken. Maar in feite is het een organisch systeem met een gans eigen organisatie.
De koelkast is de dueña die ongeveer alles dicteert: hoe lang iets goed blijft, wat onmiddellijk de diepvries in gaat, wat de volgende dag moet opgegeten worden, wat de soep in kan.
Vlak onder haar staat de diepvriezer, haar lakei. Hij weet zich belangrijk maar kijkt toch omhoog om te zien wat de koelkast beslist. Alles wat zij beslist is belangrijk, slaat aan bij hem.
De stoomoven is hooghartig. Hij wil met de andere toestellen niks te maken hebben, hij heeft zijn gans eigen systeem. De microgolf-combi eronder is robuust, koppig en vastberaden : ik was hier eerst, gelijk hoe belangrijk die van hierboven zich vindt. Hier ben ik en hier blijf ik.
De gaskookplaat is het sloofje. Ze is een beetje uit de mode. Maar ze is een volgzame harde werker. Ze laat haar vier branders zéér nauw luisteren naar de knoppen.
Onderaan de hiërarchie, ze kijken op hem neer, letterlijk, staat de vaatwasser. Degene die het vuil wegspoelt en wegwast. De rioolwerker, vinden ze.
Maar het gasfornuis en de vaatwasser zijn juist de twee die ik niet zou willen missen. Dat heb ik daar vannacht eens heel duidelijk gesteld en verteld. Hopelijk blijft het nu wat rustig in de keuken.
Een beetje plagen als uitnodigen tot spelen, dat doen andere zoogdieren dan de mens ook. Uitdagen over dominantie doen andere zoogdieren ook. Maar opzettelijk in de luren leggen, bedotten … daarbij bedoel ik iets lichter dan pesten of treiteren maar toch wat sterker dan speels plagen. Misschien is bedotten niet de juiste nuance, maar voorlopig vind ik geen ander woord.
------
Ergens in de jaren '70, toen een stamcafé nog een stamcafé mocht zijn en zo niet nodig vertaverniseerd moest worden, stond ik een late namiddag aan de toog bij de veterane stamgasten, mannen van rond de 50. Ik was toen nog van de jonge garde, wat inhield dat ik elk van die mensen bij het binnekomen een hand gaf. Dat was daar de gewoonte, de jongeren groetten de ouderen. Nooit omgekeerd.
Jos de Gendarm stond weer aan de korte kant van de toog. Gendarm was niet zijn bijnaam, Jos was bij de Rijkswacht. Jos stond daar dus aan de korte kant van de toog weeral het werk van de bazin te bemoeilijken en hij had het die keer over Churchill, wie weet hoe lang al. Het was vroege vooravond aan het worden, en Jos bleef maar vertellen over Churchill, en Chamberlain en WOII, met nog wat datums van Akkoorden en Verdragen erbij. Waarschijnlijk had hij een documentaire gezien of had hij een artikel gelezen. Niemand onderbrak hem, want men onderbreekt een rijkswachter niet.
De mannen schuifelden af en toe en zuchtten en Jos ratelde maar door. Wat doet hij weer vervelend, dacht ik. We komen hier om wat te lummelen, niet om denkwerk te verrichten. Maar niemand van de mannen zei iets. Daarom deed ik het maar, met mijn meest argeloos gezicht : "Amai Jos, zuchtte ik vol bewondering, gij zijt écht goed in Aardrijkskunde hé!"
En met neergeslagen ogen nam ik een slok.
Zijn woordenstroom was onderbroken. Van consternatie? Jos viel stil.
"Jeanneke, zet de TV eens aan" zei iemand van de veteranen. De bazin zetten de TV aan. Maar er werd niet echt naar gekeken. 't Was voor 't geluid. De mannen draaiden zich naar elkaar toe en begonnen een trage praat over voetbal, duiventil en wielrennen. Waarvoor ze gekomen waren. Rustig een pint pakken. Vooral rustig.
Jos bleef stil. Hij nam zijn glas en kwam naast mij staan. - Zeg, zei hij zachtjes, als om me niet in verlegenheid te brengen, dat is geen aardrijkskunde hoor, dat is geschiedenis. - Ah, deed ik verbaasd en luid genoeg, Geschiédenis! - Jaja, zei Jos, jaja.
Hij dronk bedachtzaam zijn glas leeg, nam zijn jas en verdween, de buitenwereld in.
Ene van de mannen aan de toog zei zonder omkijken: - Jeanneke, geef dat Meiske hier een glas van mij.
En ik kreeg een pint voor mijn neus. Dat glas, beste lieden, was toen evenveel als een ereteken want het gebeurde daar niet dat de oude garde zich verwaardigde een jonge snotter te trakteren. Maar die keer dus wel. Ik had die pint, een vorm van achting toen, verdiend op lef, door het argeloos onnozel te spelen tegen een tateraar die ook rijkswachter was. Ik had als prille twintiger een rijkswachter doen zwijgen. Door hem te bedotten. Schol.
een avondje naar de bios ~ politiebureau Delft, 29 november, een nachtoproep
"Het is een drukke avond op de meldkamer en de meldingen komen achter elkaar binnen. Het is zo’n avond dat er geen moment rust zit tussen de aangeboden telefoontjes. Mijn telefoon gaat, het is een 112 melding.
Ik begin met “goedenavond politie…” maar voordat ik ben uitgesproken hoor ik een kinderstemmetje vragen: “waar is mama?” Meestal als kinderen 112 bellen zijn zij aan het spelen met de telefoon en aan de stem van de kleine te horen is zij vast niet ouder dan 4 of 5 jaar. Het meisje begint te huilen en zegt: “Ik weet niet waar mama is”. Op de achtergrond hoor ik een baby huilen. Ik vraag aan haar: “Hoe heet jij?” Met snikkende stem zegt ze: “Emma”. Ik vraag aan Emma wie ik op de achtergrond hoor huilen. Emma zegt: “Dat is mijn broertje, maar hij is nog erg klein”.
Het vervelende is dat er geen gegevens met de telefoon zijn meegekomen. Als iemand met een vaste lijn belt, wordt soms het geregistreerde adres en telefoonnummer meegezonden. In dit geval zie ik geen gegevens. Ik vraag aan Emma of ze zeker weet dat mama niet thuis is. Voor de zekerheid vraag ik of papa thuis is. Emma begint weer te snikken en zegt: “Ik kan ze niet vinden”. Ik vind het vreemd dat kinderen van die leeftijd alleen zijn. Wellicht is moeder even naar de buurvrouw en komt zij zo weer terug denk ik. Ik weet even niet wat ik moet doen met een huilend meisje, een huilende baby, geen adresgegevens en geen telefoonnummer. Ik zeg tegen Emma: “Blijf maar aan de telefoon, ik ga je helpen en wij gaan samen mama zoeken”.
Ik vraag aan Emma waar zij woont. Zachtjes zegt zij: “Rotterdam”. Het adres of de straatnaam weet zij niet te noemen. Ik vind het een lastige zaak worden, twee kleine kinderen alleen thuis en ik heb geen idee waar zij zich bevinden. Emma kletst alweer ronduit over haar beer die zij in haar handen heeft en de baby is ook stil. Ik vraag aan mijn collega het telefoonnummer bij de 112 centrale in Driebergen na te trekken om op die manier achter het adres te komen. Gelukkig hebben wij een hit, een straat in Rotterdam waar zij zou moeten wonen.
De collega’s op straat gaan onderweg en ik houd Emma aan de telefoon. Bij het adres aangekomen vraag ik aan Emma of zij al politie voor de deur ziet. Emma zit boven in de slaapkamer en kijkt uit het raam. “Nee.” zegt zij stellig. Wat blijkt, het gezin is volgens de huidige bewoners recentelijk verhuisd maar onbekend naar welk adres. Met Emma nog aan de telefoon gaan wij op zoek naar het nieuwe adres. Emma is nog te jong om te lezen, dus een kenteken van een geparkeerde auto oplezen lukt ook niet.
Mijn collega krijgt een man aan de lijn, die een klein meisje in een raamkozijn ziet staan in een donker huis en vindt dat gevaarlijk. De man had aangebeld maar kreeg geen reactie. Direct zijn de collega’s naar dat adres gestuurd en zagen daar een klein meisje in het raamkozijn.
Ineens zegt Emma: “Ik zie een politieauto”! De kleine meid in het raamkozijn is Emma. Opgelucht kan ik ademhalen want Emma en haar broertje zijn in goede handen bij de collega’s. De ouders van Emma bleken een avondje naar de bioscoop te zijn. wa-bliéf ?
Emma en haar broertje slapen altijd door en worden nooit voor een bepaalde tijd wakker. De ouders konden geen oppas krijgen en hebben het er op gegokt dat het wel goed zou komen... Helaas werden de kinderen te vroeg wakker waardoor er een zeer vervelende situatie is ontstaan.
De ouders hebben een stevig gesprek gehad met de collega’s op het bureau en daarnaast krijgen zij begeleiding van Bureau Jeugdzorg. Ik ben gerustgesteld dat Emma veilig is en de volgende beller dient zich weer aan … "
’k Wou hier onmiddellijk een paar eigen bedenkingen zetten, maar mijn verontwaardiging was zo groot dat ik bovenstaande tekst een paar dagen moest laten rusten.
“De ouders konden geen oppas krijgen en hebben gegokt dat …”
misselijk word ik van die houding, van die mentaliteit. Ces gens-là …
Ten eerste, als men geen oppas kan krijgen blijft men zelf thuis als oppas, men blijft bij de kinderen. Ten tweede, als het over kinderen gaat gokt men niet, men denkt na.
Chotver, wat een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Wat een egoïsme. De kinderen alleen laten omdat men naar de bioskoop wil. De kinderen alleen laten voor een pleziertje? Sommige mensen verdiénen geen kinderen. Wat is het volgende? Dat die twee hun kinderen de zomer daarop vergeten in de auto?
buitenlandse zeelieden en Belgische pralines een verhaal over een kwieke jonge gast, een Canadees, KP
LM & ik hebben KP gekend als 2de stuur in '96. Een crème van een jongen om mee te varen. Echt een groepsmens.
In '98, tijdens het monsteren bij de rederij, zagen we op de bemanningslijst dat KP aan boord was als 1ste stuur, als chief officer. En wist ik dat we ons beide handjes mochten kussen, met deze gast kwam het goed. En dat was nodig ook, want er was een kneuter van een kaptein aan boord. Ene PPM.
KP was een opgewekt en energiek tegengewicht voor die kaptein. Met minder bevoegdheden, dat wel, maar met meer natuurlijk gezag, gewoon omdat hij beroepsernst en geloofwaardigheid uitstraalde. En tegelijk was hij een vlotte, vriendelijke mens, in tegenstelling tot de kneuter. Kortom, KP werd op handen gedragen.
We namen voor hem Belgian Chocolates mee, omdat hij me in ’96 een verhaal verteld had over onze nationale snoep, de pralines.
KP was na zijn allereerste contract voor de rederij afgemonsterd met een tussenstop in België, omdat men hem op kantoor in Antwerpen eens in persoon wou zien en spreken. Na de bespreking had hij nog tijd voor een verkenning door de stad en hij had pralines gekocht. Voor thuis in Canada.
KP zijn moeder is Zwitserse en zijn vader is Luxemburger. Of omgekeerd. Een van de twee komt uit Zwitserland en houdt van chocolade. De Belgische praline is misschien niet zoet genoeg voor de Zwitserse smaak, maar het is een kwaliteitsproduct en KP kocht dus een flinke doos pralines. Voor thuis in Canada.
Hij hield ze in handbagage, want men wil niet met gekneusde pralines toekomen. Wel, hij is zonder pralines toegekomen in Canada, hij heeft alles opgesnoept tijdens de vlucht.
Dan zwijgt men thuis toch over die pralines, dacht ik. Maar dat was niet meer mogelijk. Hij had van uit het hotel in België getelefoneerd met thuis en hij had onder andere verteld dat hij Chocolates had gekocht voor hen. Echte Belgische! En thuis gekomen moest hij dan toegeven dat hij ze … euh, was kwijtgeraakt? Maar het zou hem niet meer overkomen. Wanneer hij nú afmonsterde (in '96 dus) zou hij twee dozen pralines kopen. Eén om op te snoepen tijdens de reis en één voor zijn ouders. Voor thuis in Canada.
En weer was hij zonder thuis gekomen, vertelde hij, toen in '98, twee jaar later. Te tweede doos was ook leeggesnoept. Ze zijn gewoon te lekker, zuchtte hij.
In Canada zijn Belgian Chocolates wel verkrijgbaar, maar daar zijn ze vreselijk duur. Bikoos, legde hij uit, ze worden per vliegtuig aangevoerd. Qua prijs is het daarom interessanter ze in België te kopen, als de kans zich voordoet.
Interessanter, jaja, maar de in-België-zelf-gekochte-pralines overleven bij u de reis naar Canada niet hé jongen ...
te gast bij Wim Helsen, Sarah Vangeel met een fragment uit Oscar en Oma Rozerood van Éric-Emmanuel Schmitt
Dus, God, in deze eerste brief heb ik je een beetje verteld hoe ik het hier heb in het ziekenhuis, waar ze nu vinden dat ik de geneeskunde in de weg sta, en ik zou je iets willen vragen: kun jij me vertellen of ik beter word? Je hoeft alleen maar ja of nee te antwoorden. Dat is niet echt ingewikkeld. Ja of nee. Streep maar door wat niet van toepassing is. Tot morgen, kus,
Oscar PS: Ik heb je adres niet: hoe doe ik dat dan?
De Opa was aan het spitten want het was spit-seizoen. De kleinzoon stond verderop wat te harken.
In een kluit aarde zag Opa iets blinken. - Jongen, kom eens! Kijk eens wat daar ligt? De kleinzoon kwam en hurkte. - Het is een bolletje en het blinkt een beetje Opa. Hij prutste het ding uit de kluit. - Ga het maar afspoelen, zei Opa.
De jongen rende naar de kraan, spoelde de restjes aarde weg en bleef staan kijken. Zo'n grote matte knikker had hij nog niet gezien. Hij droogde de knikker af aan zijn broek. Dat mocht, want het was een werkbroek, een met diepe zakken zoals die van Opa. Een groene knikker, die niet doorzichtig was maar die wel een beetje blonk. En ook een beetje mooi was.
Dit issem:
Hij wreef wat harder en hoorde pingng! Of, hij dacht dat hij dat hoorde. Zo klinken de glazen van Oma wanneer men over de rand wrijft. Hij wreef nog eens. Pingng! Hij nam een vliegende start en rende naar Opa.
- Opa, hij blinkt, zei hij. En soms doet hij ping. - Goed, zei de Opa, als hij al ping gedaan heeft moogt ge een wens doen. - Dan wil ik een zusje, antwoordde hij onmiddellijk. - Zo ineens? Niet liever een broertje, bijvoorbeeld? Of een hondje? - Nee, een zusje, zei de Jongen zeer beslist, een zusje.
Het woord zusje klonk als een diepe wens. En toen riep Oma dat de soep klaar was. Terwijl de Jongen zijn handen waste zei Opa: - Hij wil een zusje, - Wat! siste Oma, hebt ge 't hem verteld? - Ik heb niks verteld, ik zeg alleen dat het tijd wordt dat ons Mia hem zegt dat er een zusje op komst is. Vraag hem naar de knikker.
En Oma kreeg het verhaal van de knikker en van de ping en de jongen diepte de knikker uit zijn zak. Oma bekeek het bolletje.
- Dat is malachiet, zei ze -zij is steengoed in dat soort dingen- hoe komt dat in onzen hof? - Jaja, maar het blijft de knikker van onze Jongen hoor, zei Opa. Het is zijn wensknikker.
Een groen steentje kopen kon hij later nog. Als ze voor een tweede keer Oma werd.
's Avonds lag de wensknikker op het nachtkastje. Er kwam dus een zusje. Mama en Papa hadden het gezegd. Hij zuchtte innig tevreden. Met twee ogen knipoogde hij naar de knikker. Terwijl hij in insliep droomde hij iets als pingng!
Vijf maanden later was het zusje er. Ze leek op papa en ze leek op mama. Net zoals haar broer. Kortom, ze leek op haar broer. Maar ze had groene ogen. Dat was zeer eigenaardig want in heel de familie had niemand groene ogen. Pingng!
te gast bij Wim Helsen, Sven Gatz met een tekst van Johan Anthierens
BRUSSELAAR
Wij zijn gepatenteerde stadsmussen, allergisch voor paardenvijgen, doof voor loeiende stallen, amper gecharmeerd van strontschubben op de schoften van het schommelende vee. Een broer van mij is een stadshávik, maakt zich al boos als hij een boom ziet, zal ook nooit stamvader worden. Wij werden dus uitgedreven, richting Brussel, waar ik sinds mijn twaalfde levensjaar woon en werk, uit de buurt waarvan ik me nooit ver waag. Ik hou van B., ik wil zijn lof zingen, dank zij die stad ben ik aan Vlaanderen ontsprongen, maar, ik kan met Brussel niet onder de mensen komen.
Over het boek Leve Mij! : Uit de verschillende honderden artikels, reportages, interviews, columns en kronieken die Johan Anthierens van 1959 tot 1999 voor tientallen Vlaamse en Nederlandse dag-, week- en maandbladen schreef, maakte Brigitte Raskin, in samenspraak met Karel Anthierens, een selectie van de beste en belangrijkste teksten, ongepubliceerde brieven en schetsen.
“Gaan shoppen. Eerste vereiste: niet te veel geld meenemen, tas onder uw arm klemmen, sluiting van de rits naar voren, niet in drummende massa gaan staan, tas altijd direct sluiten, betaalkaarten apart wegbergen. Als ge aangesproken wordt om uw telefoon eens te gebruiken, weigeren, want ze gaan er mee lopen.
Alle vertrouwen dat ge ooit had in de mensheid, moet ge thuislaten. Kortom, geen prettig vooruitzicht. Maar toch kan het wel aangenaam zijn al die mooie kleren en schoenen, al die elektronische apparaten, boeken, blije mensen, een koffietje drinken, mensjes kijken. Laat het maar regenen, het is ontspannend. Soms vraag ik me af: wie koopt dat allemaal? Er zijn zoveel kledingwinkels, de keuze en de belangstelling is enorm.
In ons gezelschap was iemand met zware diabetes. Alle spullen om de suikerspiegel te meten en insuline te spuiten zaten in haar tweedelige tas. Een vakje met haar geldbeugel, het andere met het zo belangrijk meetapparaat. Dat is een heleboel en daardoor kon het tweede deel van haar tas niet dicht. Ge raadt het al zeker? Het apparaat is echt onmisbaar, zeker als ge suikerziekte hebt in de hoogste graad. Op zeker moment voelt die mevrouw zich onwel en tast naar haar meettoestel. Juist ja, in al die drukte had iemand het toestel voor een geldbeugel aanzien en weg was het! Grote paniek! Wat nu? Insuline nemen ja of neen, cola drinken? Is het hypo of hyper? Hoelang nog voor ze haar bewustzijn verliest, paniek alom!
Gaan navragen in alle bezochte winkels of het niet was binnengebracht, de tijd was kort. Dan maar naar het onthaal. De mensen begrepen de ernst van de toestand. Wat ik niet wist is dat men via een speciale code de bijna 100 winkels van het winkelcentrum vraagt om grondig de vuilnisbak te controleren. -Een soort stil alarm? En werkelijk, de dief had gemerkt dat hij zoiets niet kon verkopen en had het toestelletje in een afvalbak gegooid. Hij zal gedacht hebben op geld staat geen naam, maar als ze me met dit betrappen is geen ontkennen mogelijk. Onmiddellijk de suikerspiegel gemeten, ze had nog slechts de waarde 37, terwijl dit rond de 100 moet zijn. Mensen met ervaring weten hoever ge dan staat.
Beste rotzak, blijf met uw poten van andermans spullen. Toch bedankt dat ge het in de afvalbak hebt gegooid! Doe dat de volgende keer ook met de geldbeugels, dan hebben de mensen hun documenten terug!
Mensen, tot nog eens. En dat is niet tegen u, zielige dief ! ”
te gast bij Wim Helsen, Paul Herygers met een tekst van 'Buurman'
Met z'n vinger in de lucht keek hij omhoog Hij zei: 'Zie je die kleine ster daar staan, vlak naast de volle maan? Het is de plaats waar vandaag Rocky woont en Rocky was mijn soulmate eerste klas.'
Ik keek eerst nogal verbaasd in de man zijn rood doorlopen ogen, maar ik volgde dan 't verlengde van zijn uitgestrekte arm.
'Rocky komt altijd terug' probeerde ik mijn metgezel te troosten. 'Rocky komt altijd terug', al had ik beter moeten weten.
“Problemen bij de dienstenchequebedrijven!” blokletterden de kranten. van TP
Met een oud-journalist getrouwd zijnde weet ik dat je bepaalde krantenartikelen met meer dan één korrel zout moet lezen. Ik lees verder en verneem dat Vlamingen en meer bepaald Vlaamse overheidsbedrijven ronduit vragen om geen allochtone poetsvrouw te sturen.
“Racisme, puur racisme ook daar al! Toch juist zeker?” foetert mio marito.
“Bah, ik weet niet, de gazetten veralgemenen altijd…en daarbij ik ben geen arbeidsdeskundige.”
“Je hebt de titel toch gelezen? Kan het nog schofteriger. Heeft niets met deskundigheid te maken, maar alles met racisme en jij twijfelt, komaan zeg!”
“Je weet toch wat we met Simonne tegengekomen zijn? En zij zal niet de enige zijn. Daarbij ik heb ogen in mijn hoofd en die hebben hier in onze straat al dingen gezien, die ik liever niet zou zien.”
Allemaal goed en wel maar eens die halve trouwboek van mij op kruissnelheid raakt in een betoog, tellen zelfs onweerlegbare argumenten niet.
De geschiedenis met Simonne dan.
Simonne is een kinderloos oudje van 85, al jaren houden enkele buren bij haar een oogje in het zeil en al evenveel jaren doen wij beurtelings haar boodschappen. Kleinzoon maait om de veertien dagen haar grasperkje. Luc, haar naaste buurman, trekt elke morgen de zware houten rolluiken op laat ze ’s avonds naar beneden. Simonne doet beroep op dagelijkse thuisverzorging: toilet arrangeren, bed opmaken en toiletstoel reinigen en wekelijks op poetshulp. Geestelijk is Simonne goed bij de pinken. Ze telt, vermenigvuldigt en deelt getallen stukken vlugger dan ik. Door haar krant en tv blijft ze op de hoogte van de gebeurtenissen in de wereld, alleen die benen willen niet zo best meer mee. Zo heeft Simonne dus de voorbije jaren al meer dan een poetsdame over de vloer gekregen. Het probleem van Simonne werd aangekaart door mijn dochter, die nu meer dan ik de boodschappenbeurt voor haar rekening neemt.
“Mama, ik denk dat er iets mis gaat met Simonne. Al twee keer op een kleine maand tijd moet ik sponsen meebrengen, vier in totaal al. Vorige week moest Irène twee zeemvellen meebrengen. Ik vraag me af wat Simonne er mee doet en het zijn altijd van die dure die ze nodig heeft, geen synthetische. Ga jij eens polsen als je bij haar langs gaat?”
Ik dus naar Simonne, uitgerekend op het ogenblik dat haar poetshulp aan het werk was. Nou ja, aan het werk! Vanuit de eetkamer zag ik het meisje met de poep op het aanrechtblad zitten, sigaret in de ene hand en telefoon tegen het oor en maar ratelen, onafgebroken.
Een geluk dat we allemaal een sleutel hebben van Simonnes woning, want ik ben zeker dat het hulpje niet zou reageren op de bel. Simonne keek me gelaten aan: “Ze is weeral meer dan een kwartier aan het telefoneren en ze is pas een klein uur binnen. Ik word daar onnozel van. Straks als ik wat wil rusten, zet ze haar muziek op en begint ze mee te zingen. Of ik nu iets zeg of niet, ze begrijpt me niet en ik haar nog veel minder. Ze is lief, daar niet van, maar dat kind weet niet wat kuisen is. Kijk eens naar mijn ramen, mijn deuren en mijn lavabo. Als ze getelefoneerd heeft, weet ze niet meer waar ze mee bezig was en begint ze aan iets anders. Maar ja ze hebben voorlopig niemand anders voor mij, zeggen ze. Ik moet wachten maar ze zijn wel aan het zoeken, hoor.”
Ik als een stormram de keuken binnen. Het meisje knikte niet eens, ze ratelde door, in eentaal waarin wat Franse woorden vermengd zijn. De spoelbak was amper gevuld en dan nog met een vies, brak roodbruin water. Ik zag een bord erin waaruit Simonne vermoedelijk tomatensoep had gegeten, er lagen enkele “afgewassen” messen op de inoxplaat vol vetsporen ook mokken van koffie, een met daarop nog lipstickafdrukken van het zwarte meisje. Wat lag in het afwaswater? Een keer raden. Een spons! En waarmee werd er afgedroogd, onder meer een nog vieze vleespan? Met een zeemvel. Ze was de ramen aan het zemen, trachtte ze met gebaren uit te leggen.
Ik heb haar vest en tas genomen en haar buiten gewerkt. Nadien naar de verantwoordelijke van de dienst gebeld. “Ja, mevrouw, we weten wel dat ze soms nog wat onhandig is, maar allez langs de andere kant, mevrouw Simonne heeft wel een heel groot huis en ik weet dat ze ook niet altijd een gemakkelijk oudje is, ge moet dat begrijpen het is voor ons ook niet altijd ….” Ik had ze door de telefoon kunnen trekken. Simonne, een crème van een oudje een moeilijk mens noemen, waar haalt dat onnozel wicht het.
“Wat ga jij daaraan doen?” vroeg mio marito. Ik heb de Gentse directie van de organisatie een “vettige” brief geschreven. Tot op heden heeft Simonne nog geen antwoord ontvangen en we zijn nu bijna drie weken later. Wel ze kunnen de pot op. Naar hun cheque kunnen ze fluiten, zeker weten. Geen nood echter, ik heb een reddende engel aangesproken. Lea, de maatschappelijke assistente, en volgende week krijgt Simonne een nieuwe poetshulp via, via. Een moslima, hier geboren, naar het schijnt een schat van een vrouw en met degelijke handen haar lijf, want ze werkt ook bij de tante van Lea.
En ondertussen, zijn wij, de buren bij het schoonmaken ingesprongen. Elk een tweetal uurtjes per week, kost ons haast geen moeite en Simonnes ramen, aanrecht en lavabo mogen opnieuw gezien worden. Oké, ik mag echt niet veralgemenen en zeker alle dienstenchequehulpen zijn niet zoals het zwarte meisje, maar je zal als hulpbehoevend oudje er maar mee zitten.
Vertel me eens eerlijk mensen, vinden jullie dit racistisch van mij? TP
Nee TP, dat is niet racistisch, het is realistisch, want het is een bestaande situatie die ge beschrijft.
'k Vraag me af of de mensen die onbekwaam personeel moeten uitzenden / te werk stellen 's avonds niet zelf met rode kaken en hoofdpijn zitten wanneer ze overdenken wat ze die dag in naam van het inclusief beleid alweer moeten doen hebben.
Oja, op een aanrecht of gelijk ander werkblad waarop met voeding gewerkt wordt gaat-men-niet-zitten. Dat werd de poetshulp blijkbaar ook niet meegegeven. Of het is haar ontsnapt, zoals de rest van de cursus …
m - HiH-02/2015, bijgewerkt, de tekst in het zwart is van TP
Het Canadees productiehuis van Juste pour Rire / Just for Laughs maakt dit soort filmpjes al sinds 1983 en het zijn nooit uitlachfilmpjes. Ginder in Canada zijn de mensen niet zo. Of toch niet openlijk. De filmpjes zijn zo’n vriendelijke lachedingen dat blijkbaar niemand van de voorbijgangers zich gedupeerd voelt. Mijn hoed af voor de bedenkers van dit soort werkjes.
Hier eentje over verbazing / verbijstering. Als de grote teen rechts staat, is het de linkervoet. Als beide grote tenen rechts staan … twee linkervoeten? Hoe moet het dan met de rechterschoen?
Seppe krijgt in de klas de vraag : noem de plaats waar veel werklozen komen. Seppe : doppervlakte, meester.van B.IE
In de periode vóór '92, de pre-LM periode, was ik bemanningslid en de lagere bemanning werd gemonsterd via de Pool der Zeelieden, Olijftakstraat. Dat was een wervingsreserve waar de rederijen hun werkvolk bestelden.
Na elk contract aan boord hadden wij toen compensatie verlof vermits er aan boord op zaterdagen en zondagen ook gewerkt wordt. Na elk verlof kwamen we op de wachtlijst met wachtgeld te staan. Voor het gemak werd dat wachtgeld 'den dop' genoemd, want we konden gaan stempelen in de thuisgemeente.
Pas wanneer het volgnummer voldoende opgeschoven was moest men zich elke dag in Antwerpen melden, op de Pool. Toen was het nog een autonoom kantoor, gevestigd in het Maritiem Huis in de Olijftakstraat in Antwerpen.
De Pool wordt op zijn Engels uitgesproken, poel. Er staat dus pool en soms leek het ook een poel. Een eendenpoel vol snater- & tatergeluiden.
Het was een grote zaal, en die vloer was een vlakte die zou men d'oppervlakte kunnen noemen. Naar Antwerpen gaan doppen was voor mij telkens een feest. Men zag er mensen terug die men in jaren niet gezien had. Mensen die in het transport werken komen mekaar niet gemakkelijk tegen hé. Dan konden we bijpraten en anekdotes uitwisselen. Dat duurde soms tot laat in de namiddag, in een cafeetje vlakbij.
Er waren zelfs zeelieden die hoewel ze met verlof waren, toch elke eerste van de maand naar de Pool kwamen kijken wie er aan de wal was. Dan werden de nieuwe dopkaarten verstrekt en die dag was iedereen die op de wachtlijst stond aanwezig. Iedereen wil zeggen degenen wiens verlof voorbij was, degenen die terug aan d' oppervlakte kwamen om te doppen. Ja, doppervlakte, het zou een goede naam geweest zijn voor die grote wervingsvloer.
Het mopke heeft veel herinneringen losgemaakt, heel plezierig.
m – HiH-02/2016, herwerkt – naar een gegeven van B.IE
Een tijd geleden zat ik bij Hannah van de broodjeszaak. Na de middagdrukte doen wij al eens een praatje. Hannah is 45+, ik 65+.
Ze had een van haar nichtjes op bezoek. Het nichtje roerde traagjes in haar thee en zat te zuchten in alle talen. Ze is 19 geworden en ze denkt erover te gaan samenwonen met haar vriend. Maar ze is geschrokken van huurprijzen. En die prijzen zijn zonder afwasmachine in de keuken!
Hannah keek naar mij en ik keek naar Hannah. De juffrouw zoekt een appartement met alles er op en er aan, met het comfort waar andere mensen hebben moeten voor werken en sparen.
- Ja, maar oude mensen hebben alles toch al, was haar argument. De woorden werken en sparen had ze niet gehoord. Hannah wachtte af en ik zat wat te kijken.
- Oude mensen zouden jonge mensen toch wat mogen helpen, deed ze. Hannah stond recht en ging de spoelbakken nog eens spoelen, want dat was plots nodig.
Een wasmachine had het nichtje al. Cadeau gekregen van haar grootmoeder. De rest kon toch wachten? Wij, de oude mensen, waren toch ook begonnen met het minimum, met een sponsje om de afwas te doen. - Ja maar, ondertussen hebt gelle toch niks meer nodig. Er zijn geen kosten meer enzo, ofwa. ’k Snapte waarom Hannah spoelbakken was gaan spoelen ... enzo, ofwa.
Heel even heb ik gedacht dat het nichtje model gestaan had voor het personage Sabrina Backeljau. Maar dat kan niet. Ze is geboren in '97, het jaar dat de serie beëindigd werd. Daarbij zou ze een belediging zijn voor het personage Sabrina Backeljau.
’k Probeerde haar te duidelijk te maken dat het 'alles' zo om de 15 à 20 jaar versleten is en dat die toestellen dan moeten vervangen worden. Dat er kosten zijn aan de woonst, kosten voor aangepast meubilair, dat er rekeningen komen van dokters en apotheker … Dat oud zijn handenvol geld kost en dat men het appeltje voor de dorst wil houden om niet op de rekening van de jongere generaties te moeten leven. Aan haar verschrikte blik zag ik dat ze met die laatste gedachte nog geen rekening gehouden had.
Ja, er is duidelijk iets met haar beeldvorming over de seniorengeneratie.
In het zuidelijk halfrond is het nu bijna herfst. Daar bloeien nu bloemen, daar groeien nu groenten en daar zijn de slakjes nu wakker. Wel wakker, maar alles op eigen tempo hé.
Slakjes hebben hun oogjes op steeltjes staan. Dat zou ik ook soms willen. OO, wat zou ik dan kunnen rondkijken.
Onder de oogjes staan twee tastertjes. Onze handen zeg maar. Daarmee kunnen ze voorzichtig en heel, héél zachtjes voelen of de andere al wakker is.
Er valt van alles te doen en te beleven vandaag, want het is was Valentijn. O, was dat eergisteren al?
Misschien trakteert hij haar toch nog op een blaadje sla …
Die 14de was het tamelijk zacht weer en niet te vochtig. Ik wilde die dag opruimen in de garage, een paar dingen herschikken en de rekken een poetsbeurt geven, een vroege lenteschoonmaak dus.
"Moet dat vandaag?" vroeg LM een beetje verbaasd. "Ja dat moet vandaag, omdat het zacht en droog weer is, vandaag kan ik de poort wagenwijd open laten staan."
Hij kon me niet helpen in de garage, die dag had hij veel te doen. "Dat geeft toch niet, dat kan ik best alleen! Behalve misschien het kastje verplaatsen, maar dan kom ik u wel halen."
Het zachte weer had nog bewoners naar hun garage gelokt en het was best gezellig op het pleintje tussen de boxen. 's Middags aan tafel had ik een hoop nieuwtjes te vertellen aan LM. "O ja, en de lift doet eigenaardig".
Na het eten vroeg ik LM of hij even mee naar beneden kon komen om het kastje te verplaatsen. "Nu niet," zei hij, "ik wacht op een mail." "Die mail loopt toch niet weg?" "Ik heb die cijfers direct nodig", zei hij, "zonder die cijfers kan ik niet verder." "Als ge toch moet wachten, help dan gauw efkes met dat kastje", stelde ik voor. "Nee, ik blijf boven. Ik wacht op die mail." "Het is toch maar voor een paar minuten", probeerde ik, "als die mail voor het eten toegekomen is staat hij daar al een half uur, dus zo'n haast zal het..." "Nee", zuchtte LM, "hij is er nog niet, ik heb juist gekeken."
Nu zat ik strop met mijn werk beneden. Als dat kastje niet verplaatst werd, bleef een deel van de garage ongedaan en moest ik wachten op weer eens zacht droog weer om te kunnen verder werken en wie weet wanneer dat zou zijn. Tenzij ik het kastje leegmaakte, het leeg verplaatste, het leeg terugplaatste en opnieuw inlaadde. Waar bleef ik ondertussen met alle spullen? Op de rekken is geen plaats. Op de behangplank dan? Dus moest ik eerst nog de schragen en de zware plank van de muur halen en opstellen ook? Dat alles omdat meneer ...
Inwendig begon mijn temperatuur te stijgen. (Ik ga niet neerschrijven wat ik toen allemaal over hem dacht, want mooi was het niet.) Dat hij dan maar wacht op 'zijn' mail, ik ga in de garage kijken hoe het nu verder moet ... Eerst nog even die twee plankjes uit de kelder halen, die moeten ook nog naar de garage.
De lift vertrekt, hapert ergens tussen de eerste verdiepingen en het gelijkvloers, maar zakt dan toch naar de kelder. Ik neem de plankjes en stap terug in de lift om mijn telefoon te gaan halen, die was ik boven vergeten door zijn gedoe over zijn mail.
Tussen kelder en het gelijkvloers blokkeert de lift. En deze keer is het menens. Ik probeer voorzichtig alle knopjes, geen reactie. Wat nu? Op de alarmknop duwen? Ik weet niet welk geluid dat alarm maakt. Stel u voor dat het zo'n loeiende sirene is. Nee, liever niet doen. De meeste buren zijn nu aan hun middagslaapje bezig.
Eerst en vooral gaan zitten. Ziezo. Er was daglicht, er was luchtverversing, dus er was niet direct reden tot paniek, zei mijn hoofd. Maar mijn lijf trilde wel. Hoe kon ik LM bereiken? Telefoon had ik niet bij me. Sleutels had ik wel bij. Dus tikken op de deur van de lift dan maar. Ritmisch tikken, anders denken de buren dat er gewoon ergens getimmerd wordt. Hoe doen ze het in de film, 3 x lang en 3 x kort, of omgekeerd? Van geen belang, als het maar niet klinkt als getimmer. Het spijt me voor hun middagdutje. Tikken. Minuten. Hoeveel minuten weet ik niet. Ik had geen horloge om.
Toen hoorde ik boven een deur opengaan en tikte wat luider. Iemand kwam de trap af. Nam direct de trap. Dus iemand vermoedt dat iets met de lift niet in orde is? Gered.
"m, zijt gij dat?" "Ja jong. Ik zit vast." "Dat dacht ik al." "Hoe wist gij dat ik hier was? Had ge me horen tikken?" "Nee, dat hoorde ik pas toen ik boven de deur open deed." "Maar? Hoe wist ge dan dat ge eens moest komen kijken?" "Omdat ik u niet had zien langsgaan."
Daar werd ik stil van. Hij had dus niet alleen die terloopse opmerking over de lift onthouden, hij had ook al die minuten op de uitkijk gestaan om te weten of ik veilig beneden geraakt was? Ondanks die 'allerbelangrijkste' mail.
"m? Gaat het?" "Ik zie u graag" slikte ik. "Wat zegt ge? Ik versta u niet. Geef dat noodnummer eens..." Telefoonnummer gegeven. "Uw stem klinkt zo raar", zei hij, "niet bang zijn hé."
Het duurde twintig minuten eer de technieker er was. Die twintig minuten heeft LM me beneden gezelschap gehouden. We hebben wat gepraat, elk langs een kant van de liftdeur.
"Is die mail al toegekomen?" "Geen idee." zei hij. "Ga eens kijken." stelde ik voor. "Straks." antwoordde hij. Nu smolt ik helemaal.
Nog eens twintig minuten later ging de liftdeur open. Daar stond Mijn Man. Ik legde mijn hoofd in zijn arm. "Ik was niet bang, ik zie u graag", fluisterde ik in zijn mouw.
"Kom, we gaan dat kastje verzetten", zei hij. "Maar die mail?" "Eerst het kastje." zei hij.
Later op de dag ben ik naar Doe-het-Zelf geweest en ik heb vier zwenkwieltjes gekocht. Die monteerde ik onder het kastje. Dat kon ik wel alleen. Gewoon kastje uitladen en platleggen. De spullen lagen zolang op krantenpapier.
Linus is zwaar teleurgesteld in zijn Valentina, -zijn juf, Miss Othmar- en hij geeft lucht aan zijn frustratie. Daarbij citeert hij uit Sonnet 43 van Barrett-Browning. Met de nodige decibels.
How do I love thee? Let me count the ways. I love thee to the depth and breadth and height My soul can reach, when feeling out of sight For the ends of Being and ideal Grace.
I love thee to the level of everyday's Most quiet need, by sun and candlelight. I love thee freely, as men strive for Right; I love thee purely, as they turn from Praise.
I love thee with the passion put to use In my old griefs, and with my childhood's faith. I love thee with a love I seemed to lose
With my lost saints,—I love thee with the breath, Smiles, tears, of all my life!—and, if God choose, I shall but love thee better after death. E. Barrett-Browning
Maar 't is niet voor iedereen miserie natuurlijk want een nadeel hier is een voordeel elders en achter elke boom of struik vindt men wel opportunistjes.
Bang ben ik dat clichés mijn schrijfsels zouden binnensluipen en daar een verschaalde ouwelijke geur rond het verhaal zouden hangen zoals dat huilen automatisch met hartstochtelijke snikken in eenzelfde zin zou komen, dat een blauwe lucht vanzelf een stralende hemel moet zijn en ogen hemelsblauw of een blik passioneel en donker, dat een maaltijd ofwel stevig zal heten ofwel overheerlijk of -verhoede!- allebei, dat het woord mooi niet volstaat, het moet wondermooi zijn, dat sneeuw steevast maagdelijk is en dat steevast de woorden meestal en soms zou vervangen … dat ik zoiets zou voorschotelen aan degene die het leest.
Bang ben ik dat niemand nog mijn stijlfouten zou willen verbeteren, dat niemand me zou wijzen op manke vergelijkingen en kadukke beeldspraak, dat niemand me terugroept van hyperlatieven, dat ik in automatismen zou vervallen à la Harold Robbins en dat ik uit het oog zou verliezen dat schrijven een ambacht is, dat ik door overdreven detaillering en overtollige beschrijvingen en door niks over te laten aan het geestesoog van degene die de moeite neemt om te lezen, dat ik door dit soort slordig werk die lezer zou beledigen.
Het was '98. Op 14 februari zou Toppié komen eten met hare valentijn. Toppié is de dochter van mijn zus Tina. Ze was toen 24 en de valentijn-van-dienst was ook zoiets. Daarna zouden ze de stad in trekken, Toppié wou hem Antwerpen laten zien. Daarom werd er 's middags warm gegeten.
Al weken was ze aan het jubelen over die jongen. Hij had Antilliaanse roots en hij kon kóken! Of ze verliefd was op de jongen zelf, op de Creoolse keuken of op Guadeloupe, is nooit helemaal duidelijk geweest.
LM en ik verwachtten ons aan een charismatisch manipulatief specimen, een loverboy-stijl-fotomodel met zwoele blik en zo. En dat 'kunnen koken' zou wel niet veel voorstellen.
Vooroordelen? Ikke?
Wat zouden we die dag op tafel zetten ... Vlaamse kost hé, een winterse hutsepot. De klassieke versie : niks uit de diepvries, alles zelf doen. Zelf alle groenten wassen en snijden en het vlees recht van 't mes. Twee soorten vlees met voor de liefhebbers een half varkenspootje erbij.
De dag ervoor heb ik me in de keuken bezig gehouden.
Tijdens het wassen en snijden kwam LM al eens zien of hij mocht helpen, maar ik was vollop en luidop aan het repeteren -het mes rood in de hand- hoe ik mijn nichtje kon ontraden te emigreren naar Guadaloupe en LM drong niet aan.
van ‘t Net
's Anderendaags bleek die jongen een hardwerkende student, al vijf jaar Europa, al vijf jaar wereldkeuken. Van kleins af had hij moeten leren koken of hij mocht van zijn Oma en van zijn Ma later niet op kot naar Europa, naar 'le Continent'.
Terwijl LM aan tafel de borden rondgaf ging ik in de koelkast de pintjes halen. Want bij een hutsepot mag een pils. 'k Trek de frigodeur open en het eerste wat ik zie liggen is de bos raapjes. Raapjes? Raapjes! Ik had de raapjes niet in de hutsepot gedaan! Geen enkel! Nul! Had ik dat de dag tevoren dan niet geproefd? Nee. Niet geproefd. En ze lagen al die tijd vooraan zichtbaar in de frigo! Nee. Niet gezien. Te veel arreuze over dat vermeend emigreren van Toppié.
Zonder raapjes ontbrak iets in de fundering van de hutsepot. 't Was eetbaar, maar dat volle was er niet.
LM keek bedenkelijk, Toppie keek verliefd en proefde niks en Valentin vond de Vlaamse keuken 'interessant', te beleefd om aan de gastvrouw te laten blijken dat er iets niet klopte.
Het is niks geworden tussen Toppié & Valentin. Jammer. Heel jammer. 'k Had graag zijn Ma en zijn Oma eens ontmoet, de dames achter die voorkomende en welopgevoede wereldjongen. En zó ver is Guadaloupe nu ook weer niet hoor!
te gast bij Wim Helsen, Koen Geens met een fragment uit ‘Maar wat is literatuur?’ van Prof. L. Vander Kerken
Neem een kind van een jaar of acht. Het gaat naar school. En opeens is het uit met het schoolgaan. Het is 'grote vakantie'. Dat betekent voor een kind een onoverzienbare mogelijkheid van prettige dingen.
Het is een ontzaglijke ervaring: een mogelijkheid zonder grenzen, maar die op dit moment toch nog niet aangesneden wordt. Er is geen school meer, want die is uit en eigenlijk nog geen vakantie, want die moet nog beginnen.
Het eerste spelletje dat die vakantie zal inzetten, zal pas reële vakantie zijn. Maar een kort moment is heel die vakantie enkel nog mogelijkheid, positieve mogelijkheid.
Het dichtgaan van de schooldeur is een totaliteitservaring, die misschien heerlijker is dan al de reële dingen die de vakantie zullen uitmaken.
Eerste indruk : Wim Helsen gaat helemaal op in het gesprek hé. En ik ging mee. 'k Zou ook wel les willen volgen bij Koen Geens. Esthetica bijvoorbeeld.
Vandaag bonzen er harten aan de bushaltes. Aan de bushaltes rond de kerk. Er zijn drie haltes. Voor en na schooltijd krioelt het er van blauw geklede scholieren van beider kunne.
Bij de kerk is een bloemenwinkel. Bloemencenter, noemt het zich met aplomb en met veel uitstalramen die allemaal het thema Valentijn dragen. De twee gevels zijn een symfonie in rosso amoroso. En rechtover staan na schooltijd dan al die pubers ongeïnteresseerd te doen met hun foon, terwijl hun hart al weken tintelt voor die andere, die natuurlijk ook de bloemengevels negeert. Want Valentijn is flauwekul. En zo. Of wa? Quasi terloops zien ze hoe stoere durvers van 25 tot 65++ daar binnenlopen en buitenkomen met een bloem of een boeket. Mannen.
Zo ver is hij nog niet. Bij dat bushokje staat hij maar wat te frommelen met zijn foon, eigenlijk weet hij zelf niet wat hij staat te doen. Hij durft haar nog geen tekstje sturen. Hij wou dat hij wat meer dierf en die gedachte maakt het nog moeilijker, omdat hij dan durven moét.
Straks misschien. Een tekstje. Of volgend jaar misschien. Misschien dan een échte bloem. Misschien ziet ze hem dan staan. We staan hier toch allebei elke dag …
Ik wens hem wat meer gevoel voor realiteit toe. Dringend. Elke dag tegelijk in groep aan de bushalte staan is niet er sámen staan.
te gast bij Wim Helsen, Stella Bergsma met een fragment uit Magnolia van Paul Thomas Anderson
Ik hield zo van haar. En zij wist wat ik deed. Ze wist al die kloterige domme dingen die ik heb gedaan. Maar de liefde was sterker dat wat je ook maar kunt bedenken. De godvergeten spijt. De godvergeten spijt. Nu zal ik doodgaan en ik zal je vertellen wat... de grootste spijt van mijn leven... Ik liet mijn liefde gaan. Wat deed ik. Ik ben 65 jaar oud en ik schaam me. Een miljoen jaar geleden, de kutspijt de schuld, laat je nooit vertellen dat je niets moet betreuren. Niet doen! Betreur godverdomme wat je wilt. Gebruik het. Gebruik het. Dit is een lange weg zonder... con. Een verhaal met moraal. Ik zeg. Liefde... liefde... liefde. Dit klote leven... het is zo kankerzwaar. Zo lang. Het leven is niet kort. Het is lang. Godverdomme. Godverdomme. Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan?
Peter vertelt over de kleine van zijn zus Karin: zijn neefje Darren zou dat jaar voor het eerst meedoen aan Valentijn. Darren zou een 'beste vriendin' kiezen, en de mama zorgde dan voor de rest.
"Karin had lego-hartjes meegebracht en Darren koos een groen. Die kleur vindt hij mooi. Ze had de groene in het doosje laten zitten, en Darren greep natuurlijk naar dat grellig groen. Met de verjaardagkaarsjes overkomt haar zoiets niet, groen.
Ze heeft door elk gaatje een lintje gehaald, ipv een kettinkje. Lintjes in rood velours, in een strikje geknoopt. En het strikje liet ze naast het half hartje terecht komen en ze hing het kleinood om Darrens nekje. De andere helft was voor zijn Valentijntje.
Nu was de vraag, wie is het vriendinnetje, naar wie ging de andere helft van het hartje?
- Opa. - Opa is geen vriendinnetje, replikeerde iemand voorzichtig. - Opa! zei hij met alle overtuigingskracht die in zijn lijfje zit.
Opa wordt zijn eerste Valentijntje. Opa is vereerd en zeer geroerd dat hij uitverkoren werd om de andere helft van het groen hartje te dragen.
- Liever een groen hartje dan het Purperen Hart! zei hij zeer onpatriottisch.
En toen kreeg hij van Darren ook nog een zoen. Dat samen is meer waard dan het purperen lintje van de staat. Opa zijn dag wordt goed. Is het sinds gisteren al.
Eerlijk gezegd, vervolgt Peter, ik denk dat Darren zijn Opa gekozen heeft omdat Opa een constante is in zijn leven. Zo is de andere helft van het 'mooi' groen hartje nooit echt ver weg. Een opa verhuist niet plotsklaps, bijvoorbeeld. Met een vriendinnetje weet men dat nooit."
Komende van Peter klinkt die overdenking zeer waarachtig. In zijn vrij gezellige jaren verdwenen vriendinnen soms zeer plots. Zijn opa niet. Conclusie : met een Opa heeft men een duurzame relatie. En Darren weet dat zo jong al?
Het Purple Heart is een Amerikaanse militaire decoratiedie in de Verenigde Staten wordt uitreikt aan hen die gewond of gedood zijn terwijl ze in het Amerikaans leger dienden. Daarom is "Dan liever een groen hartje!" waarschijnlijk een onpatriottische gedachte.
te gast bij Wim Helsen, Jan Hautekiet met een tekst van Jan Wauters
Afscheid van mijn microfoon
Mijn microfoon. Mijn zoon. Kom hier, voor een zoen. Jij gaat me overleven, niet voor even, maar ook daarna nog, als je overgaat in andere handen, hoe ga ik dàt overleven. Mijn lege handen, zonder banden met jou. (...) Wat heb ik je vastgegrepen, opgevreeën, wat was je koel als van metaal, maar ook zo glad, zo goed omvingerd in mijn handen, zo zacht gelegen en gegleden, zo naar mijn mond gestuwd en voor gehouden, wachtend op mijn ademstoot, de start van ons minnespel.
Lieve microfoon, fuik voor mijn fonemen. Ik heb van je gevreten, aan je gezeten, je uitgeperst en telkens weer een nieuwe voorraad woorden - alleen voor jou -, voor jou alleen, mijn mooiste woorden - één voor één - aan jou gegeven. (...) Jazeker heb ik mij aan jou opgedrongen, je in bezit genomen, in dronkenschap bijna, zo bezield en bezeten. Mijn eisen gesteld ook, tril dan mee, onbuigzame, zinder, zodat ze luisteren, met rode oortjes, en opgaan in het gave genot dat jij hen aanbiedt, mede namens mij.
Ouwe Wau(ters), je klemt je vast, je neemt hem nog eens beet, maar het klamme zweet staat je in de handen. Nog is hij van jou, die makkelijke-moeilijke microfoon, want je bent er ook wel eens kwaad op geweest, als hij zweeg (batterijen leeg) of nors deed, kraken, fluiten als jij wou flirten, met hem en de verre vreemde luisteraar. Maar toch, ik kon hem niet missen, en - in dit laatste uur - het uur van de waarheid - zou het een grote leugen zijn, mij te horen zeggen, hier zie, neem maar, doe maar De Graeve, ik heb mijn "microfoontje" niet meer nodig.
Laat mij één ding, meneer-de-manager. Laat mij die funny phone, my microphone. I love you, baby. Lampje uit.
Poppenfilms, daar wordt men blij van. Pingu is een van mijn favorieten. Er waren periodes dat ik de wekker zette om voor Pingu op te staan. Nu is de wekker niet meer nodig, ’k ben toch wakker op de zotste uren.
We hebben een schoonbroer die schamper doet over poppenfilms, dat is voor kinderen. Jawel, het is gemaakt voor kinderen maar niet dóór kinderen. En als ik naar die programma’s kijk, is het alsof ik in het hoofd van de bedenkers kan kijken. Ik zie hoe een idee evolueerde naar een ontwerp, en hoe via de techniekkundige mensen uiteindelijk een afgewerkt product ontstond. Daar kan ik stil van worden, de evolutie van vinding naar voorstelling, van idee naar resultaat. Zo hebben de makers van het filmpje heel raak het geklungel en de frustratie van een jongetje in beeld gebracht.
Een valentijnskaart maken is een belangrijke onderneming die absoluut tot een goed einde moet gebracht worden. Wanneer het mis loopt, is de frustratie groot, voor een jongetje als Pingu.
Mama leest de krant, zij wil rust. Het zusje Pinga is die dag niet echt een hulp, maar dan toch weer wel, want zo gaat dat in kinderprogramma’s, het verhaal loopt goed af.
Het filmpje begint met het vriendinnetje Pingi, zij schuift een envelop onder de deur bij Pingu thuis. Het filmpje eindigt met een balkonscène, puur Verona! Mijn hoed af voor wie dat er in gebracht heeft.
Waarom ik dit inzend, omdat de situatie zo raak gebracht is, omdat ze herkenbaar is, omdat de makers van het filmpje met kleipoppen en cameratechnieken weten te brengen wat ik in geen eeuwen zou kunnen beschrijven.
Een Valentino met pronkgedrag/stoerdoenerij. Een Valentina die nuffig doet. De situatie is een cliché, heelder toneelstukken vullen daarmee hun eerste bedrijf.
Nog drie dagen en het is Valentijn. Februari is ook de kattenmaand. Die twee samen geven dit : Simons Kat probeert een dameskat te imponeren, met een beetje hulp van een heel kleine vriend. De heel kleine vriend neemt het laatste woordje.
Sinds de datum van publicatie werd het filmpje 13,2 miljoen keer bekeken. Wie die komma twee andere mensen zijn weet ik natuurlijk niet maar er zijn dus nog mensen die Simon Tofield een verademing vinden. Ver weg van de eenheidsworst, hoewel Disney en Endemol er toch iets in te piepen hebben, enkel zakelijk hoop ik. m - EZW-02/2014, HiH-02/2015, bijgewerkt - https://en.wikipedia.org/wiki/Simon%27s_Cat
Cupido heeft een eigen pijlen-atelier met een flink aantal gevleugelde hulpjes. Voor de buitendienst heeft hij natuurlijk óók een leger assistentjes. Allemaal boogschuttertjes.
Wanneer de schuttertjes hun opdracht volbracht hebben gaat via de binnenpost een bericht naar de ooievaar. Die zorgt zorgvuldig en oordeelkundig voor een vervolg op elke geslaagde missie. Het systeem werkt prima.
Wanneer plots twee mensen het vertikken verliefd te worden, en zelfs hardnekkig weigeren zulks te doen, neemt Cupido de zaak persoonlijk in handen. Daarop ziet hij zich genoodzaakt al zijn jongens te mobiliseren.
Het leven van Kim Casali's leven is een liefdesverhaal op zich.
van 't Net Kim Casali
Dit bizarre verhaal begint in 1967. De hoofdrolspelers: twee twintigers. Hij uit Italië, zij uit Nieuw-Zeeland. Allebei wonend in Los Angeles, maar niet helemaal in orde met hun verblijfsvergunning. Zijn naam: Roberto Casali. De hare: Kim Grove. Tijdens de après-ski maakt ze tekeningen over haar kunst- en vliegwerk op de hellingen. Ziet er goed uit, zegt hij. Waarmee hij niet alleen haar tekeningen bedoelt. De twee kijken elkaar in de ogen en worden een koppel. Ze trouwen in 1971. van 't Net Kim & Roberto Casali-Grove
Kim is smoorverliefd op Roberto. De relatie inspireert. Kim zet wat ze meemaakt met Roberto op papier. Ze tekent een meisje en een jongetje en maakt er tafereeltjes van onder de noemer Liefde is ... De tekeningen zijn uitgesproken romantisch, op het randje van naïef. Tegelijk zijn ze ook grappig en vooral herkenbaar.
Roberto laat de kribbels van zijn vrouw aan vrienden zien. Geen goed idee, zegt zij : té privé en misschien ook te melig.
van 't Net Casali, 1970
De vrienden reageren enthousiast. Dit moet je publiceren, is hun advies. De Amerikaanse krant Los Angeles Times hapte als eerste toe. Op 1 mei 1970 zet het de allereerste Love is in de krant. Het succes is enorm. Kim Casali krijgt vrachtwagens fanmail. Ze krijgt post van gevangenen, van pasgetrouwden, van psychologen die haar tekeningen gebruiken in hun sessie met getrouwde koppels.
Af en toe, héél af en toe, een puntje van kritiek. Uit hoek van de feministen. In het Liefde Is -land zouden alleen zwakke vrouwen leven. Simpele, afhankelijke wezens die enkel goed zijn om hun man te dienen. De kritiek sterft onder een indrukwekkende lawine van succes.
Met Kim en Roberto gaat het intussen erg goed. Zij tekent in sneltreinvaart, hij regelt haar zaken. Ze krijgen twee zoons, Stefano en Dario. In 1975 is het gezin in Engeland gaan wonen. Daar kantelt het geluk. Roberto krijgt teelbalkanker. Omdat Roberto en Kim een derde kind willen, laat hij zijn sperma invriezen voor later.
Die later, die komt er niet. Roberto sterft in 1976 in de armen van zijn vrouw. De wereld van Kim Casali stort in, maar haar kinderwens blijft overeind. Kim heeft geen toestemming van haar overleden echtgenoot om zijn ingevroren zaadcellen te gebruiken, daar had de Britse overheid in 1977 geen problemen mee. Een bevruchting na het overlijden van de vader was in die tijd zo zeldzaam dat er geen haan naar kraaide. Kim ging naar een kliniek en werd bij de eerste poging zwanger.
van 't Net
Zeventien maanden na de dood van zijn vader werd Milo Casali geboren. Hij heeft zijn vader nooit gekend, maar dat neemt hij zijn moeder niet kwalijk, zegt hij in de Britse krant Daily Mail : “Zij heeft altijd haar best gedaan om me heel veel over hem te vertellen. Ons huis stond vol met foto's van hem. Ze zeggen dat mijn moeder met dat derde kind haar rouwproces kunstmatig heeft verlengd. Zo zie ik dat niet: mijn geboorte heeft mijn moeder geholpen om iets heel moois uit iets heel verdrietigs te halen.”
van 't Net met jonge Milo erbij
Milo Casali heeft intussen ook zijn moeder verloren. Kim Casali overleed in 1997 toen ze 55 was. Kort na haar dood vernam Milo dat hij zelf vader zou worden: “Ik had daar verschrikkelijk graag met haar over gesproken. Het heeft niet mogen zijn. Ik troost me met de gedachte dat mijn moeder zich liet leiden door liefde. Ik kan alleen maar dankbaar zijn voor de omstandigheden die mij op deze aarde hebben gezet.''
van 't Net Milo Casali
De Liefde is-reeks wordt voortgezet door de Britse tekenaar Bill Asprey.
“Stefaan, een kennis van ons is zwaar dement. Het resultaat van twee te lange narcoses amper twee jaar geleden, zegt zijn vrouw. Hij is 74, de kinderen dringen bij hun moeder aan op een definitieve opname. Simonne, zijn echtgenote, is radeloos, wanhopig. Ze weet dat ze de knoop hoe dan ook moet doorhakken, maar ze kan het niet, nu nog niet. Ik heb echt met haar te doen, terwijl iedereen informeert naar de toestand van Stefaan vraag ik eerder hoe zij het maakt. Stomme vraag eigenlijk. Haar lichaamshouding, haar ogen, haar nervositeit zelfs haar stem spreken boekdelen. Het mens heeft geen moment rust meer. Ook ’s nachts niet. Wat wil je, als je zelfs voor de kleinste kleinigheid dat je je huis even moet verlaten hulp nodig hebt, een oppas voor je man. Zolang Stefaan zijn vrouw in het vizier heeft, is hij nog vrij rustig. Is zij er heel even niet dan is het hek van de dam schijnt het. Dan moet de buurman of wie ook bij hem zit, zorgen dat Stefaan zijn hond aan de leiband heeft. Dat dier brengt ook soelaas, is een steun voor zijn totaal verwarde geest. Zijn vrouw en zijn hond zijn de enigen met wie hij nog voeling heeft, de kinderen herkent hij al geruime tijd niet meer.
Vreselijk toch, echt miserabel zo’n leven. Verschrikkelijk voor Stefaan maar nog erger voor Simonne. Onmogelijk voor mij om me voor te stellen dat mijn man in zo’n wereld zou leven, een wereld waarin ik totaal buitengesloten ben. Ik mag er niet aan denken, maar de mogelijkheid is nochtans reëel, de feiten zijn er. Over enkele maanden wordt hij maar eventjes negentig. Dat is niet niks, negentig jaar. Vergeleken met zijn ijzersterk geheugen is het mijne nu al een zeef. Kijken we samen naar de Canvascrack, dan moet ik de duimen leggen. Vraag hem wie de midvoor van Chelsea is, hij weet het, begin niet over Plinius de Oudere of je krijgt de geschiedenis van Pompeï erbij, onvoorstelbaar dat brein van hem. Omdat kleinzoon een studieopdracht heeft over Rock Werchter weet die knobbel van mij wie Babyshambles, Bastille en Eels zijn, weet hij dat Muse en de Foo Fighters volgende zomer het schone weer op de weide in Werchter zullen uitmaken. Neen, beste vrienden, ik overdrijf geen zier, mio marito is een vergaarbak van kennis, een vat vol parate kennis en toegegeven ook van tal van onnozelheden.
Daarom dat ik beetje nieuwsgierig was toen ik zijn schaakmaat, Richard, gisterenavond hoorde vragen: “Maar hoe flikt ge dat om er vijftien jaar jonger uit te zien en meer bij de pinken te zijn dan ene van 60 jaar?”
“Door mijn vrouw” antwoordde mijn betere-ik “zij verwarmt mijn oude hart met duizend zonnen”. Ik smolt. Niet door de warmte van mijn oven en kookplaat in de keuken, wel door de gloed van zijn woorden. “Jawel, Richard, door mijn vrouw. Ik leef dagelijks in haar geuren, in haar heerlijke geuren.” Ik zweefde in hogere regionen aan het aanrecht. Wie niet? Tot hij vervolgde: “Je ruikt toch het konijn met pruimen dat nu aan het pruttelen is en de appeltaart in de oven?
Klet Mariette, onmiddellijk met de voeten op de aarde gebracht, die sakkerse hoogbejaarde belhamel van mij. Terwijl ik in gedachten een passend antwoord trachtte te bedenken, dacht ik aan Stefaan, aan de zo vertrouwde genegenheid en innigheid die hij en Simonne moeten ontberen omwille van die verdomde ziekte en ik heb mijn belhamel niet van antwoord gediend, maar ben aan het snotteren gegaan… uit dankbaarheid.” TP
Dat zijn twee authentieke liefdesverhalen, TitiPoes, recht uit de realiteit, kort en krachtig. Klet marjet, ik moet er van bekomen. Het eerste schrijnend. Het tweede bitterzoet.
het eerste koppel
Stefaan heeft slechts nog twee ankers in zijn denkwereld, zijn vrouw en zijn hond. Als geen van beide in zijn gezichtsveld is, wordt hij zeer onrustig tot angstig. Naar een WZC kan de hond niet mee. Uitgesloten. Het besluit dat Simonne nu moet nemen: gaat zíj dan mee naar het WZC wonen of stuurt ze Stefaan helemaal alleen zijn mentale jungle in? Zoals ik het zo bot samenvat lijkt het de inhoud van een soapaflevering, maar het is veel rauwer dan dat, want het is echt: Simonne moet anticiperen, en dat is zwaar. 'k Durf niet denken hoe zwaar.
Het is uitzichtloos zegt het inzicht Het is wat het is zegt de liefde (Erich Fried/Geert van Istendael)
het tweede koppel
Er is de hoge leeftijd van 1 partner. Dat is een fysieke realiteit. Er is de dankbaarheid. Evenzeer een realiteit. Bitterzoet, die twee realiteiten samen.
Zweven aan het aanrecht & snotteren aan het aanrecht. Tragikomisch, maar dat zijn veel situaties in het leven. En veel van die situaties hebben hun moment tussen de soep en de patatten, bij het aanrecht. Op een aanrecht kan men leunen. Soms is dat nodig. Want anticiperen kan plots heel zwaar wegen.
Het is alleen maar pijn zegt de angst Het is wat het is zegt de liefde (Erich Fried/Geert van Istendael)
’k Heb beide verhalen een aantal keren herlezen en het is wat het is, zegt Erich Fried. Met die richtlijn zullen we het moeten doen. Denk ik.
te gast bij Wim Helsen, Arthur Japin met een fragment uit 'De dood van Iwan Iljitsj' van Lev Tolstoj
En plotseling werd hem duidelijk dat al wat hem benauwd had en hem niet duidelijk was geweest, nu plotseling helder vóór hem stond, ja, van twee kanten, van tien kanten, van alle kanten. Hij had medelijden met hen en hij moest hun geen verdriet meer doen. Hij moest hen en zichzelf van deze kwelling bevrijden. "Hoe goed en hoe eenvoudig", dacht hij. "En de pijn? vroeg hij zichzelf. Waar moet ik die laten? Ja, waar ben je, pijn?" Hij voelde aandachtig. "Ja, daar is zij. Nu, goed, laat het pijn doen." "En de dood? Waar is de dood?" Hij zocht naar zijn gewone, oude doodangst en vond hem niet: "Waar is de dood?" Er was geen angst meer, omdat de dood er niet meer was. In plaats van de dood was er licht. "Dat is het dus!" zei hij plotseling hardop. "Hoe heerlijk!"
te gast bij Wim Helsen, Annick Ruyts met een fragment uit 'De passie' van Jeanette Winterson
Hoe komt het dat het leven de ene dag overzichtelijk is en je tevreden bent, een tikkeltje cynisch misschien, maar over het algemeen toch tevreden, en dat je opeens zonder waarschuwing merkt dat de vaste grond een valluik is en dat je je bevindt op een plek waar je de weg niet goed weet en de gebruiken je vreemd zijn?
Reizigers hebben tenminste een keus. Wie het zeegat uitvaart weet dat het niet hetzelfde zal zijn als thuis. Ontdekkingsreizigers zijn voorbereid. Maar voor ons, die via de bloedvaten reizen, die toevallig aankomen in de steden van het innerlijk, bestaat er geen voorbereiding. Wij die welbespraakt waren merken dat het leven een vreemde taal is. Ergens tussen het moeras en de bergen. Ergens tussen angst en seks. Ergens tussen God en de Duivel ligt passie en de weg erheen is snel en de weg terug is nog erger.
Nog één keer slapen en morgen begint de aanloopweek naar Valentijn. Dit jaar valt Valentijn op een donderdag. Die dag duurt zoals andere dagen 24hrs, ongeacht waar men zich bevindt op de aardbol. Tijdsverschil mag dus geen excuus zijn om geen mailtje te sturen.
Zelf zijn LM en ik niet valentijnerig aangelegd, de commercie is teveel aan. Elk geschenkidee wordt daardoor al gauw een prul, hoe duur ook. De waarde zakt naarmate de prijs hoger ligt. Of zoiets. Maar ik volg graag wat er in de rand gebeurt. Heel graag. Rond Valentijn staat het Net vol nieuwe anekdotes dienaangaande. En Valentijnperikelen vind ik enorm interessant. Waarom weet ik niet. Omwille van de broosheid van de instandhouding van een verstandhouding?
In de States ziet men Valentijn breder dan bij ons. Ginds kan men oma & opa een valentijnskaart sturen. Of vrienden. Of vriendinnen. Zomaar. Om hen te laten weten dat zij belangrijke personen zijn in het leven van de afzender. ’k Zeg nu wel de States, maar misschien is dat in nog een aantal landen ook zo hoor, dat Valentijn ruimer bekeken wordt. Misschien kan het in België ook al eens ?
Er is vooral de romantische trend natuurlijk. Dan speelt Valentijn tussen liefdespartners. Daar is de commercie het grootst volgens mij. Gewoon de betaalkaart bij hebben en het komt in orde ...? Maar stel dat hij of zij op do-14/02 de moeite doet om in stilte vroeger op te staan en die speciale havermoutpannekoeken te bakken, en men wordt wakker met die geur … Daar kan geen bankkaart tegenop ook al ligt het cadeau te wachten naast het bord.
te gast bij Wim Helsen, John Crombez met een fragment uit 'Samen door één deur' van Guillaume Van der Stighelen
Ooit was het eenvoudig
De gezondheidszorg was gestoeld op een heel eenvoudig principe: er waren geen ongezonde mensen, want wie niet gezond was, ging dood. [...]
Vergelijk dat met vandaag. [...] We leven langer? We worden niet meer bedreigd door roofdieren? Het is al zeventig jaar geleden dat er in ons land een wereldoorlog woedde? Was de laatste klimaatconferentie dan geen redelijk succes?
Juist. En toch zitten we niet goed in ons vel. We voelen ons bedrogen en we worden ongemakkelijk bij het zien van de ellende in de wereld.
Over het boek, "Samen door één deur: hoe wij, kinderen van de verlichting, onze samenleving moeten beschermen" Een moderne handleiding voor al wie Europa zijn thuis wil noemen, van vluchtelingen tot verwarde Europeanen zelf.
Nu de westerse seculiere waarden belaagd worden door religieuze fanatici en door onze eigen gemakzucht, steekt Guillaume Van der Stighelen zijn licht op bij actuele denkers en geestelijke leiders voor de belangrijkste reclameopdracht van zijn leven: een eigentijdse aanprijzing van onze verlichte waarden.
Iedereen wordt gelijk behandeld, iedereen is vrij en iedereen zorgt voor elkaar. De bekroonde reclamemaker en columnist keert terug naar zijn roots om vol overgave een 'klant' met een ongelukkige merknaam te verdedigen: de seculiere samenleving.
Wie kent nog de Franse verlichtingsdenkers die de lont aan het vuur staken van een samenleving waarin kerk en staat gescheiden zijn en iedereen gelijk is?
En wie weet nog dat België als een van de eerste landen een grondwet op basis van diezelfde verlichte idealen kreeg? En nog veel belangrijker: waarom liggen die gedachten aan de basis van ons geluk en dat van onze kinderen? Hij breekt daarbij met de gedachte dat de seculiere samenleving alleen maar een 'tolerante' samenleving is waarbij levensbeschouwingen elkaar maar moeten leren verdragen. Hij ziet ze als een 'prikkelende' samenleving waarin verschillende gedachten elkaar uitdagen en wakker houden.
Toen men nog schoofzakken maakte ~ door Rocor, 03/2007
We waren thuis met 4 kinderen en die gingen uit werken samen met onze vader. Ons moeder maakte dus om 5 uur 's morgens 5 knapzakken met de nodige koffie erbij. In die tijd was er nog geen gesneden brood, dus ons moeder drukte die 5 broden tussen haar borsten, tikte met het broodmes er een kruisteken op, en sneed die broden precies allemaal op dezelfde sneedikte. Soms eens met een uitschieter met als gevolg dat die boterham veel dikker was. Ik vond dat brood snijden een hachelijke onderneming. Zo dicht met dat scherpe mes bij ons moeder haar borsten, was niet zonder risico. Het is nooit tot een ongeval gekomen maar iedere morgen 5 broden snijden is niet niets. Misschien heeft dat kruisteken daarvoor gezorgd.
De keuze van het beleg was kaas of hesp en een boterham met confituur of in betere tijden een reep chocolade. Een appel was er altijd bij. Het was feest als ze spek met eieren bakte om mee te nemen.
Het huis geurde dan naar dat vers gebakken spek. Het ei maakte dan uw brood vochtig en rond de middag was het juist van "trok": koud en mals. Ondertussen kookte de 'moor' op de Leuvense stoof en er werden 3 scheppen koffie in de zak gedaan, zeg maar beuzze (beurs). Dat werd overgoten met kokend water. Er stonden 5 aluminium koffiebussen klaar met een gazet er rond om warm te blijven. Er werd toen nog aan de teut gedronken dat was toen nog niet onbeleefd ! Moeder aan de haard was een lieve vrouw die vroeg opstond en haar kinderen een schoofzak klaarmaakte en ze uitwuifde. Ze zei dat we voorzichtig moesten zijn en ze riep: "tot vanavond"
Ondertussen 50 jaar later, bij de bakker (ik ga iedere dag om 7 uur ‘s morgens naar de warme bakker), stond ik in de rij met 7 MAN vóór mij. Een ongewassen bouwvakker vroeg 2 smosjes, 1 met kaas en “heps” en nog een martino. Een broodje werd opengesneden er werd gul préparé tussen gesmeerd, men legde er komkommers op en ajuin.
Men spoot er ketchup tussen en het dreef er aan de zijkant uit. Hij vroeg nog een worstenbrood, 2 koffiekoeken en 2 colablikjes, moest rond de 350 frank betalen en was weg. Afgezien van het feit dat het € 8,50 kostte vraag ik mij af waar is die moeder of zijn vrouw of zijn lief ? Hij was zeker niet uitgewuifd, zijn werkbroek was gescheurd, en hij had een vieze stoppelbaard … Misschien was hij wel een goede werker?! Maar toch, moet dat nu zo? Als ik goed begrijp worden er dus geen schoofzakken meer gemaakt, mij niet gelaten maar waar blijft dan de gezelligheid van het ontbijt? Nu valt men uit bed en loopt men naar de bakker… Als ik uit werken ga botert men mijn brood met beleg, er zit een appel bij, ik heb een thermoskan bij, af en toe een toetje, een kommetje met rijstpap en een beetje bruine suiker! Goed hé ?
te gast bij Wim Helsen, Imke Courtois met een tekst van Álvaro de Campos (Fernando Pessoa)
Sigarenwinkel
Ik ben niets. Ik zal nooit iets zijn. Ik kan ook niet iets willen zijn. Afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld. Wat weet ik van wat ik zal zijn, ik die niet eens weet wat ik ben? Zijn wat ik denk te zijn? Maar ik denk zoveel te zijn! En er zijn zovelen die denken hetzelfde te zijn dat het er nooit zovelen kunnen zijn! Genie? Op dit moment wanen honderdduizend breinen zich in droom genie als ik.
'k Heb nog maar twee keer écht de maan zien opkomen op zee. Meestal zijn we met iets bezig of worden we verondersteld aan tafel te verschijnen. Die Moonrise was twee keer spectaculair.
De tweede keer zag er ongeveer uit zoals op de onderste foto (van het Net geplukt) maar de maan was die keer niet zilverig, wel stevig donkergeel. Ongeveer deze kleur :
foto = wiki
Het was een reusachtige maan, groter dan de twee patrijspoorten samen en die zijn elk 50cm op 80cm.
van 't Net LM en ik zijn De Maan boven gaan bekijken, op de wing. In haar volle glorie. Ze was zo groot dat ik dacht dat ze het schip zou verzwelgen. En het was zo licht dat we langs buiten naar boven konden gaan.
'k Vroeg me af of de stuurman van wacht wel de navigatielichten van andere schepen kon zien, want zo helder was de donkerte. Het was ter hoogte van Borneo. Daar moesten we gaan laden. 'k Kan me niet herinneren of er al land in zicht was, maar we konden het al wel ruiken. Het rook niet zoals land op onze breedtegraden. Dat ruikt als pas afgereden gras. Of als vers omgeploegde grond. Of als mos. Dit land geurde als specerijen. Het was niet de Mediterrane lucht die kruiderijen draagt. Het was niet het droge vleugje dat we ruiken wanneer thuis een keukenkast opengaat. We voeren door een immense koepel van levende exotische geuren, die versterkt werden door de tropische vochtige warmte. We proéfden die lucht.
Dat enorme maanlicht, die adembenemende warmte, de bedwelmende aroma's en het stil geruis van het boegwater daar beneden ... Dan denkt men van alles te denken maar toen dacht ik eigenlijk niks. Het was te overweldigend.
m - EZW-12/2011, HiH-02/2015, bijgewerkt - van 't Net : Wanneer de Maan in het perigeum staat, staat deze dichter bij en heeft een grotere schijnbare diameter (Grieks: peri: (dicht)bij, Gaia: Aarde). Wanneer een perigeum van de Maan (bijna) samenvalt met Volle Maan wordt dit wel een supermaan genoemd. (Wiki, denk ik)
Het woord 'bergbouter' in een vertelling van SK bracht me terug naar midden jaren '70, naar een verhaal waarin een vriendelijke berg voorkomt die af en toe wakker wordt. Jorm is niet echt een bergbóuter, hij is de berg in zijn geheel. Maar toch was er in die jaren iets met berg. En misschien ook met bouter. De 70tiger jaren dus.
We hadden een klant, Mr.RR, die jazz verzamelde. Nu was er een platenwinkel op wandelafstand van bij ons, die gespecialiseerd was in het genre. Die baas kon Mr.RR niet helpen, ook al kon die winkelbaas als veterane kenner én als Brussels jazz-monument rechtstreeks in de States bestellen.
Voor die ene speciale bestelling werd de klant naar ons doorverwezen. Aangezien Mr.RR voor andere muziekgenres bij ons klant was, zouden wij die jazzplaat wel efkes bestellen voor hem.
Dat 'efkes' heeft maanden geduurd -mogelijk zelfs een jaar- want voor de detailhandelaar ging toen nog alles via de groothandelaars en die hadden behalve voor platen van ABBA zeer weinig contact met Zweden, want van daar moest de LP voor Mr.RR komen. Elke zaterdag kwam hij langs om zijn wekelijkse portie muziek te kopen en elke keer moesten we hem zeggen dat naast zijn aankopen klassiek, zijn speciale bestelling jazz nog niet 'binnen' was. Tot op een dag … ik denk dat we toen gezamenlijk een snik van opluchting lieten horen. Mijn pa heeft Mr.RR gebeld om te zeggen dat de bestelling toegekomen was en dat hij de plaat wou brengen, maar dat was nu ook weer niet nodig, Mr.RR zou zaterdag wel langs komen. platenhoes LP, 1977
Een jaar of twee later werd de film in België vertoond en ik vroeg me af of Mr.RR zou gaan kijken. Ik ging, ik vond dat ik na zoveel zorg en kommer om een speciale bestelling die film moest gezien hebben.
-----
Zó jazz was de muziek niet, Toots Thielemans schreef ook andere dingen.
Het fluiten dat met hoort is Toots hemzelve. De gitaar ook. De eerste proefopname van de begingeneriek en het leidmotief van Dunderklumpen : https://www.youtube.com/watch?v=YEqLIigJoVI 04min34
We zijn nu een 40 jaar later en ik vind het staptempo nog altijd mooi en ook heel uitnodigend voor jonge kinderen.
Dunderklumpen film, 1974
Midzomernacht, Zweden - stille weidse natuur. Het goedhartige tovermannetje Dunderklumpen voelt zich eenzaam en gaat op zoek naar nieuwe vrienden. In de slaapkamer van de kleine Camilla vindt hij knuffels. Zodra Dunderklumpen de knuffels aanraakt, worden ze levend. Hij neemt ze mee in zijn tas. bij het pratend huis
Hij neemt ook het schatkistje mee. Jens, het broertje van Camilla hoort de knuffels roepen. Hij gaat hen achterna, samen met zijn geitje Steroog en met een tekening (Malte) die, door de betovering van de midzomernacht, levend is geworden. Papa Beppe, die hulp krijgt van een hommel, volgt hen.
Het wordt een avontuurlijke expeditie vol muziek en plezier. Bizarre wezens vrolijken de tocht op en bedrieger Eénoog zorgt voor spanning. (scène op het houttransport - :o)
Kinderfilmklassieker die animatiebeelden combineert met acteerwerk. Het verhaal wordt knap ondersteund door (fantastische) muziek van Toots Thielemans.
alles weer oké
De film in zijn geheel, voor wie af en toe tijd en zin heeft:
Vuur maken, daar heb ik efkes aan gedacht, ttz, LM had daaraan gedacht. Vuur maken gaat al heel lang mee. Maar ik vraag me af of vuur maken een uitvinding is. Misschien is het een ontdekking. Een bijverschijnsel toen ergens vonken in droog gras vielen. Et voilà, er was hanteerbaar vuur. Of een bijverschijnsel toen men met een stokje ergens een gaatje probeerde in te draaien. Daar kwam toen hitte van en men had ook vuur.
Kermille, de twee begrippen overlappen mekaar voor een deel. Maar gevoelsmatig zou ik toch denken dat een ontdekking iets te maken heeft met hetgeen al bestond, iets dat al aanwezig was in de natuur. En een uitvinding komt puur uit de menselijke koker. De natuur wordt daar bewerkt tot cultuur.
Zo is vuur hanteerbaar krijgen volgens mij een ontdekking. Het wiel is een uitvinding, want eer het ding functioneert gaat daar serieus wat denkwerk aan vooraf. En de hefboom zit daar ergens tussenin, dat is misschien gewoon een vinding.
Het oudste werktuig is volgens mij de hefboom, die vinding is nog in veel ouder dan het wiel en de toepassingen zijn er vandaag nog altijd.
Waarom denk ik dat de hefboom ouder is dan het wiel. Omdat voor de hefboom alle onderdelen zichtbaar voorhanden lagen : een stok en de kleine steen als steunpunt. Meer was dat niet. Wie er aan dacht de stok tot bij de kleine steen te brengen had een hefboom om de last los te wrikken.
Het wiel vraagt wat meer denkwerk. Een rollende boomstam zou men denkbeeldig wel in schijven kunnen opdelen, die dan wielen zouden worden, maar dan moet er nog een as komen én ook een systeem dat kon dienen als lagers. En hoe krijgt men die boomstam in schijven? Nee ..., zo is het wiel er niet gekomen.
En nu denk ik ineens aan de bijl en de speer of de harpoen.
De eerste mens die een puntige steen aan tak verbond, vergrootte daarmee zijn slagkracht en maakte het zo mogelijk meer arbeid te leveren, gewoon omdat er minder fysieke kracht nodig was. Of nee, ik zal het toch maar op de hefboom houden.
in het kader van de poëzieweek waag ik mij aan een werk van eigen merk :
Melancholie in kringen waar men houdt van dat soort dingen
Ik ben een melanchool, soms ween ik voor de jool. Dat staat goed hoor, in die kringen waar men houdt van dat soort dingen. Wat sentiment, een zakdoekje, soms ook nog een dagboekje. Geen felheid of emotie, daarvan heeft men geen notie.
Men kijkt, men mijmt, men zucht, den blik al naar de lucht. En daar men met distinctie schreit is ’t geen ordinair gebleit. Geen ogen rood of snottebel om kommer of om kwel, geen gesnuit ofte trompet, men houdt het er zeer net.
Men plengt diskreet een traan, en dat wordt gracieus gedaan. Men houdt het er beschaafd en zo wordt de ziel gelaafd. Er zijn geen neuzen die snuiten, geen tranen die tuiten. De tranen strélen er ’t gelaat. Ja, u weet wel hoe dat gaat in die kringen, waar men houdt van dit soort dingen.
'k Had er nog geen sikkepit verstand van maar ik hoorde wel dat ik geen pitten van appelen mocht opknabbelen "want dan groeit er een boom in uwen buik!" En appelpitten vond ik juist heel lekker, die amandelsmaak vond ik fijn. Pitten eten zou dus vruchten in de buik geven? Eigenlijk vond ik dat een plezierige gedachte.
In het weesgegroet heette het de vrucht van uw lichaam, in de bijbel stond de vrucht uws buiks en in het Frans was het le fruit de vos entrailles. Entrailles zijn darmen, zei mijn pocketwoordenboekje.
In het middelbaar kregen we in de scheikundeles iets te horen over cyanide en op slag vond ik de amandelsmaak niet meer lekker of interessant. En ondertussen wisten we ook iets meer over 'uws buiks' ook.
Het werd ook 'ontvangen in liefde' genoemd, want passie en aanverwante toestanden werden toen doodgezwegen in het onderwijs. En elders ook natuurlijk. Elders ook.
Zo gingen de jaren voorbij en een jong mens exploreert. Dat is de praktijk. En evolueert naar maturiteit. Dat is een theorie. En rondom zich begeeft iedereen zich aan het ouderschap en alzo wordt men tante.
En dan is daar dat uniek moment, die merkwaardige gewaarwording, dat zonderling gevoel, dat helder inzicht wanneer men beseft dat de nieuwgeboren vrucht des buiks niet lijkt op de papa en ook niet op de mama maar wis en waarachtig op een stuk fruit. Dus toch? Vrucht = Fruit?
Denk er wat meer aan dat ook jijzelf een zinvol doel bent om naar te streven. van P²
In '90 was ik voor LM een doel, een streefdoel. Of hij in mij iets zinvols gezien had -al was het maar iets zinnigs- weet ik nog altijd niet, maar ik weet wel wat ik in hem gezien had. En zo hobbelen wij al 28 jaar samen voort.
Enfin, ik was op een bepaald moment het centrum van zijn doen en denken, van zijn wereld, want meneer was verliefd. Acute tunnelvisie, wil dat zeggen. Hij had op dat ogenblik maar één doel, dat was bij mij zijn, met mij praten, mij horen, naar mij luisteren -alhoewel ik dat laatste betwijfel-, mij zien, mij het hof maken en natuurlijk mij in zijn bed krijgen.
Zeer vleiend vond ik dat alles, alleen … ik ben geen nóbel doel, ik verwachtte namelijk iets terug : gevoel voor humor, om te beginnen. En loyauteit. Dus niet enkel trouw, maar dat titske meer. En zo nog een paar dingen die ze niet meekrijgen op school. Ze hebben het van in de kool. Of niet. Want niet elk speelkameraadje is partner-materiaal, zoveel had ik intussen wel bijgeleerd.
Toen we dan eindelijk samenwoonden kwam hij me tijdens het koken vertellen wat hij die dag allemaal gelezen en bestudeerd had en welke politieke kwiet nu weer … dat terwijl men er het hoofd moet bijhouden, bij het dirigeren van de kokerij.
Het is er later en sinds zijn pensionering niet op gebeterd. Integendeel. 's Avonds komen de politiek en sociale kwesties mee naar de keuken, terwijl hij een ganse dag de tijd gehad heeft om die zaken ter sprake te brengen.
Maar blijkbaar moeten de dingen eerst bezinken, en pas 's avonds zijn de reflecties klaar om vrijgegeven te worden aan de buitenwereld, in casu ikke.
Wanneer deze buitenwereld zich dan naar de keuken begeeft, volgt hij haar naar die keuken, ook al loopt hij er soms danig in de weg. Hij moet zijn ei kwijt. Hij heeft een klankbord voor zijn gedachten nodig. 'k Zal dan wel een zinnig aanspreekpunt zijn, veronderstel ik. hij heeft niet genoeg aan mijn gezelschap, hij zoekt mijn nabijheid op.
Waarschijnlijk ben ik voor hem dan efkes een zinvol doel, al voel ik mezelf op zo'n moment eerder het beschikbaar doelwit. Dat is mijn manier om die situatie te bekijken hé.
In memoriam Menno Wigman: 'Had je maar nooit een gedicht gezien' Knack-journalist Piet Piryns neemt afscheid van zijn vriend Menno Wigman. Uit Knack van 07/02/18
Hij was de dichter van de grote droefenis: lijdend aan ongeneeslijke romantic agony en aan 'een diarree van liefdes'. Oud geboren en veel te jong gestorven, zoals van gedoemde dichters verwacht wordt.
Menno Wigman (1966-2018) Hij gedijde niet bij daglicht.
'Met afstand de beste dichter van zijn generatie', noemden collega's als Gerrit Komrij, Luuk Gruwez en Ingmar Heytze hem. Vorige week overleed in Amsterdam op 51-jarige leeftijd de Nederlandse dichter Menno Wigman. Groot nieuws was dat in Vlaanderen blijkbaar niet: De Morgen wijdde er geen letter aan, De Standaard deed het af met een berichtje van welgeteld 98 woorden. Dat zegt iets over de toenemende culturele verwijdering tussen Vlaanderen en Nederland, en het bevestigt misschien ook de twijfel die Menno Wigman uitte in een van zijn vroege gedichten:
'Dit wordt een droef gedicht. Ik weet niet goed waarom ik dit geheim ophoest, maar sinds een maand of drie geloof ik meer en meer dat poëzie geen vorm van naastenliefde is. Eerder een ziekte die je met een handvol hopeloze idioten deelt.'
Porno, snackbars en wildplassers - het waren geen voor de hand liggende onderwerpen voor lyriek.
Een lachebekje is hij nooit geweest. Hij dichtte 'met de moed der wanhoop' - een kind van de punkgeneratie. Zijn bundel Mijn naam is Legioen zou later een motto van Johnny Rotten meekrijgen: 'Fuck this and fuck that/ Fuck it all and fuck the fucking brat.'
Dat punk en poëzie konden samengaan had hij al vroeg in de gaten, toen hij op de middelbare school hoorde dat Charles Baudelaire in 1852 zijn haar al groen verfde. Hij werd drummer in een paar bandjes en richtte het eenmanstijdschrift Nachtschade op, 'cahiers voor decadente literatuur', waarin hij ook zijn eerste gedichten publiceerde. Die stonden nog helemaal in de zwart-romantische traditie van Baudelaire en Rainer Maria Rilke. De punk sloot daar goed bij aan. In Amsterdamse schrijverscafés was de jonge, gekwelde dandy een graag geziene verschijning met zijn jarenvijftigkuif, zwarte maatpakken en altijd goed gepoetste schoenen.
Hij was de dertig al voorbij toen in 1997 zijn debuutbundel ‘'s Zomers stinken alle steden’ verscheen bij een echte uitgeverij. Het was een bundel die meteen opviel door zijn dwarse, onmodieuze toonzetting. Hier trad een dichter aan van klassieke allure, die meer met J. Slauerhoff en Martinus Nijhoff op had dan met het postmodernistische anything goes van zijn tijdgenoten. Critici loofden zijn virtuoze, in die jaren ongebruikelijke vormvastheid. Soepele volzinnen, jambische verzen met veel verdoezeld binnenrijm: 'De la musique avant toute chose'.
Maar hoe klassiek van vorm ook, zijn gedichten vertolkten evenzogoed een hedendaags, urbaan levensgevoel. Porno, snackbars, wildplassers, zakkenrollers, lege winkelstraten, jeugdvandalisme - het zijn niet de meest voor de hand liggende onderwerpen voor lyriek. Wigman bleek de dichter van de desillusie:
'En dwars door alles heen de onpeilbare verveling van een dinsdag, het licht doet pijn, de regen zeikt, er kruipen auto’s langs en dat zal alles zijn.'
Onze wegen kruisten elkaar kort na de millenniumwisseling, tijdens de door Behoud de Begeerte georganiseerde poëzietournee Koningsblauw ter nagedachtenis van Herman de Coninck. Menno las er gedichten, ik was de spreekstalmeester van dienst. Het was vriendschap op het eerste gezicht - 'een weerzien met iemand die je nooit eerder hebt ontmoet'.
In een aantal opzichten deed Menno mij ook wel denken aan Herman de Coninck, al stond die toch wat opgewekter in het leven. Maar net als Herman leefde Menno gulzig en gedijde hij niet bij daglicht, net als Herman ademde hij poëzie en had hij de pest aan poëticale moeilijkdoenerij. We voerden lange nachtelijke gesprekken over zijn lievelingsdichters - Rilke en Baudelaire natuurlijk, maar ook Maurice Gilliams, Leonard Nolens, J.C. Bloem - en over het zonderlinge gegeven dat mensen wel bereid zijn te betalen voor een poëziefestival waar ze dichters als wilde dieren kunnen gadeslaan, maar geen cent willen neerleggen voor een dichtbundel. Menno kon zich daar behoorlijk over opwinden.
Net als Herman de Coninck leefde Menno gulzig en gedijde hij niet bij daglicht, net als Herman ademde hij poëzie en had hij de pest aan poëticale moeilijkdoenerij
Toch liet hij zich overhalen om vanaf 2005 mijn co-presentator te worden op de jaarlijkse Nacht van de Poëzie in Utrecht. En we trokken samen op bedevaart naar de gevangenis in Mons, waar hij per se de cel wilde zien waarin Paul Verlaine van 1873 tot 1875 opgesloten zat, nadat hij in Brussel met zijn dronken kop zijn vriend Arthur Rimbaud had neergeschoten. Menno had een grote fascinatie voor misdaad en gevangenissen. Als kind, vertelde hij mij toen, was het altijd zijn droom geweest om gevangenisbibliothecaris te worden.
In de winter van 2013 waren we samen op Schiermonnikoog voor een driedaags schrijversfestival. We praatten er over de doorstart van de Nacht van de Poëzie, waar Ester Naomi Perquin voortaan als copresentator zijn plaats zou innemen. Menno was intussen stadsdichter van Amsterdam geworden, leed aan chronische slapeloosheid en was zwaarmoediger dan ooit. Zijn drukke bezigheden als stadsdichter hadden hem gesloopt en de schoonheid van de Waddeneilanden was niet echt aan hem besteed. Sterker nog: ze vervulde hem met weerzin. (cfr Bomans?) Hij mocht graag herinneren aan de boutade van Willem Kloos: 'Natuur is mooi, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben.'
In 2015 begon hij zich steeds vaker af te vragen of het allemaal wel de moeite waard was geweest, al die doorwaakte nachten met veel drank, drugs en ongelukkige liefdes. Van de kort op elkaar volgende zelfmoorden van generatiegenoten-dichters Rogi Wieg, Joost Zwagerman en Wim Brands werd hij ook niet vrolijker. Hij raakte ervan overtuigd dat de roofbouw die hij op zijn lichaam pleegde 'in naam van de poëzie' zijn leven had verpest. In wat zijn laatste en alom bejubelde bundel zou worden, Slordig met geluk, citeerde hij instemmend Slauerhoff: 'Had je maar nooit een gedicht gezien'. De bundel bevatte een aantal gedichten die hij schreef nadat hij in 2014 met een mysterieuze hartkwaal op de intensive care was terechtgekomen:
'Twee weken in mijn eigen graf gekeken, zo diep dat ik het grondwater zag staan - mijn borstkas blafte, o, ik ging eraan.'
'Ik denk weleens dat mijn gedichten meer weten dan ik', zei hij in een interview met de Volkskrant in 2016. 'Het was spelen met zwart vuur, achteraf. Ik heb het leven bijna uit mijn handen laten glippen. Maar er komen ook vast weer betere tijden, het kan nog.'
Het kon niet meer. Vorige week werd Menno Wigman opnieuw in het ziekenhuis opgenomen met een dubbele longontsteking. Hij overleed op 1 februari in zijn slaap na een hartfalen. Hij is 51 geworden.
Afscheid van mijn lichaam Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard? Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd en woonde ik mezelf zo hevig uit?
O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten, lucide katers en oneindig gulle lakens. Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.
Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier, verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan en voor het eind van deze avond zakt de dood mijn longen in.
De zon was mij niet opgevallen als hij niet steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop. Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?
te gast bij Wim Helsen, Lieve Joris met Ithaka van K.P. Kaváfis
Houd altijd Ithaka in je gedachten. Daar aan te komen dat is je bestemming. Maar overhaast de reis volstrekt niet. Beter dat die vele jaren duren zal, en dat je, oud al, landen zult op het eiland, rijk met alles wat je onderweg hebt gewonnen, niet verwachtend dat Ithaka je rijkdom geven zal.
Ithaka gaf je de mooie reis. Zonder dat eiland was je niet op weg gegaan. Verder heeft het je niets meer te geven.
En als je het armelijk vindt, Ithaka misleidde je niet. Zo wijs als je bent geworden, met zoveel ervaring, Zul je al begrepen hebben wat Ithaka’s betekenen.