Er woont een vrouw in Drenthe, die heeft iets tegen lente door 't echtelijk gewiebel van toen haar kwistenbiebel. Verdorie, gij blijft binnen ! want ze kende hare sjarel Toen moest hij iets verzinnen. En hij heette Karel.
Er kwam een hobby voor de pinnen: tussen de biezen en de wisse zou hij gaan leren vissen. Dat verzet toch wat de zinnen. Daar aan die waterkant was 't hem wel wat stil. Er kwam een juffer zeer charmant, en zij gingen van de bil.
Het ging ook over cente, en wat hij daarmee dee. Want los van alle rente studeert daarvan een kind of twee Hij 'koos' voor zijn gezin, zei hij dan zonder schroom Maar wie trapte daar nog in. Nu zit hij in een home.
Lang na 't gedoe in Drenthe hoopt hij op de ouwe-trouw en natuurlijk op de cente van zijn gewezen vrouw.
'k Bedacht dat een bepaald soort kriebels ook het ineenstuiken van een gezin kan veroorzaken en ook bijna het failliet van het huishouden. Voor mij is het rijmsel bitter in een kleedje. Hetgeen hierboven staat is echt gebeurd. Nu rekent hij op haar loyauteit 'for old times sake' en 'ik ben toch de vader van de kinderen'. Dat soort uitlatingen. Pure zelfzucht en arrogantie, zelfs 30 jaar na datum nog.
Alleen was het niet in Drenthe. Natuurlijk gebeurt zoiets evenzeer in Drenthe, maar van dié mensen heb ik het telefoonnummer niet. En zo is dat rijmsel er gekomen: waar gebeurd, in een ander kleedje en niet in Drenthe. En 't was ook niet in de lenthe.
Dat Koen Crucke een glas champagne drinkt voor een optreden, heb ik ooit ergens gelezen. Of iemand van de drie tenoren dat ook deed weet ik niet. Maar ik herinner me wel een filmke over een gezamenlijk optreden (1994), waar de heren zich danig goed lijken te amuseren.
Vlnr : Placido Domingo, José Carreras, dirigent Zubin Metha, Luciano Pavarotti Eerst staan ze wat te bedisselen, alsof er geen repetities geweest zijn, alsof niet alles al vast ligt. Pavarotti mag dan beginnen. Het lied is per slot zijn handelsmerk sinds lange jaren.
Op 00min49 schiet Domingo in gang. Hij chargeert à la belcanto. Het publiek apprecieert die knipoog blijkbaar en Pavarotti kan er zelf ook mee lachen. Carreras lijkt opeens heel klein, tussen die twee vocale bulldozers De twee groten beslissen (01min31) dat die kleine in het midden, ook eens iets mag zingen.
De drie divo's, in de gloriejaren van hun carrière, staan zich daar te amuseren gelijk zottekes. Ligt het aan dat glas champagne ? Geen idee.
Wanneer Pavarotti dan helemáál de belcanto-toer op gaat (02min12), wanneer hij puur stem acrobatieën gaat presenteren ipv het lied te zingen, dan gunnen de twee anderen hem wel zijn momentje van patserij, maar ze verbergen niet wat ze ervan vinden. En dat zij zoiets ook kunnen. En even luid! Op 02min46 geven de twee dan volle petrol. En Pavarotti lijkt zich af te vragen wat die twee plots bezielt.
Waarom heel die uitleg? Omdat ik graag vertel waarom ik dit filmpje zo speciaal vind. Het gaat uiteindelijk over patserij. Meer is dat niet. Over hanig gedrag. In smoking, maar wel hanig puur natuur, onder het mom van cultuur.
Klank aanzetteuh! Want dit is de zondagmiddag muziek van vroeger, Opera en Belcanto. Al is het hier eerder opera >< belcanto : https://www.youtube.com/watch?v=ERD4CbBDNI0 03min34
Om 08h30 kwam ik terug van het supermarktje op de hoek en ik zag op het tuinpad naar de voordeur een piepklein kistje liggen. Ongeveer 4 of 5 cm breed. Gelukkig kijk ik waar ik mijn voeten zet -ik moet wel- of ik had er op getrapt.
mini-werkbak 'k Nam het bakje mee naar boven om het aan LM te laten zien. We deden het open. Hij was vol bewondering voor de precisie waarmee de miniatuurgereedschappen gemaakt waren. De schaaf was scherp genoeg om een potlood te villen. (zie foto) Iemand gaat hier naar zoeken, zei LM, iemand gaat dit missen. Dit is niet zomaar speelgoed.
Daarom hingen we een briefje aan de bel, op de voordeur én op onze brievenbus helemaal vooraan, dat we het miniatuur-werkkistje gevonden hadden en dat we ook bereikbaar waren per telefoon nr 03/ enzovoort.
Het dinkje had ik in de blauwe rommelschaal gelegd, een keramiek die met mijn ouders ooit van Kreta meegekomen is maar waarvoor ik tot mijn schande nooit echt een gebruik gevonden had. 's Anderendaags wou ik het werkkistje meenemen om aan mijn schoonzussen te laten zien. Het was weg. Mysterie. Er had niemand aan de deur gebeld en niemand had ons getelefoneerd ivm de mini-gereedschappen.
Het was een kabouterkistje, zei achteraf iemand die thuis is in dat soort dingen. Had iemand van de kabouters dan gezien dat ik het opraapte?
Hoe ze zijn binnen geraakt weet ik niet, maar ze hadden hun gereedschappen terug. Dat was natuurlijk het belangrijkste. Én … alle scharnieren van al onze binnendeuren waren gesmeerd. m – EZW-10/2013 – naar een idee van DSP - https://www.pinterest.com/pin/523050944203732633/?lp=true
Begin vorige week kwam ik van de krantenwinkel en zag op de terugweg dat in voortuin, nummer zoveel, die rijen puntige tulpen eindelijk uitgebloeid waren. Zelf hebben we geen tuin maar wij beschouwen ons wel als kijkgerechtigd wat betreft voortuinen. Daar dienen voortuinen voor, om naar te kijken.
Drie weken geleden, toen LM en ik op weg waren naar het restaurant, hand in hand, stonden die tulpen nog in volle bloei. Op rijen van drie. Het zijn grote tulpen, de koppen vlammend rood met knalgeel, op een erg korte stengel. Buiten agressieve koppen hebben ze dus ook een gestuikte gestalte. Klaar om aan te vallen. En de blaadjes lopen uit op een punt. Een scherpe punt. Dat zijn geen bloemen meer, dat zijn rijen bebloede dolken. Zéér antipathieke tulpen, daarover waren LM en ik het eens.
Goed, die puntige lelijkerds zijn uitgebloeid, dacht ik, dat moet ik hem subiet vertellen.
In een fractie van een seconde opnieuw die gapende oneindigheid, zwart. Vertellen? Aan wie? Vertellen aan wie?
Het enige reële was stilte. En rauwe pijn. Oeverloze pijn. Oeverloos als mist en duisternis.
Verdwenen de geciviliseerde Nep-Energie en Simili-Smile. Verdwenen in de donkere pijn, in die oude bekende.
Heel mijn zorgvuldig opgebouwde positivo-houding van de afgelopen weken: nep, kunstmatig. Al mijn opgewekt gebabbel: pure peptalk, vitrinetaal. Dat idioot-energiek glimlachen: vermoeiend zelfbedrog. Die zalvende spreuken van dertien in een dozijn, dat oppervlakkig BZN-gekwek: namaakhouvast die wegglijdt bij het minste schokje, ongeschikt voor dagelijks gebruik wegens niet stevig, niet echt, niet realistisch.
Ik stond daar met enkel mezelf, weer eens, nu zonder het zelfbedrog en de franje.
Ik ben thuisgeraakt. Heel traag. Op automatische piloot. Mijn voeten kennen de weg. Mijn handen kennen de sloten. Mijn jas kreeg ik niet uit. De pijnscheuten volgden elkaar op. Ze hebben een eigen ritme. Door de golven van zwart ging de telefoon. Ik heb opgenomen.
De zoveelste met 'goede raad': ik moest er zó over denken! ik mocht het niet zús bekijken! ... een en al uitroeptekens. Positief gejodel. Ongenadig zijn die raadgevingen over hoe ik moet. Over hoe ik niet mag.
De situatie op de 'juiste' manier bekijken en overdenken, volstaat dat? Is het zo simpel? Ik had het over pijn. P.IJ.N. Pijn verdwijnt niet met sussende prietpraat. Oneindig moe wordt ik van die gedachteloze bemoedigingetjes. Zo verschrikkelijk-oneindig-moe dat ik blij ben dat ik zo'n lang woord tegenover niemand nog moet uitspreken. Blij, wat een woord.
Na dat telefoongesprek (gesprek?) heb ik de stekker uitgetrokken. En mijn jas weggehangen.
Wat ik moet vinden is energie. Die zal ik ergens uit mezelf naar boven pompen. Maar dat gaat traag. Dat vraagt tijd. In alles ben ik nu weer zo traag. Als ik die trage tijd niet krijg, dan neem ik hem.
We zullen herbeginnen, de oude bekende en ik. Dit ga ik uitzieken op mijn eigen tempo. Deze keer zonder al die opgedrongen franje. Deze keer met mijn ogen open. Dus opnieuw bang.
mygod, wat ben ik bang
… Over bovenstaande tekst : In 2004 heb ik die tekst ergens ingezonden en het schrijfsel was voor mij gewoon een oefening. Wat het thema daar toen was weet ik niet meer maar ik wou toen weten hoe donker ik kon gaan. Vrij donker, zo bleek want er kwamen een flink aantal ongeruste replieken over de inhoud, niet zozeer over de schrijfoefening. Iemand was toen zelfs zeer verontrust. (Sorry Chris).
Om een soortgelijke situatie te vermijden zette ik in 2016 het oorspronkelijk jaartal in de titel. Toen wéér een aantal mensen schrokken heb ik gedacht dat ik voor sommige vertelsels moest stoppen met in de eerste persoon te schrijven.
Want de ik en de LM in de teksten zijn even vaak personages als personen, niet alles is waar gebeurd. Soms zou ik beter in de derde persoon schrijven, dacht ik. Maar dan hou ik het niet pakkend. En dat is de bedoeling van een tekst, vind ik, dat men de lezer meeneemt tot aan de slotlijn.
Mijn ouders hadden elk een platenwinkel en vanaf '65 kon ik helpen. Eerst achterin de winkel, na de vier jaar muziekgeschiedenis ook in de bediening.
Ze zaten elk aan de andere kant van het muziekspectrum, want de twee winkels hadden een totaal ander kliënteel. In de winkel van mijn Ma was het geraden de schlagers en de hits te kennen. In de winkel van mijn Pa was het geraden kleinkunst en klassiek te kennen. En het religieus repertoire. En de volksmuziek. En, en, en ...
In '69 was ik 17 en er komt de zoveelste cliënt naar de Pastorale vragen. Wijzer geworden door vorige vergissingen en om te weten naar welke afdeling van de winkel ik me moest begeven vroeg ik eerst - De Pastorale van Beethoven of de Pastorale van List, meneer? - Liszt heeft geen Pastorale gecomponeerd, juffrouwke. - List zíngt de Pastorale, meneer. - Ah, gezongen? ... van Liszt? - Ja meneer … (Ge zoudt er van opkijken hoe lief ik kon glimlachen, ooit. We wandelden richting luisterlied-kleinkunst) - Door hemzelf zeker? (Weeral neerbuigend) - Door haarzelf, meneer. ( Binnenpret) List is een vrouw hé, meneer, en ik toonde de hoes.
LP
Klantvriendelijk was mijn gedoe niet en kassa-vriendelijk zeer zeker niet. Mijn Pa had het moeten weten! Maar ik kon het niet laten. Eindelijk kon ik die hautaine vent eens doen struikelen, want List heeft wel degelijk een Pastorale.
Wij hadden een tante die sopraan was bij het koor van nir/brt/brtn. Zij heeft talloze anekdotes verteld, moppen, grappen en misverstanden die iets met de muziek zelf te maken hadden, of met de repetities of met de uitvoering.
Op een keer moesten ze een werk instuderen van Leos Janacek, een Tsjechisch componist. Een aantal eigenaardige kinderrijmpjes. In het Tsjechisch. Het werk heet Rikadla, gecomponeerd in 1925.
"Voor de vertoning van de rijmpjes liet Janáček zich inspireren door enkele tekeningen van Josef Lada en Ondřej Sekora in de kinderbijlage van het tijdschrift Lidové Noviny. Janáček zou erop aangedrongen hebben om deze afbeeldingen af te drukken bij de partituur, en om ze te projecteren bij concertvoorstellingen, maar zover is het niet gekomen."
originele illustratie werd in 1975 gebruikt voor de LP-hoes
Er kwam een Tsjechische taalcoach, kwestie van hun uitspraak in het Tsjechisch zo wat aanvaardbaar te houden. Of liefst foutloos, want de gastdirigent zou ook een Tsjech zijn. En er waren opnames gepland. Foutloos dus. Liefst vlekkeloos.
De coach legde zijn ziel in de vertaling : Een vertaling bestuderen was eigenlijk niet echt nodig, want voor de koorleden was vooral de uitspraak van belang, niet zozeer de subtiliteiten en de tournures in de tekst. De vertaling was ook niet eenvoudig aangezien het over een soortement nonsens rijmsels gaat, als ik goed begrepen heb in de boemsilila-sfeer, maar dan een lichtelijk grimmige variant. Na verloop van tijd bleek dat de man geen dictieleraar Tsjechisch was, maar een vertaler. Tja.
Hoeveel sessies er geweest zijn met die meneer en hoeveel tijd er aan de 'uitspraakoefeningen' besteed werd weet ik niet maar toen het koor een eerste repetitie had met de gastdirigent hemzelve tikte die direct af : heel het koor had vlot en professioneel de uitspraak van de vertaler overgenomen in de overtuiging dat die man standaard-Tsjechisch sprak. Maar! Die man had niet alleen een accent, hij had ook een spraakgebrek. Heel het koor zong een soort comedy/parodie Tsjechisch. Voor de opnames totaal onbruikbaar. To-taal on-bruik-baar. Hoe dat opgelost werd weet ik niet.
'k Moest dat vroeger al eens doen, gelijk mijn zus Tina ook, alleen formuleerde ik het niet zo beschaafd als zij. "Neem me niet kwalijk …" zo formuleerde zij dat. Ik nam het mijn bezoek juist wél kwalijk dat ze me verplichtten onbeleefd te zijn. "Mannekes, na dit glas zet ik ulle de deur uit!" Ziezo. Als iemand niet uit zichzelf voelt wanneer het genoeg geweest is, mag ik een ietske duidelijker zijn dan beleefd. Vind ik.
LM keek telkens ongelukkig wanneer ik het zei, maar was wel opgelucht wanneer ze de deur uit waren. En het waren telkens dezelfde twee hé.
In het begin bestond de man het nog om een tegenwerping te maken (in ons eigen kot, begot) - Oe? Golle zettoch oep congé…
Ja, wij hadden vrijaf van het schip. Ja, wij waren met verlof. Maar dat betekende niet dat we met vakantie waren. Er moeten 's anderendaags een aantal dingen doorgaan, boodschappen en huishouding. Er zijn afspraken bij tandarts, oogarts, verzekering, garagist-&-etc. Er zijn verplichtingen allerhande.
Een paar maanden Verlof in België, betekende niet dat we een paar maanden vakantie konden houden. Dat heb ik hen eens heel duidelijk moeten uitleggen, dat verlof niet vakantie betekent.
En al betekende het vakantie, dan wou dat nog niet zeggen dat we moesten (blijven) genoegen nemen met het gezelschap van mensen die zichzelf daarvoor prima geschikt vinden.
We zien die mensen niet meer sinds '99. Dat kwam door iets gans anders hoor. Maar evengoed, het is wel rustig zo. We hebben hen nog niet gemist.
Eigenlijk kwamen er élk platenseizoen (sept/okt) fantastische platen uit en met het blasé van de jeugd vond ik dat de gewone gang van zaken. In 1967 List zingt Theodorakis (vertaling Lennaert Nijgh & Cees Nooteboom) In 1968 Liesbet List Pastorale In 1969 List zingt Brel (vertaling Ernst van Altena) Ik dacht dat zoiets een eeuwigheid zou doorgaan, zoals ook fruit geoogst wordt in de herfstmaanden. Goede muziek en rijp fruit, dat ging samen. De productie van kwaliteitsteksten zou eeuwig blijven duren … die illusie had ik zo’n twee generaties geleden.
Wat me nu, ongeveer 50 jaar later, opvalt is dat List haar stem van toen me soms iel lijkt. Veel minder krachtig dan ik me meende te herinneren. Misschien ligt het aan de opnamekwaliteit van toen en aan de digitale herwerking.
"Van Altena was een zeer productief vertaler; hij is vooral bekend geworden als vertaler van Franse gedichten en chansons. Hij heeft vrijwel alle chansons van Jacques Brel vertaald.
Jacques Brel heeft Ernst van Altena omstreeks 1967 het auteursrecht verleend van alle bestaande en toekomstige vertalingen van zijn liedjes in Nederland, ook als die vertalingen helemaal niet door Ernst van Altena maar door derden gemaakt waren of zouden worden. Hierdoor werden met name de Brel-vertalers Lennaert Nijgh, Willem Wilmink, Ivo de Wijs en Peer Wittenbols benadeeld. Dit contract is uniek in de geschiedenis van het auteursrecht.
Andere chansonniers van wie hij werk vertaalde zijn onder meer Georges Brassens, Barbara, Guy Béart, Gilbert Bécaud, Jean Ferrat, Charles Aznavour, Boris Vian en Anne Sylvestre; in totaal heeft hij naar eigen telling zo'n 1500 chansons vertaald. Verder vertaalde hij toneelstukken van onder meer Edward Albee, Molière en George Bernard Shaw, klassieke Franse poëzie van François Villon en Charles D'Orléans, scabreuze poëzie (verzameld in de bloemlezing Jij goudgepunte lans) en middeleeuwse boerten (De jongeman met twaalf vrouwen) en klassieke werken zoals de Roman van de roos en Chaucers Verhalen van Canterbury.
Opmerkelijk is het zeer grote aantal vertalingen dat hij in de periode 1985-95 gemaakt heeft, 150 titels in tien jaar, terwijl hij zelf bij herhaling vier vertaalde boeken per jaar een goede norm zei te vinden en zich weerde tegen de gedachte dat vertalen een gemakkelijke haastklus is ”.
'le muscat du dimanche ne les fait plus chanter' - het zondags glaasje port maakt niet meer dol of zot - met dank aan FIV m – HiH-03/2016, bijgewerkt - https://nl.wikipedia.org/wiki/Ernst_van_Altena
“Eet nu maar de worteltjes, dat is goed voor je,” zegt de verpleegster. Een jong meisje met blonde krulletjes en een onschuldige blik in haar ogen, dat aan het begin van haar leven staat. Het is haar laatste ronde en als ze klaar is kan ze eindelijk naar de Ikea. Nog even en ze betrekt met haar vriend het pas gekochte huis en dan kan het leven beginnen, maar dan moet ze eerst deze vervelende man zijn avondmaaltijd voeren. Ongeduldig vist ze met een lepeltje de worteltjes van het bord en houdt het voor zijn gerimpelde mond. Twee waterige ogen, ooit felblauw maar nu vaal en grijs, staren naar de worteltjes. Hij houdt niet van worteltjes. Nooit van gehouden. Niet toen hij jong was en zeker niet nu hij oud is. Hij heeft eigenlijk helemaal geen trek meer de laatste tijd. Na een paar happen zit hij vol, maar hij heeft geen zin om dat aan de verpleegster te vertellen. Ze luistert toch niet. Ze ziet alleen een lastige oude man die zijn worteltjes niet wil eten. Hij keert zijn hoofd af. De verpleegster zucht en zet het bord op het dienblad dat boven zijn borst hangt. “Dan moet je het zelf maar weten,” zegt ze vinnig en loopt de kamer uit.
Je, zegt ze. Niet u, maar je. En daar komt het uiteindelijk allemaal op neer. Als je maar oud genoeg wordt, gaan ze vanzelf weer je zeggen. De oude man draait zich op zijn zij en grimast even van de pijn. Iedere beweging doet pijn. Daar had hij vroeger toch nooit last van. Hij heeft een kamer voor zichzelf alleen in het verpleeghuis. Betaald met het geld uit zijn eigen bedrijf waar hij zijn hele leven hard gewerkt heeft. Mooie tijden waren dat. Zware tijden, maar mooi. Aanzien, dat had hij, en respect, daar draait het uiteindelijk allemaal om.
Door de open deur ziet hij een aantal mensen door de met tl-buizen verlichte gang lopen. Ze lachen. Waarschijnlijk net op bezoek geweest bij hun opa, oma, vader of moeder. Hoe lang heeft hij zijn kinderen al niet gezien? Zeker al een maand niet. Niet dat het erg is. Ze hebben allemaal hun eigen leven, maar hij mist ze wel heel erg. Het zo begeerde aanzien en respect vallen in het niets bij de glimlach van je eigen kind. Niets is zeker in het leven, helemaal niets, behalve dat je als vader je leven zou geven als je daarmee je kinderen pijn zou kunnen besparen.
Ja, hij mist zijn kinderen, maar nog meer mist hij Elly. Samen met Elly kon hij alles aan. Elly was de spil in zijn leven waar alles om draaide. Ze gaf hem de kracht om iedere nieuwe dag met opgeheven hoofd tegemoet te treden. Eén blik in haar ogen en alles werd bijzaak. Vijfenveertig jaar lief en leed. Vijfenveertig jaar samen lachen en samen huilen. Wat zeiden de doktoren ook al weer? Haar hart wil niet meer. Haar geest is sterk, maar het lichaam is zwak. En dat was dat. Twee zinnetjes die het einde beschrijven van de persoon waar niet genoeg woorden voor bestaan om haar te bedanken voor alles wat ze voor je heeft betekent!
En daarna? Daarna wil je niet meer. Alles, zelfs de kleinste dingen, herinneren je aan de tijd samen. Jonge mensen snappen het niet. Zelfs zijn kinderen snappen het niet. Uren alleen in je huis. Niets te doen behalve treuren. Te oud om nog iets te gaan ondernemen en eigenlijk ook helemaal geen zin om het huis uit te gaan. De welkome afwisseling als je kinderen langskomen helpt je de weken door. Maar na een paar maanden word je een zeur. Vinden ze dat het tijd wordt dat je verder gaat met je leven en pakken ze hun eigen leven weer op. Dagen alleen worden weken alleen en de weken worden maanden. Slecht slapen, veel piekeren, heimwee naar de vrouw die je leven compleet maakte, eisen hun tol op je oude lichaam en voor je het weet lig je aan de hartbewaking in een groot ziekenhuis. De geest is zwak, maar het lichaam nog niet. Meneer is te oud om nog alleen thuis te blijven en heeft constante verzorging nodig. Moeilijke blikken bij de kinderen. Ze hebben het druk. Geen tijd voor een oude man. Het woord verpleegtehuis valt steeds vaker en je bent terug bij af. Behandeld worden als een klein kind, alleen nu door meisjes die jong genoeg zijn om je kleindochter te zijn.
Hij opent zijn ogen. Het bord met de worteltjes is weg. Weggehaald terwijl hij sliep. Hij slaapt te veel, het leven glip door zijn vingers, maar er is ook niets anders te doen. Door de deur op de gang klinkt muziek. Verbaasd slaat hij de dekens terug en stapt uit bed. Op blote voeten loopt hij naar de deur. De vloer is koud. Hij merkt het niet. Muziek in een verpleegtehuis? Dat is heel erg vreemd. De gang is verlaten. Zelfs het bureau waar altijd de nachtzuster zit is leeg. De muziek komt uit de recreatiekamer waar de tv staat en tijdschriften liggen. Waar hij af en toe stil voor zich uit staart en net als alle andere patiënten zijn tijd uitzit. Hij loopt de ruimte in. Er is een feestje aan de gang. Veel mensen in feestkleding. Ze praten en lachen. Vrolijke gezichten. Aan de zijkant van de kamer is een bar verschenen en muziek klinkt uit twee grote zwarte boxen. Niet die herrie die ze tegenwoordig produceren, maar mooie klassieke muziek. De muziek waar hij altijd van heeft gehouden. Het duurt even voordat hij doorheeft dat hij iedereen in de kamer kent. In de loop der jaren uit het oog verloren, maar allemaal mensen die ooit iets hebben betekend in zijn leven.
Daar staan Hans en Gerrit, vrienden met wie hij in de tweede wereldoorlog samen heeft gevochten. Ze zien hem en zwaaien. Hij zwaait schuchter terug. Nu ziet iedereen hem en ze komen op hem af. Ze schudden zijn hand en groeten. “Hoe gaat het?” zeggen ze, en “lang niet gezien.” Hij schudt de hand van Kees, zijn jeugdvriend. Van Margaretha, zijn eerste liefde. Meer en meer bekenden komen op hem af en een warm gevoel overspoelt zijn oude lichaam. De pijn waar hij al zo lang mee leeft dat ze een deel van hem is geworden, is weg. En daar, daar bij de deur ziet hij haar. Hij loopt langzaam op haar af. Bang dat als hij te snel loopt ze weer verdwijnt. Tranen van geluk stromen over zijn wangen. “Elly,” zegt hij zachtjes, “Elly, ik heb je zo gemist,” en hij neemt haar in zijn armen. In de recreatiekamer gaat het feest nog lang door.
De verpleegster op de ochtendronde komt zijn kamer binnen met het ontbijt en ziet meteen dat ze deze keer geen lastige man hoeft te voeren. Ze loopt de gang weer op en belt de hoofdzuster. De familie moet ingelicht worden en een berichtje gaat naar de administratie, simpel en kort: kamer 315 is vrij.
In het huis van Laura en D moest de stilte al eens georganiseerd worden, het was iets waar afspraken over gemaakt werden. Soms werd het stilte aan tafel. Soms werd het een stille namiddag. Hoe dat in de praktijk van elke dag verliep weet ik niet, maar de intentie was er in elk geval. Vooral wanneer de kinderen ouder werden en er gestudeerd moest worden was stilte belangrijk.
Lien had een neus voor de besognes van haar oudste broer en zij hield de andere gezinsleden daarvan op de hoogte. Ze denderde de keuken binnen en meldde luid en duidelijk dat we stil moesten zijn omdat Pieter iets aan het voorbereiden was voor zijn stage.
De kamers liggen aan de andere zijde van het gebouw, maar ze kwam aan deze zijde van het huis alvast zeggen hoe het ginder moest. - Hoe weet ge dat? vroeg Laura. - Ik was bij hem, hij heeft het gezegd. - Waar is Steven, vroeg Laura. - In zijn kamer. - Maakt hij lawaai? - Nee. Aan Steven kon het dus niet liggen …
Lien was buiten adem van bezorgdheid over Pieter en zijn stage en alles wat er mee te maken had, want hij zou voor drie maanden naar Zweden gaan en dat schikte haar niet echt.
Uma (da's de jongste) stond appeltjes te snijden voor een taart en liet zich ook horen. - Ge moet hier zo niet komen binnenstormen en iedereen doen schrikken, zei ze. Dat is niet stil. - Maar hiér moet ge niet stil zijn! Gínder moet ge stil zijn! riep Lien en ze wees naar de andere kant van het huis. - Hier ook, antwoordde Uma. - Hier ook? - Ja, antwoordde Uma kort. - Ja? Waarom? - Om-dat-dat-bé-ter-is, schreeuwde Uma plots. Zo verdedigde zij haar Zen-moment met de appelschijfjes. Gebelgd verdween Lien uit de keuken. Met slaande deur.
Uma is veel rustiger van aard dan Lien, maar iemand die ietofwat keukenmes in de hand houdt zou ik niet doen schrikken door roepend binnen te komen. Ik keek naar Laura. - Zo wordt hier stilte georganiseerd, zei ze laconiek.
'k Vraag me af hoe dames in tropische regionen hun kapsel goed houden. Gedurende 31 jaar heb ik mijn haar kort tot ultra-kort moeten dragen omdat ik er anders na verloop van tijd uitzag als een vogelverschrikker.
LM & scheepsgezellen raakten geleidelijk aan gewend aan het zicht, en ikzelf ook, maar eens tegen de kaai merkte ik aan de reactie van de mensen uit de bewoonde wereld dat er iets niet klopte, bovenop mijn hoofd. Daar stond dan al een yucca rostrata te pieken.
Daarom hield ik mijn haar beter zeer kort, anders schrokken die mensen zo, in elke haven van de wereld. Naarmate het contract vorderde mocht het wel groeien maar tegen einde-contract leek ik dan op een ongebreideld enthousiaste chlorophytum capense.
Na aankomst in België werden we verondersteld ons binnen de 48 hrs te melden bij de rederij. Waarom dat zo was weet ik nog altijd niet, die 48 hrs. Op kantoor kon men dan aan het kapsel zien wie de zeelieden waren die kwamen om aan te monsteren en zij die terug kwamen van zee. Het verschil was duidelijk: de bohemer-kapsels kwamen van zee.
"Ge kunt toch eerst naar de kapper!" Oja? Wanneer men op een donderdag of vrijdag toekomt in Zaventem, krijgt men bij geen enkele kapper nog een afspraak. Daarbij, we wilden eerst de jetlag uit ons lijf slapen. First things first.
Als eens een stilte horen groeien? De stilte groeide aan het uiteinde van de tafel waar de vier heren zaten. Bij hun dames bleef het gesprek doorkabbelen.
- Waar ligt dan het Sint Paulus pleintje ? vroeg iemand van ons. - Van waar komt ge? vroeg een andere. - Van de Ankerrui. - Parkeer ergens aan het Falconplein en doe de rest te voet. - En dan? - Op het Falconplein de eerste rechts, dat is de Verversrui en de eerste links, dat is de Oudemansstraat. Zo komt ge op de Sint Paulusplaats.
Bij de heren werd het stil. En het bleef er stil. Met geen woord hebben zij zich gemengd in die uitleg. Zij die gepassioneerd konden discuteren over de elvendertig afritten op de Parijse Periphérique gaven over de Verversrui en de Oudemansstraat geen kik. Zij leken in overpeinzingen verzonken, zij keken diepzinnig in hun bord dat leeg was.
- Zo loopt ge wel door 't Schipperskwartier, zei iemand van de dames. - Ja, maar 't is de kortste weg, zei de andere. - Ik ga gewoonlijk ook lang daar, zei nog een andere. - Ge zoudt er van verschieten wat er op de Ankerrui allemaal geparkeerd staat over de middag. - Ja, firmawagens ! lachte de ene. - Met het logo er op en al ! - Die gaan daar over de middag hun boterhammekes opeten !
Hilariteit aan ons uiteinde van de tafel. En stíl dat het bleef bij de heren ... onnozel stil. Hun slecht gespeelde argeloosheid was bijna beledigend. Alsof wij niet beseften dat zij heel goed wisten waar de rosse buurt van Antwerpen ligt.
Februari, nog vroeg op de avond maar toch al donker. De baby aan de andere kant van de muur lag weer te huilen, maar deze keer was ze voorbereid. Ze had babyvoeding in huis.
De moeder kwam bellen, en vroeg weer geld te lenen om eten te kunnen kopen voor de kleine.
Ze gaf haar een paar briefjes en zei "Weet ge wat, ik heb hier nog wat pudding, ik zal hem wel efkes bijhouden. Ga gij gauw eten halen." De vrouw verdween met het geld, zonder omzien naar het kind. Na de shot zou ze een aantal uren van de wereld zijn. Dat was zeker. En zo lang zou het kind dan gehuild hebben. Van honger. Dat was ook zeker.
Ooit was het anders in de woonblokken. Er woonden sukkelaars en dompelaars, maar er woonden toen geen junks. Nu wel. En junks zijn erger dan dronkaards. Dat wist ze. Op de sofa lag haar ma haar tweede roes van de dag uit te slapen.
Het kind sabbelde driftig elk lepeltje voeding binnen. Uitgehongerd. Het zweeg. Ze hield hem recht, het hoofdje op haar schouder. Zo bleven ze een tijdje zitten. Het kind viel in slaap. Ze legde een deken in een wasmand en een jas. Ze legde het kind in de jas en ritste die dicht. Ze legde er een handdoek bovenop.
Niet wakker worden nu, bad ze, nu niet wakker worden alstublieft kleine … Ik moet er anders uit zien, ik moet er anders uitzien, misschien hangen er camera's. Ze trok de jas van haar ma aan, ze zette een muts op en ze nam de kruk van wijlen haar grootvader mee. Dat kon moeilijk worden. Én het kind, én de kruk.
Ze nam de lift naar de garage. Het kind lag toegedekt, geen licht in de oogjes. Ze zette de wasmand op de achterbank, ze haalde de gordel er over en wrong zich achter het stuur. Naar de stad.
Ze reed niet door de Helmstraat maar parkeerde iets eerder. Ze stapte tot n° 93, moeizaam, met de kruk en met de wasmand. Ze legde het kind in de vondelingenschuif. Ze mankte verder, uit beeld.
Twee dagen later, in de ochtend, werden de kruk en de wasmand geplet met het restafval. Twee dagen later, rond de middag, toen de moeder kwam bellen, vroeg ze "Voor wat is 't?"
De politie kwam erbij natuurlijk. Of ze iets wist. Nee meneer, zei ze tijdens het gesprek. Vroeger woonden hier enkel sukkelaars, meneer, geen junkies, meneer. Die vrouw is een junk. En ge weet toch hoe junkies zijn, hé meneer.
Soepel kwam ze recht om hen uit te laten. Ze keek door het raam tot ze wegreden. Ze nam een kussen uit de zetel en smoorde haar stem. Hij is gered – hij is gered – hij is gered !
Natuurlijk kwam later de politie opnieuw, en opnieuw, maar het kind was nu in goede handen.
Toen Toppié nog een Toppiéke was logeerde ze regelmatig bij mijn ouders.
Ze was de peuterstoel al ontgroeid en een kleuterstoel was er nog niet. Voorlopig zat ze op een gewone stoel, bovenop de twee telefoonboeken en een kussen. Ze bleef enkele dagen, de telefoonboeken werden intensief gebruikt. Die dag was ik oppas.
Op een bepaald moment komt père briesend de woonkamer binnen: "Wie heeft de telefoonboeken niet op hun plaats gelegd, ’t is altijd hetzelfde in dat huishouden hier!" Mijn mond viel open om zoveel onverstand. De kleine schrok, begon te wenen en het was gedaan met eten natuurlijk.
Ik stond op, nam de kleine van het kussen en deed hem teken naar de telefoonboeken die daar al drie volle dagen dienst deden. Ik stapte naar het bureau, daar stond de telefoon, wachtte tot hij ging zitten met zijn kostbare telefoonboeken en zette de kleine op zijn schoot. "Los het op. En zorg dat ze gegeten heeft." Met jas en tas trok ik de voordeur achter mij dicht.
Een snikkende kleinkind op de schoot vertelde hem meer over zijn gedoe en gedrag dan ik ooit met een zinnige uitleg had gekund.
Dágen stilte in huis, vertelde ma later. Tot zijn volgende uitbarsting natuurlijk.
Hou nooit op met dromen, maar laat je dromen je leven niet beheersen. van P²
Een droom afschaffen, er definitief een kruiske over maken, is een vorm van afscheid hé. Zo hadden LM ik ooit het plan opgevat om vóór ons 50ste eens een paar maanden verlof op de Azoren door te brengen. In plaats van in België zouden we eens op de Vlaamsche Eylanden gaan uitblazen van het afgelopen contract.
“Vanwege de kolonisten uit het graafschap Vlaanderen die in de vijftiende eeuw voor het bevolken van de eilanden werden aangetrokken, werden de Azoren tot in de zeventiende eeuw ook wel Vlaamse eilanden genoemd, alhoewel de eilanden altijd Portugees gebleven zijn.”
Waarom het de Azoren moesten zijn weet geen van ons beiden eigenlijk nog. Misschien vanwege het klimaat, niet te warm.
“De Azoren hebben het gehele jaar door een constant klimaat, met weinig temperatuurverschillen. De temperatuur varieert tussen 14,0 en 24,8 °C, waarbij augustus de warmste maand is. Het zeewater varieert in temperatuur tussen 16,0 en 22,0 °C door het jaar, onder invloed van de Golfstroom.”
Of misschien omdat we de hoge en lage drukgebieden van de weerkaarten eens in het echt wilden zien? We weten het niet meer. Het was een droom voor OOIT. Er was geen haast bij.
In de woonkamer hangt nog altijd zeekaart n°1950 van de Britse Admiraliteit: Arquipélago dos Açores. Dat klinkt chic, die Admiraliteit, maar het is gewoon een afgeschreven kaart die ik meegebracht heb van aan boord. ’t Is wel een oorspronkelijke, de gravure van 1961 en nog zonder kleuren. Niet de satelliet-kaart. Tinten van grijs op een ivoorkleurige achtergrond. Ingekaderd in een ding van Ikea. Onderaan rechts zit een klein dondervliegje geplet, links van de publicatiegegevens. Misschien was dat een voorteken? De droom zou ook geplet worden in de volgende jaren.
De planning werd telkens verschoven naar de volgende verlofperiode. Ondertussen groeide de stapel documentatie en informatie. En we wilden er per schip naartoe. Per vrachtschip.
En toen zouden we plots 50 worden, officieel ons limietjaar. Gaan of niet gaan. Nu? De familiale verplichtingen wogen zwaarder. Toen hebben we een kruiske gemaakt over het plan. En we waren daar niet echt verdrietig om. Er waren teveel andere dingen aan de gang. Het was al zwaar voor de anderen dat we door de job telkens een paar maanden niet beschikbaar waren in het zorgtraject. Dan nog eens verdwijnen tijdens onze verlofperiode zou werkelijk zeer asociaal geweest zijn.
Hoewel iemand in de familie het wel deed, verdwijnen. Zij vond dat we met genoeg waren en ging elders overwinteren. Haar planning was totaal onbespreekbaar. Ze stuurde zonnige foto’s, dat wel.
Soms ben je in je fantasie succesvoller dan in de realiteit, dit komt omdat je dan teveel zaken ineens wil doen.van P²
Oja, dat is zo. Mijn hoofd ziet de planning gewoonlijk optimistischer dan mijn lijf. De planning 's morgens ziet er altijd beter uit dan het lijstje van gedane zaken op het einde van de dag. 'k Vergeet in te calculeren dat ik minder gefocust werk én dat ik telkens kleine rustpauzes moet inlassen. Er zit dus serieus rek op mijn feitelijk tijdsgebruik en hetgeen ik eigenlijk van plan was.
In mijn planning ben ik nog altijd vlot en vaardig als een geroutineerde veertiger. Maar rink aaneen doorwerken zoals toen is er niet meer bij. Dat weet mijn lijf van 66, maar mijn hoofd wil daar niet goed in mee. Het loopt achter. Misschien is mijn hoofd nog een beetje te jong voor mijn lijf ?
Toen ik als kind naar de kapster mee ging met Ma werden in een stoel twee telefoonboeken gelegd, daarop kwam een kussen en daar bovenop werd ik neergepoot. Want kinderstoelen bij de kapster bestonden daar nog niet. Die waren ook niet nodig, er waren immers de telefoonboeken. Dan kreeg ik zo'n cape om zoals de groten en daar zat ik dan te genieten.
Thuis moest ik om in de spiegel te kunnen kijken, klimwerk verrichten. Bij de kapper werd ik op een troon geplaatst en keek daar recht naar mezelf en vooral naar alles wat achter mij lag en wat daar gebeurde.
Thuis hadden we zo geen opstelling, spiegels waarin zich een ganse wereld in afspeelde. En die wereld zat vol speciale geurtjes ook. Allemaal lekkere moleculen die de luchtwegen kapot bombardeerden maar dat wisten we toen nog niet. Thuis was er enkel het spiegelbeeld in de gang. Haartjes kammen en klaar. De spiegel van de badkamer hing te hoog. Bij de kapster gebeurde er allerlei en dat gebeurde voor en achter en overal tegelijk was het zichtbaar.
Bij de kapster werd het haar gewassen door iemand die wist hoe het moest, zonder dat er prikkende ogen van kwamen. Van op de telefoonboeken met het kussen liet ik mij dat welgevallen.
Daarna troonde ik in een andere stoel op die telefoonboeken met dat kussen en kon ik opnieuw glorieus kijken naar het de wereld van de grote mensen achter mij. Nu hebben alle telefoons een geheugen en het Net kan elk nummer tevoorschijn toveren … er zijn geen telefoonboeken meer ! m – HiH-04/2017, bijgewerkt -
In 1961 was ik negen en ik hoorde thuis over west saait storie hier en west saait storie daar en die plaat met knalrode hoes ging per ton de winkel uit.
Het heeft een aantal jaren geduurd eer ik oud genoeg was om de film te zien, en toen kende ik alle songs ongeveer uit het hoofd. Puur op het gehoor natuurlijk.
Mijn favoriet nummer is nog altijd ‘Gee, Officer Krupke’, en ik weet nog altijd niet waarom. Gezongen op de stoep van kruidenier Doc. Een stukje maatschappijkritiek in een musical van 1957 / film 1961. En zo vergelijkbaar met grimmige situaties vandaag. Aan het woord zijn jongeren uit disfunctionele gezinnen, gelijk welk hun origine is.
Hier de tekst, in het NewYorkees van toen natuurlijk :
Dear kindly Sergeant Krupke, You gotta understand, It's just our bringin' up-ke That gets us out of hand. Our mothers all are junkies, Our fathers all are drunks. Golly Moses, natcherly we're punks!
ACTION AND JETS
Gee, Officer Krupke, we're very upset; We never had the love that ev'ry child oughta get. We ain't no delinquents, We're misunderstood. Deep down inside us there is good!
ACTION: There is good!
ALL
There is good, there is good, There is untapped good! Like inside, the worst of us is good!
SNOWBOY: (Spoken) That's a touchin' good story.
ACTION: (Spoken) Lemme tell it to the world!
SNOWBOY: Just tell it to the judge.
ACTION
Dear kindly Judge, your Honor, My parents treat me rough. With all their marijuana, They won't give me a puff. They didn't wanna have me, But somehow I was had. Leapin' lizards! That's why I'm so bad!
DIESEL: (As Judge) Right!
Officer Krupke, you're really a square; This boy don't need a judge, he needs an analyst's care! It's just his neurosis that oughta be curbed. He's psychologic'ly disturbed!
ACTION: I'm disturbed!
JETS:
We're disturbed, we're disturbed, We're the most disturbed, Like we're psychologic'ly disturbed.
DIESEL: (Spoken, as Judge) In the opinion on this court, this child is depraved on account he ain't had a normal home.
ACTION: (Spoken) Hey, I'm depraved on account I'm deprived.
DIESEL: So take him to a headshrinker.
ACTION (Sings)
My father is a bastard, My ma's an S.O.B. SOB = Son Of a Bitch, een feeks/een hoerejong My grandpa's always plastered, plastered = dronken My grandma pushes tea. to push tea = op zoek naar sex My sister wears a mustache, My brother wears a dress. Goodness gracious, that's why I'm a mess!
A-RAB: (As Psychiatrist) Yes! Officer Krupke, you're really a slob. This boy don't need a doctor, just a good honest job. Society's played him a terrible trick, And sociologic'ly he's sick!
ACTION: I am sick!
ALL We are sick, we are sick, We are sick, sick, sick, Like we're sociologically sick!
A-RAB: In my opinion, this child don't need to have his head shrunk at all. Juvenile delinquency is purely a social disease!
ACTION: Hey, I got a social disease!
A-RAB : So take him to a social worker!
ACTION
Dear kindly social worker, They say go earn a buck. Like be a soda jerker, Which means like be a schumck. It's not I'm anti-social, I'm only anti-work. Gloryosky! That's why I'm a jerk!
BABY JOHN: (As Female Social Worker)
Eek! Officer Krupke, you've done it again. This boy don't need a job, he needs a year in the pen. the pen = de gevangenis It ain't just a question of misunderstood; Deep down inside him, he's no good!
ACTION : I'm no good!
ALL
We're no good, we're no good! We're no earthly good, Like the best of us is no damn good!
DIESEL (As Judge): The trouble is he's crazy. A-RAB (As Psychiatrist): The trouble is he drinks. BABY JOHN (As Female Social Worker): The trouble is he's lazy. DIESEL: The trouble is he stinks. A-RAB : The trouble is he's growing. BABY JOHN: The trouble is he's grown.
ALL :
Krupke, we got troubles of our own! Gee, Officer Krupke, We're down on our knees, 'Cause no one wants a fellow with a social disease. Gee, Officer Krupke, What are we to do? Gee, Officer Krupke, Krup you!
'k Ben me hier in bochten aan het wringen om er een paas-thema in te zien, maar dat gaat niet lukken: kip + maïs = maïskip kip + maïs = eieren & kuikens kip + kuikens = Pasen? kip + kuikens = gewoon lente.
'k Geraak er niet hé. 'k Geraak met mijn kip en haar kuikens niet tot aan het paas-thema. Maar 't is toch zo'n goei filmke! Lees en leef mee :
“In het filmpje gaat een hen met haar kuikens op bezoek bij Donald Duck en Peter Pig, om hulp te vragen bij het zaaien en oogsten van de maïs. De twee veinzen echter buikpijn, om zo onder het werk uit te kunnen komen. De hen besluit daarom maar zelf, met hulp van haar kuikens, de maïs te zaaien en oogsten. Als Donald en Peter later mee willen eten van de maïs en de maiskoeken die de hen ervan heeft gemaakt, krijgen ze van haar geen maïs maar een fles wonderolie, tegen de buikpijn.
De Wijze Kleine Hen (The Wise Little Hen) is een korte Disneyfilm, waarin Donald Duck zijn debuut maakte. DD lijkt hier nog op een gans ipv op een eend. De animatiefilm verscheen op 9 juni 1934 en is gebaseerd op een ouder sprookje, The Little Red Hen. The Wise Little Hen was een van de Silly Symphonies, 75 korte Disneyfilmpjes die tussen 1929 en 1939 door The Walt Disney Company werden geproduceerd.”
Over 'paasbest' weet ik niet veel te vertellen. Als kind hadden wij geen paasbest. Terwijl paasbest toen nog bestond. Wij hadden enkel schoolkledij, speelkledij en zondagse kledij. Van elk de nodige stukken, meer niet.
"De term paasbest voert terug op het katholieke gebruik waarbij men in elk geval eens per jaar ter communie ging, met Pasen. De Paasmis en -communie was zelfs verplicht op straffe van het begaan van een doodzonde. Men kon de communie echter slechts ontvangen in staat van genade. Voordien moest men dus te biechten gaan, waarbij de dagelijkse zonden, in elk geval de doodzonden moesten worden opgebiecht en door de geestelijke vergeven werden. Voor de Paasmis werd gewoonlijk niet alleen het innerlijk, maar ook het uiterlijk in het nieuw gestoken. Heel vroeger ging men soms zelfs slechts één maal per jaar in het bad, en wel bij deze gelegenheid.
Los daarvan was het ook de tijd dat het hele huis grondig werd schoongemaakt: de voorjaarsschoonmaak. Het stookseizoen kwam abrupt ten einde -ongeacht het weer of de datum waarop Pasen viel- en de eventuele kolenkachel werd pas in het najaar weer aangemaakt.
Tegenwoordig, nu al deze gebruiken bijna niet meer bestaan, wordt het gezegde vooral nog in overdrachtelijke zin gebruikt, en heeft het vooral betrekking op het dragen van nieuwe, feestelijke, kleding."
Zondagse kledij was voor Tina en mij al een ramp, laat staan paasbeste kledij. Wij droegen liever onze speelbroek, de voorloper van de jeans. Die broek noemden we djimmeke, want jeanske kregen we niet uitgesproken. Het djimmeke had toen nog de rits opzij. Mijn grootmoeder vond het maar niks, die Amerikaanse broeken. Mijn Ma droeg ze ook. Smalle pijpen, hoge taille en zwart.
Wanneer we zondagse kledij moesten aantrekken hoorde Laura ons tegensputteren & jammeren en puur uit solidariteit zette zij een keel op. Laura is een zusje op wie men kan rekenen. Dat was toen al duidelijk.
De enige 'paasbest' die we interessant vonden was de kledij voor de Tweede Dag na de plechtige communie. Maar dan waren we al jongedames van 12 jaar. Jongedames voor één dag, wil dat zeggen. Na de poespas liefst weer de speelkledij aan, kledij waarin men kan bewegen. Nu zou men het vrijetijdskledij noemen.
Soms vond ik paasbest wel mooi om naar te kijken. Efkes. Gezien van uit de voortuin. En dan kreeg ik medelijden met die mensen op straat en ging ik gauw iets anders doen. Achterin moddertaarten maken met Laura. Want dat had ik beloofd.
In bepaalde kringen en door omstandigheden wordt men al eens verzocht een aantal verzen te plegen, en daar dan strofen van te maken en er een gedicht mee in mekaar te zetten. Of de bijgaande tekst een gedicht is weet ik niet, maar 'k heb wel veel genoegen beleefd aan de opbouw van het rijmsel, klik onderaan op de bijlage. m – HiH-04/2016, 05/2017 – ongewijzigd -
Steven ging bij het schoolkoor en zijn pa droomde al over Wiener Sängerknaben en zo want de koorleider had iets gezegd over uitzonderlijk toonvast en stemkwaliteiten. Mijn zusje Laura ging onmiddellijk van de mama- naar de moeder-modus : "dat kind gaat bij het koor om zich te amuseren, en meer niet". De Moeder had gesprokenen het leven ging verder.
Behalve zingen leerde Steven nog andere dingen in het koor. Onder andere dat er over richtlijnen niet onderhandeld wordt. Een koor is geen democratisch geheel. Zeker niet wanneer men tien jaar is en al helemaal niet omdat men Steven heet. Dat men stilte kan organiseren. Dat men stilte zelfs kan afdwingen. Dat was nieuw voor Steven, gedirigeerd worden. En dan nog gedirigeerd worden met gebaren.
In het koor werden ongeveer dezelfde principes gehanteerd als thuis, maar nu door andere mensen en ook in een andere context.
Onder andere het gebaar voor stilte heeft toen danig indruk gemaakt op hem. Hij bracht het gebaar mee naar huis en dat werd uitvoerig getest op telkens andere aanwezigen, of hij stilte kon dirigeren. Dat viel tamelijk goed mee. Het gezelschap was telkens meegaand. Ten eerste, men blijft beleefd in het huis van een ander. Ten tweede, dit was Steven.
Het gebaar ging zo: beide wijsvingers geheven, één, twéé, - beide wijsvinger duiken naar beneden - stilte. Op 3 is er plots stilte.
Daarbij keken wij elkaar met opeengeklemde lippen zeer opgetogen aan, om hem vooral duidelijk te maken dat wij richtlijnen konden volgen. Waarop hij tevreden iets anders ging organiseren in zijn wereldje en ons achterliet in twijfel of het stiltegebod ooit opgeheven zou worden.
Laura heeft het gebaar opgenomen in haar opvoedkundige trukkendoos en dat heeft jaren gediend. De kinderen hebben geleerd dat men iemand laat uitpraten. Zelf blijft men dan efkes stil.
…
Dat gebaar had ik tijdens de herdenking voor mijn ma op za-01/04 ook willen zien. Stil. Men houdt het wat ingetogen. Bij de buffettafel was Tina haar ontreddering aan het wegwerken met getater, met continu kiekjesmakerij en gelach en in die hoek van de zaal begon de dienst op een fuifje te lijken.
Eén, twéé, - stil ? Het gebaar ontging haar, het gekwek ging door. Na twintig jaar werkt het gebaar niet meer. Of het heeft bij haar nooit gewerkt, dat kan ook.
- Waarom vliegen de klokken naar Rome? - En niet naar ergens anders, bedoelt ge? - Ja, waarom vliegen ze naar Róme?
Dat leek me een interessante vraag. En omdat kinderen recht hebben op een antwoord keek ik naar LM, want aan hem was de vraag gesteld.
- Ja, waarom niet naar Istanboel of Boekarest of Timboektoe? vroeg ik. - Och, wat zijt ge weer aan het helpen, zei hij. - Ushuaia? deed ik bereidwillig, of het Paaseiland?
De kleine draaide een halve slag en vroeg met ingehouden adem : - Bestaat er een paasei-land?
LM ontspande, leunde achteruit en wachtte af hoe ik me hieruit zou redden. Dit had ik geheel aan mezelf te danken, zag ik aan zijn glimlachje.
Tja, als de Sint met al zijn helpers in Spanje woont, en de Kerstman met al zijn elfen in Lapland, dan heeft de Paashaas ook ergens een vaste stek zeker?
Volgens mij wonen Sint & Co op Aruba, maar dat doet nu niet ter zake.
het Paasei-Land
- De klokken vliegen naar het paasei-land omdat de paashaas daar de paaseieren maakt, begon ik. - Die zijn tegen zondag niet terug thuis, bedacht LM. - De kleintjes wel. Die vliegen rapper, pareerde ik, door de straalstroom.
De kleine klokken vliegen over en weer van het paasei-land naar Rome. Alsmaar over en weer, op de straalstroom, toonde ik met hoge armgebaren. In Rome geven ze hun eieren aan de grote klokken en tegen zondag zijn ze allemaal terug in ons land. De grote en de kleine. Met alle eieren.
’k Was zelf bijna tevreden met mijn uitleg. De kleine leek ook tevreden. De straalstroom uitbeelden hé. Dat werkt altijd. Als LM nu maar niet vraagt waarom de grote klokken juist in Rome wachten op de kleine klokken.
En toen vroeg de kleine : - Waarom wachten de grote klokken in Rome? - Omdat in Venetië geen plaats is jongen, als ge groot zijt en ge komt in Venetië, dan gaat ge dat direct zien. Oké?
’t Was oké. In Venetië is niet veel plaats. Als hij groot is gaat hij ginder kijken en dan zal hij dat zelf kunnen zien.
m – HiH-03/2016, bijgewerkt, in Venetië is geen plaats vanwege het overtoerisme. Zoals ook Brugge en Amsterdam daaronder lijden.
Het Mensdom en het Dierenrijk liggen niet meer zo ver uit elkaar, de beestjes eisen hun plaats op in de mensenmaatschappij. Als ge nadenkt over de grote verschillen tussen mens en dier vind ik dat die beesten aan een serieus inhaalmanoeuvre bezig zijn.
Vroeger behandelde men de dieren met wreedheid, nu met liefde en zorg. Er zijn maar 3 soorten : wilde dieren, consumptie- en huisdieren.
Als ge als hond bij de huisdieren hoort dan zit ge goed, een eigen plaats in huis, ge wordt gewassen en gekamd, men droogt u met de haardroger, ge krijgt de beste beetjes van de tafel. Sommigen honden brengen het zo ver dat ze mee in bed mogen! Een jasje in de winter en af en toe naar de dierenarts. Er is nu ook een parfum : “Chien Chic” Alle dagen uw wandeling, men kuist het achter u op.
Ik droom dat ik een hond ben. Ik zie mij samen met een andere hond, die een stamboom heeft, aan de pispaal. Ze noemen hem Bas, ik noem hem hete hond. Hij wordt af en toe opgehaald en mag uit de bol gaan met een loopse teef om haar te bevruchten. We moeten er om lachen. Ja, zegt hij ge krijgt uw jongen achteraf niet te zien, maar ge kunt ook niet alles willen hé. Ge moet ze ook niet opvoeden. Een hondse stiel, blaft hij.
Het is veel verbeterd voor ons, zeg ik, van trekhond tot wat we nu hebben. Maar we hebben toch nog grieven, om u een voorbeeld te geven : sommige opvangtehuizen of dierenasielverblijven zijn gevangenissen, dat kan niet meer. We gaan staken of we luisteren gewoon niet meer en doen zeker die stomme kunstjes niet meer!
Wat ons ook stoort is gaan wandelen met een halsband. We vinden dat zeer vernederend, ge komt dan onderweg een vriendinnetje tegen en ge kunt er niet aan ruiken, onbeestelijk vind ik dat!
Onlangs zag ik een andere hond die het ver had gebracht. Hij was geleidehond. Hij begeleidde zijn baasje overal naartoe, stak de baan over als het groen was, kortom een superhond! Als drughond begint men ons echt te waarderen. Dat zou niets voor mij zijn. Snuffelen naar overlevenden bij aardbevingen dat zou me wel liggen. Ik heb een vriend en die wordt ingezet bij voetbalmatchen, maar hij is dan ook een soort rambeest.
Er is nu veel vraag van oudere mensen om dieren te laten fungeren als gezelschapsdier, lijkt wel tof maar saai. Dan zou ik liever bij een gezin met kinderen zijn. Ik zou niet met me laten sollen, maar de vriendschap die je krijgt van kinderen is welgemeend.
Al bij al vind ik dat we het ver gebracht hebben zonder er een beestenboel van te maken. Ik mag zelfs meedoen aan een katten- en hondenshow! Ik kijk er naar uit. Ge ziet daar de schoonste teefjes van de wereld! Niet te geloven! En het schijnt dat daar ook naakthonden zijn. Nog nooit van gehoord …
Dit filmpje heeft niet echt iets te maken met Pasen, want het verscheen in de maand januari (van 1951), maar het draait wel om eieren en kuikens. Vandaar.
En de twee eekhoorns zijn klassiekers natuurlijk. Chip heeft een kleine zwarte neus, twee rechte knaagtandjes en een glad kopje. Dale heeft een brede rode neus, zijn tanden staan anders, en zijn haar is een roefelkopke. Chip is degene die het probeert op te lossen wanneer Dale weer eens (vaak ongewild) voor belevenissen zorgt.
De titel zegt : "Kip in Wording", ik denk dat daar Dale mee bedoeld wordt, want hij is nogal onderzoekend van aard, zij het niet al te snugger, en hij heeft zich weer in nesten gewerkt.
In het Nederlands heten de eekhoorns Knabbel en Babbel.
Hoelang heeft het geduurd eer we merkten dat de sprankel en de spitsvondigheden uitbleven? Als die er al geweest waren. Misschien was van onze kant het puur (kinderlijke) bewondering voor wat taalvaardigheid?
Toen de koetjes-&-kalfjes onderwerpen overduidelijk werden wisten we niet meer waar we het hadden. Zo loos, zo jammerlijk leeg, louter nog gemeenplaatsen : - we staan ervoor en moeten er door - ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is - hoop doet leven
Plus nog wat modieus woordgebruik dat compleet afbreuk deed aan de eerbiedwaardige bedachtzaamheid van de grijze wijze.
'k Sprak erover met iemand van het vak. Die keek me recht in de ogen, klare taal: - Het zal er niet op verbeteren. - Die steriele conversaties ? - Ja. - Worden seniele conversaties ? - Ja. - Het zal nog verder verkleuteren … ? - Ja.
m - EZW-06/2004, 05/2011, HiH-04/2016, bijgewerkt -
- Als Pasen vroeg valt dit jaar, dan was Aswoensdag ook vroeg? - Jaja, zei hij afwezig, want hij had al zijn aandacht nodig om te roeren in iets. - En Carnaval dan ook? Was ook vroeg? - Jaja …
Dat gedoe was aan mij voorbij gegaan. Een mens heeft zo haar eigen bezigheden.
- Is er zo nog een datum die we moeten in het oog houden?
’k Dacht aan brugweekeindes en de sluitingsdagen van nuttige & andere instanties ivm Pinksteren. En Hemelvaart. Kwestie van niet voor een gesloten poort te staan.
Met al zijn aandacht bij de saus antwoordde hij : - Nieuwjaar valt dan later. Aldus sprak de heer des huizes.
Nieuwjaar valt dan later ? Dat liet ik efkes zo, want hij was bezig met de binding van de saus. Er zijn prioriteiten. En met die katholieke feestdagen hebben wij niet echt een binding.
In 1996 lagen we met een schip in Korea ruwe aardolie te lossen, crude oil in het Algemeen Scheeps. ’t Kan in Yoshu geweest zijn, we hebben zoveel Koreaanse havens gedaan dat ik niet meer weet wat of waar. LM & ik hadden wel eigen CD’s bij, maar die hield ik voor op zee, want daar hadden we in de cabine geen radio-ontvangst. In een haven probeerde ik het aanbod van de beschikbare zenders uit. Soms viel dat goed mee. Soms viel dat dik tegen. ’t Was elke keer afwachten. Boeiend dus. In Korea had ik voor overdag een zender gevonden die ik min of meer doenbaar vond. Achteraf bekeken zou het een kruising kunnen zijn tussen Klara en Arte. Van de uitleg verstond ik geen knijt, maar hun muziek was interessant. Rustgevend ook.
De vrouw van de chef mécanicien begreep niet dat ik dat soort muziek kon hebben. Zij liep zich te vervelen en was over heel het schip te vinden, over heel het schip zocht ze aanspraak, overal ging ze de werkende mensen van hun bezigheden houden. ’k Had nogal veel typwerk daar aan boord, dus was ik haar liever kwijt dan rijk en die Koreaanse zender zou maar kunnen helpen.
Op een keer was ze weer de cabine binnen gestapt (ongevraagd) en plofte ze neer op de seat. Voor een keer was ik niet aan het typen, ’k was iets aan het zoeken in een van de grote fardes in het schab naast mij. Ondertussen deed ik mee met de muziek, pompompimpom pampampompompom.
- Ziet ge! Ge begint die Koreaanse rommel al mee te zingen ook! zei ze, en ze ging elders op het schip de mensen verblijden met haar aanwezigheid. Tiens, waarom kon ik Koreaanse muziek mee pimpommen? Awel kermille, het was een melodie ‘van bij ons’.
’k Heb het toen in de Koreaanse versie maar één keer gehoord en ik dacht dat het percussie-instrumenten waren. Zo van die zachte, in hout. Het was geen percussie, het was een snaarinstrument, zegt You Tube. Het is meer dan 20 jaar geleden maar ik herkende de klank wel. Een gayageum, zo heet het instrument. Afbeeldingen van Gayageum
Hier het Canon van Pachelbel geserveerd op Koreaanse wijze, de melodie helemaal uitgepuurd, ontdaan van alles wat westers is. 'k Werd er weer helemaal rustig en pimpom van. En ik dénk, ik denk dat een versie op gayageum ook voor piepjonge kinderen geschikt is. Écht pimpom.
Er circuleren op 't Internet foto’s van vrachtwagens met allerlei vracht. Stel, ge komt achter een transport voor Jurassic Park te hangen.
De kleinkinderen beginnen te gillen en te joelen: - Hij gaat springen! Hij gaat springen! De achterbank verandert in een pretpark met gebrul en gestoei. De bestuurder houdt er wat stoten in de nierstreek aan over.
En het duurt efkes eer de rust weergekeerd is, want deze voorligger raakt men niet zomaar voorbij. Dat duurt een tijdje. En wíl men daar wel voorbij? De kinderen zijn zo blij …
-jammerlijk vertaald als Konijntjes met Geintjes- is nummer 43 uit een reeks van 75 korte animatiefilmpjes gemaakt door Disney tussen 1929 en 1939. De reeks heet Silly Symphonies.
Europa heeft klokken en/of een paashaas. De USA heeft konijntjes, Easter Bunnies. In een lieflijk wonderland maken konijntjes & c° chocolade eieren en snoep, ze vlechten en vullen de paasmandjes.
De beeldkwaliteit is niet al te best, niet scherp, maar het tekenen was toen handmatig werk. En filmpellicule vergaat. Niks computer toen, niks digitaal.
Naar ik ooit ergens gelezen heb kunnen die oude filmpjes gerestaureerd worden, misschien digitaal, dat weet ik niet meer. Dat is met dit filmpje minder gelukt, denk ik.
Waarom ik dit plezant/interessant vind : het muziekje en de hele stijl van vroeger! Het doet denken aan de wijkcinema's. Eer de hoofdfilm begon kregen we een aantal voorafjes en de oude Disneyfilmkes waren toen mee het opvulmateriaal.
Er was een periode dat ik uitkeek naar vakantie, dat ik smachtte naar vakantie, een tijd weg uit de monotonie.
Niet zomaar vrijaf of een dagje mee op verplicht familiebezoek, want bij die korte periodes bleef de grauwe wolk van de volgende dag immers hangen. Wat zeg ik, de wolk van de volgende dag? Van de komende weken. En van die daarna. De tristesse van de sleur kreeg ik niet weg met verplicht familiebezoek of met een slappe halve dag vrij. Want, een kind kan geen sleur ervaren, was de idee.
Weg, ver weg en lang. Ver-en-lang-weg. Dat moest het zijn. Anders geraakt men niet uit die grauwe wolk, uit de monotonie. Zo heb ik er na mijn prille jaren een lange tijd over gedacht. Tot en met 1970, de zomer van mijn 18. Daarna niet meer. Of toch niet meer aanhoudend.
Het 'ver' was in die jaren het zuiden van Frankrijk en het 'lang' varieerde nogal. Mijn ouders beslisten over dat alles.
Ooit heb ik toen voor het vakantiemateriaal een uitgebreide lijst gemaakt. 'k Denk dat ik toen al 12 of 13 was. Die lijst was in groene bic geschreven op bladzijdes uit een kladschrift. De lijst maken vond ik geweldig. Aan alles denken, maken dat het er is. In mijn hoofd waren we ginder al. Ginder. Ver en voor lang. Mijn ouders hebben toen die lijst gebruikt om in te pakken. Wat er niet op stond waren vijf vorken.
Achter elk artikel kwam een OK te staan. Het ene jaar in het blauw, het volgende jaar in het rood, toen in potlood, enz. De lijst heeft jaren gediend. +5 vorken, stond er in de tafelrubriek bij gekribbeld.
Het was een goede lijst, een volledige lijst en we vonden het niet nodig om de lijst over te schrijven op een A4, met keurige kolommetjes voor de OK’s. Men zette een okeetje waar er nog plaats was. Ook bij de vorken. En ook nog toen de lijst er smoezelig begon uit te zien.
Later werd vakantie-bagage voorbereiden een van mijn taken. Tina en ik waren ondertussen groot genoeg om het met twee te doen. Voor Tina was dat een corvee. Voor mij was het iets anders. De geur van het vakantiemateriaal was voor mij een troost. De tent had een heel eigen aroma. Een geur die men tijdens het jaar nergens tegenkwam, ook niet in de winkel met campingmaterialen. De tent rook naar gebruikt tentzeil. Zwaar, stevig en betrouwbaar. Uit de koffer met tentstokken kwam soms nog een lepeltje zand of een takje van een of ander kruid …
De tent was voor die dagen enorm, twee slaapkamers en een leefruimte. Het chalet-model. Toen nog met de kleine raampjes in gaas en de afsluitlap aan de buitenzijde van de tent. Eerder een bunker van betrouwbaarheid in weer en wind. Zwaar dus. Veel te zwaar. Niet het model met de grote bungalowramen in plastic die achteraf gekomen zijn en waarbij aan de binnenkant bloemengordijnen hangen. Onze tent had gaas in de plaats, dus verluchting.
Onze tent leek een qua silhouet een beetje op deze afbeelding, maar dan dubbel zo diep, met veel kleinere ramen en zonder de franje. Blauw en oranje panden. Na één zomer in het zuiden was het feestelijk oranje verschenen tot geel, het klassieke tentengeel van toen.
foto van 't Net
Zo tot zomer 1970. Dat was het laatste jaar dat ik met het gezin mee op vakantie ging. Vanaf zomer 1971 was er voor mij zelfbeschikking en waren er andere horizonten. Vakantie was veel minder nodig want de monotonie viel weg. Er kwamen andere kriebels. Reiskriebels, onder andere.
Namen onthouden is niet mijn sterk punt, maar van Miguel Wiels onthou ik de naam wel, sinds het auto-ongeval waarbij hij betrokken was. Dat was 03/11/2008. Die datum heb ik niet uit mezelf hoor, 'k ben hem gaan opzoeken. En in mei 2008 was hun zoontje geboren, ook opgezocht.
Enfin, die dag hoor ik op de radio dat er op de E17 een ongeval met een vrachtwagen … één dode … Miguel Wiels (huiscomponist van Studio 100, K3, man van Free Souffriau) Dat mag niet, dacht ik, die hebben pas een boeleke. Ik stoof het Net op om te zoeken of ik de radio wel juist begrepen had. Oké, Miguel Wiels was lichtgewond, de overledene was de chauffeur van de vrachtwagen. Ik moest eens slikken van opluchting.
Compleet dwaas van mij, want de chauffeur van de vrachtwagen had misschien ook een boeleke thuis, en al zeker geliefden, familie en vrienden.
LM vroeg wat er aan de hand was, en ik vertelde ratelend dat Miguel Wiels bij een ongeval betrokken was.
"Dat kan hé, met zo’n naam, een auto-ongeval" onderbrak mijne snuggere. "Met zo’n naam?" "Wheels" zei LM en hij vond zichzelf grappig. Ik denk dat mijn mond toen bleef openhangen.
Het is door die smakeloze woordspeling dat ik zijn naam nooit meer vergeet. De kleur van zijn piano in de Notenclub, was het de zwarte of was het de witte, 'k heb het nooit kunnen onthouden. Maar zijn naam staat sinds die onnozele grap van LM in mijn memorie gebrand.
Dit is iets dat ik van een correspondente ontvangen heb. Hier is haar paasverhaal :
“Paaseieren kijken en vergelijken. Zalig. Het doet me denken aan mijn kindertijd. Grootvader was confiseur-chocolatier, hij had een bedrijfje.
Chocolade-eieren voor de verkoop maakten ze niet meer, maar parrain haalde eens per jaar zijn chocoladevormen boven om zelf paaseieren te maken voor familie en vrienden en voor zijn kleintjes.
In onze kinderogen waren dat zeer grote eieren: in het grootste ei zaten kleine eieren, en in die kleine eieren, zaten nog kleinere eitjes, met een crème vulling. Het geheel lag tussen de struiken op een nest van lange witte papierreepjes.
Puur luxe-verwennerij, maar ... wij vonden het normaal. Omdat wij niet beter wisten, met een Opa-Chocola.
Die paaseieren hebben me ook voor het eerst onrechtvaardigheid doen voelen.
Rond Pasen kregen we een soort taartdoos mee naar huis, om te vullen met een deel van onze paaseieren. De doos was bestemd voor Oostpriesterhulp. De meeste kindjes van de klas kregen die doos voor een vierde vol. Een overbuurmeisje en ik brachten een bomvolle doos mee. En toen, toen werden volgens de hoeveelheid chocolade die we meegebracht hadden goede punten uitgedeeld.
Dat bracht me van slag, ik was helemaal ontredderd want de vader van mijn overbuurmeisje was directeur in een chocoladefabriek, mijn grootvader was confiseur-chocolatier. Wij twee zwommen omzeggens in de lekkernijen, onze volle doos was gewoon toeval! Ik zal toen ongeveer 10 jaar geweest zijn. Mijn eerste ontgoocheling over de leraressen en het systeem.” CC
Toen ik het las voelde ik bijna haar teleurstelling over die juf. En over de situatie. Ge doet als kind gewoon wat er gevraagd wordt en ineens wordt ge in het zonnetje gezet voor iets waar ge zelf geen verdienste aan hebt. De kindjes die zich eitjes ontzegd hadden, dié hadden verdienste.
'k Vraag mij ook af hoeveel van de artisanale lekkernijen van de Opa-Chocola uiteindelijk de eindbestemming bereikt hebben. De goederen moesten door nog zoveel handen … Die eieren waren luxeproducten en de vasten was voorbij en niet iedereen in de verzamel- en transportketen had sympathie voor Oostpriesterhulp ookni. Als ge begrijpt wat ik bedoel.
Onlangs las ik iets over een binnenlandse vlucht ergens in Canada, die zeer aangenaam verlopen was.
De oudere heer kwam in het vliegtuig naast een juffrouw van uitzonderlijke lieflijkheid te zitten. Ze had een natuurlijke blos, volle wimpers en een glimlach zo mild dat elke ijsberg er vanzelf zou van smelten. Dat alles had hij al gemerkt terwijl hij zijn handbagage nog aan het wegbergen was. Hij was onder de indruk van zoveel natuurlijke charme en hij had geen zin meer om dat dossier door te nemen. Hij besloot een praatje te maken met de jongedame.
De clichés over oudere heren kennende, vroeg hij haar of een praatje wel gelegen kwam.
- Ja hoor, zei ze opgewekt en met een vriendelijke glimlach legde ze vol vertrouwen haar handje op zijn hand. Met het andere handje gaf ze 't kleurpotloodje weer aan haar mama.
Mijn nichtje Lien is een bruisend kind en maakt na school een entree wanneer ze thuiskomt. Mijn nichtje Uma is een bezonnen kind, ze zet eerst haar fiets weg en komt dan pas binnen. "Anders moet ik straks natuurlijk tóch weer naar buiten om hem binnen te halen" zegt ze. Ja. Natuurlijk.
Boekentas wegzetten: Lien doet dit op haar eigen zwierige wijze. Letterlijk. Uma plaatst haar boekentas tegen de muur aan de trap. "Want hij moet straks natuurlijk tóch mee naar boven" zingt ze. Ja. Natuurlijk. …
Die dag kwam Lien de keuken binnengewaaid met de melding dat ze tien interviews moest afnemen voor die-van-Nederlands. Tien! "En tegen wanneer…?" vroeg Laura, wetend. "Tegen morgen – en het mag géén familie zijn" voegde ze er aan toe met een donkere blik op LM en mij, alsof wij de zitplaatsen innamen van een aantredend peloton geschikter kandidaten.
"LM is geen familie, LM is aangetrouwd." stelde Laura vast. Dat veranderde de zaak. LM werd goedgekeurd & ingelijfd. Lien viste een vragenlijst uit haar boekentas, griste een potlood van naast de telefoon en dook met haar neus op het blad papier. "En de andere interviews doet ge per telefoon" voorzag mijn Zus.
Toen Lien haar vracht venetiaans blond van het blad hief stond er te lezen: LM, beroep - oom. "Géén familie" zei Laura geduldig. "Ja zég!" "En verander de naam, schrijf ML. Uit Antwerpen." "Antwerpen? Zó ver?" "Schrijf dan Aken, dat is dichterbij." "Ze wéét dat ik geen Duits spreek." "Schrijf dan Aarlen" repliceerde Laura. "Maar daar spreken ze Frans!" riep mijn nichtje wanhopig. "Schrijf dan voorlopig gewoon A., we vinden er wel iets op."
"Wat doe ik met het adres?" "Geen adres, dat is in strijd met de privacy, schrijf bij de straatnaam gewoon privé." besloot Laura kordaat. Geweldig hoe mijn Zus stand houdt in crisismomenten.
"Of schrijf Sesamstraat," opperde Uma "daar verzinnen ze ook zoveel." Dat leverde haar een woeste blik op van de oudste.
"Hoeveel vragen zijn er?" vroeg LM snel. "Tien" antwoordde Lien diep ongelukkig. "En waarover gaat het?" "Over geluk" piepte ze ellendig. "Kom, dan doen we dat eventjes" zei LM met een blik op de vragenlijst. "Vijf antwoorden zijn meerkeuze! 't Zal snel vooruit gaan".
Dat gaf Lien blijkbaar wat moed, ze ging stevig zitten op haar stoel, haar ogen op het blad, klaar om er aan te beginnen. Even terloops nog tegen mij: "Straks moogt gij ook hoor, gij zijt dan een M uit A." 'k Was zowaar gevleid, het was een hele promotie, van gewone tante naar een M-uit-A.
"Geluk ligt precies goed in de markt, zei LM tegen mijn Zus, er zijn dit jaar twee boeken over verschenen." Laura knikte zwijgend. Zij heeft ze ook in huis. Veel andere mensen ook, deed ze met een polsbeweging.
"Hebt gij die gelézen?" vroeg Lien hem met ongelovig ontzag. "Ja," zei LM "allebei." "Gij ook?" vroeg ze mij. "Ja hoor, 500 pagina's." rondde ik af. En 'k ben ze nu nog aan het herkauwen.
Ze bekeek ons met een andere blik: twee kandidaten à 500 bladzijdes over geluk, van een meevaller gesproken.
Lien & LM begonnen eraan. De vragen waren op maat van een veertienjarige, maar 'k kreeg de indruk dat de leerkracht ook die twee boeken achter de kiezen had. 'k Hoorde onderwerpen vermelden als Gezondheid, Vast Inkomen, Toekomstperspectief ... en dan komt nu Zelfontplooiing. "Zelfontplooiing." hoorde ik.
LM gaf netjes alle standaardantwoorden, bondig en overzichtelijk. En bij elk antwoord van hem keek Lien wat meer opgetogen. Die-van-Nederlands had deze keer niet zomaar wat in het wilde weg ideetjes bijeen gegrabbeld en op papier gegooid, neenee… Lien zag een verband tussen wat op haar blad stond en wat LM zei.
LM ging geen enkel cliché uit de weg: geluk werd opgedeeld in tien hanteerbare modules, geluk werd geserveerd in tien hapklare brokken. Geluk was gewoon een taak voor Nederlands die goed zou komen. Voor Lien was dit zeer geruststellend. Voor mij iets minder. LM maaide me gewoon het gras van voor de voeten.
Uma zat na te denken: "Misschien zal ik die antwoorden overschrijven want die interviews zal ik toch ook wel moeten doen." zei ze zorgelijk. "Meisje-lief dat is pas over twee jaar!" riep ik uit. "Ja, en dan moet ik jullie over-twee-jaar natuurlijk tóch opbellen." Ja. Natuurlijk.
En Uma zette zich aan het schrijven.
"Hebt ge nog zo'n vragenlijst?" vroeg Laura aan Lien. "Ja, nog eh … alle andere." "Geef mij eens eentje." "Ja maar! Gíj moogt dat niet invullen want … gíj zíjt … Míjn Móeder!" Ze was duidelijk niet van plan haar moeder weg te promoveren tot ene L-uit-S.
"Geef hier, zotte mus, ik mail die lijst gewoon eventjes naar Het Werk." Half gerustgesteld gaf Lien haar een exemplaar. Ik volgde Laura naar het bureau. Ze scande het lijstje, zette het in bijlage, typte een berichtje, gaf het hele gedoe hoge prioriteit en verzond. Veertien minuten later liep het eerste antwoord binnen.
"Wat gaat De Baas daarvan vinden?" "Dat leg ik hem wel uit wanneer hij thuiskomt." zei Laura. Toch makkelijk wanneer de baas Schat en Papa heet.
Na dertig minuten had ze zeventien prints. Negen daarvan legde ze opzij. "Deze negen zijn voor over twee jaar. Uma belt u dan wel voor het tiende interview." De acht andere nam ze mee naar de keuken, bovenop legde ze zorgvuldig het blad van ene D-te-L.
"Kijk," glimlachte ze "De Baas heeft er ook eentje ingevuld." "Lien heeft er tien nodig." herinnerde ik haar. "Zij gaat u nog interviewen hoor, de bedoeling is dat ze interviewt hé, niet dat ze mails overschrijft."
Het is feest in de straat. Er wordt veel volk verwacht. Veel klein volk.
"Ja! en ze komen met een blaaskasteel!" taterde ze blij. "Met een wat, lieveke?" "Met een blaaskasteel, om te springen." "En waarom heet dat een blaaskasteel?" "Omdat ... " ze aarzelde, ze zuchtte. Ze keek naar haar moeder, ze wou hulp voor de uitleg over die 'luchtpresser' die daar beneden staat te ronken en lucht in het kasteel aan het blazen is, maar haar moeder huldigt het principe van de zelfredzaamheid en zij knikte bemoedigend.
Toen nam kleintje een binnenwegje -ouwe mevrouwe als m vinden toch alles schattig- : "… omdat als ge moe zijt van het springen, dan moet ge blazen." En met bolle wangetjes demonstreerde ze hoe men uitblaast.
"Heet het ook springkasteel?" Ook, knikte ze geruststellend. Maar vooral blaaskasteel dus.
“Dat biechtgeheim is een doorn in het oog van ieder politiemens ! Zelfs al zouden sommige priesters ertoe geneigd zijn TOCH het biechtgeheim te schenden in geval van daden gepleegd door collega-priesters, het zou niets helpen. Pedofiele priesters gaan te biecht bij anderen pedofiele priesters : zo krijgen ze absolutie en zijn hun zonden vergeven door hogerhand ! Schandalig, maar mee door die manier van doen, kunnen ze ongestraft verder doen.
De laatste keer dat ik biechtte, was het tijdens een retraite toen ik ongeveer 17 was. ‘k Zat toen serieus te worstelen met zelfmoordgedachten, en vroeg die pater hoe ik daar van af kon geraken.
Antwoord: “Ik moet al die zever niet horen, het enige wat ik hier wil weten is of je zinnens bent in het klooster te treden of niet.” ‘k Heb zijn 'zegen' niet afgewacht, ‘k ben uit die biechtstoel gestapt en ik ben nooit meer naar de mis geweest (tenzij met mijn ouders) en ik ben nooit meer te biechten gegaan.
Héél lang geleden had mijnheer de pastoor dankzij die biecht, een sociale controle over zijn schapen. Een goede priester kon daar soms nuttig gebruik van maken, om hulp te bieden, of misverstanden recht te zetten Maar, zulke waren er maar héél weinig.
Eén van onze priesters zit volgens mij verdiend niet ver van zijn lievelingsheilige hierboven. Tijdens WO I werd onze stad voor 60 % vernield door de Engelsen, omdat het een garnizoensstad van de Duitsers was. Na de Grote Oorlog was er nog lang woningnood. Men had een grote wijk in sneltempo volgebouwd met houtje huisjes. Gelukkig maar, al waren die huisjes te klein om meerdere kinderen in te laten opgroeien : 2 kleine slaapkamerkes ... Dus werd er vaak beroep gedaan op engeltjesmaaksters. Wat strafbaar was. In geval er complicaties waren, riep men die pastoor erbij, en die ging dan vlug die ene dokter halen, die de vrouw in kwestie gratis verzorgde. Natuurlijk hebben wij dat pas veel later vernomen . Die pastoor ging ook bedelen bij de rijken voor zijn armen, een kleine Robin Hood ! Zulke pastoors maken ze nu niet meer.” CC
m, bovenstaande tekst is geplaatst met de toestemming van CC, waarvoor dank³
Zo'n dertig jaar geleden, het kan ook langer geleden zijn, was ik tijdens de paasvakantie op bezoek bij iemand die met tien maanden tussentijd twee kinderen op deze planeet gezet had. Haar wereld was dus op zeer korte tijd zeer goed gevuld geraakt.
De kinderen waren toen al kleuter. Het zoontje was de jongste, maar hij was even groot als zijn zus en ze leken ook sterk op mekaar, ze konden voor tweeling doorgaan. 'k Kwam daar toe in de namiddag, tijdens het middagdutje van de kinderen.
Het jongetje werd eerst wakker. Hij kwam de woonkamer binnen. Een bloem van een kind, een zonnig gezichtje. Een paasbloem. Nog wat slaperig schuifelde hij op zijn sokjes naar zijn stoel want er was een vieruurtje. Eten is nu nog belangrijk in zijn leven.
Na zijn boterham moest hij me goeiedag komen zeggen van zijn mama en hij kwam dat vol vertrouwen doen, ik kreeg twee handjes op mijn knie en een kus met plattekaas op mijn wang.
Zijn zus kwam de woonkamer binnen. Ook nog slaperig, maar dan op een andere manier. Een beetje in een storm-humeur. Een bloem met pinnekes. Ze bekeek me donker. Ik zat op de sofa met haar broertje-plattekaas naast mij.
- Hier is het ander kaliberke, zei ik tegen de mama die efkes in de keuken was. - Ik bén geen kalieperke, ik ben een méisje, zei ze luid en duidelijk en nadrukkelijk.
Zo is ze nu nog. Duidelijk en soms ook luid & nadrukkelijk.
- Dag Meisje, corrigeerde ik mezelf, natúúrlijk zijt gij een meisje. En hij is dan … ? - Gewoon, haalde ze haar schouders op, een broertje.
De rimpeling van de golfjes weergeven als lijnen in het water, alsof het contouren zouden zijn dat doet me denken aan het werk van een striptekenaar, maar ik vind niet welke ik bedoel of waar ik die manier van tekenen gezien heb. De striptekenaar in kwestie zal dit werk wél goed kennen, denk ik. Het is van Egon Schiele (1890-1918) Over de speciale levensloop van Schiele, een paar alinea’s :http://nl.wikipedia.org/wiki/Egon_Schiele#Levensloop
hij was toen 17 jaar Segelschiffe im wellenbewegtem Wasser, 1907, Egon Schiele
Een oud-IJslandse lofzang in het station van Wuppertal.
Waarom in een stationshal? Waarschijnlijk omdat de akoestiek er formidastisch is. Waarom Wuppertal? Misschien omdat de groep Arstidir ( °2008 http://www.arstidir.com/ ) op tournee was, daar in Wuppertal een trein moest nemen en vanwege de mooie galm in de stationshal een optredentje weg gaf. Zomaar, voor eigen plezier.
Kolbeinn Tumason (1179-1208) schreef "Heyr, himna smiður". De muziek werd gecomponeerd in de 1970s door Þorkell Sigurbjörnsson (1938-2013), een van de belangrijkste hedendaagse IJslandse toondichters.
De Nederlandse vertaling heb ik niet gevonden, wie het proberen wil, graag, in afwachting is hier de Engelse versie van de IJslandse tekst :
Listen, smith of the heavens, what the poet asks. May softly come unto me thy mercy. So I call on thee, for thou hast created me. I am thy slave, thou art my Lord. God, I call on thee to heal me. Remember me, mild one, (or mild king. This is a pun on the word mildingur) Most we need thee. Drive out, O king of suns, generous and great, every human sorrow from the city of the heart. Watch over me, mild one, Most we need thee, truly every moment in the world of men. send us, son of the virgin, good causes, all aid is from thee, in my heart.
m – EZW-10/2013 , HiH-04/2016 – nagekeken, maar niet echt
(… ) “Nou jengelen aan de orde gesteld is - ik aarzelde om dat onder tranen te rubriceren, want men kan uitstekend jengelen zonder dat er gedruppeld wordt - komt me een kleine ervaring in herinnering. Zoals ik al vaker aangegeven heb zat ik meestal met mijn neusje in de boeken, en toen moederlief mij zeer dringend opdroeg om mij naar een happening te begeven die voor de jeugd was georganiseerd had ik daar helemaal geen zin in. Gestaag mopperend begaf ik mij naar het daarvoor bestemde gebouw waar ik al bij aankomst ontvangen werd door een groepje leeftijdgenoten die "Jengelbel, jengelbel" zongen, althans zo verstond ik het. Ik betrok dat op mezelf en corrigeerde mijn gedrag ijlings. Uiteindelijk werd het nog een heel leuke avond waar men de film "Sneeuwwitje" in de versie van Hollywood naspeelde, en het liedje van Sneeuwwitje als ze het huishouden doet kan ik nog zo nazingen. Pas een dozijn jaren later, of misschien nog meer, maakte ik kennis met de traditionele kerstzang van het Engelstalig deel van de mensheid... waar Jingle Bells een belangrijk deel van uitmaakt.”
Miguel Wiels, de huiscomponist van Studio 100, noemt dat verschijnsel ‘mis-luisteren’, verkeerd gehoord, verkeerd verstaan, een mondegreen in het Engels. wiki : Een mondegreen is het verschijnsel dat een niet begrepen gedeelte of verkeerd verstaan gedeelte van een tekst door het brein automatisch ingevuld en aangepast wordt tot een kloppend geheel. De luisteraar begrijpt dus andere woorden dan er eigenlijk gezongen of gezegd zijn. Het verschijnsel kreeg de naam van een niet-bestaande dame.
“They have slain the Earl of Murray / and they laid him on the green” werd “They have slain the Earl of Murray / and the Lady Mondegreen” Tijdens een koorrepetitie, gezang 473 in het Liedboek voor de Kerken: 'Neem mijn stem, opdat mijn lied / U, mijn Koning, hulde biedt' "Juf, vroeg een zangertje na afloop, wie is koning Huldebiet?"
Op een Nederlandse radiozender heeft of had het verschijnsel een eigen rubriek, Mama Appelsap bij Timur Perlin en Rámon Verkoeijen. De naam van het programma komt uit een nummer van Michael Jackson. Hier een korte opeenvolging van een aantal auditieve mistverstanden, de misvatting in het Nederlands komt geschreven in beeld natuurlijk. klank voldoende luid zetten en efkes volhouden, https://www.youtube.com/watch?v=C2gHgDQhsa4 01min17
Hier nog eentje voor de dapperen onder ons. Op 03min33 komt de lambada met 'waar is toch dat zebrahondje voor'. Zebrahondje zou een titel kunnen zijn voor iets zoals Woestijnvis. Die naam is ook uit een abuus ontstaan. klank aanzetten https://www.youtube.com/watch?v=NEQcl2x898U 06min54
2012, in Mechelen zou het kerstspel een groot succes geweest zijn,
“Zowat overal werden kerstvieringen gehouden. Wij zijn gaan kijken in Mechelen, in de St-Romboutskathedraal. Daar heeft een dertigtal kinderen een kerstkinderviering voorgedragen. De kinderen speelden zelf een moderne versie van het kerstverhaal. De kerk liep mooi vol en de kinderen deden het feilloos.” VTM 12/2012
Priester Jan klopte zich zo wat op de borst en vertelde hoe hij de kinderen na weken goede voorbereiding en repetitie in hun rol zag groéien en voor een deel engel of herder wórden. (woordelijk) Toch liep er iets mank met de feedback van die goede voorbereiding, want een meisje wist na weken nog niet echt waarover te tekst ging en zij bracht voor de camera wat ze als engel moest zingen, heel charmant:
Gloria, In Excelsis Deo werd Gloria, T-Rex Elsis Deo
Een T-Rex mee de kerststal in, oecumenisch gezien moet dat kunnen.
“Ze komen uit Sint-Petersburg, traden op met Cirque du Soleil, houden een voorstelling lang hun mond, maar ondertussen ontgaat het publiek niets van de tragikomische gebeurtenissen op het toneel.
De zes Semianyki-clowns (allen mannen?) kennen hun Russische klassiekers: hun melancholie is gestileerd, aan hun koddigheid kleeft een tragisch randje. Vader drinkt, moeder zwangert en om hen heen krioelen vier geschifte, fantasievolle pestkoppen, die hun ouders met hun onvolkomenheden om de oren slaan.”
In het begin voelt hun optreden een beetje vreemd aan, maar eens men mee in die sfeer en in dat ritme duikt, volgt men vanzelf. Het is gewoon surrealisme. En daar zijn wij Belgen goed in hé.
Het was mooi weer met Pasen, mooi genoeg om de paaseieren in de tuin te verbergen. Dus deed mijn Ma dat. Het lijstje over wat waar lag hield ze op zak. Op het einde van de zoektocht moest wat buiten gegaan was ook terug binnen in de schaal op het tafeltje liggen. Al dan niet ingeknabbeld door Tina en mij. Laura deed dat nog niet, knabbelen aan de trofeeën. Ze had het te druk om te knabbelen. Zij hobbelde opgetogen met elke vondst helemaal van uit de tuin naar het tafeltje in de woonkamer en dribbelde dan bedrijvig weer de tuin in. Dat ze in haar andere hand een klein mandje hield was bijzaak. Elk ei bracht ze rechtstreeks naar de schaal op het tafeltje.
Dat weekeinde logeerde Oma bij ons en zij had zo het een en ander meegebracht voor haar drie kleindochters. Op het einde van de zoektocht lag er veel meer in de mandjes dan wat Ma in de tuin uitgelegd had. Ma interpelleerde haar Moeder.
Nu, de relatie tussen mijn Ma en haar Moeder kennende zal dat eerder een voorzichtig vragen geweest zijn dan een interpellatie. En ja, Oma had ook chocolade dingen in de tuin verborgen, alleen had zij niet genoteerd hoeveel en waar. Was alles dan wel binnen?
In de weken nadien kwamen we af en toe nog een gewezen paasei tegen tussen de struiken, verregend en vervormd en helemaal niet feestelijk meer. Weinig lollig. Eerder drollig.
Achter het ouderlijk huis lag een verwilderde boomgaard. Die was ons speelterrein. Bereikbaar door een gat in de tuindraad. Dat gat werd elk jaar groter, naarmate wij groeiden.
Dichtst bij de tuin stond de kleine oude pruimelaar. Die hing zo scheef dat we zelfs mijn jongste zus Laura er in gehesen kregen.
Bij de pruimelaar naar rechts keek men op een zeer rustige, landelijke dwarsstraat. Daar stond een rij hoge populieren die als windscherm diende voor alle kleine fruitelaars beneden. Bij de pruimelaar naar links helde het terrein af en kon het al rennend plezierig snel gaan. Vooral wanneer het nieuw gras hoog stond.
Beneden werd de gaard afgezoomd door een rij knotwilgen. Er achter lag weiland. De knotwilgen hielden de situatie daar beneden droog. De draad tussen de knotwilgen was roestig en bros. Hij verpulverde zodra men er naar keek. Achter de knotwilgen stond blinkende prikkeldraad aan gans nieuwe paaltjes. Om de avontuurlijke kalveren van de ene boer weg te houden uit de wilde gaard van de andere boer.
De oude prikkeldraad lag er nog, maar die wisten we te ontwijken, omdat we het terrein kenden. Door en door. Dat we niet zomaar meer het weiland op konden was een beperking van onze persoonlijke vrijheid.
- Maa-maa! Wettewa! Ze hebben pinnekesdraad gezet voor De Wei. - Ja, dat kan, die wei is van Boer Greef hé. En de boomgaard is van Boer Bekkerzeel. - Maar die zijn er nooit! NOOIT hoor … (en wij elke dag)
De paaltjes stonden daar vrank en met de bovenzijde zichtbaar blank. We konden de groeiringen tellen. De lente daarop was de bovenzijde meer verweerd van kleur. Grauw en grijs. De derde lente hadden sommige paaltjes botten staan. Zomaar. Ergens in het hout van die paaltjes had nog leven gezeten.
De paaltjes wisten dat eerst zelf ook niet, dacht ik. Uiterlijk hebben ze twee jaar staan paaltje zijn. Innerlijk waren er enorme stille krachten aan het werk. Stil, maar wel enorm. En enorm stil natuurlijk.
In die twee jaar tijd hadden ze wortel gevormd, voldoende wortel om de derde lente bot te tonen.
Dat een paar paaltjes weer bomen konden worden, vond ik als kind gewoon, gewoon een feit. Nu vind ik het een wonder. Want mensen kunnen het ook, iets te boven komen.
Dit meisje heeft moeten beloven wat vaker, nee, elke dag haar oefeningen te doen, ipv te zitten dromen. Piano. Omdat het moet van thuis.
In haar hoofd drijven de meest wonderlijke verhalen voorbij, die zou ze willen opschrijven. De verhalen hebben klank en kleur en geur. Haar vingers willen schrijven. Maar elke dag is er de piano. Dat staaltje huiselijk geluk. Omdat het moet van thuis.
Die piano is zo dwingend rood dat ze het niet meer kan aanzien. Ze heeft zelfs Czerny niet bovengehaald. Of was het vandaag Clementi … Haar hoofd zit weer vol verhaaltjes.
"De paashaas en paaseieren illustreren hoe voorchristelijke elementen kunnen opduiken in de christelijke riten. Zo worden paaseieren opgehangen in de bomen, een overblijfsel van de heilige-boom cultus uit de Germaanse traditie."
Er zijn mensen die een heel jaar bezig zijn met kerstdecoratie bedenken, ontwerpen, maken. Met paasdecoratie is het ook zo. Maar misschien is die bezigheid minder verbreid of wijd gekend.
"Het echtpaar Volkert en Christa Kraft versierde elk jaar de appelboom in hun tuin met eieren. Dit deden zij sinds 1965. Het begon met 18 eieren in plastic. In 2015 hadden ze 10.000, uitgeblazen en handgeschilderde eierschalen Het versieren van de boom nam ongeveer twee weken in beslag.
In april 2014 hebben zij er een punt achter gezet. Een groot deel van de eieren werd geschonken aan een plaatselijke organisatie die ze elk jaar op verschillende plekken in gebruik neemt."
Par curiosité scientifique heb ik eens opgezocht was de betekenissen van Kraft zijn. Buiten smeerkaas en kracht betekent het ook 'vermogen'. Ich will alles tun, was in meiner Kraft steht. – Ik zal alles doen wat in mijn vermogen ligt. Dat 'alles' klinkt als een belofte. En het werd dan een volledige boom. Misschien is de familie Kraft buiten Duits en traditioneel gericht ook gelovig, 10.000 eieren of meer.
“Ons tweede verblijf was nabij het Heldenplein in Heist, maar ondertussen is Heist erg veranderd. Wij zaten op het vijfde verdiep en wij hadden een geweldig zicht op de haven van Zeebrugge, op de boten die in- en uitvaarden. Ik ging destijds vaak wandelen in het dorp, kende er de vissers en hun huisgezinnen, luisterde naar hun verhalen. Maar toen Heist veranderde in Knokke Heist, is het erg gaan veranderen. In het dorp moesten de kleine huisjes van de vissers plaats maken voor appartementen. En Heist had zulk mooi familiestrand.
In 2012 hebben wij het apartement verkocht omdat onze vrienden allemaal weg vielen. Wij waren een clubje van 4 huisgezinnen en één voor één stierven onze vrienden. Wij bleven alleen over en ook door het overlijden van onze shi-tzu voelde wij ons daar vereenzamen. Met onze shi-tzu was F al 's morgens rond half zeven weg, naar de duinen tussen Heist en Duinbergen. Meermaals per dag gingen wij wandelen met onze Nebo. En ineens onze Nebo weg, onze vrienden weg, en veel minder vakantiegangers elk jaar. Ieder jaar zagen wij de vakantiegangers verminderen, ieder jaar was er minder te doen in Heist. Maar de folkloremarkt iedere donderdag sloegen wij nooit over. En vaak gingen wij naar het vuurwerk zien in Duinbergen. Nostalgie, folklore, ons geliefde Heist, het is voor ons voorbij.” JPW, 2015
Dan kondt ge van bij ulle uit het raam om de zoveel dagen de Methania zien aanleggen? Om de zeven dagen ongeveer in de winter. Met iets meer tussentijd in de zomer. Had ik toen geweten dat ge zo dichtbij waart, dan had ik gewuifd hoor. Of is het gewoven.
'k Heb daar aan boord twee contracten na mekaar gedaan, in '83 was dat als ik me goed herinner, toen nog naar Montoir de Bretagne in Frankrijk en zes jaar later nog eens een contract, toen was de terminal van Distrigaz in Zeebrugge eindelijk operationeel.
Als ik in Zeebrugge 's avonds al eens efkes weg kon van boord ging ik in Heist iets eten op een pleintje tussen de Kursaalstraat en de Kardinaal Mercierstraat. De naam van het pleintje weet ik niet meer. Niet omdat het eten aan boord niet te doen was (integendeel!) maar om eens een andere kleur van tafelgerei te zien en een hoop andere gezichten. Gewoon rondkijken was al een belevenis. Want tijdens het laden in Arzew mochten we niet aan de wal en in Zeebrugge was er niet elke keer gelegenheid. Het lossen duurde er maar 24hrs, in het beste geval 36hrs, als ik me goed herinner.
Over de Methania bestaan zware verhalen, niet de traditionele zeemansverhalen, want het schip was eigenlijk een tram tussen Arzew (Algerije) en Zeebrugge. Het boeiendste dat onderweg te beleven viel was het weer in de Golf van Biskaje. En elke keer Gibraltar passage natuurlijk. Soms wanneer ik een bed stond op te maken en ik zag de Rots van Gibraltar aan stuurboord, dan dacht ik : Ah? Varen we al terug? 'k Was daar aan boord compleet in de war door dat op-en-af gedoe. Zo’n korte vaste lijn had ik nog nooit meegemaakt. Eigenlijk was het kustvaart, de lijn Arzew-Zeebrugge.
De zware verhalen situeerden zich tegen de kaai of op anker, zowel in Arzew als in Zeebrugge. Maar gij en ik hadden in '89 dus al eens kunnen wuiven? Wie had dat gedacht … we waren in mekaars buurt en we wisten het niet. m, HiH-03/2015
“Inderdaad, wij hadden kunnen wuiven naar elkaar. Wij hebben in Heist vele dagen doorgebracht, vanaf 1985 tot 2013.
Wij hebben vaak de Methania zien binnen en uitvaren. Een grote rode boot voor de levering van gas. Toen de drie terminals van Distrigaz in werking gingen was er serieus wat beroering in Heist en omgeving. Want de bewoners dachten bijna allemaal in dezelfde richting, namelijk op een keer gaan die terminals vol gas, hier voor onze neus ontploffen. Serieus, er waren veel mensen ongerust en er werd zelfs betoogd. Maar het was allemaal heel veilig, F heeft de terminals eens bezocht op een open bedrijvendag en dat was zeer interessant. Het was gewoon indrukwekkend hoe al die pijpleidingen die gas verdeelde, gas dat kwam uit Rusland, Noordzeegas, Engeland, Noorwegen enz. En hoe die gas dan verdeeld werd naar Spanje, Italië en andere Europese landen.
Wij hebben ook de Queen Elizabeth zien binnenvaren en buitenvaren en een aantal jaren geleden was er een rondvaart van zeilschepen over de wereld, en die zeilschepen hebben toen de haven van Zeebrugge aangedaan. Wij hebben ze zien uitvaren voor onze neus, van op ons balkon. Maar het was een trieste dag voor ons, want die morgen hadden wij ons hondje moeten laten inslapen bij de veearts.
En wat ik zo mooi vond aan de haven, gezien van uit onze venster, dat was 's avonds, toen die pier met die terminals verlicht was, want er stonden ook windmolens op (staan er dus nog steeds op natuurlijk) en die wieken draaide en dan gingen die lichtjes precies aan en uit. Elke avond voor ik ging slapen stond ik nog zo'n vijf minuten te kijken naar die kleine lichtshow, want zo voelde dat voor mij.
Maart, het pleintje waar je soms ging eten heet 'de bolle', maar je zou het nu niet meer herkennen, vele cafeetjes zijn weg en er staan veel hoogbouw-appartementen.
F had op een moment eens kennis gemaakt met een kapitein van een zeesleper die de grote schepen ging ophalen in zee. En op een dag mocht hij eens meevaren met de sleper om foto's te maken van dichtbij. Een hele belevenis voor mijne F. JPW, 03/2015
Dat moet fantastisch geweest zijn, zo eens een manoeuvre mogen meemaken vanop een zeesleper. En interessant ook. Op een zeesleper ben ik nog nooit geweest. LM één keer maar, en geeneens een vol manoeuvre. Om een of andere reden was er geen service boat en de sleper heeft hem toen meegenomen naar het schip. LM noemde het indrukwekkend. Dat kan ik geloven. Slepers hebben een enorme capaciteit, ze zijn gebouwd op kracht en wendbaarheid. Zij zijn de spierenbundels van een haven. 1800PK.
Ter vergelijking, een krachtige personenwagen is 200PK, een F1-racewagen is 800PK, een vrachtwagen tot 750PK? En een havensleper sleper dus 1800 PK, dat is meer dan 2 x meer.
Zonder slepers gebeurt er niks in de haven. Zonder loodsen gebeurt er ook niet veel, maar zonder slepers helemaal niks.
Om stuurmanskunst te zien moet men op een sleper zijn, of op een serviceboot of op een bevoorradingsschipke. Op grote vrachtvaarders valt dat niet zo duidelijk te beleven. Of toch niet dikwijls.
Het geluid van de slepers is ook heel rustgevend. Zo'n ritmisch laag 'doekkedoekkedoekke'-geluid. Een beetje gelijk een Harley, maar dan grootser. Wanneer ik de slepers hoorde toekomen kreeg ik een stil content gevoel : alles komt in orde, de slepers zijn er …
Want in haven liggen was qua job niet altijd een pretje. De wal met al zijn procedurekes kan nogal wat problemen en gedoe veroorzaken aan boord. 'Rap op zee!' was dan de verzuchting. Als de helft van de bemanning gestrest rondloopt telt er maar één ding hoor : rap hier weg, rap op zee. Daarmee is het probleem niet opgelost, maar het is dan wel wég. Wíj zijn weg. Zo-weg-als-iet. En de slepers sleepten ons daar naartoe, naar de vrije wateren. TROSSEN LOS!
In een winkelgalerij vraagt een man met hoedje en regenjas en paraplu eventjes de hulp van een voorbijganger.
Aan de kledij van de andere mensen te zien, is deze man met lange mouwen wat warm gekleed voor het seizoen, maar er lopen wel meer excentriekelingen rond in dat land, dus men stelt men zich geen vragen want het is een vrij land.
Een vrijzinnig gezin moest de week daarop naar een katholieke begrafenis. Ze vonden dat de dochter (±9) oud genoeg was om mee te gaan naar een afscheid. Ze wilden haar ook leren dat men een dienst kan bijwonen zonder er aan deel te nemen.
Maar eerst gingen ze de kerk bezoeken want die (half)luide kinderbedenkingen en public wil men vermijden, niewaar.
Voor de kerkrondleiding werd Opa LV als vrijwilliger aangesteld. Opa kende alles van kerken en zo. De jongedame mocht alle vragen stellen die ze wil, maar volgende week niet meer, dan is het voor echt, dan wordt er gezwegen, dan moet iedereen stil zijn. Is dat afgesproken? Dat was afgesproken.
Een kerk bezoeken zei haar wel wat, want in kerken trouwen prinsessen en zo. En nu ging ze alvast eens kijken naar god en zo.
Opa en kleindochter gingen de kerk binnen langs de zijbeuk en liepen daar pal op een levensgrote christus aan het kruis. Het was er koud en men kan zich voorstellen dat de man in zijn kunstig geknoopte lendendoek daar hing te rillen. Het bloed drupte van onder de doornenkroon, gutste uit de wonde aan zijn zij, lekte uit handen en voeten.
De kleine bleef staan en keek. "Nu gaan we 't hebben! dacht de opa, hoe dom van mij om langs de zijbeuk binnen te komen." Ze keek. En ze zweeg. En ze zuchtte diep. Waarschijnlijk teveel bloed, dacht de grootvader. En dan, luid fluisterend en dwingend : "Opa! Waarom heeft die meneer zo'n rokje ?"
Toen begon Opa voorzichtig -ze gingen zitten want hij nam er de tijd voor- aan zijn eigen veelzinnig antwoord.
m - met dank aan LV – EZW-10/2012 – HiH 10/2014, 04/2017
Het was 1969, ik volgde die paasvakantie een cursus voor speelpleinwerking. Niet dat ik tussen twee zelfstandigen als ouders ooit een zomervakantie vrij zou krijgen om aan speelpleinwerking te doen, maar die week in de paasvakantie van ’69 had ik ineens wel vrij, waarom weet ik niet meer, dus ik op cursus. Puur escapisme, monitrice zou ik nooit mogen worden van thuis, maar dank zij de cursus was ik er wel een week weg.
Vanaf dag drie was ongeveer iedereen verliefd op de kampleider, de instructrices incluis.
In het lessenpakket was ook EHBO voorzien, die cursus werd gegeven door de kampleider hemzelve. Als ik me goed herinner hadden we twee uur per dag les over alle mogelijke miseries en malheuren. Want kinderen wachten op de zomer om zich massaal een ongeluk te spelen. Voorwaar een fijn vooruitzicht, speelpleinwerking.
De voorlaatste dag kregen we uitleg over het verschil tussen een bloeding en een slagaderbloeding. De slagaderbloeding beschreef de kampleider zo beeldend dat ik voelde dat ik het lokaal uit moest. Klam zweet. Wanneer men bleek wordt voelt men dat. Enfin, ik toch. In plaats van onmiddellijk het lokaal te verlaten, vroeg ik eerst beleefd of dat mocht, en toen ik de toestemming had viel ik ter plekke flauw.
'k Heb danig geluk gehad dat de medecursisten toen niet de kunstmatige ademhaling op mij geoefend hebben. Mogelijk was de kampleider te hard geschrokken om aan die praktijkoefening te denken.
Ik kwam bij mijn positieven, strompelde naar de buitenlucht en werd daar ogenblikkelijk en in het zicht van iedereen misselijk tussen de paasbloemen. Tot zover die eerste EHBO-cursus.
Veertien jaar later volgde ik bij de koopvaardij een EHBO-opleiding. Opnieuw in de paasperiode. Die cursus was uiteraard nog een streepke erger, en ging over ongevallen van een gans ander gehalte, maar toen had ik gelukkig al voldoende eelt op mijn ziel.
- Zeg eens dag tegen de mevrouw. De kleuter schudde kordaat nee en draaide zich half weg van die mevrouw met hoedje en bril. De vader zat ermee verveeld. Ik veel minder. - Laat maar, deed ik teken, niks forceren. De kleine bleef half afgewend staan.
- Vandaag niet, jongen? vroeg ik. Nee, schudde hij met drie ruime hoofdbewegingen. Zijn schoudertjes draaiden mee. Hij tuimelde er bijna van om. Het was dus nee.
- Is vandaag geen goeie dag? Nee, schudde hij, dit keer minder choreografisch.
- Andere keer, stelde ik voor. Hij knikte. Daar kon hij zich mee verzoenen. Dat was dus een ja.
- Misschien morgen? - Ja, antwoordde hij kordaat, want het gesprek duurde hem wat lang. - Oké, tot een andere keer. Dag jongen. - Dag mevou, antwoordde het jongetje beleefd. Want het is een welopgevoed jongetje.
“Het is beter voor je tanden om alle paaseieren kort achter elkaar op te eten, dan het over de ganse dag te verspreiden. De verklaring hiervoor is logisch: de zuurtegraad in je mond bereikt pas twee uur na het eten van zoetigheden weer de normale waarde. Eet je een ganse dag chocolade (of ander snoep), dan is dit een constante aanval op je tandglazuur en krijgt je mond amper de tijd om te herstellen.” (van Zita)
'k Wist het! Dat wist ik reeds als kind van drie : alles in een keer opeten is-het-beste !
foto van 't Net
Maar ja, mijn moeder dacht er toen anders over ... En meer dan zestig jaar na datum geeft de medische wereld me gelijk. 'k Ga dat artikeltje uit Zita printen en inlijsten.
"Mag ik méé?" Iedereen heeft die vraag wel eens horen zingen door een kinderstemmetje, denk ik.
Op bezoek gaan leek al eens interessant of chic, in kinderogen. En in Nederland nog chiquer want daar heet het op visite gaan en visite is Frans. Maar wás het ook zo interessant? Na de taart of het koekje werd het voor kinderen een saaie bedoening en dat gold evengoed voor kinderen in Vlaanderen als voor kinderen in Nederland.
Op jonge leeftijd was er het mee willen omdat we bij de grote mensen wilden zijn. Later kwam het mee moéten omdat zij ons in het oog wilden houden. En nog later werd mee moeten op bezoek een bezoeking. Dat is de gekende gang van zaken, denk ik.
'k Heb Jip & Janneke van het Net geplukt. Ik kon het niet laten. Onderstaand stukje dateert uit de tijd toen jonge kinderen nog zonder gevaar op straat konden spelen. Ik schat dat het geschreven werd in de jaren 50 of 60. Nu zouden we ze de tuin in sturen, niet meer de straat op. En die asbak … dat kan ook niet meer. Maar het blijft natuurlijk wel een beeldend miniatuurtje van Annie M.G. Schmidt.
Moeder gaat op visite. “Mag ik mee?”, vraagt Jip. “Ach, je hebt er niets aan, zegt moeder, ’t zijn allemaal grote mensen!”. “Mag ik toch mee?”, vraagt Jip. “En ik ook?!”, vraagt Janneke. “Nou, vooruit dan.”, zegt moeder. “Maar als jullie vervelend zijn gaan jullie de straat op!”
De kamer is vol dames en heren; ’t is verjaardag. Jip mag netjes op een stoel zitten, en Janneke ook. Ze krijgen een kopje thee en ieder een koekje. En dan gaan de mensen praten. Ze praten zo veel. En ze praten zo lang.
Jip kijkt onderwijl naar schilderijen. Er hangt er een met een groot schip. En een ander, met schaapjes op de hei. En Janneke zit de zool van haar schoentjes los te peuteren. Die is al een beetje los, en ze trekt eraan.
Dan ziet Jip ineens de poes. En Janneke ziet haar ook. Een mooie grijze poes loopt daar onder de tafel. Jip laat zich van zijn stoel glijden en gaat ook onder de tafel zitten. En Janneke komt erbij.
De grote mensen hebben het druk. Ze merken het niet eens. Ze praten en ze praten maar. Totdat opeens de hele tafel wordt opgelicht. “Oh, oh, de tafel gaat naar boven!”. Alle kopjes rammelen en de koekjesschaal valt op de grond. En ook een asbak. “hoo!”, roept iedereen, en ze pakken de tafel vast. En ze kijken wat er aan de hand is.
Onder de tafel vinden ze Jip. En Janneke. En de poes. Ze hadden het net zo gezellig. En al de grote mensen moeten een beetje lachen. Maar moeder zegt: “Vort, de straat op! En je gaat nooit meer mee op visite!” Annie M.G. Schmidt
Het moet een tamelijk speciaal leven geweest zijn, met vier tot vijf mensen onder eenzelfde dak, instuderen, oefenen en repeteren. In een gewoon rijhuis. Hoe gaat het daar met al dat voorbereiden?
Bij mijn ma thuis was er een broer klarinet & saxofoon, een zus sopraan en de pa harmoniemeester die ongeveer alles aankon. Mijn ma moest ondertussen toneelteksten uit het hoofd leren. De tante R woonde er een tijdje in en zij was haar leven lang violiste.
Gelukkig was de dame des huizes, onze oma, bestand tegen al het auditief geweld. Dat opwarmen, oefenen en instuderen geen melodieuze repetities waren heeft zij gedurende jaren dag-in-dag-uit meegemaakt.
Dat alles leefde in een gewoon rijhuis in de Kroonstraat in Borgerhout, toen het district nog een gewone gemeente was natuurlijk en toen het op de Turnhoutse baan nog gemoedelijk flaneren was.
Hoe studeren vier mensen in éénzelfde huis hun verschillende partituren in en hoe houdt iemand die tegen 's anderendaags haar tekst moet kennen zich daar staande? Geen idee. Maar het ging, want Oma, zij zorgde dat iedereen floreerde.
Dat komt, zegt onze buurman, omdat ik muziek enkel kan luisteren met mijn hart. TP- 03/2016
Blijf zitten, lees, kijk en luister, TP. Hieronder nog zo eentje dat luistert met het hart. Ze is 10m oud. Te jong om een tekst te begrijpen maar ze is wel geraakt, haar gemoed loop over. Niet door de klank, denk ik, want het galmt daar nogal. Misschien door de melodie? 'k Denk dat ze geroerd is door de stem van haar moeder, die symbiose is er nog op 10 maanden ? Haar gelaatsuitdrukking wisselt om de paar tellen, teveel emoties ineens voor het wezentje. Empathisch luisteren, dit kleintje heeft het, luisteren met het hartje.
Een andere interpretatie (van die rauwe die hier achter mij zit te computeren) is dat het meisje niet tegen de schelle stem van haar moeder kan en dat ze te zachtaardig is om te protesteren met gekrijs. De stille tranen moeten de mama duidelijk maken dat er iets pijn doet aan de oortjes en dat het al lang goed is met het gezang. Dat kan ook natuurlijk. Maar ik vind de eerste interpretatie, het empathisch luisteren, veel mooier. Da's namelijk de mijne. m – HiH-04/2016- foto = http://whoabella.com/whoabella-moms-singing-brings-baby-to-tears-in-the-cutest-way-possible
Het was in mijn pre-LM tijdperk, zomer 1981. 'k Zat in een zeer drukke periode, ook al was ik met verlof in België. 'k Woonde toen nog in Brussel, en ik moest voor het een en ander in Antwerpen zijn, de papieren waren me toegestuurd. Vier bladzijdes. En de bijeenkomst was dan-en-dan. Ik overliep de tekst en zag dat het vier zware boterhammen waren. Die vier bladzijdes zou ik best grondig gelezen hebben. Grondig geanalyseerd. Tot op het bot. Uitgebeend dus. Maar ik had het druk, die teksten werden verschoven naar 'later'.
De dag zelf heb ik de vier bladzijdes een tweede keer doorgenomen op de bus naar het station. Het zou wel meevallen, had ik de indruk, het was minder ingewikkeld dan ik gedacht had. Op het perron een derde lezing. Er kwam structuur in. Klaarheid zelfs. De treinreis naar Antwerpen duurde toen ongeveer 40 minuten, ik zag de situatie even zonnig als het weer, dit kwam in orde. Nog 40 volle minuten om de tekst te absorberen, om te maken dat ik de inhoud kende.
Met de papieren in de hand wipte ik de trein in, koos een zitplaats en zette me aan het werk. Achter mij kwam een groep jonge mensen die de aanwezigen luidop goedendag wensten met een glimlach tot achter hun oren. Die gekwekte blijde boodschap had al een belletje moeten doen rinkelen, maar ik was gefocust op mijn taak, de vier bladzijden.
Toen de trein het Noordstation uit reed waren ze klaar met rommelen en zitplaatsen wisselen. Vanaf nu kon ik … en toen begonnen ze te zingen. Allemaal. Met een gitaar erbij en ergens nog een opdringerige tamboerijn met rinkels ook. En ritmisch handgeklap.
Een van die frisse jonge mensen bleef me tijdens die decibels opgetogen aankijken. Met de pepsodent-glimlach. Ik gaf een beleefd glimlachje terug. Na het nummer gaf ik een knikje en wou me aan de tekst begeven. Wéér uitbundig gezang. Ik keek naar de joffer van dienst en schudde van nee, doe dat eens niet. Het is genoeg geweest. Ô, wat had zij plots medelijden met mij.
- Mensen, zei ze in 't Engels, -ze ging er bij rechtstaan- mensen, hier zit iemand die niet van muziek houdt! Zing wat beter voor deze dame, zing wat blijer! Om haar op te beuren!
En zij brachten zo mogelijk nog verblijdender tonen uit. Want opbeuren was hun taak in deze wereld, te beginnen met hier en nu, in deze treinwagon.
Mijn stilte werd gestolen door mensen met een propaganda-programma. Ik zei dat we recht hadden op stilte en ik wuifde met de vier bladzijdes die toevallig een indrukwekkende hoofding hadden. En dat mijn advocaten (ik had en heb er geen ene) hen daarover zouden informeren. Het bleef eindelijk stil. Genadig stil. De paar medereizigers en ik waren gered, dank zij de barokke hoofding van een schrijfclub. Het woord lawyers had ook geholpen natuurlijk.
Halverwege moesten ze er uit want die dag gingen zij in Mechelen den medemens verblijden met ongevraagde muziek. En ik kwam toe in Antwerpen met in mijn hoofd de vier bladzijdes tekst plus een kant-en-klaar verhaal.
Onderstaande reclame vind ik zo goed omdat in december onze keuken ook een ramp was. Niet dat ze vol beton gestort was, maar de afloop zat dicht. Potdicht. Zowel de spoelbakken als de vaatwasser waren plots buiten gebruik. Alsof er beton in de afvoer zat. En de loodgieter bleef maar uitstellen. Zoontje ziek, en andere klassieke smoezen.
Na acht dagen crisisbeleid –buitenhuis eten en ultra zuinig vaatwerkgebruik- verklaarden LM & ik de keuken tot rampgebied. De negende dag raakte het opgelost. We hebben er foto’s van, maar die durf ik hier niet plaatsen. Erger dan dit kan niet, dacht ik toen. Maar erger kan wél.
“Een ongeluk zit in een klein hoekje. Soms in een piepklein hoekje zelfs. De gevolgen daarentegen kunnen reusachtig zijn. In een reclamefilmpje voor een verzekeringsmaatschappij wordt dat weer eens pijnlijk duidelijk gemaakt. Een klein muisje rent voor zijn leven en weet op het nippertje te ontsnappen aan een allesvernietigende kracht. Maar of daarmee voor iedereen de ellende voorbij is … "
"Voor de opnames zijn in het totaal twaalf wilde muizen gebruikt, die speciaal voor de commercial werden getraind door een professionele dierentrainer uit Hollywood. Hij trainde ook de muis uit de film 'Mouse Hunt' en het aapje uit 'Pirates of the Caribbean'. De muizen zitten nu allemaal in knaagdierenopvang 'Het Knagertje' in Den Haag. (2010!) De stagiair van de setbouwer is twee volle dagen bezig geweest met het weghakken van het gestorte beton.
De kleine betonstorter met de spuitslang is in zijn dagelijks leven ook echt betonstorter. Zijn collega, de grote betonstorter, is de helft van een internationaal muzikaal duo.” (welk duo? naam?)
De eerste dag pakte hij verdrietig zijn eigen spullen in dozen en koffers. De tweede dag kwamen de verhuizers zijn spullen halen. De derde dag ging hij nog één keer aan hun mooie eettafel zitten, zette haar lievelingsmuziek aan, ontstak kaarsen en at in zijn eentje een maaltijd met garnalen, kaviaar en een fles witte wijn.
Daarna liep hij nog eenmaal door alle kamers van het huis en stopte overal een paar in kaviaar gedoopte, half opgegeten garnalen in de holle gordijnroedes. Hij ruimde de keuken op en vertrok. De vierde dag kwam zijn ex-vrouw terug met de nieuwe man in haar leven. Ze hadden het goed naar hun zin in dit mooie huis. Na een paar dagen begon het in huis te ruiken. Het huis begon zelfs te stinken.
Poetsen, dweilen, luchten, niets hielp en de stank werd geleidelijk erger. Luchtroosters werden gecontroleerd op dode knaagdieren, tapijten werden naar de stomerij gebracht. In iedere kamer kwam een luchtverfrisser te hangen. Ongediertebestrijding kwam en deed allerlei dingen en overal werkten gasspuiters. In de tussentijd moesten de bewoners wel op hotel. Over het hele huis werd de dure vloerbekleding opgebroken en vervangen. Niets hielp.
Vrienden en kennissen kwamen niet meer op bezoek. Onderhoudspersoneel weigerde nog langer in het huis te werken en ook de huishoudster gaf haar ontslag.
Uiteindelijk konden zelfs zij de stank niet langer verdragen. Ze besloten het huis te verkopen. Maar, zoals zich laat raden, het huis raakte niet verkocht. Zelfs niet toen na amper twee maanden de vraagprijs werd gehalveerd. Ten langen leste sloten ze een dure lening af om alvast een nieuw huis te kopen, want hun relatie had ernstig te lijden onder de problemen met deze woning.
Toen werd de vrouw gebeld door haar ex, die vroeg hoe het nu ging met haar en met haar nieuwe relatie. Ze vertelde het verhaal van het rotgeurend huis.
Hij luisterde beleefd en zei dat hij hun oude huis vreselijk miste en dat hij wel bereid was het huis in zijn huidige staat over te nemen, als zij bereid was van verdere alimentatie af te zien.
Maar, door de alimentatie kon hij geen fatsoenlijke lening meer krijgen, dus zou ze genoegen moeten nemen met 25% van de werkelijke waarde van het huis. De vrouw ging onmiddellijk akkoord met deze voorwaarden, mits hij nu onmiddellijk het contract tekende. Hij stemde toe en binnen de twee uren had haar advocate het papierwerk voor zijn neus liggen.
Een week later stonden de vrouw en haar vriend grijnzend toe te kijken hoe de verhuizers meubelen en huisraad inlaadden. En om haar ex nog maar eens een hak te zetten, nam ze álles mee. Zelfs de gordijnroedes.
m - naar een gegeven van RD – EZW-08/2014, HiH-01/2015
Wanneer hier iets ongewoons gebeurt kijk ik op de klok. Dat is een overblijfsel uit de zeevarende jaren, toen er nog een logboek moest ingevuld worden. Wat al lang niet meer het geval is.
’k Was op een ontiegelijk uur wakker en ik hield me in stilte bezig. Stilte wil zeggen geen stofzuiger gebruiken, geen mixer, geen wasmachine en het klankvolume van de TV op lowlow-level. Stilte voor mijn Schone Slaper en voor alle andere gelukzaligen in dit gebouw.
Terwijl ik met een half oor naar Discovery Channel luisterde en onderwijl met een stofdoek rondfladderde hoorde ik ergens in het gebouw een bel gaan. Drie rinkels, dat is de benedendeur. De benedendeur? Nu? Bezoek? Ik keek op de klok, 04h17. Dit is te vroeg voor bezoek, tenzij het een urgentie is. Bezoek zou … Een urgentie in het gebouw! Het senioren alarm van de benedenburen! Ik haastte me naar het balkon en verwachtte beneden hun zoon te zien staan.
Er stond een figuur in een lang blauw gewaad, met sneeuwlaarzen aan. Opnieuw de bel, de vaste drie rinkels van de benedendeur. Halfluid zei ik : hallo? hallo daar? De figuur keek omhoog. Zo zag ik dat het de benedenbuurvrouw zelf was. Het gewaad bleek een kamerjas en de laarzen waren warme knufpantoffels.
Ik haastte me naar de parlofoon en drukte op de sleuteltoets. De benedendeur klikte open. Iets later startte de lift. Op 1-hoog ging de deur dicht, hoorde ik. Dat waren geruststellende geluiden.
Later op de dag vroeg ik me af hoe zoiets had kunnen gebeuren. Ze had zich zonder sleutels buiten begeven, in nachtkledij, op een uur dat haar echtgenoot nog sliep. Maar waarom? En ze had hem niet wakker gekregen om terug binnen te raken.
Ik ben het niet gaan vragen. Toen we mekaar een paar dagen later tegen kwamen leek het of er niks gebeurd was ... had ze geslaapwandeld?
Of men het een verzameling kan noemen, weet ik niet. Het was een doos vol speelgoedautootjes, die allemaal min of meer gehavend waren : 'sporen van gebruik' of 'in gebruikte staat' heet dat nu. Uren is hij er in zijn eentje mee bezig geweest.
De meest gehavende autootjes waren ooit de meest gekoesterde. - Hij heeft maar twee wielekes meer Mama, en hij heeft tóch nog gewonnen! Dat jongetje ging later de zachte sector in, dat kon men toen al horen. Het werd kine. Toen hij trouwde bleven zijn jongensspullen thuis achter. Zo gaat dat.
Pas wanneer hun eerste kind geboren werd, werd zijn kamer ingericht als kamer voor een kleine logé en zijn jongensspullen moesten een nieuwe plek krijgen. Veel ervan mocht weg, voetbalsjaals, posters, sporttrofeeën, sweaters & T-shirts, spullen uit zijn puberjaren, dingen waaraan hij zo gehouden had dat hij zijn Moeder dure eden had doen zweren. Dat mocht nu plots allemaal weg. Omdat de kleine nieuwe aardbewoner een kamer bij Oma & Opa nodig had.
Tijdens het opruimen kwam Ma bij de doos met autootjes. Met die doos hield ze iets in handen dat gans anders was dan een paar sjaals of posters. In die doos met autootjes zat een heel wereldje. Een dromerig wereldje. In die doos zaten zijn kinderjaren.
Bij het volgende bezoek aan het huis met de boreling ging de doos mee. De zoon herkende de doos direct. Terwijl hij ze opende glimlachte hij vaag, op dezelfde manier als toen hij kind was. Hij deed een stapje opzij om zijn vrouw te laten kijken.
De schoondochter keek in de doos, zag kapotte autootjes, keek naar haar man, keek naar zijn moeder … en men zag haar denken 'Wat doet die rommel in mijn huis'.
- Hier is hij nog te klein voor hé Ma, zei de zoon snel. - Ja, zei de moeder zacht.
En toen was er koffie.
Bij haar vertrek nam ze zijn kinderjaren terug mee naar huis. Voor sommige dingen zijn dure eden niet nodig.
m - naar een gegeven van RD - EZW-02/2013, HiH-11/014 -
Toen waren we nog met negen ~ door Rocor - 04-04-2008
Ik ben de jongste van de negen, een bende jonge mannen met veel zin om te leven, allemaal schoonbroers. We wilden werken en het ver brengen in het leven, we deden soms gek en hadden veel plezier. We hadden mooie vrouwen en die wilden ook wel… Nu zijn we nog met twee en we zijn 70 jaar, we willen nog wel, maar wat trager. Onze andere schoonbroers zijn overleden, vorige week hebben we nog een zwager begraven. Hij was 78. Ik heb voorgesteld om bij hem te waken ’s nachts, om zijn doodstrijd wat dragelijker te maken, het is een heel aparte gebeurtenis, ik heb gans de nacht naar zijn gezicht gekeken, in de hoop dat het nog goed kwam, goed wetend dat niets meer hielp.
Af en toe zijn lippen wat bevochtigen, af en toe eens tegen hem praten in de hoop dat hij zou antwoorden. Ook luisteren naar zijn korte ademstoten, vier zakjes met middelen aangesloten in zijn magere lichaam, om een beetje comfortabeler de wereld te verlaten. Comfortabel het leven verlaten heet dat, ik heb er last mee. Hoe kan dat nu, comfortabel het leven verlaten. Men zal het over pijn hebben natuurlijk. Er is ook een zakje met vloeistof waarmee men u in subcoma houdt zodat ge niemand meer herkent, ook geen afscheid kunt nemen. Alles is toch al gezegd als ge elkaar 50 jaar kent.
Die nacht heb ik ervaren dat een mens ongelooflijk graag in leven wil blijven. Ons broer snakte 2 dagen en 2 nachten naar adem in zo een hels tempo dat het niet vol te houden is door een atleet in topconditie. En waarom? Om het heengaan toch nog wat uit te stellen, hij wilde blijven, hij gaf niet op. Om het sterven wat milder te maken kon hij nog een prikje krijgen met morfine. Toen is hij zacht ingeslapen in het niets. Hij had gevraagd om verast te worden en hem burgerlijk te begraven, wat natuurlijk werd ingewilligd. Het was sober maar aangrijpend en mooi. Het was een lieve man, ik heb nog enkele woorden als afscheid gezegd op zijn begrafenis en ook hoeveel we hem gingen missen. Aan de koffietafel is iedereen al een beetje ontspannen en worden er plezierige herinneringen opgehaald en wordt er al eens gelachen.
Ik ben heel verdrietig geweest en denk dan: nu ik ga er van profiteren, want het HEDEN IK, MORGEN GIJ komt verdomd dicht in de buurt … HEDEN GIJ, MORGEN IK
Ik meen Rocor te mogen tegenspreken. De onregelmatige ademhaling van een stervende zegt iets over de fase in het stervensproces, over de fysiologische toestand van het lichaam. Dat wij daar gemoedstoestanden als levenswil aan vastknopen is begrijpelijk maar dat is een interpretatie, voorbij de observatie.
Meer dan 25 jaar geleden. De oudste van mijn zus Laura keek op van zijn lego en zijn oogjes werden rond : - Welke muziek is dat? vroeg hij stil en vol verwondering. - Dat zijn mandolines, zei Laura en ze nam de hoes erbij om hem te tonen wat mandolines zijn.
Op de hoes staat een fragment van een schilderij : twee jongedames met linten in hun haar en met linten aan de hals van het instrument.
- Ô, deed Pieterke een beetje teleurgesteld, ’t zijn meisjesgitaren …
Wij beten op onze lip, want Laura moest nu efkes die kleine macho bijstellen. Er volgde een momentje van opvoeding.
In stilte hoopte ik dat hij verliefd geworden was op de klank van de mandoline, maar het is later klarinet geworden voor hem.
Achteraf bekeken had Pieter misschien toch gelijk:
“Vivaldi componeerde dit dubbelconcert voor de meisjes van de 'Ospedale della Pietà'. De 'Ospedale della Pietà' was een meisjesweeshuis én een muziekschool in Venetië, waar Vivaldi hoofd-vioolleraar was vanaf 1704 en waar hij hoofdcomponist was van 1713 tot 1740. Het is de plek waar hij het grootste deel van zijn oeuvre componeerde.”
Woensdagnamiddag aan tafel bij de oma thuis. Er wordt huiswerk gemaakt, woordenschat.
- Nakomelingen, dat zijn kinderen, zei de jongste nadenkend. Ze sabbelde op haar potlood. - Ja, zei de Oma. - En nageslacht? - Ook. - Wat was er eerst, nakomelingen of nageslacht? - Eerst zijn er kinderen, zei haar zus. En dan kleinkinderen. - En dan? - Dan achterkleinkinderen. - En dan?
Nu had de zus hulp nodig en ze keek naar Oma. Wat komt er na achterkleinkinderen?
- Vanaf dan heet het nageslacht, zei de oma. - Gij hebt geen nakomelingen, zei de kleine tegen mij. - Nee, zei ik. - Ook geen nageslacht? - Ook niet.
Ze wiebelde met haar potlood, ze dacht na.
- Daar valt mee te leven hoor, zei ik. Een tante van mij en een groottante hadden ook geen nakomelingen. - Wat deden zij dan? - Ze maakten muziek. - Elke dag? - Ja, bijna elke dag.
Muziek maken leek haar een alternatief. Ze boog zich over haar blad en schreef iets op. Wat, weten wij niet.
Woensdag 10-06-2015 is de beroemde Duitse orkestleider James Last op 86-jarige leeftijd in de Amerikaanse staat Florida overleden. … Last heeft meer dan tweehonderd gouden en zeventien platina platen in ontvangst kunnen nemen voor een verkoop van 80 miljoen albums in 150 landen. … Na de Tweede Wereldoorlog vindt hij werk als contrabassist bij het orkest van Radio Bremen. In 1950, 1951 en 1952 wordt hij uitgeroepen tot beste jazzbassist van Duitsland. Hij verhuist naar Hamburg en in de jaren zestig ontwikkelt hij daar zijn 'Happy Party Sound' die hem wereldfaam bezorgt. Vanaf 1964had hij zijn eigen orkest.
In 1964 werd ik twaalf. Pas later begon ik muziek interessant te vinden. Tenzij wanneer Tina of Laura een melodie hoorden die hen deed springen. Dan stond ik enthousiast mee te springen op het tapijt.
Een jaar later was ik groot genoeg om te gaan helpen in de winkel (fonoplaten) en James Last was ondertussen een deel van ons auditief decor geworden. Verder zorgde hij mee voor brood op de plank en kolen in de kelder.
We zijn nu 55 jaar en 474 van zijn uitgaven verder, waaronder een paar singles en daarnaast negen video's. Zijn volledige discografie, met jaartallen, doorverwijzingen en linken: http://www.discogs.com/artist/60580-James-Last ~ voldoende scrollen
James Last was een vaste waarde in de verkoop. Behalve bij de klanten die muziek kwamen halen voor salondansen. Salondansen, dat luistert nogal strikt. Ik vond hen toen salonsnobs, maar ik heb mijn mening ondertussen bijgestuurd hoor. Bij salondansers moét de muziek gewoon just zijn of het is geen salondansen meer. James Last werd tot de muzikale tapis plein gerekend, voor salondansers totaal ondansbaar. Op tapijt heet het geen dansen. Later kwam, uit een gans andere hoek, het woord muzak terug bovendrijven. In de betekenis van muzikaal behang. Van vloerbekleding naar muurbekleding, omgevingsmuziek dus. En zo zag ik het ook. Ik was niet voor of niet tegen omgevingsmuziek, de sarma-muziek bestond gewoon. Meer was dat niet. Tot in 1983-1984.
Ik was aan boord van de Methania voor een contract van zes maanden (het werden er elf). Dat schip bracht aardgas (methaan) van Arzew in Algerije naar Montoir de Bretagne (bij Saint-Nazaire) op de Loire. Een paar jaar later werd er gelost in Zeebrugge, maar toen dus nog in Montoir.
Elke week moesten we door dat moeilijk stuk. In de heenreis van noord naar zuid en in de terugreis van zuid naar noord.
De Fransen noemen dat stuk de Golf van Gascogne, voor de Spanjaarden is het Mar Cantábrico en Bizkaiko Golkoa is de Baskische naam. Biskaje dus. De ene week heen om te laden in Algerije, de andere week terug om te lossen in Frankrijk. Als ik me goed herinner duurde de doortocht door de Golf twee of drie dagen, naargelang de weersomstandigheden en de vaart van het schip. In de winter en in de tussenseizoenen was het er hel. En in de zomer kon het er evengoed lelijk doen. Het is een danig wispelturig stuk zee. Kortom, 't was altijd-iet in Biskaje en voor de Methania was Biskaje er toen elke week. Op een dag hoorde ik op de radio -het schip lag tegen de kaai in Montoir, anders hadden we in de cabine geen radio-ontvangst natuurlijk- hoorde ik een nummer van James Last en dat nummer heette Biskaya. Ik was helemaal gepakt door de sobere muzikale beschrijving van het watergeweld. Waar wij drie dagen over deden, wordt daar in drie minuten beschreven en verteld.
Mijn Pa heeft per post het nummer op musicassette naar Montoir gestuurd en de volgende losbeurt had ik een troostmuziekske, omdat de vocalisten op de achtergrond lieten horen dat Biskaya-omstandigheden voorbij zou gaan, dat dit soort weer tijdelijk was. Dat er rustiger wateren bestonden. Ergens. Ooit.
Van Kaap Finisterre tot Montoir duurde het een dag of twee, drie, navenant de vaart van het schip. Wanneer het té lelijk deed in de Golf en een mens alle energie nodig had om de simpelste routineklussen uit te voeren dan dacht ik : gelukkig is het bijna 11h, dan kan ik straks efkes in de cabine Biskaya opzetten (tijdens het omkleden). Of bijna 13h, dan zat de eerste helft van de werkdag er op en kon ik liggend efkes naar 'mijn muziekske' luisteren. In de namiddag viel de pauze om 17h en het einde van de werkdag was 19h, of 20h.
Er is het devies dat men vertrouwen moet hebben in de officieren, de mensen die aan het werk zijn op de brug en in de machineruimte ('t machien). Maar die hadden hun handen vol, met hun werk en met zichzelf staande te houden. Die kwamen ons geen moed inpompen hoor, die hadden het zelf moeilijk. Dus steunde ik op mijn troostmuziekske. James Last heeft me met zijn Biskaya dikwijls door de Biskaje-dagen geholpen.
Dat het een hit was, daar had ik toen geen benul van. In de jaren '80 zat men, zelfs met kustvaart, op zee even ver weg van de bewoonde wereld als leefde men diep in de brousse.
Een aantal jaren geleden was er een correspondente van wie de echtgenoot overleden was in de nasleep van een ingrijpende operatie met nadien zeer moeizame revalidatie.
Enige maanden tevoren hadden ze de hond moeten laten inslapen. Die kameraad en troost was er ook niet meer. Ze woonde nu in een 'leeg' huis. Ze schreef : 'gelukkig heb ik de auto nog'. Eer ik dát begrepen had, dat heeft wel wat geduurd. Want ik dierf geen vragen stellen, want ik wou geen woord verkeerd zeggen. De auto?
Wanneer het haar teveel werd, en 's avonds de muren op haar afkwamen, dan moest ze naar buiten. Dan moest ze daar weg. Dat deed ze liever niet te voet. Dat deed ze met de wagen. De wagen waarmee ze samen een aantal mooie reizen gemaakt hadden. Zo kon ze weg. Dan reed ze ergens naar toe, zomaar. Tijdens het rijden moest ze zich concentreren op wat ze deed en dat gaf haar rust, gefocust bezig zijn. Soms reed ze echt ver. Naar een andere kant van het land.
Een aantal uren met de gedachten weg van de plaats waar alles pijn deed en verdriet was. Waar haar affectief leven haar afgepakt was. Buitenshuis een paar uren geconcentreerd bezig zijn, dat was wat ze dan zocht.
Niet dat het verdriet afgenomen was, of dat de pijn geminderd was, daarvoor was het nog veel te vroeg. Maar ze was door dat geconcentreerd bezig zijn wel efkes weg geweest van pijn en verdriet.
Iemand anders zou kunnen zeggen : gelukkig houdt de moestuin me op de been. Of : ik sta op voor mijn hond. Voor haar was het dus : gelukkig heb ik de auto nog, waaronder ik uiteindelijk begreep 'tenminste één plek waar het leed minder pijn doet'.
In de jaren 50-60, toen er amper een TV-toestel per straat was, floreerde het verenigingsleven. In gemeenten en parochies werden toen sprekers uitgenodigd. In een zaaltje. Elke gemeente had wel een paar zaaltjes. Er was de parochiezaal. Zaal Familia was ook een populaire naam. Zaal Exelcior ook. Kleinkunst moest nog uitgevonden worden en de Nederlandse cabaretiers waren nog aan het repeteren.
De Spreker kwam soms van ver en hij werd afgehaald aan het station. Hij moest ergens overnachten ook. Het Davidsfonds had die infrastructuur vanzelf, de spreker at en dronk en overnachtte op de pastorij.
Soms kwamen er ook vertellers. De vertellers werkten zonder papieren geheugensteuntjes, zij kenden een paar boeken uit het hoofd.
Zo heb ik kennis gemaakt met iets van Claes. De Fanfare De Sint-Jans-Vrienden. Hilarisch en ontroerend tegelijk.
De Moeder en de drie soldaten. Te aangrijpend, ik was er te jong voor, ’k ben weken ellendig geweest van dat verhaal.
Van Timmermans, De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa. De nuances ontgingen me toen, maar ik vatte de sfeer wel.
De nota’s van die vertellers heb ik van dichtbij gezien. De brochure, zo werd dat genoemd. De nodige passages waren overgetypt op A4-formaat. Het blad was in de lengte in twee verdeeld. Rechts stond de tekst, links uitgelijnd en in een schikking die volledig afgestemd was op de vertolking van de verteller.
Links stonden met de hand geschreven notities, aanwijzingen ivm intonatie, stemvolume en regie.
MML zegt het zo :
“Bij de voorbereiding breng ik mijn eigen interpunctie aan. Dat maakt het voor mij makkelijker om de betekenis van de verzen in de verf te zetten en de juiste intonatie te vinden. Ook de linker kantlijn maakt het overzichtelijk en makkelijker om de zin te vinden waar ik gebleven ben. Ook ritme en pauzes worden aangegeven.”
’k Stond als kind op die brochures te kijken en ik vond dat toen magisch, de overgang van de geschreven naar de gesproken tekst, ik stond daar te kijken op een wordingsproces! Nu nog vind ik dat magisch, maar ik ben niet meer zo kinderlijk-diep onder de indruk. Jammer.
Eén druppel tederheid is meer dan geld en machtvan P², 2016
Zou die clown dat al weten, diën Trump, dat een druppel tederheid meer is dan geld en macht. Zou hij eigenlijk weten wat tederheid ís, al was het maar een druppel. Dat is nu eens een mens die ik me absoluut niet kan voorstellen in een tedere situatie. Enkel in grijpgrage situaties. Hij is de zielepoot in gelijk welk sterrenbeeld dat hij opkoopt.
RM : “akkoord met jou, maart, maar zou Clinton, een vrouw die stikt van ambitie ooit al een vleugje tederheid gevoeld hebben?”
Volgens mij wel, misschien niet lang, maar een vleugje tederheid heeft Clinton waarschijnlijk ooit wel gevoeld. Vlak na haar bevalling in 1980. Tedere gevoelens zouden dan in gang getrokken worden door oa oxytocine, het knuffelhormoon. Volgens haar CV of volgens haar propaganda-machine, daar wil ik van af, is ze na haar bevalling in 1980 vier maanden thuis gebleven.
LM en ik hebben iets gelijkaardigs gezien bij wijlen onze buurvrouw. Zij was een gevaarlijk-onverzoenlijk mens, met haar was het niet veilig praten, daarbij was ze een eersteklas intrigante met het oordeelvermogen van een hakbijl. Maar wanneer haar zoon op bezoek kwam werd ze een en al peperkoek. Acute over-secretie van oxytocine? Zeer vreemd en akelig om binnen de twee seconden in één persoon die twee uitersten te zien, maar het was wel zo. Het bestaat.
Over Bach hebben we een familieverhaal. Over Bach en de jongste dochter van mijn zus Laura. ’k Denk dat Uma toen vier of vijf jaar oud was. Het zal dus ’98 of ’99 geweest zijn.
Walter Boeykens -klarinet- zou optreden in het CC Hasselt en er werd druk vergaderd, ofwel ter plaatse ofwel bij Laura en D thuis. Mr Boeykens moest van ver komen, daarom kwam hij soms wat vroeger en vóór de vergadering at hij dan mee met het gezin.
De twee jongsten, de meisjes, waren compleet gecharmeerd door Meneer Walter. De zonen iets minder. De oudste zoon (12j) eigenlijk helemaal niet, want hij speelde zelf klarinet en iemand als Walter Boeykens over de vloer hebben is dan regelrechte concurrentie. In eigen huis dan nog wel. Temeer dat Meneer Walter elke keer zijn/een klarinet bij had en af en toe iets liet horen.
Er was namelijk nog niet beslist of hij de Toccata en Fuga van Bach zou brengen. Solo. Voor wie de grandeur van het orgel gewend is klinkt het werk op klarinet plots zeer iel. Daarover ging het dus, over de samenstelling van het programma. En aldus hoorde de kleine Uma aan tafel regelmatig de namen Walter en Bach vermelden in eenzelfde context.
Toen het optreden naderde en ze wist dat ze mee mocht zwol haar hartje. Naar een ‘concert’ met de groten, laat opblijven en zo, een belangrijke gebeurtenis dus. Bij momenten kon ze er niet over zwijgen.
Want er zou nog volk komen hé. Oma en Opa uit Zellik, Tina uit Brussel, Tante M en nonkel G uit Kortrijk, LM & m uit Antwerpen … Zo deed Laura haar jongste dochter opsommen. Er kan in het Cultureel Centrum van Hasselt heel wat meer volk binnen dan enkel de familie, maar dat zou Uma dan wel merken.
Op een keer vervolledigde ze het lijstje : - En Meneer Walter komt ook. - Ja, Meneer Walter komt ook natuurlijk. Hij gaat optreden hé. - En dan komt Bach mee.
- Ha! lachte die loebas van een grote broer, Bach is al lang dood!
- Is-Bach-tóót ! riep de kleine Uma verschrikt.
Laura ging met één blik van de Mama- naar de Moeder-Modus en de rest van het tafelgezelschap hield zich wijselijk stil.
Wat bleek, Uma had al die weken gedacht dat Bach een broer was van Walter Boeykens en dat Bach Boeykens nu dood was, dat vond ze verschrikkelijk voor Meneer Walter.
Hoe kwam ze erbij dat Walter en Bach twee broers zouden zijn? Omdat haar broers samen muziek maken (de oudste klarinet, de tweede piano) Dus als Meneer Walter muziek van Bach speelt, dan is Bach de broer, want broers maken samen muziek. Zo is dat toch …
Het duurde wel efkes eer Laura heel dit verhaal bijeen had natuurlijk. En al die tijd biggelden er trage tranen over de wangen van Uma.
- Ha! riep de loebas, dan zijn wij in de Harmonie allemaal broers en zussen zeker? - Jawel, kwam D kort tussen. Muzikanten zijn allemaal een beetje broers en zussen. Allemaal. Over heel de wereld. En daar kon de oudste het mee doen. Vader had gesproken.
’k Vind het vandaag nóg aandoenlijk dat er 250j naar de dood van Bach ergens in Limburg een klein meisje van vijf op de schoot van haar Ma dieptreurige stille tranen liet voor zijn overlijden.
Soms werd het verhaal nog opgehaald, ‘Bach-is-toot’. Maar nu niet meer, sinds april 2013 is Meneer Walter naar het Groot Concertpodium. Misschien speelt hij daar nu toch een klarinetversie van de Toccata en Fuga, misschien wel voor Bach hemzelve.
Een verhaal over haar vader, ergens in de jaren ’50, de jaren dat formele omgangsvormen nog zeer belangrijk waren.
Mijn vader was handelsreiziger in wijn. Tijdens een bezoek aan een bakker werd hij gevraagd te wachten in de woonkamer. De vrouw des huizes zorgde voor een tas koffie en plaatste een schaal met koekjes op tafel. Voor het koekje bedankte hij beleefd.
Terwijl de dame in de winkel haar man ging aflossen en omdat het wat lang duurde nam mijn vader toch een koekje. Onmiddellijk liet de papegaai krijsend van zich horen : “Bitje voor Jakôô”. Mijn vader schrok en was enorm in verlegenheid gebracht door die gevleugelde klikspaan. Dat gevogelte wou een stukje van de koek.
Achteraf vertelde men hem dat die vogel telkens wanneer er koekjes gegeten werden zijn deel opeiste. Maar dat wist mijn vader natuurlijk niet.
Nooit nog heeft hij ergens een koekje genomen terwijl hij alleen was, ook niet in huizen waar geen papegaai woonde. Zelfs een parkiet of een kanarie vertrouwde hij niet meer.
m - HiH-11/2015, 04/2017 – naar een gegeven van CC
- Sinds de hond overleden is kan ik nergens nog mijn gedachten bijhouden, ik laat alles uit mijn handen vallen ... - Ge moet een hobby zoeken, zeiden ze, iets om te focussen, zorg dat ge iets om handen hebt, zeiden ze, koekjes bakken bijvoorbeeld. Ge hebt toch een keuken robot? - Eh, ja, maar … - Awel dan! riepen ze triomfantelijk.
En daarmee was het probleem dan opgelost want ze hadden een 'goed' gesprek gehad.
Toen ze weg waren begon ze onmiddellijk met die verdomde keukenrobot om er van af te zijn, om bij het volgend bezoek van die doe-goeders niet te moeten horen dat ze geen moeite deed.
En toen gebeurde dit :
foto van 't Net
Nú had ze iets om handen ja …
RSL : Ocharme!... Ik heb het gevoel dat ik daar sta, want ik heb zulke toestanden meermaals voorgehad.
Zo hadden we vele jaren geleden eens bezoek van vrienden uit Frankrijk, die zagen we maar ééns per jaar en dat was corvée, want het was dineren en dan nog Frans spreken en vertalen voor degenen die het niet goed verstonden.
Ik ging gebraden kip maken met appelmoes en puree patatjes, ik had het er goed afgebracht tot op het moment dat ik het ging opdienen, want toen struikelde ik over de drempel van de keuken naar de living en de pyrex schotel met de puree in duizend stukjes en de puree onbruikbaar... Ik maak de laatste tijd, nu ik slecht uit de voeten kan door mijn artritis weer regelmatig van die toestanden mee.
Onlangs liet ik een vol glazen flesje eosine uit de apotheekkast vallen, ik stond midden in een plas rode vloeistof en kon geen kanten uit, bovendien waren de tegels, de WC, de lavabo en alles daarrond vol grote rode spatten, die kun je afwassen maar de voegen blijven rood
Een pot platte kaas en een pot mayonaise zijn ook al tegen de vloer gegaan, en dat opkuisen is niet leuk hoor!!! RSL
Pyrex. Vreselijk hé, een Pyrex die uiteen spat. En dan nog een volle, waar eten in zit. ‘k Moet er niet aan denken. En dan nog terwijl hongerig volk aan tafel zit te wachten ook! Verschrikkelijk. Mijn hart krimpt als ik er aan denk. Hoe is dat afgelopen? Heeft het bezoek helpen opkuisen?
Eosine, ook zo iets. Om de voegen weer schoon te krijgen, hebt ge al geprobeerd met bleekwater? Niet met de grove borstel natuurlijk, maar met een wattenstaafje. Laat het misschien door iemand doen met vaste hand. want met bleekwater kunnen ook accidenten gebeuren.
Ergens in de jaren ’70 verwachtte een vriendin het bezoek van de ouders van haar lief. Het kot hadden we de dag tevoren grondig schoongemaakt en ik had haar aangeraden om de volgende ochtend nog flink wat bleekwater in die oude wc-pot te doen.
Ze was tamelijk zenuwachtig want het was een eerste kennismaking. Dé eerste kennismaking en ze moesten vertellen dat zij daar eigenlijk al bijna een jaar woonde, bij de zoon op kot. Samenwonen heette toen nog samenhokken en was absoluut nog niet algemeen aanvaard. Het was dus een beetje afwachten. En ze was een beetje zwanger ook.
Tegen de middag, toen zijn ouders zouden toekomen, herinnerde ze zich plots het bleekwater voor de wc-pot. Dat ging ze nog rap efkes doen. Van de zenuwen morste ze javel op de wc-bril, op het matje en ook op haar jurk, het enig stuk kledij dat min of meer verhulde dat ze al een tijdje zwanger was.
Het matje heeft ze weggemoffeld, de wc-bril heeft ze droog gemaakt maar dat ze op haar kledij gemorst had, dat had ze niet gezien. Dat werd later pas duidelijk, terwijl ze aan tafel het hoofd boog. Ze hadden zojuist verteld over de zwangerschap. Zo zag ze dat de kleur uit haar katoentje weg getrokken was en ze voelde dat de kleur uit haar gezicht wegtrok ook.
Hoe dat alles afgelopen is weet ik niet meer precies. Naar het schijnt heeft de vader van de jongen zijn echtgenote tamelijk kordaat in toom gehouden omdat de moeder van zijn toekomstig kleinkind plots zo bleek werd. Voor hem was de toekomstige moeder van het kleinkind meer dan welkom.