In de moderne tijd heet het 'aangestaard door het wit scherm', wanneer de inspiratie het efkes laat afweten. Dat wit scherm vind ik zo erg niet. Ik zie het niet echt want tijdens het typen hou ik mijn ogen op het klavier omdat ik niet kan blindtypen.
En op het klavier is het veel erger gesteld dan op het scherm, geloof mij. Daar word ik met stil verwijt aangekeken door 26 zwarte lettertoetsen. Ze zien me vandaag efkes niet graag. En de leestekens doen mee natuurlijk. Zo zijn ze. Leestekens zijn al even rap beledigd als letters, dat is algemeen geweten.
De cijfertoetsen en de functietoetsen staan erbij, kijken ernaar, en grinniken en grijnzen en smalen. Als ze konden zouden ze nog dat merengue danske doen ook. - Ze weet met haar lieve lettertoetskes geen weg. Ha ! - Ze zit in de knoei. Ha ! - Ze weet niks te typen. Ha ! - Z' is ni goe bezig hé … Dat laatste komt van de numlocktoets. Die die toets doet al jaren hautain omdat ik nog altijd de cijfertoetsen bovenaan gebruik.
En mijn arme letters zwijgen, verongelijkt en ook nukkig omdat ik niks onderneem tegen de hooligans op het klavier. Ze zwijgen, ze durven niet anders met het toetsengeweld rondom hen.
Een wit scherm? Erg? Een 100-tal zwarte knoppen die balorig doen, dát is pas erg.
Sinds hun eerste schooldag zaten ze in dezelfde klas. Dat was nu twaalf jaar. Dat was twee keer zo lang als zijn ouders getrouwd geweest waren.
Ze trokken al twee jaar samen op eer hij haar mee uit dierf vragen. Een afspraakje heette dat toen nog. Hij werd 18. Hij wou geen drukke fuif om zijn verjaardag te vieren, hij wou een etentje met haar. Met alles er op en er aan, in een restaurant met witte tafellakens en kaarsen. Daarvoor had hij gespaard. Ze waren vroeg. Ze waren de enige gasten. Zijn hart klopte in zijn keel.
- Waarom? vroeg ze, terwijl ze rond keek. - Waarom wat? vroeg hij. - Waarom een etentje op uw verjaardag? Dit etentje? - Omdat ik al van mijn tiende verliefd ben op u, zuchtte hij.
Het was er uit voor hij het wist. Domweg. Dom, gruwelijk dom. Dat had hij anders gepland, dat had anders gemoeten! Zijn tenen verkrampten en hij wenste dat hij elders was. Hij bleef onbeweeglijk zitten, versteend.
- Ja, zei ze.
Nu gaat ze weg, dacht hij. Ze gaat weg en ze komt nooit meer terug. Maar ze bleef zitten. Hij keek op.
- Ja, zei ze nog eens. - Ja? deed hij warrig. - Ja, ik wil met u trouwen, zei ze ernstig.
En toen kwam op zijn gezicht een aarzelende, voorzichtige glimlach die hem mooi maakte als een engel. Het was de wonderlijkste glimlach die ze ooit gezien had.
Acht jaar later zag ze opnieuw die wondere glimlach, toen hij hun boreling in zijn armen hield.
m, naar een gegeven van RF - HiH-07/2016, bijgewerkt -
Onze eerste computerstoel in 1992 was zo'n klein blauw zwenkgevalletje. Eigenlijk was het een stoeltje voor een tienerkamer. En op een dag heeft het luchtpompje het begeven, het stoeltje was niet meer in de hoogte verstelbaar. Het bleef in de laagste stand staan. Eigenlijk was het een miskoop, want het stoeltje was gewoon veel te licht voor volwassenen. En uit protest ging het kapot. Maar ik wou het niet kwijt. Daar werd LM ongedurig van. Hij ziet gewoon wat er staat (in dit geval een kapotte stoel) niet wat het moet worden (een voetenbankje op wieltjes).
'k Heb de rugleuning en het verbindingsstuk er afgevezen en toen hadden we een lage tabouret. Op wieltjes. Op zwenkwieltjes!
Een tijd later zag ik bij de verzekeringsagent dat zo'n lage tabouret op wieltjes gebruikt werd om zittend in de laagste archiefkasten te kunnen werken. Om de jongste bediende niet met de mappen over de vloer te laten rondkruipen, was dit laag wielstoeltje een elegante oplossing.
Ik deed LM teken dat mijn tabouret-idee nog niet zo gek was, dat er nog mensen waren die voor kapotte stoelen een tweede leven konden bedenken. En dat het te zot was om zo’n onderstel met zwenkwieltjes naar het containerpark te brengen.
- Jaja, maar thuis hebben we geen archiefkasten … - Nee, maar we hebben wel lage kasten en lage schabben. - Daar kunnen we in zonder tabouret! - Wacht maar. Wacht maar af …
Veel later (2005?) heb ik gelijkaardige dingen gezien aan boord van een schip. Daar was zelfs de zit van het onderstel gehaald en op de vlakke plaat die dan rest had men een houten kist gemonteerd. Zo had men materiaalbakken op wieltjes. Wanneer het pirrewitje in gebruik is, kan men niet voor elk wizzewasje de palettransporter van stal halen newaar. Vandaar de drie materiaalbakken op wieltjes.
Opgetogen, zeg maar triomfantelijk, zong ik lof over die materiaalbakken met hun onderstel op vijf zwenkwielen, en dat het te zot om zo'n onderstel weg te doen terwijl er nog zoveel mogelijke toepassingen …
- Jaja, 't is al goed hé!
Enige dagen later zag ik LM achter zo'n shipsmade materiaalkarretje naar voren gaan, samen met de aspirant. Ze hadden het model een upgrading gegeven. Achteraan stond een T-model stuurstang aan de bak, en vooraan was een trektouw voorzien, helemaal met de apenvuist en al. (de bol aan het einde van het touw, gemaakt door de matrozen)
Nog een paar dagen later was de houten bak geschilderd.
En zo hadden de drie materiaalbakken op zwenkwieltjes, door de stuurstang een eerste upgrade gekregen door de mannen van Het Machien, waarna er door de mannen van Deck verder aan gewerkt werd in de vrije uren. De rijdende materiaal bakken waren de dada van de matrozen geworden, want Filippijnen zijn enorm goed in mooi maken. En in lapmiddelen ook, 'voorlopige' oplossingen, daar zijn ze ook goed in, maar dat is een ander hoofdstuk.
- Ze zijn er iets moois van aan het maken hoor, zei LM. Tja, hij had hun creativiteit op gang gebracht met een stuurstangetje en een trektouw. En toen kwamen zij op dreef met kleuren en tekeningen. Na een aantal dagen zagen de bakken er uit als riksja's. Jammer dat ik er geen foto's van heb.
De drie materiaalkarretjes bleven eigendom van deck. De mensen van 't Machien mochten de karretjes gebruiken wanneer er werk was aan de deck machinery, maar ze mochten de karretjes niét mee naar beneden nemen. De karretjes bleven geparkeerd in de decklocker. Daarin was de bootsman formeel. Voet bij stuk. Been stijf.
Veel later ...
Begin juli 2012 ging LM door zijn knie, finaal. Het gebeurde aan boord van een schip. En nu heeft hij een beetje een stijf been, ondanks de knieprothese en al wat er op volgde.
Mijn idioot laag tabouretje op zwenkwieltjes dient sindsdien om zijn knie op te laten rusten tijdens het TV-kijken, en op te zitten tijdens het de diepvriezer uit kuisen, de onderste schabben in de bureaukasten op ruimen, de onderste draden van de droogtoren leeg maken, en om in huis nog een aantal jobkes te kunnen blijven doen. Hurkend of knielend gaat het niet meer. Zittend dan maar, op dat laag tabouretje met zwenkwieltjes. Op een mooi groot kussen met afhangende tippen.
Die wieltjes hebben de afgelopen jaren tamelijk wat kilometers afgelegd hier in huis.
De snotneus was twee en zeer zelfredzaam ook al dribbelde hij nog. - Geef eens een kus, zei de mama.
Kus, dacht hij. Kus! Zijn snuiteke verhelderde en onmiddellijk dribbelde hij mijn kant uit. Ik was gevleid door zoveel bereidwilligheid, blijkbaar inspireer ik vertrouwen, klein grut voelt zoiets aan newaar …. Deze en andere glorieuze gedachten verblijdden mijn hart.
Met zijn twee handjes nam hij de mijne. Ô, wat was ik gecharmeerd, hij kon zelfs niet wachten tot ik hem op de schoot genomen had. Ik zou zowaar een handkus krijgen … Wat een schatje!
En toen grondig, in twee bewegingen, veegde hij aan mijn hand zijn neusje af. Daar ging mijn zelfbeeld. Hij had een 'kiebel' in zijn neus en die moest weg, meer was dat niet, zei de Oma.
De mama keek wat gegeneerd en kwam met een zakdoekje. De Oma stelde haar gerust en zei dat maart daar wel tegen kon. En ik zat te schudden van het lachen, met al mijn glorieuze gedachten …
Op dat ogenblik kwamen Opa en zijn tweede echtgenote binnen. Niet echt oma-materiaal, die echtgenote. Te jong ook.
De dribbelaar zag een andere hand binnen bereik en ik wou de kleine tegenhouden. Er kwam een knipoog van de mama dus liet ik hem gaan, jawel, neusje afvegen. Er volgde een gilletje. Haar hand was niet bestand tegen snotneusjes.
In verband met zorgzaamheid wordt mijn scherm overspoeld met afbeeldingen en tekeningen. Onzinnige, op het randje af rommel maar ook zinnige, als kleine filosofietjes.
Zorgzaamheid hoort ook bij menselijk gedrag. Ik herinner me een zinnetje uit de geschiedenislesjes in de lagere school, over het Steentijdperk : "en zij begroeven hun doden".
Dat kon ik toen niet plaatsen. Want, tja, wat zou men anders doen met doden dan ze begraven? Dacht ik toen. Later pas werd een en ander duidelijk, bredere context en zo. In afwachting was het begraven van de doden een maatstaf voor menselijkheid ofte menselijk gedrag.
Vandaag zorgzaamheid dus.
Niet de hormonaal gestuurde zorgzaamheid van ouders die maakt dat we als kind de leeftijd van de zelfredzaamheid halen, maar de haast groothartige zorgzaamheid.
Vorige winter hadden LM en ik op een morgen een meningsverschil over iets dat waarschijnlijk een bijzaak was maar kapitale afmetingen had aangenomen. 'k Denk dat het over het avondmenu ging. LM maakte zich klaar om boodschappen te gaan doen en toen hij de deur achter zich dichttrok waren we er nog niet aan uit. Ik dacht : lastig manneke, klein kind, de frisse kou zal u helpen nadenken ! De bel ging. Ik dacht : hier, meneer is zijn sleutels vergeten ook nog.
- m, als ge buiten moet zijn, wees voorzichtig want dat ligt hier spiegelglad. - Waar? Niet op de rijbaan, ze hebben vannacht gestrooid. - Hier, op het tuinpad, en op de oprit. Glad.
Daar werd ik op slag stil van. Zijn zorgzaamheid had het overgenomen van zijn 'grootste gelijk'. Aan zijn bekommerde toon hoorde ik dat hij zelf niet besefte hoe grootmoedig hij was op dat moment.
- Kom dan misschien terug naar boven als het daar zo gevaarlijk is. Die boodschappen kunnen straks nog, wanneer het boeltje gesmolten is. - Jaa …, misschien is dat beter.
Natúúrlijk is dat beter, dacht ik, maar dat zei ik niet, men laat de grootmoedige in zijn waardigheid.
m – HiH-02/2017, bijgewerkt - wat we dan gegeten hebben die avond weet ik niet meer
'k Heb het woord banner opgezocht. Omdat ik zo vaagweg het idee had dat er een Nederlands woord voor bestaat. Ja dus : wimpel. En als ik iets gevonden heb op het Net, dan apporteer ik dat braafjes, want zo zit dit mens ineen.
Wikipedia vraagt om de zoveel tijd een vrijwillige bijdrage, om reclame-vrij, dus ongesponserd en vrij van verplichtingen te kunnen blijven werken. Toen ik die melding voor de eerste keer zag verschijnen dacht ik, tja vrij onderzoek en zo … onafhankelijkheid heeft zijn prijs.
Alleen, ik heb geen betaalsysteem op mijn laptop omdat ik dyscalculie heb. Het komt er op neer dat ik mezelf niet kan betrouwen met cijfers. Jaartallen gaat nog, meestal, en datums ook. Maar met lange cijfergegevens loopt het regelmatig mis. Ik kan nog geen telefoonnummer foutloos overnemen. Laat staan een rekeningnummer. En storten op de verkeerde rekening, dat ben ik niet van plan, nooit geweest. Daarom heb ik geen betaalsysteem. LM doet mijn betalingen.
Dat vind ik een prima regeling, maar feitelijk mag ik me te pletter doneren, LM ontvangt de bedankmailtjes. Dat is oké hoor, dat is niet erg. Alleen blijven ze míj dan porren dat ik wel eens over de brug zou mogen komen, als veelvuldig gebruiker. En ik kan hen niet verwittigen dat ik al lang gestort heb via LM. Telkens het equivalent van een krantenabonnement, want ik raadpleeg Wikipedia nogal vaak.
Nu zat ik te rekenen, ik ben sinds 2003 bij SenNet. De eerste paar maanden op de chat, toen nog maar 1 chatroom groot, en later bij een mailgroep gedurende 10 jaar, later een andere. En nu hier in september twee jaar. Alles bijeen ben ik ongeveer dagelijks op SenNet te gast.
Want men is te gast op SenNet hé, er werd nog geen lidgeld gevraagd. Terwijl heel de infrastructuur toch serieus wat geld moet kosten. Elke maand moeten er facturen betaald worden. De beveiliging alleen al …
Hoog tijd om eens een bloemetje mee te brengen voor de gastheer, ook al zijn er reclame-inkomsten. Zouden die dan niet meer volstaan? Écht niet?
Als ik mijn verblijf bij SenNet reken aan 1€ per dag, ongeveer zoals een e-krantenabonnement, dan kom ik aan 365 x 16 = 5840 dagen à 1€ per dag, dat is 5840 €. Eh, dat heb ik vandaag niet in huis liggen. En zelfs met een serieuze seniorenkorting van 50%, blijft het 2920 €.
Een jonge moeder gaat voor het eerst na vele, vele maanden een dagje weg. Een welverdiend uitje, zou men denken. Even ontspannen met de vriendinnen, onder volwassenen, heel eventjes weg van het gebrabbel, de luiers en de reflux.
Ze kan het toch niet laten naar huis te bellen en overstelpt de (dure) professionele oppas (van een erkend agentschap) met zoveel controlevragen dat het ongeveer beledigend wordt :
- Tot hoe laat heeft hij geslapen? - Hij hééft toch geslapen? - Heeft hij goed gegeten? - Ge hébt hem toch eten gegeven? - En hij heeft alles opgegeten? - Hebt ge zijn luier ververst? - Heeft hij geweend? - Zou ik niet beter naar huis komen? - Ge hebt hem toch dat broekje aangedaan dat ik gereed gelegd heb? - Hij heeft het toch niet te warm? - Geeft ge hem toch genoeg drinken? - Misschien zou ik toch best naar huis komen …
De oppas blijft geduldig en professioneel en beantwoordt alle vragen, de soms zelfs beledigende vragen van de jonge moeder. En ondertussen kijkt ze glimlachend naar dit:
'Ga eens de wereld verkennen, klein bazeke, vandaag kan het eventjes.'
Toen ik nog jong kind was en rot vertroeteld werd -niet verwend, wel vertroeteld- reed mijn grootvader Pit regelmatig met mij van Borgerhout naar Brasschaat, naar het Peerdsbos. Op de fiets. Hij liet me kiezen tussen 't Peerdbos in Brasschaat en 't Rivierenhof in Deurne.
En ik koos telkens voor 't Peerdsbos, naar men zei. Waarschijnlijk omdat ik Peerdsbos gemakkelijker uitgesproken kreeg dan Ri-vie-ren-hof. Volgens mijn Ma reed die brave mens dan telkens met mij naar 't Peerdsbos in Brasschaat. Het resultaat was wel dat Pit een aantal kilometer verder te trappen had. Het was dan zo'n 20km, heen en terug.
't Rivierenhof in Deurne was maar 4 km heen en terug, misschien zelfs minder, gewoon de Turnhoutse Baan volgen. Toen was dat nog vlot te doen, op de Turnhoutse Baan fietsen met een jong kind erbij. Hij had met mij evengoed naar 't Rivierenhof kunnen rijden en me wijsmaken dat dit het Peerdsbos was, maar dat deed hij niet. 't Moest zjust zijn. Vals spelen, dat doet men niet, muzikant zijnde.
Ik zat vooraan op de stang, op een rood zadeltje met twee voetsteuntjes, eentje aan elke kant. Telkens wanneer hij dat rood zadeltje monteerde stond ik te kijken op het wonder. Dat zadeltje veranderde de fiets van een groot zwart gedrocht in iets dat getemd was, iets waarop ik mee kon. Dat zadeltje maakte ook dat de wereld er plots anders ging uitzien. Groter. Weidser.
Misschien hebt ge ons ooit zien langsrijden, een grootvader die aan het pronkfietsen was met zijn kleindochter die de wereld verkende.
Toen LM & ik mekaar een tijdje kenden noemde ik hem Poopy. Omdat hij zo'n strakke achtersteven had. Zoals het schip waarop we mekaar leren kennen hebben.
Mijn cent viel vrij vlug dat men zo'n naampje best niet in het openbaar gebruikt en in het openbaar werden dus geen troetelnamen meer gebruikt. Eerst nog wel verkleinnaampjes, maar dat klopte niet. Ik hou niet van een verkleinnaampje voor mezelf en LM is te groot van gestalte voor een diminutief. Troetelnaampjes en verkleinnaampjes raakten in onbruik. Vooral in de buitenwereld, en in de buitenlandse situaties en omstandigheden.
Eerst en vooral aan boord, zijn mannen zouden te hard lachen als ze aan tafel troetelnaampjes hoorden en ze zouden zeer waarschijnlijk de naampjes achter zijn rug beginnen gebruiken. Zo'n situatie kon het schip niet hebben, de werksituatie aldaar is een tamelijk strak hiërarchisch systeem.
De rederijen werkten toen al met lagere bemanning uit Aziatische goedkope loonlanden, ontwikkelingslanden zeg maar, en daar zaten bij momenten flink wat marginalen tussen. Door hun aantal voerden ze bij momenten de boventoon. Dat is in orde gekomen. Op verschillende manieren. En nu, een twintig jaar later, herhaalde zich die geschiedenis, omdat de rederij qua lagere bemanning aan het overstappen was van Filipijnen, die zich ondertussen (prima) aangepast hadden naar Bulgaren, die goedkoper zijn.
Alle integratiewerk kon herbegonnen worden.
Waar de Filipijnen ooit een clan vormden aan boord, waren Bulgaren een maffia, waarschijnlijk al van vóór de aanmonstering. Dit terzijde.
Dus LM & ik hadden onze koosnaampjes afgeschaft, toen in '92.
In '96, aan boord van de M/T J. deed de echtgenote van de Chef Mécanicien een reis mee. Toen heette die graad nog Chef Mécanicien ofte HWTK, Hoofdwerktuigkundige, de rechtstreekse baas van LM. Later werd de voertaal aan boord Engels, en die functie heette vanaf dan Chief Engineer.
Zij noemde haar man, de Chef, iemand met dezelfde graad als de Captain, consequent 'chou' en bij momenten 'chouchou'. Na drie dagen was chouchou zijn bijnaam en alle Filipijnen wisten wat het wou zeggen. Dat ze daardoor dag-in-dag-uit het gezag van iemand met vier strepen ondermijnde, zag ze niet in.
En Neptunus weet dat we geprobeerd hebben het haar duidelijk te maken, de capt, LM en ik, dat ze haar man beter bij zijn voornaam zou noemen dat ze naar haar Chou in het openbaar beter niet Chouchou kon noemen, en dat ze dat zeker niet door de alleyways moest gillen à la Castafiore. Tevergeefs.
Vond de Chef dat zelf ook? Dat weet ik niet. Die had denkelijk andere prioriteiten met zijn Castafiore.
Het resultaat was wel dat een hoop volk het over Chouchou had, wanneer de opperbaas bedoeld werd. Dit lijkt misschien anekdotisch, maar het mens had met haar zelfgenoegzaam gedoe wel een bres in de hiërarchie geslagen.
Wanneer men meevaart als scheepsgezel, dus niet als bemanningslid, heeft men zich te plooien. Ik heb de twee situaties ervaren. In de 13 jaar als bemanningslid had ik niks te zeggen, maar ik had wel iets te piepen, binnen het sociaal weefsel in de huishouding van een 20 à 25-tal mensen. In de 17 jaar als scheepsgezel, had ik niks meer te zeggen en zéker niks te piepen. Men bestaat enkel nog via de graad van de echtgenoot. En dat had Castafiore niet door. Door haar gedoe maakte ze van hen beiden een mikpunt. En dat kan niet. Men maakt van een Chief Engineer geen mikpunt.
Mijn zusje Laura had cijfers leren lezen. En vanaf toen las zij de cijfers op de wegwijzers luidop voor, vanop het midden van de achterbank.
- Vijf! - Vijf wat? vroeg iemand dan plichtsbewust. - Vijf killemojter! Als er twee cijfers waren ging ze rechtop staan in het midden tussen de twee voorzetels. 'Ga zítten' - ik heb het ma honderden keren horen zeggen. In '64 waren er nog geen autogordels.
Maar Laura was soms te opgewonden - Eén zés! knalde ze blij in mijn ouders hun oor, het linkeroor van ma en het rechteroor van pa. - Zestien, zei dan iemand plichtgetrouw. - Zestien, herhaalde Laura dan. - Zestien wat? omdat ze het van ons verwachtte en wij haar snuiteke zo graag zagen als ze het woord uitsprak. - Zestien killemojter, zei ze en haar wimpers gingen op en neer bij elke lettergreep van dat moeilijk woord.
Het woord killemojter is nog een 25 jaar meegegaan. Wel, af en toe werd het nog eens gebruikt in vaste uitdrukkingen zoals 'miljoen killemojter', als iets echt ver weg was.
De uitdrukking is pas bewust achterwege gelaten toen Laura's oudste leerde praten. En het dook terug op toen die oudste stages begon te doen. Ver weg. In Zweden en zo. Dat was ver voor het moederhart van Laura, miljoen killemojter ver.
'k Was op zoek naar een illustratie van een perpetuum mobile (die hangende glanzende metalen bollekes die botsen) en al snuffelend & surfend kwam ik dit artikel tegen:
Waarom een perpetuum mobile onmogelijk is, 07-07-2009 door Etienne Vermeersch Leestijd : 5 minuten Leestijd : 5 minuten !?!
Dat vind ik eigenaardig, dat men bij een tekst een leestijd aangeeft. Vooropstelt. Dat men op You Tube bij elk filmpje de kijktijd geeft vind ik fijn. Daarom vermeld ik ook telkens bij een link naar een filmpje de duur ervan.
Kijktijd is objectief meetbaar. Of men die tijd er aan wil besteden, is dan weer subjectief, dat beslist de kijker zelf. Er zijn misschien dringender zaken in het leven dan een filmpje van You Tube, newaar.
Leestijd is niét objectief meetbaar. Wat als ik het artikel niet verhapstukt krijg binnen de vooropgestelde vijf minuten? Want het artikel gaat over fysica, het is van Etienne Vermeersch én het staat bij Skepp. Bínnen de zoveel minuten … alsof de Prof niet een lectuur aanbiedt, maar een examen oplegt. Zeer waarschijnlijk zal ik 3 x 5 minuten nodig hebben om het te vatten en nog eens 3 x 5 minuten of meer om er een klein ietske van te snappen.
Oké, die leestijd van vijf minuten is een richtlijn. En toch … Ik vind het vreemd: leestijd , zoveel minuten. 'k Vind het elitair ook. Wie meer tijd nodig heeft is een dummie? Mijn goesting was op slag over, mijn interesse was weg, ik heb het artikel zelfs niet gelezen. Sorry Professor!
“Verleden week waren wij even aan zee, en in een taverne-ijssalon in Blankenberge stond op de achterkant van de menu-kaart, onderstaande tekst. Met toestemming van de uitbater hieronder die tekst die ik wel de moeite vond. Ik heb zelfs een half uurke gepraat met de uitbater. Hij vertelde mij ook o.a. dat hij maar 4 maanden per jaar open is maar dat hij voor alles een jaar moet betalen. Zoals Sabam-rechten zei hij, die moet ik voor het hele jaar betalen. Ik vond het wel even de moeite om dit te lezen.”
"Onze prijzen zijn inclusief: BTW + Dienst (41 %), RSZ, Sabam, jaarlijkse vakantie, eindejaarspremie, gewaarborgd maand- en weekloon, vervoers-kosten, onroerende voorheffing, pensioen voor zelfstandigen, brandverzekering, verzekering arbeidsongevallen, verzekering storm-, hagel- en waterschade, verzekering voor zelfstandigen, verzekering glasbraak, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, verzekering winstderving, verbruik van water, gas, elektriciteit, algemene milieubelasting, bijdrage hernieuwbare energie, bijdrage warmte - krachtkoppeling, distributiekosten, transmissie-kosten, federale bijdrage, bijdrage voor de gemeente, brandstof, telefoon, lidmaatschap beroepsverenigingen, lidmaatschap handelaarsbonden, donaties aan sportverenigingen en clubs, advertentie en reclamekosten, onderhoudskosten, inkoop grondstoffen en bijhorigheden, herstellingskosten, aankopen glas- en vaatservies, onderhoud linnen, professionele wasserij, moderniseringskosten, inrichtingskosten, lonen, geneeskundig onderzoek personeel, gemeentetaksen op tewerkgesteld personeel, taks op reclameborden, onderhoud motoren, taks op verkoop aan venster, taks op riolen, verzekering BA onder aanneming, bijdragen bestaanszekerheid, bijdragen sluiting onderneming, heffing van het Vlaams Gewest ter bescherming van de oppervlakte wateren tegen verontreiniging, aanvullende crisisbijdrage, billijke taks op muziek, provincie taks West Vlaanderen, neonreclames, gemeente taks op vuilnis ophaling, administratiekosten, inkomstenbelasting, herziening inkomstenbelasting, polderbelastingen, publiciteitskosten, verzekering objectieve aansprakelijkheid, beheersbijdragen sociaal secretariaat, ECO-cheques, aankoop geregistreerde kassa, opleidingen, handelshuur, nalatigheidsintresten, maandelijkse bijdrage elektronische betalingen en ... ons salaris om U bestendig en beter te bedienen."
Lang geleden, nog voor er sprake was van rookverbod en witte kassa, zei iemand uit de financiële sector me "Wie nu nog iets in de voeding of in de horeca wil beginnen, die is getikt. Van alle zelfstandigen wordt de horeca het meest uitgeknepen." En blijkbaar is het nog altijd zo. Misschien is het zelfs erger geworden.
Dan vraag ik me af, de mensen die nog iets in de horeca willen ondernemen, "wie zijn zij, wat doen zij, wat drijft hen …" ;o) Vooral dat : wat drijft hen in 's hemelsnaam? Er moet toch iets tegenover staan dat het de moeite waard maakt?
Horeca, en dan zeker seizoens-horeca, is één groot mysterie voor mij. Het is plezierig dat de etablissementen er zijn, liefst in elke prijsklasse, en ik heb ooit met voldoening een jaar in de horeca gewerkt. Horeca vervult een sociale functie volgens mij. Maar zelfs als werknemer met zeer beperkte verantwoordelijkheden, was één jaartje wel voldoende.
Persoonlijk snap ik niet dat iemand zich in die sector nog als zelfstandige wil vestigen. Men moet al soliede achtergronden hebben en stevige troeven eer iets op termijn blijft bestaan. 'Als dit maar niet erger eindigt dan Kaas van Elschot' denk ik soms. Maar dat zal de leeftijd zijn.
Die dag was het te warm voor mij. Het enige waaraan ik kon denken was pootje baden. En dan liefst in zout water. Een wandeling op nat zand, dat masseert de voetzolen, met aan de enkels verkoeling door het zeewater. Dat leek me die dag het toppunt van zaligheid. Liefst bij hoog tij, want anders zijn we te ver van de bewoonde wereld af, in geval iemand een sanitaire stop wil houden.
En een parasol, want men heeft schaduw nodig. En een wandelpartner om mee te praten. En iemand om die parasol te dragen. Nu zijn we al met drie. Is die parasol dan wel groot genoeg?
Sanitair, parasol, het wordt ingewikkeld. Waarom kan ik niet meer kommerloos dromen. Over pootjebaden, énkel over pootjebaden. Waarom komen bij mij praktische bezwaren onmiddellijk de dromerij bederven. Was het zelfs te warm om te dromen ? 'k Was nochtans goed begonnen.
Is dit een onbekende Miró? Een pas ontdekte Kandinsky?
Niks van. Herinner u de stoeipartijen als kind in ondiep zeewater. Dan kreeg men al eens een slok water binnen. Of men likte al eens een druppel van de lippen. Dat smaakte zout. Maar zeewater bevat niet louter zout. Zeewater is een habitat.
Bovenstaande foto is een 25x vergroting van één druppel zeewater met zijn bewoners :
Het nadeel van clichés is dat ze waar zijn. 'k Zou het graag anders zeggen maar : de wereld ís klein.
Toen ik een aantal dagen geleden binnen het thema zee iets over een druppel zeewater aan het ineen knutselen was, dacht ik aan ander zwemwater, of niet-zwemwater, zwembadwater en aan een aantal verhalen die zich ooit in een zwembad afspeelden.
Ik had de zomer van '77 voor ogen. We gingen elke zondagochtend zwemmen met een flink aantal mensen. Op zondagochtend was het er zeer rustig, we hadden het bad ongeveer voor onszelf. Er was iemand bij die kon sierduiken, of kunstduiken, of hoe het heet. Zijn naam is me pas een dag of drie geleden te binnen geschoten : G. Zijn familienaam wou niet mee boven water komen.
Het was elke zondag afwachten of G zou willen springen. Het hing er van af wat hij de avond tevoren uitgespookt had. Of hij zijn concentratie kon vinden, op een zondagmorgen. Want eigenlijk waren we daar allemaal een beetje om onze kater weg te zwemmen. Soms was Toppiéke erbij, toen 5j, de dochter van mijn zus Tina.
G deed meestal eerst wat sprongen van de lage springplank. We zwommen en we speelden en we lachten en het leven was fantastisch. G zijn sprongen werden gaandeweg intenser en wanneer hij de ladder van de hoge springplank op klom, wisten we dat het menens was. Dan werd het tijd om te zwijgen en om te kijken.
Op een keer stond ik samen met Toppié aan de korte kant, aan de diepe kant. Ik bewonderde hoe G dat weer eens krachtig en tegelijk sierlijk volbracht.
Toen ik weer naast me keek, was de kleine weg. Ik gilde het zwembad bijeen, TOPPIÉ IS WEG. De jongens hadden ook G staan bewonderen maar ze doken wel allemaal direct het bad in. Ik bleef aan de kant staan om te kijken of ik ergens iets kon zien.
In de stilte die volgde kwam er een stemmetje van aan de rand, vlak voor mijn voeten, daar hing Toppiéke rustig met twee handjes aan de greep van het bad. Een nat snuiteke dat naar boven keek en vermanend zei, "ik ben iérr óórr maarrrt" ... Ik heb haar bij de armpjes naar boven getrokken (foei) en toen heb ik haar ongeveer plat gekust van opluchting.
---- Ze stond vlak naast mij, maar ik keek naar boven, naar de hoogste springplank om nog eens een spectaculaire duik van G te zien. Ondertussen sprong het klein ratje naast mij ook het water in. En dat had ik niet gemerkt. Terwijl ik het zit te typen krijg ik weer rillingen. Ik had haar hand moeten vasthouden. Ze kon al wel zwemmen, maar toch. ----
Toen ik tien dagen geleden dat alles aan het overdenken was, vond ik het erg dat ik me de familienaam van die gast niet kon herinneren, want hij was er toch elke zondagmorgen bij, die zomer van '77.
En eergisteren kwam er een mail van Tina, uit Frankrijk, of ik ene GJ ken … Een Belgische vriendin die ginder woont had naar hem iets gemaild over Tina, waarop de GJ in kwestie vroeg of Tina-zus-&-zo misschien familie was van een zekere maart-zus-&-zo. Ja dus. Tina vraagt me per mail of ik een zekere GJ ken. Ik bleef naar het scherm, naar die mail staren. Tien dagen geleden zat ik te denken aan heel die periode en een week later duikt hij op. Na bijna 40 jaar. Met familienaam en al. Zo kort na dat denken over zwemmen.
Ik vroeg Tina of hij ooit sierduiken gedaan heeft, om zeker te zijn dat we het over dezelfde hadden.
Volgende mail : Yep, sierduiken, toen-en-dan. Studies : daar-&-daar. Dat issem. GJ !
Ze vroeg vandaag of ik buiten die zomer van dat zwemmen nog andere herinneringen had aan hem. Zij noemt het memories. Jawel. En daar ben ik ongeveer heel de dag mee bezig geweest.
Het was een zomer van '77, dat zwemmen op zondagmorgen, want in de zomer van '78 was ik al bij de koopvaardij, dus weg uit België
Wat ik me verder nog herinner over GJ is dat hij een soort oprechte vriendelijkheid uitstraalde. Niet de sociabele ego-vriendelijkheid met de blikkerende tanden-glimlach en het opgepept gekwek. Ook niet de gewiekste nep-vriendelijkheid van ene die maar aan één ding denkt.
Er was iets authentieks aan die gast. Er ging rust van hem uit. Actieve rust, bedoel ik. Integriteit ook. Misschien omdat hij een vijf jaar ouder was? Ik had graag dat hij erbij was. Dan leek het leven efkes meer hanteerbaar. Alsof GJ op de uitkijk stond, zodat wij ons met onze eigen kleine zaakjes konden bezig houden.
Ik herinner me iets in de woonkamer van het Groot Huisje, iets met WV en ik. Er was een gedachtewisseling, en GJ zat daar toen bij en volgde, zonder een woord tussen te komen.
Ik had het over de redenering en WV speelde het persoonlijk. Nu, dat kon ik rustig pareren, dat soort gedoe had ik van kleins af meegemaakt met de père. GJ zei achteraf dat hij mijn helderheid bewonderde. Dat begreep ik toen niet. Ik ben toch in het defensief opgegroeid. Tegen gebrul of ander alfa- & ego-gedoe bestaat maar 1 middel : nadenken en rustig blijven. En GJ gaf daar toen op dat moment bevestiging voor.
Ja, ik heb nog een 'memory' over hem. Maar die zet ik niet op schrift. Laat ik stellen dat hij not only a gentle man but also a gentleman was. Een zeldzaamheid in die tijd.
Ik hoop dat het leven een beetje vriendelijk geweest is voor hem, want dat was die jongen van toen waard.
Wat vreemd dat via twee tussenpersonen in amper tien dagen tijd plots 1000 km en 40 jaar overspannen wordt tussen GJ en mij. Waarom juist nu? Wie of wat bedient dat raderwerk?
Ik heb een hekel aan gebrek aan realiteitszin. Iemand die enkel de goeie kant willen zien van een situatie of van een persoon? Dan gilt het bij mij vanbinnen. - Word volwassen. Alles en iedereen heeft 58 facetten! Minstens! Bekijk er minstens twee van ipv van obstinaat dat opgewekt gekwek vol te houden. Positivo’s! Onvolwassen mensen!
'k Ga een jaar lang dingen opnoemen waaraan ik een hekel heb. Dit was nr 001/365 en mijn teller loopt tot wanneer de 365 verzuchtingen vol zijn. Ziezo. Ho … wat lucht dat op.
m - nooit verder geraakt dan 001 - EZW-03/2013, lichtjes bijgewerkt
Dit verhaal gaat over iemand die een echte kluns is en waar enige tijd terug ongeveer deze situatie zich voordeed. Voor de gemakkelijkheid schrijf ik het in de 'ik' vorm.
Het was twaalf uur en ik riep Mark om te komen eten. Daar er geen antwoord kwam trok ik naar boven naar de hobbykamer, waar hij op de grond zat, midden een chaos van planken, pluggen vijsjes enz. Hij was voor de zoveelste maal de tekening aan het bestuderen van wat eens een boekenkast moest worden. “Ja, Peggy, zei hij mij, ik heb het gevonden hoor, ik heb per ongeluk de bovenste plank verwisseld met de onderste en daardoor komen de gaten niet overeen uit. Maar binnen een uurke is alles okay hoor en hebben wij een pracht van een boekenkast.” Ik zei, een glimlach onderdrukkend, “Okay schat, maar kom eerst een boterhammeke eten,” waarna ik hem ook nog eens benadrukte dat ik zo blij was dat hij eindelijk de oorzaak had gevonden. Want Mark was al meer dan een week bezig om dat onwillig ding in mekaar te willen zetten.
foto van 't Net
“Maar ja Peggy, die tekening is wel ingewikkeld hoor.” Tijdens het eten liet ik er voorzichtig op volgen, “Mark, als je de kast seffens ineen krijgt, dan kan ik daarna de rommel wat opkuisen”. Die ‘als’, die schoot bij hem in het verkeerde keelgat en hij werd kwaad, zelfs nijdig, en hij beet mij toe, “Ja, zeg dat ik er niets van ken, dat ik een nietsnut ben, een lomperik en dat mijn handen achterste voren staan, maar dat pik ik niet Peg.” “Blijf toch een beetje kalm, het is zeker jouw schuld niet, het zullen die stomme vijzen wel zijn, maar weet je, wil ik mijn broer even bellen om wat te helpen?” “Wat!! zei Mark, van mijn leven niet, ik wil je liefste broer hier niet zien, ik kan dat zelf, ik moet alleen die twee planken verwisselen. En daarbij Peg, jij wou een nieuwe boekenkast, ik niet, maar jij wilde er wel één omdat je broer er ook een nieuwe had.” “Maar Mark replikeerde ik, ik wou helemaal geen nieuwe boekenkast, jij bent als de bliksem om zo’n bouwpakket gereden en nu, na een hele week zit ge nog steeds dezelfde vijsjes in en uit te draaien zonder resultaat. En als die kast dan ooit ook eens in mekaar geraakt zijn we misschien wéér een week verder.”
Dat was teveel voor die brave Mark van mij, hij smeet zijn vork op de tafel, waarbij een glas sneuvelde dat per ongeluk in de weg stond, en hij was weg. Ik hoorde de voordeur dicht slaan en alles werd stil. Ik ging naar boven, nam de tekening even vast om te bestuderen, demonteerde het kunstwerk van Mark en begon opnieuw aan de karwei waar hij al meer dan een week mee bezig was. Op een uurke was alles klaar en was ik de trotse bezitster van een degelijke boekenkast.
Tegen het avondeten was Mark daar terug, uitgewaaid en vooral heel goed gezind. “Peggy zei hij, ik ga verder aan de boekenkast werken, want nu weet ik perfect wat ik verkeerd heb gedaan.” “Mark doe geen moeite, ze staat al in mekaar, waarop hij verbaasd en ook weer een tikkeltje nijdig antwoordde: heb jij je broertje gebeld?” “Maar neen, ik heb dat alleen gedaan en op een uurke was alles gefikst.” “Dat kan niet.” zei Mark en hierop veranderde mijn blije trots en ik kreeg de neiging om over te gaan in iets dat op opstandigheid leek. Enfin, Mark ging meekijken met de bedoeling om alles af te keuren maar toen hij de hobbykamer binnen ging bleef hij perplex staan. “Mark, zei ik, ge ziet precies een achtste wereldwonder.” Hij bleef maar staren naar de boekenkast, werd eerst bleek en vervolgens zo rood. Het zweet brak hem uit en juist toen ik dacht dat Mark echt sprakeloos was geworden, vloog hij uit: “Peggy dat vind ik hardstikke lelijk van u sé. Ik moest nog maar een paar vijsjes er in draaien en nu doe jij of jij dat allemaal alleen hebt gefikst. En ik weet zeker dat ge achter mijn rug naar uw broertje hebt gebeld en dat jullie mij hebben afgeschilderd als een onnozele clown die niets kan. Neen Peg, dat vindt ik héél gemeen van u. Al goed, zei hij, dat ik die kast niet van de eerste dag heb gemonteerd want nu heb ik jou echt leren kennen. Mijn levenswerk dat zo goed als af was, waar nog een paar vijsjes in moesten, heb jij met je broertje afgewerkt. En nu gaat gij nog met de eer lopen ook.” Ik dacht even dat Mark er zou inblijven maar dan ineens ging hij weer verder. “Jij bent achterbaks, sluw en doortrapt. Door die boekenkast zijn mijn ogen opengegaan. En nu staat mijn besluit vast, ik ga hier weg, weg van die kast en weg van jou. Salut Peggy het ga je goed, neen verdekke, het ga je slecht.”
Ik hoorde de voordeur dichtslaan, maar deze keer veel harder dan daarstraks. Het werd heel stil en ik voelde de voldoening terugkomen in mijn harteke toen ik naar mijn pronkstuk keek. En Mark, ja die zou deze avond wel terugkomen en heel stillekes het bed inkruipen. En morgen, zonder nog een woord te reppen over vandaag, zal hij al zijn favoriete lectuur deponeren in de boekenkast. En wedden dat hij tegen iedereen zal zeggen: die boekenkast monteren, pff, dat was een fluitje van een cent, op een klein uurke had ik dat voor mekaar. Dat ik daarbij even een knipoog geef naar zijn vrienden, dat merkt hij toch niet en zo leven wij alle twee weer in vrede tot onze volgende aankoop. JPW
Heel herkenbaar hé, meer ego dan doorzicht of inzicht. Over dit soort situaties bestaan helaas veel relazen. En de dame in kwestie heeft dan niet altijd de filosofische houding van de Peggy in dit verhaal.
PES (Adam Pesapane °26/05/1973) maakt een onderwatertafereel met alledaagse metalen spullen en metalen gereedschappen.
zo ziet PES de diepe zee foto van You Tube
'k Bekijk het filmpje opnieuw en opnieuw en nu vraag ik me af, waar haalt hij het, zoiets gek & mooi tegelijk.
De vis die verschijnt op 01min22, de lantaarnvis, vind ik verrassend. Die heeft een soortement Zeeuwse Knoop als oog gekregen. Maar eigenlijk is heel het filmpje verrassend en boeiend vanaf de eerste seconde.
Ooit in ons leven hebben we allemaal wel eens gesmost met waterverfkes denk ik. In de wereld van de grote mensen heet zoiets natuurlijk aquarel. Waarom ik dit werk mooi genoeg vind voor 't blog : de uitdrukking van de honden is zo naturel. En in de vroege schemer zijn de schaduwen lila, jawel.
Het huis staat vol relieken uit een ver verleden Wat moeten ze ermee? Puinruimen. Containers vullen. Herinneringen op het stort. Wat is het leven kort.
MML 2016
Toen mijn zussen en ik volgens mijn moeder (toen 88) tot de jaren van verstand gekomen waren, (wij allerdrie senioras) kregen we al eens iets te horen over vroeger, over de tantes en de nonkels en de buren en andere mensen uit onze kinderjaren. Op die verhalen moesten wij dan gepast reageren.
Soms was het moeilijk in te schatten wat Ma van ons verwachtte. Moesten we vlammend verontwaardigd zijn of moesten we het hoofdpersonage breeduit vergoelijken? Iets tussenin dan maar. De leeftijd van de rode konen zijn we toch al lang voorbij.
De meeste van die verhalen zijn nu tragikomisch. Maar ooit moeten die situaties haar serieus geraakt hebben dat ze er decennia later mee voor de pinnen kwam.
Alsof er iets opgeruimd moest worden. Alsof ze haar dochters misschien toch maar eens moest waarschuwen voor de aard der mensheid.