op de fiets bij Pit
Toen ik nog jong kind was en rot vertroeteld werd -niet verwend, wel vertroeteld- reed mijn grootvader Pit regelmatig met mij van Borgerhout naar Brasschaat, naar het Peerdsbos. Op de fiets. Hij liet me kiezen tussen 't Peerdbos in Brasschaat en 't Rivierenhof in Deurne.
En ik koos telkens voor 't Peerdsbos, naar men zei. Waarschijnlijk omdat ik Peerdsbos gemakkelijker uitgesproken kreeg dan Ri-vie-ren-hof. Volgens mijn Ma reed die brave mens dan telkens met mij naar 't Peerdsbos in Brasschaat. Het resultaat was wel dat Pit een aantal kilometer verder te trappen had. Het was dan zo'n 20km, heen en terug.
't Rivierenhof in Deurne was maar 4 km heen en terug, misschien zelfs minder, gewoon de Turnhoutse Baan volgen. Toen was dat nog vlot te doen, op de Turnhoutse Baan fietsen met een jong kind erbij. Hij had met mij evengoed naar 't Rivierenhof kunnen rijden en me wijsmaken dat dit het Peerdsbos was, maar dat deed hij niet. 't Moest zjust zijn. Vals spelen, dat doet men niet, muzikant zijnde.
Ik zat vooraan op de stang, op een rood zadeltje met twee voetsteuntjes, eentje aan elke kant. Telkens wanneer hij dat rood zadeltje monteerde stond ik te kijken op het wonder. Dat zadeltje veranderde de fiets van een groot zwart gedrocht in iets dat getemd was, iets waarop ik mee kon. Dat zadeltje maakte ook dat de wereld er plots anders ging uitzien. Groter. Weidser.
Misschien hebt ge ons ooit zien langsrijden, een grootvader die aan het pronkfietsen was met zijn kleindochter die de wereld verkende.
Maar misschien ook niet. Waarschijnlijk niet.
m – HiH-05/2015, bijgewerkt
|