Iets waar jonge moeders zeer gevoelig voor zijn, is ongevraagd advies. Met de nadruk op ongevraagd. Bvb plots iets roepen als Niet Doen!
Kijk, deze moeder, haar blik zegt alles: - Niet Doen? Het jong moet zich kunnen uitleven. Waar moeit gij u eigenlijk mee …
Ze is oprecht verwonderd over de onbeschaamdheid van de uitroep. Ongevraagd advies, zoiets wordt niet gedaan. Ze is niet verbolgen, dat niet. Zij staat daar boven. De onverschilligheid waarmee ze het advies naast zich neerlegt vind ik majesteitelijk.
Het jonkie in kwestie beleefde in de beslotenheid van de woonst een zeer interessant jungle-avontuur met haar ma. En nu is er plots commotie? Met ronde oogjes komt ze kijken waarover het gedoe gaat.
- Niet aantrekken kleintje, mama waakt, het is die domme mens weer, met de klikdoos.
Op een zonnige dag reed ik naar naar de supermarkt met mijn schoonmoeder als passagier. Zij was een oude dame, die met een stok liep. Op de parking aangekomen stapten we uit, gingen de winkel binnen om onze boodschappen te doen. Buiten gekomen, naar onze auto gestapt, tassen ingeladen.
Toen zag ik twee agenten uit een combi stappen en naar mij toe komen. Stoere kerels, mijn schoonmoeder zat reeds in de auto en ik stond aan de open deur.
"Heb je aan joy riding gedaan?" vroeg de agent. "Neen, natuurlijk niet" lachte ik de vraag weg . "Wat is dat, joy riding ?" vroeg schoonmama. "Dat is rondjes rijden, de ramen open, heel luide muziek laten horen en veel kabaal maken."
"Er werd een seintje gegeven vanuit de supermarkt, dat er joy riding gebeurde op de parking" zei de man van de wet. "Je hebt een lichtblauwe auto, ronde koplampen, je bent samen: met een oudere vrouw met een stok dus...dat klopt!".
"Wie doet nu zoiets, ik heb geen vijanden, geen enkele!"...
"'Tja, zei de agent, als wij een telefoontje krijgen, dan moeten wij komen, vandaar. Dit is niet de eerste keer, hoor, zoiets gebeurt regelmatig!"
Zij zagen in dat het loos alarm was. Gelukkig voor ons, maar... wie doet nu zoiets?van GMA
Volgens mij was dat niet tegen u of tegen uw schoonmoeder persoonlijk gericht. Keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking?
Waarschijnlijk zat daar de telefoonpleger. Te kijken naar wat er zou van komen, van zijn telefoontje.
Het scenario zoals ik het zie :
Een puber heeft huisarrest omdat hij ongevraagd de wagen van zijn ma of van zijn pa geleend heeft en daarbij mogelijk schade aangericht heeft. Daar kwam dan politie aan te pas. Hij is nijdig nu, op zijn ouders, op de politie en op de wereld in het algemeen die een jongmens geen lolletje gunt. Hij zit uit het raam te kijken.
Hij ziet op de parking van de supermarkt twee gemakkelijke slachtoffers uitstappen : een dame van middelbare leeftijd en een oudere dame die met een stok stapt. Prooi. Het verongelijkt wezen ruikt prooi.
Met zijn GSM (met herlaadkaart) belt hij de politie en geeft ulle signalement. De herlaadkaart was in 2003 nog anoniem, daardoor kon de beller niet opgespoord worden. Maar die zat wel uit het raam te kijken. Zijn genoegdoening was van korte duur natuurlijk.
Hoe het wezen zich op die saaie dag verder troostte laat zich raden. De situatie op de parking was een kwestie van pukkelhumor, volgens mij.
Er zijn natuurlijk andere versies mogelijk dan deze. Mensen in een drugseuforie?
Dat de telefoonpleger in een andere wagen op de parking zat te grinniken of te hinniken, is ook een mogelijkheid. Maar dat vraagt al meer lef natuurlijk, zoiets doen van ongeveer vlakbij.
Vandaar mijn vraag in het begin, keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking ? Als de parking omgeven is door bomen, hou er rekening mee dat die 14 jaar geleden niet zo hoog stonden als vandaag, dat er toen mogelijk kijk op de parking was.
De ochtendlucht zag er gisterenmorgen niet zo helder uit als eergisteren. Er was ochtendgrijs, meer vocht. Dat leek me al een koel vooruitzicht, maar ik dierf er niet voluit blij mee zijn want hoe snel verdampt ochtendgrijs ? Mogelijk zeer snel.
Waterdamp, dacht ik. Ik moet water doen verdampen. Als ik nu eens een rits waterbakjes zet op de vensterbank van het keukenraam vooraan. Daar hebben we geen luifel, daar heeft de zon vrij spel op de arduinsteen die dan opwarmt en pal voor het raam een gordijn van warme lucht optrekt. Als ik daar een rij waterbakjes zet, dan is die steen uit de zon, afgedekt met een laagje water. Dan komt er geen gordijn van warme lucht. Het water slorpt de warmte op, niet de steen! Doen.
Er kunnen precies zes bakjes over de breedte van het keukenraam. 'k Heb ze voor drie kwart met water gevuld. Tijdens het vullen is er geen enkel naar beneden getuimeld, alles oké. En ik deed de gordijntjes dicht. Voor de rest van de dag.
's Avonds, toen de zon moe geworden was maar alle gevels nog nazinderden, stond er beduidend minder water in de bakjes. Ik schat een 2cm minder. In de keuken is het de hele dag koeler gebleven dan gisteren. Hoeveel graden het buiten was weet ik niet, 'k ben niet gaan kijken, ik wou het niet weten.
Maar ik ging op het balkon wel regelmatig de reling en de vensterbank, ook al hebben die schaduw van de luifel, nat maken met de verstuiver. De luifel is zonnewerend maar niet hittewerend, daarom.
Wanneer ik de reling nat spoot zag ik het water verdampen. Na een tweede keer sproeien koelde de reling merkelijk af. Bij de derde keer bleven de waterdruppels eindelijk staan.
Tussen de reling en de vensterbank logeert een kleine spin in een bescheiden web. Zij kreeg ook een neveltje water want alhier zorgt men voor mens en dier.
Op de vensterbank verdampte het water iets minder snel dan op de metalen reling. Maar de geur van natte steen was wel meer troostend. Dat kan ik iedereen aanraden : vernevel de arduin nat, al was het maar voor de geur. Zo ging ik om het half uur (keukenklokje) op het balkon de reling en de vensterbank natsproeien.
- Zeg, dat water is een project aan het worden zeker ? vroeg de hij des huizes. - Vindt ge ? - Ge zijt er danig mee in de weer, ja. Ga zitten of ge krijgt een hitteslag. Ga wat typen. Gelijk wat.
Misschien had hij gelijk. Maar misschien hé, misschien heb ik ook gelijk, met mijn watergedoe. 'k Heb ooit een bloemenwinkel gezien met een watergordijn aan de binnenkant van het uitstalraam. Die verticale watervlakte hield het binnen draaglijk, tegelijk door het continu stromen én door het verdampen.
Goedgoed, mijn waterwerk is wat primitief, zeer primitief. Desalniettemin en de hitte daar zijnde, heb ik niets onverlet gelaten, zoals men dat vroeger welsprekend wist mede te delen. Maw : dat LM mij laat doen of ik val in de warmte flauw van het niks doen tegen de hitte.
Wanneer ik morgen mijn waterproject verder zet hou ik Händel in gedachten. Dat geeft ietske grandeur aan de witte plastic waterbakjes en aan mijn gedoe met het sproeiertje op het balkon.
Stel, ge woont in een kasteel. Niet in een paleis, maar in een kasteel. Iets met vestingmuren, kantelen, wachttorens en schietgaten. En een valbrug want rondomrond de muren is natuurlijk de slotgracht met water. Of geen water, een droge gracht? Dat moogt ge zelf kiezen.
Het bezoek, want het is een komen en gaan van bezoekers in zo’n doening, - herauten, vazallen, wapensmeden, ketellappers, en de groenteboer- vraagt waar de WC is. Ja daar gaan we weer, 't is weer van pi* & ka*. Waar zijn de toiletten in zo'n middeleeuws fort? Die zijn bij de vestingmuren, zodat alles netjes extra-muros kan. Zo ging dat toen.
En alles was in die stijl natuurlijk. Ja hoor : m – EZW-11/2014, HiH-04/2017 - bijgewerkt
Werk volledig en tot in alle details af waar je mee bezig bent, voor je een nieuwe uitdaging aangaat. van P2
Bij mij zit dat omgekeerd ineen, P2Ke. Ik moet verschillende dingen in de maak hebben omdat de vorige moeten rijpen. Die laat ik efkes rusten. Die kan ik nog niet afwerken. De lijm moet drogen zou ik zeggen. Dan pas kan ik beginnen slissen en vernissen, de afwerking van de details. Ik moet teksten 'vergeten' om ze daarna met frisse ogen en onbevangen te kunnen lezen. Want anders blijft een tekst mijn-kind-schoon-kind en dat mag niet.
Ondertussen werk ik de oudere stukjes af, die zijn al rijp. En ik geef nieuwe teksten een korte aanzet, die zijn dan 'in progress' om nog eens scheepstaal te gebruiken.
Voor het ogenblik staan er 24 dingen in de steigers, allemaal in verschillende stadia van voltooiing. Dat is de map [in de maak].
Er is ook een map [misschien]. Daarin staan 249 dingetjes waar mogelijk iets in zit. Die map is het inspiratiebakje en bevat dingen verzameld in de loop van de week, de maand, het jaar of ze dateren van nog vroeger.
Want inspiratie is iets waar men actief mee bezig is, volgens mij. Inspiratie komt zelden toevallig, en ze komt zeer zelden op bestelling. Inspiratie komt niet langswandelen om efkes een uitgewerkte tekst te dicteren.
't Is maar om te zeggen dat iets van het begin tot het einde uitwerken en dan nog van afwerking voorzien ook, dat dat hier niet zo maar gaat.
In een atelier is de evolutie te zien van het ruw materiaal via half-afgewerkt naar gepolijst eindproduct, het is gelijk of dat atelier nu een ruimte is met cubieke meter opslagplaats of een laptop met opslagruimte in gigabytes, of een schrijfvloer. Schrijven is een ambacht en er lopen verschillende projecten tegelijkertijd, zoals in elk ander atelier. Het kan niet anders, volgens mij.
m -maar misschien had ge het niet over schrijven? – HiH-08/2015, bijgewerkt -
Als je begrepen wil worden zeg dan precies wat je bedoelt van P2
Jawel, maar soms is duidelijk en precies zijn niet voldoende. Vooral wanneer de gesprekspartners niet in hun eigen moedertaal praten en dan nog eens uit onderling ver verwijderde culturen komen.
De culturele achtergrond is vaak een grotere struikelblok dan de (gebrekkige) kennis van de tussentaal, in dit geval Engels of Frans.
Wanneer men na drie keer herformuleren, in eenvoudige bewoordingen, voor de derde keer een antwoord krijgt dat begint met 'yes, but' of 'oui mais' en 'in my country' of 'dans mon pays' dan begint dat danig op onwil te lijken. Wanneer dit dag in dag uit gebeurt, wanneer het een standaardreactie is, raakt het geduld van de spreker wel eens op. En dan vallen er woorden. Soms ook sancties. Want we zijn niet in your country of dans ton pays, we zitten in het midden van de oceaan, met een potentieel gevaarlijke lading, op een schip dat moet gevaren worden. NU.
Hoe precies men ook is in het woordgebruik, de communicatie kan worden gestoord door een wering in het hoofd van de toehoorder. En dan wordt het zwaar werken natuurlijk. Want aan onkunde kan men iets doen, maar defensieve onwil kan de werking en de veiligheid van het schip in gevaar brengen.
Duidelijk en precies verwoorden garandeert geen begrijpen of medewerking.
Twee mensen zijn op tocht in het Natuurgebied Yellowstone (USA). Daar kan vanalles gebeuren. Indrukwekkende dingen waar men stil van wordt. Gevaarlijke dingen waarbij men zich plots stil houdt. Héél stil. Men maakt geen geluid meer en geen beweging.
Op het einde van het filmpje toont het snuitewerk van de twee mensen hoe ze zich voelen na deze ontmoeting.
'k Heb zitten denken over mijn goede oude tijd. Dat waren periodes uit de kinderjaren, zeker weten.
'k Weet niet vanaf wanneer ik kon zwemmen. We lagen elke vakantie in de Middellandse Zee te plodderen en in mijn herinnering kwam ik er enkel uit om in het zand te spelen. En om te eten. En om te slapen.
'k Herinner me wel dat ik eens wat ver in het water gewandeld ben. Dat kan de zomer van '57 geweest zijn.
Een klein golfslagje bracht me nog een paar centimeter verder : diep! Ineens had ik geen grond meer onder de voet. Ik had de tegenwoordigheid van geest om mijn hoofd achteruit te houden en te zorgen dat mijn mond boven water bleef. Ondertussen wriemelde ik met mijn tenen op zoek naar grond. Die kwam, ik was de juiste richting uit gewriemeld, richting strand. Want met het hoofd in de nek ziet men enkel lucht natuurlijk. En misschien een wolkje. 'k Had evengoed de verkeerde richting kunnen uit tenen en dan zat ge dit misschien niet te lezen.
Terwijl ik naar de kant teende was er plots iemand die mijn hand nam en die vroeg "ça va?" Ik wou weg van die doe-goeder, want ik had het gevoel dat ik niks moest vertellen aan mijn Ma, over dat stappen in het water. 't Zou maar gedonder opleveren, te ver, te dit, te dat … De hand liet me los en ik was weer vrij. Iemand moet toch mijn ouders ingelicht hebben want iets later kreeg ik een snorkel en zwemvliezen. Mogelijk was dat de dag er na al.
Het was zo'n kindersnorkel, waar én neus én mond in passen en aan de tube zat een stopper, een kromming met daarin een pingpongballeke. Dat ding is nu compleet achterhaald wegens onveilig, maar toen was het een oplossing : 'als ze dan toch niet te houden is, heeft ze tenminste nog wat lucht'. Want ik wou overal komen waar ik niet kon geraken.
Snorkelen had het voordeel dat ik niet meer krampachtig deed met nek en schouders. Ik kon met mijn gezicht in het water liggen en toch kreeg ik lucht. Mijn armen zorgden voor de route en de zwemvliezen gaven me vaart. Waarschijnlijk heb ik leren zwemmen dank zij de snorkel. Schátten heb ik toen naar boven gesnorkeld. Mooie keitjes, mooie schelpen, een dood zeepaardje, stukjes afgesleten glas en af en toe een Franse cent … schatten !
Vannacht was er een paar keer een bui. Dat was welkom, de lucht werd proper gespoeld. Deze voormiddag hadden we er nog deugd van. In de namiddag was het weer om zeep : vééls te warm en voor luchtcirculatie moeten we zelf zorgen.
Vanavond koken … ? Een lapje vlees-uit-de-pan met komkommersla en brood. Ik pas dat wel aan op het menu. 't Is in potlood, ons menu. Ziezo, klaar.
In het najaar van 2004 moest LM plots een voedingsplan volgen. Ineens zat ik terug in 'vroeger'. Thuis heb ik niet klassiek leren koken. Ma hartpatiënte en Pa diabetes type II, eigenlijk heb ik leren dieet koken, met de middelen van toen, dwz : veel stomen want de microgolf bestond nog niet. En weinig vet voor het bakken, in een gietijzeren pan. Geen AMC toen. Becel bestond al wel.
Terug naar 2004: mits de kooktechnieken wat aanpassen zat ik vrij snel terug op het juiste spoor. LM daarin nog meekrijgen, dat was een ander hoofdstuk.
Via de fysioloog werden we doorverwezen naar een voedingsdeskundige die ons het belang van afwisseling en variatie inpeperde, omdat afslanken anders niet volgehouden wordt.
En toen herinnerde ik me het systeem van een kok aan boord, in '86, Dominique, een jonge Waal. Om de twee weken riep hij een vergadering bijeen in de matrozenmess en zat klaar met een blok ruitjespapier om de menu-suggesties te noteren.
Vrij snel kregen de jonge officieren lucht van die vergaderingen en na verloop van tijd de staff ook. Maar Dominique gaf geen krimp toen de heren van de hoogste verdieping verschenen. Hij noteerde de voorkeuren en wensen van iedereen in een gans eigen systeem en volgorde. De lichtmatroos kreeg zijn kalfsstoofschotel mét look er in, maar dat laatste hielden we stil voor de bovenste verdieping. Iedereen eet wat de pot kookt, dat was het devies van Dominique. En de captain kreeg zijn gegratineerde bloemkool. Maar alles op tijd en stond, in de schikking die hij opgeschreven had. Beurt afwachten. Geduld is de boodschap. Oui Chef.
Een speciaal manneke hoor, die Dominique. Zijn menu-vergaderingen waren het enige democratisch gebeuren in het hiërarchisch systeem dat een schip is.
Toen het gesprek met de voedingsdeskundige/diëtiste Mevr. V van Klina afgelopen was vroeg LM op weg naar de uitgang: - Hebt gij dat allemaal onthouden? - Ja hoor! - Zal dat lukken? - Ja, maar dan heb ik vandaag nog een blok ruitjespapier nodig.
Hij was zo verbaasd over mijn antwoord dat hij geen vragen stelde. En twee jaar later was hij 15kg kwijt. Zonder hongeren.
(…) 25 jaar geleden hadden ze (de vrouwen) nog gene agenda, maar ikke wel, ik had zo'n druk leven dat het niet anders ging. Toen ik een afspraak wilde noteren in die agenda, kreeg ik van een trienette de opmerking "Ik, ik heb een moeder zonder agenda" Ik was toen stilletjes in mijn gat gebeten. Zo erg dat ik het nu nog weet. IFP
En waarom waart ge in uw achterzijde gebeten door de opmerking van de trienette? ’t Doet vandaag nog zeer. Vertel, want ik benieuwd naar de omstandigheden van het verhaal over het agenda en over gebeten. En andere mensen misschien ook.
''t Was natuurlijk een trienette van een tiener, ik denk zo'n 17 jaar, heel braafkes opgevoed, en ik was verwonderd dat die mij durfde op mijn plaats te zetten, dus was ik in mijn g....gebeten, beetje geaffronteerd. Ik had haar namelijk uitgenodigd om met mij naar Limburg te rijden voor een bloemendemonstratie, en dan krijg je zo’n antwoord.” (…)
Stel dat de moeder van het meisje een neurotische chaoot is. Natuurlijk is het meisje dan braaf, zelfs braver dan braaf. Niet omdat ze zo opgevoed is, maar uit zelfbehoud. Haar moeder is het ene moment een zotte Pipi Langkous en het volgende ogenblik een echte Cruella. Zonder duidelijke aanleiding springt haar gemoed van te zot naar te bot. Voor dat meisje zijn er geen adempauzes, tenzij buitenshuis. Dat kind leefde op de tippen van haar tenen. Misschien dacht ze dat een agenda wat meer structuur zou brengen in het hoofd van haar moeder en dan, tijdens de rit naar Genk -een adempauze voor haar- gooit ze het er uit omdat ze u wél vertrouwde, iets dat ze tegen nog niemand gezegd had : Ik … ik heb een moeder zonder agenda.
'k Ben zeker dat het scenario ver naast de realiteit ligt, maar het is plausibel en dat is toch weeral stof voor een vertelsel. Maar eerst moet ik het idee wat tijd geven om te rijpen.
Misschien komt er ook poëzie van (door kundiger mensen dan ik) Over leegte in wat een warm nest had of zou moeten zijn. Over onrust & chaos in wat een veilig nest had of zou moeten zijn.
“Ach, maart, haar mama was eerder een perfecte moeder, leerde haar kinderen perfect Nederlands praten, en leerde ze gezond vegetarisch eten, zo danig dat een van haar dochters precies een van Buchenwald was, zo mager. Dus een echte moeder zonder agenda, eentje van huisje, tuintje, kinderen."
Owee, dát soort moeder. De vrouw die uitsluitend leeft voor haar kind/kinderen en alles perfect wil doen. Want optimaal is niet genoeg, ze wil het perfect hebben. Mogelijk heeft ze zelf iets meegemaakt en zij zou het 'anders' doen.
Ondertussen krijgen de kinderen niet de gelegenheid om te leren met vallen en opstaan, met gissen en missen. Er is geen ruimte voor zelfontplooiing en op de duur is er zelfs toelating nodig voor af en toe een eigen gedachte. Ze versmacht het eigen denken en het eigen initiatief van een jong wezen dat recht heeft op ademruimte, op haar begeleiding, niet op onderdrukking. De moeder is altijd daar, altijd aanwezig, alomtegenwoordig ook als ze niet thuis is. In deze context krijgt de verzuchting van de dochter weer een andere betekenis.
‘Ik ..., (moedeloze zucht) ik heb een moeder zonder agenda.’ Deed mijn moeder maar eens iets dat haar hoofd efkes met iets anders vulde, had ze maar een passie of een hobby. Had ze maar een agenda.
Daar zit ook een verhaal in. Daar zitten heelder romans in. Maar die zijn al geschreven. Misschien eerder over dominante moeders dan over perfectionistische moeders, dat kan. Maar 'k ga er over ophouden, of ik zit er morgen nog over door te drammen, over de cipier-moeders.
m, naar gegevens van IFP - HiH-08/2015, herwerkt -
1992. DVL was derde stuur aan boord en 24j. Ze was leeftijd dat giechelen charmant kan genoemd worden al een tijdje voorbij. Volwassen vrouwen die giechelen, heten giechelgeit, en worden niet helemaal au sérieux genomen, worden helemáál niet au sérieux genomen, zelfs al zijn ze piepjonge volwassenen. Vooral in een hiërarchische werkomgeving. On ne pardonne plus, on tue : giechelen is vragen om afgemaakt te worden. En ze had geen geluk met deze kaptein ookni.
'k Had in de mess en in de smokeroom vaagweg gemerkt dat ze soms lachte op momenten dat de situatie of de conversatie niks grappigs bood, maar ik had mijn eigen werk (veel), dus besteedde ik daar verder geen aandacht aan. Op een dag stond ze aan onze cabine en tot mijn verbazing kwam ze uithuilen. Letterlijk. Uithuilen over haar lachen.
Bleek dat ze niet alleen in haar vrije tijd giechelde maar ook tijdens haar beroepsactiviteiten, dus tijdens haar wacht op de brug en haar overtime aan deck. Hoe moet het dat tijdens de stand-by, was mijn eerste gedacht.
Over deze kaptein (een marginaal geval) hoorden we later van een superintendent die aan boord kwam : 'hij is niet meer onder ons'. Ik schrok en vroeg of hij overleden was. Nee, hij was niet meer bij de rederij, wegens niet representatief voor de stijl van het huis. Afgedankt dus.
Jaa, maar ondertussen had hij DVL wel de grond in geboord ivm haar giechel en haar nog zenuwachtiger gemaakt en het meisje werd in zijn evaluatierapport totaal onbekwaam verklaard. Door een marginale die oa de librium en de valium van de scheepsapotheek had opgebruikt. Moet er nog zand zijn?
O taterend, snaterend winkelding met zwarte bottinekes aan gij plundert uw vaders rekening en ziet hem verder niet staan.
Gij loopt en gij date en gij leeft zo snel, ge kost hem een arm en een been. Gij feest en gij zwiert en gij fuift zo fel, gij zuipt en gij snuift als geen een.
Soms gaat g’ in de kost in zo’n rehab-gedoe, ge waart zo’n slim kopke en fijn. Hoe moet het nu verder, zeg mij nu hoe, dat wachten doet schrikkelijk pijn.
Ge denkt dat spiegelend water u draagt, dat facebook uw leven kan vullen. Oké ik heb nu genoeg gezaagd, hier stop ik dan met lullen.
getekend, Uw pa die zo graag weer uw glimlach zou zien, de olijkheid in uw gelaat Ik stop met de centen, Katrien. Ge zijt er niet mee gebaat.
Kom naar huis …
m – HiH-08/2016, bijgewerkt - naar "vader is er enkel en alleen maar voor de centen en de rest is flauwekul" Annie M.G. Schmidt, 1967 verder naar Guido Gezelle, 1857 en vooral met dank aan VDL, 08/ 2016
1966 ~ We waren 14 jaar. In de klas zat een meisje dat erg last had van giechel. Extreem zelfs. We gebruikten het woord extreem nog niet, wij dachten : zo ís SV gewoon, giechelachtig. Ze had al wel verteld dat ze dat zelf niet wou, lachen, maar dat het iets was waar ze niks kon tegen doen. Want wij verwarden giechelen toen nog met lachen. Terwijl er bij giechelen soms weinig te lachen valt.
Later heb ik een glimp opgevangen van haar thuissituatie. Maar dat was later. Nog later is haar moeder uit het leven gestapt met een dosis pillen. Daar moest ze niet ver voor lopen, haar man was apotheker. SV is ook apotheker geworden. Maar ik dwaal af.
Op een dag tijdens de les geschiedenis zag de lerares dat SV haar schrift niet bij had. Dat schrift zat al in mijn boekentas, ik had beloofd het voor haar bij te werken, want ze liep hopeloos achter met haar notities. Oorlogen met wisselende coalities en vredesverdragen met steeds wisselende datums waren haar ding niet. Zij was een meisje van de wetenschap. Voor haar mocht het strak en helder zijn. Daarom had ik voorgesteld haar notities bij te werken. Niemand zou het verschil in handschrift zien, de notities werden nooit opgevraagd, maar SV had ze wel nodig voor de examens.
Wij waren een samenwerkende vennootschap, SV hielp mij met fysica en wiskunde. Ik hielp haar waar ik zo’n beetje kon. Beetje. ’k Was al blij dat ik eens iets voor haar kon doen.
SV zat aandachtig de les te volgen -want haar best deed ze wel- zonder schrijfwerk. Ipv iets op een blad te noteren, of minstens te doen alsof! Vandaar de vraag van de lerares natuurlijk : Moet gij niet noteren? Waar is uw schrift?
En SV schoot in een zenuwlachje, de gevreesde giechel weeral. De lerares bleef aandringen en SV bleef slapjes giechelen.
- Dat is van de zenuwen, zei ik tegen de lerares, dat is van de zenuwen … - Heb ik u iets gevraagd ? - Nee Juffrouw, maar het is van de … - Gij, zei ze tegen SV, naar de directrice! We zullen eens zien of ge haar ook in het gezicht durft uitlachen. En gij, zei ze tegen mij, gij zult nog eens wat zien.
- Ja patat! zei ik halfluid.
Die uitdrukking is Brabants, mogelijk zelfs Brussels, en betekent iets zoals : daar zult ge het hebben.
Nu wil het toeval dat de bijnaam van die lerares Petatje was. Niet patat met een A, maar Petatje met een E. Ze was klein en rond en ze had een dopneus. Of de bijnaam er gekomen was door haar gestalte of door haar neus dat weet ik niet, dat is een vraag voor de generaties scholieren vóór mij.
In elk geval ze hoorde iets dat op haar bijnaam leek en ik kon op de gang gaan staan. ’s Avonds ging ik naar huis met het gevoel dat er iets niet klopte met dat mens, maar goed, het zou wel overwaaien. Dacht ik.
’s Anderendaags bij het eerste lesuur zei de lerares Frans dat ik niet moest gaan zitten, ik moest me gaan aanbieden bij klas B. Ik werd verplaatst van klas. De lerares geschiedenis wou me niet meer zien. Compleet overdonderd deed ik wat de lerares Frans zei en ging een lokaal verder, naar klas B. Daar was ook de les Frans aan de gang. Ik zei dat ik moest komen vragen of ik binnen mocht. De lerares deed democratisch en legde die vraag aan de klas voor. Alsof die leerlingen nee zouden antwoorden. Alsof die al niet ingelicht waren. Alsof ik haar theatertoontje niet gehoord had. Er was al een lessenaar bijgezet en ik kon achteraan gaan zitten. Eigenlijk een ramp, want ik zit liefst in het midden, aan alle kanten omgeven door anderen. Maar als banneling heeft men niks te verzoeken natuurlijk.
Achterin kwam ik naast ND te zitten, een nichtje van Monseigneur D, toen bisschop van A. Tijdens de speeltijd van 10h ging ik op zoek naar SV, met ND in mijn kielzog. SV vond het verschrikkelijk wat er gebeurd was, ik iets minder en ND, de rebel, vond het allemaal machtig & prachtig, zij vond het een evenement. Ik trachtte SV te troosten door te zeggen dat Petatje misschien wel veel van geschiedenis kende maar niks van lesgeven en van leerlingen. ND had dat gehoord en het tamtamsysteem deed de rest, tot bij de Nonkel Bisschop.
Tegen het einde van het schooljaar was er een ouderavond en toen mijn Ma terug kwam wist ze te vertellen dat de betreffende lerares discreet haar verontschuldigingen aangeboden had.
In een donkere periode die maar bleef aanslepen, zat ik eens mee te kijken naar een lachfilm. Het was een luchtige komedie, La Folie des Grandeurs, met Yves Montand en Louis de Funès (uit 1971). Ineens besefte ik dat ik óók zat te schateren, samen met de anderen. Die film heeft het probleem niet opgelost natuurlijk. Maar het idee dat ik nog kon lachen gaf wel moed.
Dat plots besef heeft me achteraf leren genieten met kleine hapjes. Voorzichtige stapjes. Een passage uit een boek, een fragment van een film, een refrein van een liedje op de radio, het onwijs gedribbel van een jong hondje, de 'wijsheden' van jonge kinderen ... met kleine beetjes, naargelang die kleine situaties zich aandienen.
Een ganse dag genieten zou toch maar te vermoeiend zijn, denk ik. Tussen de genietinkjes moest wat stilte zijn voor mij, dan had ik er precies meer aan. Anders werd het maar drukte en gedruis.
Een vriend van ons had zo'n toestel toen hij nog studeerde en mij Pa was er helemaal weg van. Van de Hasselblad en van de studies. 'k Heb Hasselblad eens opgezocht en het systeem heet spiegelreflexcamera.
Het bekendst zijn de vierkante negatieven en dia's die er mee gemaakt werden, 6x6 cm of middenformaat. De combinatie hanteerbaarheid, groot filmformaat en hoogwaardige objectieven zorgden ervoor dat veel fotografen voor deze camera kozen.
'k Heb dat artikel ongeveer uit het hoofd geleerd, maar de uitleg brengt me geen stap dichter bij het verhaal dat ik probeer terug te vinden. Een verhaal van WTL.
Wat ik onthouden heb is, dat het over hoogwaardig fotomateriaal gaat en dat het 'lichtdrukmaal' op een 6x6 veel langer bewaard blijft dan op een gewoon filmrolletje. Wanneer men een filmrolletje (kleinbeeld, 35 mm) na 10 jaar laat ontwikkelen is de kans zeer groot dat er niet veel meer op staat.
Omdat middenformaat (6x6 cm) film een grotere oppervlakte heeft dan kleinbeeld, is de resolutie ook veel hoger, dit resulteert in fijnere details en levendiger afdrukken. wiki
Misschien daarom ook dat het beeld op de lichtgevoelige plaat zoveel langer bewaart? Of bewaarde de plaat de afbeelding beter louter omdat het zwart-wit was?
Ik vond eens op een rommelmarkt een verweerde foto in wit en zwart waarop een vrouw me aankeek die sprekend op mijn moeder leek lang had ik niet aan haar gedacht of een bezoek aan haar graf gebracht een mens is altijd druk bezig in mijn gedachten nooit aanwezig tot ik die oude foto zag waarop die vrouw met zachte lach en telkens als ik op die markt passeer dan denk ik aan mijn moeder weer.
Majumau
Heel knap vind ik. Een heel marktplein als aandenken, haar toebedacht. Dat is een mooi beeld. En niet zo eigenaardig, wij zijn niet de enigen die straten en pleinen bevolken. Ieders herinneringen ademen en leven daar ook. Alleen zien we ze niet van elkaar.
Sinds eergisteren ben ik aan het denken aan een gelijkaardig verhaal, maar ik kan me niet herinneren waar ik het gelezen of gehoord heb.
Het ging ongeveer zo : Tijdens een opruimbeurt komt een man een oud foto-apparaat tegen. Een erfstuk van zijn vader. Het was zo'n toestel waar men langs boven moet inkijken.
De houding van de handen, om het licht uit de zoeker te houden herinner ik mij heel goed.
Er zat nog beeld in de camera, een 50 jaar na de laatste opname. Verdere details van het verhaal herinner ik me niet.
Die foto werd ontwikkeld en het was een opname van hun moeder. Toen de jongste tien was is hun moeder overleden en elke foto van haar, kenden ze uit het hoofd, konden ze dromen. Nu kwam daar ineens na zoveel jaren, een nieuwe, ongekende foto bij. Wat een schok en wat een cadeau. Want ik vermoed dat het een schok is, wanneer men plots zo'n vondst in handen houdt.
'k Vind het een speciaal verhaal : hun engelbewaarster is nooit ver weg geweest, al die jaren woonde ze thuis in de camera.
Op het schoolplein, het was eind augustus, ik had een herexamen achter de rug.
- Goeie morgen zuster. (altijd met twee woorden spreken) - Goede morgen meisje, en? Herexamen gehad zeker? vroeg ze verstrooid. - Ja zuster. - Voor welk vak? - Voor fysica, zuster. - Door het rekenwerk zeker? (nog even verstrooid) - Nee zuster! Juist niet! Door een theorie-vraag! - Hoezo? - Door de buis van Toricelli! - Ah? Was die ook gebuisd?
Dat antwoord kleurde mijn dag, want nu wist ik dat daar iemand die een nog erger sukkel was dan ik, zonder brandmerk en vrij kon loslopen.
Het heeft vannacht gul geregend. Niet te geweldig, niet te flauw, mooi tussenin : gul.
Goed voor de lucht, alle stof wordt weggespoeld. Goed voor de grond, alle gewassen krijgen drinken.
Maar het groen van de bomen is flets gebleven. Hun sap trekt weg, de aarde in. Vannacht glansden de bladeren omdat ze nat waren. Nu zijn ze weer dof. Omdat het tijd wordt. Bomen weten wanneer half-augustus voorbij is.
Toen ik kind was hoopte ik dat mijn grote mensen het verschil niet zouden zien. Ze zagen het niet. Maar toch werd het elke keer weer september.
Dit is een verhaal van Anaïs. Toen ik haar blog tegenkwam maakte mijn hart een sprongetje. 'k Heb haar gecontacteerd, maar tot op vandaag geen antwoord.
14-04-2007, van haar blog geplukt
Mijn moeder!
Toen mijn vader in maart 1999 overleed, bleef mijn moeder na een aantal jaren van zorgen voor een man met longkanker alleen achter. Vermits mijn man en ik de gewoonte hebben om telkens met periodes van zeven à acht weken in Spanje te verblijven, wist ik eigenlijk niet of ik dat nu ook wel zou doen. Kon ik mijn moeder zo maar achterlaten en blijgezind naar Spanje vertrekken. Ik vond dat het niet kon. Maar zij zei mij : Waarom zou je niet gaan? Je kan hier toch niks zitten doen. Ik trek mijne plan wel. Maar ik wou niet. Dus er werd afgesproken dat zij in de maand juni een tijdje bij ons in Spanje op bezoek zou komen.
Alhoewel mijn vader altijd tegen dat verblijf in Spanje was geweest: “Wat is er daar zoveel beter dan hier? Groeien de patatten daar met hun wortels omhoog misschien? Pff als het hier 30° graden is vind ik het veel te warm.” waren een aantal van zijn opmerkingen. Maar ik wist dat mijn moeder wel eens graag zou komen kijken in Spanje. Dus ik stelde haar dat voor. Ja maar, zij had nog nooit een vliegtuig genomen. Ze ging dat in hare oude dag ook niet meer doen.
Vermits ik geen broers of zussen heb, is mijn nicht eigenlijk zo goed als mijn zus. Haar moeder en mijn moeder zijn zussen. Mijn nicht ging wel zorgen dat mijn moeder in Spanje kwam. Tot slot werd het zo geregeld dat niet alleen mijn nicht en mijn moeder kwamen, maar ook de twee zussen van mijn moeder, dus mijn nicht haar moeder en nog een tante van ons. Mijn nicht dus op stap met de drie Gratiën. Drie dames in de leeftijd van 76 tot 80 jaar toen. Zij was dan de chauffeur van de gehuurde auto, de gids in de luchthaven en de hulp van de stewardess op het vliegtuig. Ge kunt u dat voorstellen.
Toen ze hier toekwamen waren ze alle drie zeer opgetogen en ik genoot van mijn moeder haar gezicht te zien stralen. Mijn moeder die steeds hard gewerkt had en eigenlijk nooit eens op vakantie was geweest genoot met volle teugen en wou koste wat het kost in het zwembad gaan alhoewel zij niet kon zwemmen en geen badpak had. Dus hare combiné geruild voor een badpak van mij, haar zussen ook nog een badpak aangemeten van mij, en ik dan maar in mijn blootje in het zwembad.
De dames konden niet zwemmen en wij wisten dat er in de film van De Witte van Zichem gezwommen werd met varkensblazen, maar wij hadden hier geen varkensblazen. Wat hebben wij dan gedaan? Wij hadden hier wat lege jerrycans staan voor water dat wij destijds moesten gaan aanhalen vermits er hier geen drinkbaar water uit de kraan kwam, dus de drie dames met elk zo een lege jerrycan onder hun oksels het zwembad in.
’s Avonds werd er aperitiefje gedronken terwijl mijn nicht en ik aan het fornuis stonden. Mijn man vulde rijkelijk de glazen, weliswaar onder beleefd protest van de dames, maar ze dronken het toch op. Het smaakte zelfs goed, alhoewel wijn … dat had hen eigenlijk nooit niet zoveel gezegd. Ja, het had hun dan wel eens wat moeten zeggen! Na het eten en nog een kaartje leggen achteraf vielen de dames doodmoe maar blijgezind in bed. Zo is dat tien dagen doorgegaan.
De verhalen die ik toen gehoord heb van mijn moeder en van haar zussen zullen mij altijd bijblijven. Ik heb zelfs in die periode vernomen waar ik geconfectioneerd ben. Ook mijn nicht vernam waar zij geconcipieerd werd. Mijn moeder werd terug jong. Ik heb vaak gedacht aan dat liedje over meisjes van dertien! Giechelmeiden waren het. In die periode werd mijn moeder van ‘Mijn moeder’ ‘Mijn vriendin’. En dat is nog steeds zo.
Toen wij dan terug thuis waren zag ik mijn moeder veranderen. Ze fleurde op. Ze ging wekelijks naar de kapper. Er werd een kleurtje op haar haar gezet, bescheiden weliswaar, maar het stond haar goed. Iedereen noemde haar vroeger Stien, maar eigenlijk is haar naam Christine, als jong meisje was ze Christine, en ze begon er op te staan om terug die naam te dragen. Mijn moeder werd terug Christine.
Tijdens de ziekte van mijn vader kreeg hij altijd bezoek van een vriend van hem, die weduwnaar was. Tijdens de begrafenis van mijn vader had ik die man gevraagd om zijn bezoeken te blijven voortzetten. Het was niet omdat mijn vader overleden was dat hij mijn moeder nu niet meer mocht bezoeken. Hij protesteerde met de opmerking dat de mensen daar zeker over zouden gaan roddelen. Ik stelde hem gerust met de opmerking dat als ik als dochter er niet over viel, de andere mensen er geen zaken mee hadden. Dus hij hield woord en bezocht wekelijks mijn moeder met verse groenten uit zijn tuin, en vooral met rozen die hij zelf kweekte. Mijn moeder bloeide open als een roos.
Op een bepaald ogenblik kwam Jef, de fameuze vriend, bij mij thuis op bezoek, alleen. Hij kwam eens praten met mij. Ja, Jef was eigenlijk een beetje verliefd geworden op mijn moeder. Alsof ik dat nog niet gezien had. Maar als ik daar bezwaar tegen had, zou hij onmiddellijk stoppen met zijn bezoeken. Ik had nooit gedacht dat ik nog ooit eens een verzoek zou horen van een man die mij de toestemming kwam vragen om mijn moeder graag te zien. En de liefde, of is het genegenheid, was wederzijds. Toen Jef na een zware operatie uit het ziekenhuis kwam was het normaal dat hij bij mijn moeder ging wonen zodat zij hem kon vertroetelen totdat hij weer aangesterkt was. En geloof me maar dat hij daar nogal wat pappekes en bouillonnekes heeft moeten naar binnen werken. Jef woont nu reeds vier jaar samen met mijn moeder en ik, en ook Jef zijn kinderen, vinden dat een hele goede oplossing. Tot slot van ons verhaal kan ik vertellen dat wij er allemaal beter zijn van geworden.
Was dit nu een verhaal over relaties? Ik weet het niet en ik lig er ook niet wakker van. Aan iedereen die alleen is wil ik dus zeggen, goede moed iedereen, mijn moeder was 76 toen zij weduwe werd en Jef was 78, zij wonen nu al vier jaar samen en ik hoop van harte dat ze mogen honderd worden.
Van zondag tot nu heb ik nog wel iets gevonden over fruitpluk, op deze foto's is de pluk bezig. 'k Vind het spectaculair dat die mannen hun ladder stevig weten te plaatsen tussen al dat gebladerte door. Dan moet men een boom toch echt kunnen lezen denk ik. Voor dat soort kennis van zaken heb ik een enorm respect. Ontzag, eigenlijk. Die gasten wisten wat ze deden.
“Mijn kleinzoon van 10 heeft een klein stukje tuin mogen gebruiken voor eigen kweek, had aardbeien, courgettes en rode kool geplant. Hij had twee plantjes rode kool te veel en nu staan hier in onze klein tuin 2 rode kolen in een pot, bezig aan een verwoede poging om kool te worden.” BBa
Dat vind ik zo'n roerend beeld, BBa. Dat die kleine jongen twee overblijvende plantjes in potten gezet heeft. Niks levends laten verloren gaan.
Kolen in potten, 'k heb het opgezocht, het kán. Wie had dat gedacht. Van sla en tomaten wist ik dat het kon. Maar kool lijkt me ingewikkeld.
Rode kool
Een ruimteverslinder op het balkon maar goed te telen in de pot. De plant geeft wel mooi kleur aan het balkon. Vroege rassen kun je eind februari zaaien zodat de kool rond juli te oogsten is. Dan heb je weer plek vrij om wat anders te telen.
Rode kool heeft wel veel voeding nodig en vraagt om een ruime pot. (45cm diameter) Hoe meer ruimte, hoe beter de rode kool zal groeien. Als de plant aan het groeien is deze voldoende water geven. Als de kool volgroeid is matigen met water geven daar de kool anders kan barsten.
Een rode kool heeft een grote maat pot nodig (veel ruimte = veel grond = veel voeding = goed groeien). Zorg dat de grond niet uitdroogt als ze nog groeit. Als de kool eenmaal volgroeid is moet je juist wat matigen met water; niet helemaal droog maar teveel vocht kan er voor zorgen dat de kool barst (dan kun je haar trouwens nog wel eten maar moet je dat wel binnen 1 of 2 dagen doen). Rode Kool staat graag in de zon maar halfschaduw kan ook prima.
Als ik dat allemaal zo lees, hoe simpel het is, dan kriebelen mijn vingers om er aan te beginnen. Een kool van elke kleur. Maar daarvoor is het nu wat laat op het jaar zeker? En volgend jaar is het dan weer wat anders. 'k Zal het maar zo laten. Kolen doen bollen zonder barsten zal uiteindelijk toch niet zo eenvoudig zijn. Bij mij gaan zelfs sanseveria's kapot. Nee, de toekomstige kolen zijn beter af als ze niét bij ons komen te staan. En er zijn nog andere onvoorziene omstandigheden, mogelijke verrassingen. Nee, ik plant liever geen kolen op ons terras : foto Anne Geddes - Australia
Het is het seizoen van de rode kool en het is de periode van de jobstudenten. Wat is het verband?
Liefst doe ik de boodschappen buiten de piekuren en indien mogelijk het eerste uur van de werkdag. Dat is het uur van de gerichte boodschappers, zonder de winkelaars.
De gerichte boodschappers werken hun lijstje af, al dan niet in marstempo, stappen naar de kassa, laden uit, leggen de kortingsbons samen met de klantenkaart bovenop de koopwaar, laden weer in, betalen van zodra de rekening gemaakt is, pakken verder in en zijn weg. Binnen en buiten in 20 minuten of minder. Geen zegeltjes nodig, geen spaaracties met stempeltjes. Zij zijn de gemakkelijke groep, de crème van het cliënteel. De dagen dat ik vroeg op de dag kan gaan boodschappen, reken ik mezelf daar ook bij.
De andere dagen niet, dan voel ik me tussen het geslenter & het getreuzel & het gedoe van de piekuren eigen-schuld-dikke-bult-dom.
En omdat wij, die van de vroege ochtend, toch zo'n toffe types zijn, doeners zonder drukte, mensen met mores, worden er jobstudenten aan de kassa gezet tijdens de eerste twee uren. Ons durven ze die kinders wel toevertrouwen, wij zijn immers klanten zonder kuren.
Op een vroege keer was ik naarstig mijn caddie aan het inladen, de betaalkaart zat al gereed in het betaalbakske, wachtend op het totaal, toen de stroom artikelen stopte. Een panne? Ik keek op en zag de jongedame turen naar haar scherm, en bladeren in haar groentemapje, in de andere hand hield ze mijn rode kool.
- Is er iets? vroeg ik ongerust. Want oponthoud veroorzaken tijdens het uur der vroege vogels is zeer schadelijk voor mijn ego. - Eh, wat is dit? vroeg ze al zoekend. - Een rode kool, zei ik. - Róde kool? deed ze ongelovig.
Ah, 'k snapte het. Waarschijnlijk kende zij rode kool enkel in zijn bereide vorm, op een bord. Op een bord en versneden en róód. De purperen bol in haar hand leek daar in de verste verte niet op.
De dame achter mij schoot ter hulp en gaf wat uitleg over zuur en kleur. Toevoeging van zuur kon met appeltjes, maar ook azijn, liefst gegiste azijn, geen gedistilleerde azijn. Maar appeltjes waren toch het beste, liefst zure appeltjes natuurlijk. En voldoende appeltjes! Zijzelf deed ongeveer half-en-half. En dat men de rest kon invriezen in porties, niet veel werk en zoveel lekkerder en goedkoper dan bokalen of diepvries …
De jobstudente luisterde geïnteresseerd en zo overschreed ik mijn 20 minuten limiet. Ik vroeg de rekening. De jongedame kwam met een glimlach terug op aarde en zei : dat wist ik allemaal niet. En ik nam al mijn stille bedenkingen terug. Is er thuis geen ma of oma die dat soort dingen vertelt en uitlegt aan het meisje? En voordoet ?
Eigenlijk is er 's morgens juist wél tijd voor een babbeltje met de kinders, vermits er geen haastigen mee staan aan te schuiven. Er is nog niet de druk van de drukte.
En 't is een supermarktje hé, geen luchthaven. De 20 minuten limiet, waar was ik mee bezig …
Een paar dagen geleden wou ik een mail naar een Engelstalige correspondent afsluiten met de formule "met genegenheid en vriendschap".
Maar hoe is dat nu weer in 't Engels … with tender friendship, of zoiets ? Opzoeken. Nee geen tijd. With Tender Friendship dan maar, 't zal wel duidelijk zijn, en ik sloot af : WTF, Wist ik veel dat die afkorting al in gebruik was voor …, voor iets anders.
* HiH-08/2016, bijgewerkt –WTF = What the fuck, Engelse krachtterm die ook in het Nederlands gebruikt wordt: uiting van verbazing en soms ergernis
'k Ben al een paar dagen aan het rondsurfen in de hak van Italië en ’t is daar precies mooi. En interessant. Demonteerbare huizen gebouwd met gestapelde stenen heten trulli. Niet omdat de bewoners een trekvolk waren, nomaden gebruiken lichtere materialen. Telkens stenen vervoeren is gewoon ondenkbaar, het zou teveel tijd en energie vergen van de mensen en van de lastdieren. Daarbij, het is landbouwgebied. Waarom zouden boeren hun grond achterlaten…
Waarom moesten die woonsten dan theoretisch afgebroken kunnen worden? Ontmanteld is een beter woord. Volgens Wikipedia omdat alzo de taks op immobiliën werd omzeild. Een stenen huis dat niet gemetst is, is immers niet immobiel. Wat een achterpoortje! Die redenering doet me glimlachen tot achter mijn oren.
Een constructie in gestapelde stenen vergt kennis en kunde en feeling, kortom vakmanschap. Het regenwater via het dak tussen de muren opvangen & filteren en opslaan onder het huis … ingenieus.
Men moet wel iets weten en kennen over stenen stapelen natuurlijk, of de woonst is een kant en klare grafzerk. Dat zal ook wel gebeurd zijn, ooit, in den beginne.
Maar hoe vindt ge het als idee van belastingontduiking als achterpoortje. Toen al, in de 16de E. Het klinkt vertrouwd. Het klinkt zelfs een beetje Belgisch: geen 'immobiel' verblijf, kadaster omzeilen en zo …
Verhaal gaat dat de bewoners van de trulli deze huizen zonder cement bouwden, omdat ze dan ook snel weer afgebroken konden worden. Dat was handig, omdat er dan minder belasting betaald hoefden te worden. Heden ten dage zijn de meeste trulli opgeknapt en extra verstevigd.”
De trullo links op de foto is er volgens mij nog een zonder cement of andere uitwendige versteviging.
Zelf ben ik niet echt fan van Italië, behalve van de Italiaanse keuken dan. En van één zanger/componist/musicus, Branduardi. Al was het maar omdat die man dat hees gedoe uit zijn stem weg houdt. De Italiaanse knars, de modieuze korrel in het delicaat raderwerk dat stem produceert, daar doet Angelo Branduardi niet aan mee. Hij houdt zijn stem melodieus. Hij is een 'minstreel met luchtige muziek'. Klank aanzetten voor zijn kunnen, https://www.youtube.com/watch?v=fB24_kIPIB4 , 04min33 & https://www.youtube.com/watch?v=2_rODMSSOeU , 05min19
In de straat waar ik mijn jeugd heb doorgebracht was het weggetje, ongeveer 1 kilometer lang. Er waren tien boerderijen. Nu, 60 jaar later, zijn er nog drie. Ik moet zeggen, de mensen die dat deden zijn intussen overleden en hadden geen opvolgers, toch geen jongens die het wilden verderzetten. Men zag het niet zitten, er was geen toekomst voor. Enkele hoeven die nu nog zijn overgebleven, zijn generaties lang altijd van vader op zoon geweest.
De landbouwers dokkerden met paard en kar over het oneffen kassei wegje in de straat, met ernaast brede grachten, er stonden geen woningen voor burgers. Tussen de boerderijen lagen de akkers, maar ook de weiden en de boomgaarden. Dan moest men met de dieren niet ver gaan om te laten grazen. Auto’s waren toen nog zeldzaam. Trouwens: als een boer met een kar oogst van de akker naar de hoeve kwam, had hij het ganse baantje nodig en moest er gewacht worden om elkaar voorbij te laten gaan. Nu is het een tweevaksbaan met fiets- en voetpad en zijn alle grachten dicht en staan er verkeerslichten en kun je zien hoe mooi de voortuin is bij Roger.
De boer recht tegenover mij is een harde werker en runt samen met zijn vrouw het bedrijf. Ze zijn altijd bezig. Ze krijgen hulp van hun kinderen, maar er is geen opvolger bij. Ze hebben ook alle moderne machines, maar het blijft hard werken voor hen beiden. Toen de meesten stopten met boeren kwam er bouwgrond te koop, waarvan ik dankbaar gebruik maakte, samen met vele anderen. Nu zijn er veel nieuwkomers, jonge mensen, stadsbewoners met kinderen die niet weten dat de melk uit de ijskast komt van een koe, en die denken dat eieren in de supermarkt groeien.
Nu onze overbuur. Ze hebben koeien en varkens en die laten soms wat vallen. Dat komt samen in een aalput die wordt verspreid over de akkers, drijfmest, en dat stinkt! Hij houdt wel rekening met de wind, zodat de geur niet dikwijls tot bij ons komt. Soms mislukt dat, mij stoort het niet, ik ruik liever eens een keertje koeienstront, dan gans het jaar de verraderlijke dampen van de chemische fabrieken van Linkeroever. De nieuwkomers denken daar anders over. Nochtans, als u over een boer komt wonen die meer dan drie generaties een boerderij heeft, weet ge dat er soms geurhinder is.
Om u een voorbeeld te geven over de vervuiling van die zogezegde propere chemie: ik vang het regenwater op om mijn serre te voorzien van water. Verschillende keren per jaar drijft op dat water een 5cm dikke groene schuimlaag. Ik schep dat schuim eraf, maar ben er niet gerust in. Men stelt ons altijd gerust, sluit je ramen en alles is voorbij. Niet met mij hé, geef mij maar den beergeur van den boer zijn beesten, daar weet ik van dat het EERLIJKE stank is.
Wanneer een pechvogel en een geluksvogel mekaar ontmoeten gebeurt er iets magisch. Vooral als dat in San Francisco gebeurt.
in de straten van San Francisco
De ene heeft alsmaar tegenvallers, dat is op den duur deprimerend, de andere kent enkel meevallers, dat is op den duur ook niet plezant meer. En dan lopen die twee mekaar tegen het lijf.
de beroepsmisvorming van een telefoonlarf ~ van P2
08/2016 : Maandagavond is een vriendin overleden. Haar man zit met al de paperassen en kan er niet wijs uit worden. Hij heeft één zoon, maar die ziet hij alleen als er geld te rapen is. Daarom ik bood aan om wat mee te ordenen in de dingen die direct moeten gedaan worden. Zo ook het GSM-abonnement opzeggen van mijn vriendin.
Ik belde naar de betrokken dienst en na een aantal toetsen indrukken kwam ik na tamelijk lange tijd toch op de juiste dienst terecht. Ik kreeg een jongeman aan de lijn, enfin ik hoorde het aan zijn stem dat het een jeugdig iemand was, en na veel vragen en antwoorden was het in orde. Tot de jongeman als laatste zegt: en hebt U nog tijd voor een kleine enquête? Pfppf, diplomatischer kon het niet zeker? Ik heb heel beleefd geantwoord dat bij een overlijden wel meer dringender en belangrijker dingen te doen zijn dan op ‘t gemakske een enquête te gaan zitten beantwoorden. Ik zal maar aannemen dat het beroepsmisvorming was zeker?van P2
'k Kreeg kippevel van verontwaardiging toen ik uw mail las. 'k Zou die telefoongast nogal zijn levieten gelezen hebben. Eerst vriendelijk zijn naam vragen natuurlijk, achteraf pas de nekslag. Nee, neenee. Wat ik nu vertel is prietpraat, ik zou in de verontwaardiging van het moment dat larf afgeblaft hebben. En iemand afblaffen in het bijzijn van de getroffen echtgenoot kán niet natuurlijk. Gelukkig voor iedereen en vooral voor de telefoonsukkel aan de andere kant van de lijn, zijt gij een beleefd iemand.
Het is een rustige gedachte voor de echtgenoot dat hij op u kan rekenen voor paperasserij. Een verlichting, een steun in een moeilijke periode.
(…) Toevallig die avond op Canvas een stuk van een filosofische uitzending over verliefdheid en de zoektocht naar de ware liefde. Filosofische uitzending, nou ja, omdat er enkele academici uit te doeken deden wat mijn brokje boerenverstand uit zichzelf weet. Maar ja, zoals altijd, het kind moet een aparte naam krijgen of er kijkt geen kat naar. Hoor ik daar een jonge vrouw lamenteren over haar talloze pogingen om een ‘match’ te vinden via Tinder – sla me dood wie of wat Tinder is – want nu kan je pas in de verre verte aan verliefd worden denken als het iets of wat ‘matcht’. Hoe serieus moet je zo’n “matcher” vinden als je via zo’n smoelenboek of -site op zoek gaat? Zelfs een flapdrol profileert zichzelf als the best you can get? Het kind ging zelfs slapen met haar telefoon, het vinden van een zo’n match werd een obsessie. Dat heeft ze trouwens zelf toegegeven na overleg met twee jonge kerels die elkaar de loef afstaken met hun aantal matches. Waar gaan we naartoe? Hoe moet mijn kleinzoon ooit…? “Door constant te vegen over dat schermpje te vegen, zoals dat mieke daar deed, hoe anders?”
Over verliefd worden door te slowen op een tegel, of een coup de foudre ervaren, of een pastoor als potentiële bemiddelaar vragen is volgens mio marito uit de tijd. Nu moet je eerst matchen. Eigenlijk vindt hij dat niet zo slecht gezien, het geeft iemand de mogelijkheid om toch het kaf van het koren trachten te scheiden. Eenieder die ogen in zijn hoofd heeft kan toch tussen de regels lezen, tenware de hormonen meteen op drift raken wat vaak het geval zal zijn bij het zien van de foto van een knappe bink of een grietje goed voorzien van oren en poten.
Goed voorzien van oren en poten, hoe durft hij! Meteen einde verhaal. Ciao. TP
hormonen op drift en … mismatch
In de amoureuze context is het woord match misschien nieuw, maar de gedachte is er al lang, het heette : verliefd worden op de juiste.
En de tegenhanger, de idee mismatch is er ook al lang. Al zeker sinds 1951, volgens mijn informatie. Alleen werd het toen nog zo niet genoemd, het heette : verliefd worden op de verkeerde.
In geval van match : gejubel à la 'ze zijn gemaakt voor mekaar' wanneer het ging over mensen die goed bij elkaar pasten, mensen die mekaar gevonden hadden.
In geval van mismatch : … … volgde er stilte, want drie maanden na de bruiloft was het wittebrood op-de adrenalineproductie neemt af- en nam het dagelijks leven over en was er die zwangerschap.
Ook van een mismatch kwamen en komen kinderen en ook dat werd en wordt een gezin genoemd. Nu zou het een disfunctioneel gezin heten.
De benamingen match en mismatch zijn er eindelijk, en ze zijn relatief nieuw, en ze komen uit een andere taal, maar de situaties zijn niet nieuw, die bestaan al lang. Het werd tijd dat die situaties benoemd werden. Dat schept een grammetje helderheid in de mensenjungle. Maar gelijk in welke taal, het is zoals ge zegt, to match or not to match, daar draait het om.
En 's avonds, gezellig bij 't open haardvuur, maakte ik een wandeling doorheen de literatuur en kwam enkele mooie werkwoorden tegen die ik met het grootste plezier heb vervoegd maar een bejaarde D maakte mij verlegen was over mijn spelling zeer misnoegd.
Vaak word ik ten onrechte met T samen gezien of verkeerdelijk van T gescheiden wilt u voortaan als het kan misschien proberen dergelijke roddels te vermijden
majumau
Af en toe leest men iets over die twee ja, da’s waar. En ik volg dat eigenlijk ook, de affaire D & T. En ik probeer dat dan te onthouden.
over complimenten verkopen en over een verpakt compliment
Complimenten vind ik een ingewikkeld sociaal ding. Gecompliceerd en compliqué. Wanneer is een compliment gemeend lovend, wanneer is het vleierij?
Mij lijkt het soms wisselgeld, dat degene die een compliment geeft er ook een in ruil verwacht. En wel onmiddellijk. Ik had een groottante die daar sterk in was.
Wanneer ze iets zei over mijn jas, of tas, of schoenen of kapsel, nam ik dat aan als kennisgeving : dit is iets dat haar bevalt en zij laat dat weten. In ruil gaf ik dan informatie over waar de jas/tas/schoenen/kapsel vandaan kwamen. Dat leek me vanzelfsprekend, het uitwisselen van informatie.
Achteraf kreeg ik via mijn Ma te horen dat ik 'zo nooit eens iets zei'. Wat bleek : wanneer ze iets gezegd had over jas/tas/schoenen/kapsel, ik óók iets vleiends moest zeggen over haar jas/tas/etc. Het was dus een ruil. Dat had ik niet door. 'k Had daarvoor een pilletje moeten nemen maar dat is niet meer nodig, de groottante is overleden.
Ik 'verkoop' geen complimenten, vleierijen. Behalve misschien bij jonge kinderen, omdat ze moeten aangemoedigd worden. Hetgeen men in ruil bekomt is dat ze blijven proberen en ondernemen tot er iets te loven valt. Wat de bedoeling was.
Want er is ook het compliment als woordje-van-lof. Het woordje-van-lof rolt er bij mij vanzelf uit als er iets gepresteerd wordt of wanneer ik iets zie waarvoor ik bewondering of verwondering voel.
Er is ook het verpakt compliment, dat is een simpel, gewoon zinnetje waar het compliment in zit.
Het verhaal : in '79 was ik op een schip waar ene BDS aangemonsterd werd als aspirant. Aspirant deck, een stuurman in spe op Zijn Eerste Schip.
Hij zette de eerste morgen zijn patrijspoort open, omdat dat iets is dat welopgevoede jongemannen doen: raam openzetten zodra ze opgestaan zijn. Jawel. Maar-in-hemelsnaam-niet-op-een-schip-dat-steenkool-aan-het-lossen-is!
Alles in zijn cabine zat onder zwart vettig kolenstof. Alles. Plafond, wanden, meubels en beddengoed, alles. Zwart en vettig. Alles vettig en zwart. Tot zelfs de kraantjes in de badkamer, en die deur was nochtans gesloten gebleven.
Ik bleef daar kalm onder, zij het met een zenuwlachje, omdat ik me kon voorstellen dat hij dat op pensionaat zo geleerd had en vermits hij aan boord een goede indruk wou maken, had hij dus braafjes zijn 'raam' open gezet. "Dat heet patrijspoort jongen!"
De collega en ik hebben een onvoorzien aantal uren gewerkt om die cabine uit te wassen en weer leefbaar te krijgen. De slungel wou helpen, maar met al zijn armen en benen liep hij danig in de weg. Zitten en braaf zijn. Hij moest ons vooral laten werken. Dus zat hij op zijn seat schaapachtig te kijken hoe wij in uptempo opkuisten wat hij veroorzaakt had. Hij bleef stil, wij vergaten ongeveer dat hij er was en praatten over job en werkschema. De uren die hij daar gezeten heeft, hebben wel opgebracht. Het vent zag ons doende en had ook oren aan zijn hoofd.
Wij hebben daarna, voor de rest van ons contract de meest vriendelijke, beleefde, behulpzame aspirant gehad die een mens zich maar kan indenken. In die paar uurtjes zitten & luisteren had hij een zicht op onze job gekregen. Hij had niet alleen oren aan zijn hoofd maar ook hersens in zijn kop. Hersens zaten in de familie, zijn pa was de walkaptein. Nu zou men zeggen de CEO van de firma. Toen was een rederij nog een rederij. Walkaptein dus.
Negen jaar later moest ik monsteren in Durban. Op mijn contract stond dat het schip als kaptein BDS had. Ach ja, sommige aspirantjes worden ooit kaptein. Zo is dat.
Toen ik aan boord kwam, doodmoe van de 36hrs onderweg en van de bruuske klimaatovergang, ging ik me boven melden, zeemansboek en contract in de hand.
Hij zou het allemaal niet meer weten, na negen jaren andere en belangrijker dingen aan zijn kop. Ik klopte. - Binnen. - Dag kaptein, ik ben de nieuwe … - Waar waart gij al die jaren, m? onderbrak hij met een vage glimlach.
En ineens herinnerde ik me dat men het Eerste Schip eigenlijk nooit vergeet. Hij dus ook niet.
Waar waart gij al die jaren, m? Dát, lieve mensen, was een verpakt compliment. Hij had in die negen jaar tussentijd al andere dingen in de huishouding van een schip meegemaakt/moeten meemaken.
In drie weken tijd had ik het kasteel zoals hij het hebben wou : shipshape.
m – nu zou me dat niet meer lukken, met mijn stramme gewrichten - EZW-05/2013, HiH-07/2016, bijgewerkt -
Je zult maar een ééndagsvlieg zijn en je dag niet hebben. van P²
Tja, dat is een existentieel probleem hé. Daar wordt een heel bestaan in vraag gesteld. Maar er zijn oplossingen. Regelmatig een minuut van een of andere psychotherapie.
Psychoanalyse zou ik als eendagsvlieg niet doen. Dat kan wel oplopen tot uiteindelijk 20 minuten of langer en zelfs véél langer, 60 minuten. Dat is voor een eendagsvlieg een langlopende kostelijke zaak en de uitkomst is zeer onzeker.
In mijn jonge jaren (in de pre-LM periode) had ik eens voorgesteld om een voettocht te maken, van Den Helder tot Den Briel. Holland is vlak, geen bergop-bergaf gedoe. En om de cadans er in te houden konden we dan zingen van Jan Klaassen de Trompetter.
- Hoe lang is die tocht? - Heel Holland door.
Dat was dom van mij. 'k Had moeten zeggen : twee provincies maar, kleintjes. Achteraf mocht ik met cijfers afkomen, in vogelvlucht een 120 km, langs de weg amper 170 km langs de wandelpaden weet ik niet maar we spreiden het over twee weken, kunnen ook stukken met de bus doen … niks gebaat, 'k kreeg mijn volk niet meer warm, want "ze wil héél Holland door". Alsof ik hen door de jungle van een land met slangen had willen jagen.
Hét argument :
- Ze tappen hun bier in colaglaasjes. - Ook dat nog, ja. Héél Holland door serveren ze pils in colaglaasjes. Dat maakt een voettocht ondoenbaar. Voor dat soort gebieden is een helikopter meer aangewezen?#^¡]o!*&!!
Die tocht had moeten doorgaan ergens tussen '79 en '89 (pre-LM dus) maar het is er nooit gekomen want elk verlof was er wel iets en na elk verlof moest er weer gevaren worden voor zes maanden. Zo verdween het plan naar de achtergrond. Daar liggen wel meer plannen zachtjes neergevlijd.
Jan Klaasen was trompetter in het leger van de Prins Hij marcheerde van Den Helder tot Den Briel Hij had geen geld en hij was geen held en hij hield niet van het krijgsgeweld Maar trompetter was hij wel in hart en ziel
Het leger sloeg z'n tenten op voor Alkmaar in 't veld En zolang geen vijand zich liet zien was iedereen een held De kroeg werd als strategisch punt door 't hoofdkwartier bezet De officieren brulden: "Jan, kom speel op je trompet!" Ze werden wakker in de goot in de morgen kil en koud Maar Jan Klaasen sliep in de armen van de dochter van de schout
(refrein)
De Prins sprak op inspectie tot de majoor van de compagnie "Ik zag hier alle stukken wel van mijn artillerie. Ja, zelfs dat kleine in uw kraag en dat blonde in uw bed. Maar waar zit dat stuk ongeluk van een Jan met z'n trompet En niemand die Jan Klaasen zag die bij de stadspoort zat En honderd liedjes speelde voor de kinderen van de stad
(refrein)
Jan Klaasen zei: "Vaarwel mijn lief, ik zie je volgend jaar. Wanneer de lente terugkomt dan zijn wij weer bij elkaar." De winter ging, de zomer kwam, de oorlog was voorbij Maar het leger is nooit teruggekeerd van de Mookerhei Geen mens die van Jan Klaasen ooit iets teruggevonden heeft Maar alle kinderen kennen hem; hij is niet dood, hij leeft!
(refrein)
Hij had geen geld en hij was geen held en hij hield niet van het krijgsgeweld Maar trompetter was hij wel in hart en ziel
tekst Lennaert Nijgh , muziek Boudewijn de Groot, gezongen door Rob De Nijs - 1973
-----
Jan Claesen of Jan Klaassen is thans vooral bekend als de held van de poppenkast. Hij zou trompetter zijn geweest in het leger van Frederik Hendrik (1584-1647), en nadien met zijn vrouw Katrijn poppenkastvoorstellingen hebben gegeven. Het lied is dus gebaseerd op een historische persoon.
Den Briel / Brielle heb ik later kunnen bezoeken, twee keer en telkens toevallig. Toen ik daar was, was ik heel blij, dankbaar bijna, dat ik er kon zijn. De geschiedenis is er heel op mensenmaat, bijna tastbaar.
En ik voelde telkens een klein kneepje spijt over die voettocht.
In Den Helder ben ik nooit geraakt. Nuja, Den Helder staat ook op Google hoor.
De Mama vraagt aan de kleine Suzie wat ze wil voor haar verjaardag. - Een broertje. - Ja, dat zouden Papa & ik ook wel willen, maar dat krijgen we niet meer intijds voor mekaar hoor, antwoordt de Mama. Suzie moet niet nadenken: - Dan doet ge gewoon gelijk Papa in den atelier! - ??? w-w-wat … wat bedoelt ge lieveke? - Ge zet meer volk op de job ! m – EZW-03/2014, ongewijzigd
Hier in huis wordt het cijferwerk gedaan door LM, omdat ik hopeloos ben met cijfers en getallen. Berekeningen en financiële zaken zijn dus voor Den Dierbare. Hij doet de cijfertjes, ik doe de lettertjes. Cijfers en Letters was ooit ons favoriet spelprogramma, omdat het de wereld zo netjes opdeelt.
Als er geschreven moet worden : - Stof uw klavier eens af, zegt hij dan. - Meneer, hier op dit klavier krijgt het stof de kans niet om te vallen!
Soms moet ik toch zelf iets betalen. Dat gaat dat per ouderwets overschrijvingsformulier, waarbij ik als opdrachtgever cijfer per cijfer mijn rekeningnummer invul. Daarvan word ik moe, dus ga ik wat rusten. 's Anderendaags onderneem ik een expeditie naar het bankfiliaal en laat daar met het voldaan gevoel over de volbrachte taak het formulier in de formulieren-bus glijden.
Op een keer was ik vergeten het formulier te tekenen. Wat was dat toen een gedoe en een geloop om het boeltje intijds in orde te krijgen!
Wat blijkt … ’k ben niet de enige die al eens vergeet te tekenen. Wat toch een zeer eenvoudige bewerking is, een handtekening zetten. Maar LM zou wél willen dat ik me aan PC-banking begeef? Geen denken aan. Ik zal eerst oefenen hoe ik een overschrijvingsformulier correct en volledig moet invullen.
Werk of leef niet met oogkleppen op, want er gebeurt van alles rondom U om van te genieten. van P2
Een moderne set oogkleppen is de camera. Toen fotografie betaalbaar en draagbaar werd en dus zonder driepikkel en zwart doek kon gebeuren, ontstond er een nieuwe categorie fotografen: De Kiekjesmens.
De beroepsfotografen en de hobbyisten vallen niet onder de benaming kiekjesmakers. Die mensen hebben een duidelijk doel. Het gaat hen om documentatie of informatie of om een artistiek resultaat, al dan niet in opdracht.
De kiekjesmaker hamstert. Zeker weten, mijn zus Tina is een kiekjesmens. Mijn Pa was er ook ene en hij maakte diapositieven. Na de vakantie volgden dan de obligate diavertoningen. Wie iets anders wou doen in de woonkamer, de krant lezen bvb, of TV kijken, werd gegijzeld met duisternis. Hij deed alle lichten uit want gij-zult-dia's-kijken.
Er zaten tamelijk artistieke dia's tussen. Maar wanneer men vroeg hoe de zuilen bovenaan afgewerkt waren, dan wist hij het niet. Terwijl er bovenop zuilen mogelijk een fronton staat hé, iets wat vertelt over het gebouw.
Of hoe de voet van een berg er uit zag … Als er een top op de dia staat, heeft die berg ook een voet. Liggen daar puinkegels, of is daar weidegrond? Of beide? Dat was niet belangrijk want … het stond niet op de dia.
De reis herleidde hij tot een aantal beelden, een aantal fragmenten. De reis was geen beleving of een eigenheid op zich, de reis was een accessoire bij zijn eigen zelf. Ik zou die lijn kunnen doortrekken, maar dat doe ik liever niet of mijn zussen en ik kunnen in therapie.
Mijn ouders hebben een paar verre reizen gemaakt, maar Pa had geen absoluut geen totaal-verhaal bij de markante plaatsen. Enkel fragmenten. Wat buiten de cadrage viel, zíjn cadrage, telde achteraf niet meer.
En Tina is ook zo. Misschien een graadje erger. Zij vervangt mensen door kiekjes van mensen. Te lang veelvuldige vluchtige kontakten in haar broodjeszaak. Daarom moeten familie, vrienden en kennissen, de blijvers, te pas en ook te onpas op de foto. Ze vraagt nooit of het schikt dat ze foto’s maakt. Ze gaat er van uit dat elke gelegenheid moet vastgelegd worden en dat zij daarvoor de aangewezen persoon is.
Wanneer ik vraag om nu eens géén foto’s te maken en rustig mee aan tafel te blijven zitten is het antwoord : 'doe niet flauw, doe maar voor efkes'. Daarna moeten de foto's bekeken worden en moeten we beslissen welke opnames weg mogen. Kan ze dat thuis niet? En nu ze toch haar smartfoon vast heeft moeten we foto’s bekijken van toen-en-toen met die-en-die.
Zelfs sarcasme helpt niet. "Ge zijt toch zeker dat er geen dia’s zullen uitkomen hé?" Dan kijkt ze verstoord, omdat ze het niet snapt. Ze snapt niet dat ze ons evenzeer gijzelt als vroeger de pa met zijn dia's. Iets waar ze toen ongeveer zenuwziek van werd en dan stampend naar boven trok.
Ondertussen ligt het tafelgesprek helemaal plat natuurlijk, of het evolueert een kant op die zich niet meer laat bijsturen. "Waarover hadden we het daarstraks?" Oh, dat niet belangrijk meer, dat was daarstraks. Ze heeft weer foto's kunnen tonen en een monoloog kunnen houden én ze heeft nu een nieuwe lading foto's waarmee ze bij een volgend etentje andere mensen het gesprek kan afnemen.
'k Weet wel P2 dat ge eigenlijk innerlijke oogkleppen bedoelde, de innerlijke oogkleppen die een ruime kijk verhinderen en een soepele manier van denken beletten. Maar de mensen die zich afsluiten van de omgeving met ipod en smartfoon, hebben die niet al een soort innerlijke oogkleppen ook?
Ze hebben op voorhand een onwennig gevoel dat deze omgeving met de aanwezige mensen niet voldoende zal te bieden hebben, of te weinig zal bieden dat voldoet qua welbevinden, vervulling, gezelligheid. Zij huiveren voor die leegte, al dan niet bewust, want leegte maakt ongemakkelijk.
Nighthawks, 1942, Edward Hopper - USA
Sommige mensen zijn al bang van het 'rondom zich'. Echt waar. Er zou zich zo eens een leegte kunnen voordoen. Dan maar het eigen cocon in, liever alvast de leegte opvullen met plaatjes en praatjes dan een gesprek aangaan waarin men bedachtzame stiltes moet overbruggen en waarvan men niet weet waar het naartoe kan leiden.
Wat is schrijven voor mij? Schrijven is leven het is ademen en op adem komen en ook communiceren met mezelf.
Schrijven is vormen, inkerven, boetseren en ongekende werkelijkheden scheppen Schrijven is herinneren en bijkleuren en jezelf leren kennen.
Schrijven is woorden sprokkelen hier en daar stijlen ontdekken.
Schrijven is vrijen en vrijer worden.
VKJ?
Schrijven is vrijen?
Vrijen met de taal veronderstel ik dan. Corrigeer me als ik me vergis, VKJ. Zelf zie ik schrijven eerder als een tapijtje weven met woorden.
Maar om in hetzelfde beeld te blijven als gij, zie ik schrijven dan als de lezer zoetjes verleiden om mee te wandelen tot de laatste lijn van het schrijfsel. Zeker niet de lezer bij het handje te nemen!, want dat wringt en dan wringt zij/hij zich los.
Dat is bij een verhaal zo en dat is bij een relaas zo en bij beschouwelijk proza is dat zeer zeker zo, want anders zou gedachtewisseling zo goed als onmogelijk worden.
'k Kan het natuurlijk enkel over proza hebben, want over poëzie durf ik niet meespreken. In poëzie heeft taal een habitat dat voor mij ongekend terrein is, dat totaal verschilt van proza-hapjes.
De lezer over dat tapijtje zoetekes doen meewandelen tot aan de laatste lijn. En dan zal ik misschien eens wuiven. En zelf verder wandelen. Dat is het dan, schrijven.
“Mijn zus had al op heel jonge leeftijd (ze leerden mekaar kennen toen ze 14 was, hij was 5 jaar ouder) verkering met een zeeman. Als hij in een haven was, hadden ze wel eens radiocontact. Mijn verliefde zus die hem dan via de radio aansprak met zijn koosnaampje en hem overtuigde van haar liefde en trouw besefte niet dat er andere oren meeluisterden. We moeten er nu soms nog om lachen.
Later is ze met hem getrouwd en toen de eerste baby zich aankondigde besloot hij zijn zeemansleven op te geven. Hij wou geen afwezige vader zijn. Hij is wel altijd in de haven blijven werken tussen al die oceaanreuzen waarop hij avonturen beleefd had.
Zijn zeemansleven speelde zich af in de jaren zestig. Een tijd waarin je als zeeman blijkbaar ook nog wat van de wereld zag. Nu moet alles zo vlug gaan dat de romantiek van het varen ver te zoeken is. Hij vertelde verhalen over mij toen nog onbekende oorden. Ik ben 8 jaar jonger dan mijn zus en die verhalen maakten dus wel flink indruk op het kleine meisje dat ik nog was. Als ik meeluisterde dikte hij zijn verhalen dan ook flink aan. Zo zeer soms dat ik droomde over die huizenhoge golven tijdens de verschrikkelijk stormen en over de reuzenoctopussen met gigantische lange armen met zuignappen die je overboord trachtten te sleuren. Of over de reusachtige spinnen die in de tropische wouden leefden. Maar we hingen wel aan zijn lippen.
En één waargebeurd verhaal is me wel bijgebleven. Ik dacht er aan toen je die psychische stoornissen vermeldde. SCHEEPSKOLDER, tekst 641 ik herinner me niet meer waar het gebeurde maar blijkbaar waren er inderdaad zeemannen die de wekenlange eenzaamheid en eentonigheid op zee niet aankonden en die overboord sprongen. Dat vond ik verschrikkelijk.
Wat die afwezige vaders betreft, ik vraag me af of zeemannen wel geschikt zijn als vader. Mijn schoonbroer die besloot zijn zeemansleven op te geven voor zijn gezin, was een heel bijzonder man maar de rusteloosheid die wellicht de roep van de zee bij hem teweegbracht heeft hem altijd achtervolgd. Hij was een goede vader. van VLD
------
'… verliefde zus die hem dan via de radio aansprak met zijn koosnaampje en hem overtuigde van haar liefde en trouw …'
Radioverbinding met het schip … SAIT = Société Anonyme Internationale de Télégraphie sans fil, gesticht in 1913. En ongeveer de helft van de Belgische koopvaardijvloot luisterde mee ! Zo Anonyme was het dus niet. Er waren toen nog marconisten aan boord, de schepen waren nog niet uitgerust met de satellietcommunicatiesystemen. Die kwamen er pas vanaf '99, als ik het juist heb.
Oudere marconisten maakten daar zo geen spel over. Beroepsgeheim. Marconisten waren samen met de kaptein de enige beëdigde officieren aan boord. Maar de jonge snorren gingen ook buiten hun wachturen luisteren naar die berichten. In de loop van de week verspraken ze zich dan aan tafel, vertelden ze over mensen die niet eens aan boord van het schip waren. Ik moest zwijgen, maar ik vond wel een manier om hen te laten weten dat ik hen door had. Dat leverde dan plezierige momentjes op. Plezierig voor mij, bedoel ik.
Een marconist aan boord van de H heeft in '82 eens ongeveer heel de bovenstructuur (monkeybridge, waar de antennes staan) verknald door de apparatuur aan te zetten tijdens een onweer. Er kwam een enorm droog gekraak, een soort blikseminslag. Er was bijna weeral brand. Met dat manneke aan boord heeft het schip kosten gehad. Een snul eersteklas, over heel de lijn. Lastig in de omgang. 23j. En het ego ook eersteklas natuurlijk.
Marconisten waren wel een soort apart. Ze werkten alleen, er waren geen collega's om de specifieke zorgen mee te delen of te bespreken, hoogstens eens een stagiaire, maar zeer zelden. Ze werkten in zeer nauw verband met de brug en de kaptein. Als die samenwerking niet klikte waren zij meestal de pineut. En met hun specifieke problemen stonden zij dan alleen. Nee, marconist was volgens mij niet de fijnste job aan boord.
Het 4de gebod bevreemdend in beeld gebracht door ene Marija Tiurina - UK.
Mij doet het denken aan onvoorwaardelijke liefde van de ouders. Maar daar heeft het kind nog geen weet van. Het gaat er gewoon van uit, het zit nog opgesloten in het egocentrisme van een bepaalde levensfase.
Heel het Internet zegt dat niksen en lummelen gezond is. En er is ook dromen. Ook gezond. Volgens een kameraad die neurofysiodinges gestudeerd heeft en dat ook geworden is, dromen we elke nacht. Wanneer een persoon meent niet gedroomd te hebben is dat omdat die persoon het zich niet herinnert. Want we dromen allemaal. Elke keer. Zegt hij. Met 'we' bedoelt hij niet enkel de tafelgenoten, hij heeft het over de hele mensheid. Gewoon lef hé, de Héle Mensheid. En ik geloof hem, al was het maar omdat gedurende zeven jaar zijn studies mee van onze belastinggelden bekostigd werden.
Volgens hem dienen onze dromen om onze mentale fichebak te herschikken & uit te ruimen. Hij loopt wat achter in zijn beeldspraak, 'k weet het, hij bedoelt waarschijnlijk ons RAM-geheugen. Tijdens het dromen ruimen we op wat weg mag en stockeren we wat bewaard moet blijven. Dat zou bij actief niksen en bewust lummelen ook zo zijn. In dat stockeren zou een rangorde bestaan. Van dringende zaken naar hangende zaken.
'k Volg hem niet helemaal hoor, want van dringende zaken lig ik toch wakker. Niks dromen. Ivm hangende zaken geloof ik hem dan weer wel. En er een nachtje over slapen, het bestaat. Zelf meegemaakt. We zaten met een probleem en midden in de nacht werd ik wakker met de oplossing. Glashelder. Klaarwakker. LM moest toen onmiddellijk deelgenoot gemaakt worden van de oplossing die de nacht gebracht had. Sindsdien schrijf ik het gewoon op. Met een potlood, want het geklik van een bic ...
Buiten de fysiologische activiteiten van ons slapend brein, zou dromen ook voor iets anders een indicatie kunnen zijn? Kweeni.
"Een vriendin van mij, met wie ik nu nog regelmatig contact heb, we komen nog 1 of 2 keer per jaar samen met degenen van ons klas die nog overblijven, haar vader was kapitein ter lange omvaart. Hij was haar tweede vader en haar eerste vader was ook kapitein (overleden toen ze nog heel klein was). Als die vader thuis ging komen zagen wij dat aan haar manier van doen en praten want 'onze pa is vanaf volgende week thuis' en dan was het gedaan met 2 x per week met haar mama naar de cinema gaan, en alle dagen crème glace gaan eten, en vriendinnetjes uitnodigen en rumoerige muziek opzetten en door het huis dansen etcetera etcetera...
En wij waren dan allemaal erg geïnteresseerd in haar verhalen over hoe zij en haar jonger broertje, van wie hij wel de vader was, zich moesten gedragen om zijn humeur niet te verstoren!
Elke dag had ze verhalen over hoe het was gegaan de vorige dag en ik moet toegeven, de verhalen waren echt interessant al waren wij nog pubers toen, wij wilden het echt horen, niet dat hij een slecht karakter had, en van mishandelen of zo was geen sprake maar die man was zo gewend om Kapitein te zijn dat hij thuis ook de Kapitein was ...
Ik moet zeggen dat wij zelfs een beetje jaloers op haar waren want wie van ons allemaal droeg er de eerste jeans broek? Zij natuurlijk, want hij bracht die mee van Amerika, en ook speciale kleedjes kreeg ze, al vonden wij die mode ietwat ouderwetser dan hier, ik weet niet waarom maar het zal dan wel zo geweest zijn, of was het zijn goede smaak misschien ?" RSL
-----
RSL, 'k ben blij dat iemand het verschijnsel van de afwezige vaders kent, want soms denk ik dat ik verhaaltjes over Mars vertel, ipv over het leven aan boord.
Een tijdje geleden ben ik begonnen met mijn archiefje brieven naar de thuiswacht na te lezen. Die mappen zijn meegekomen toen het huis van mijn ouders ontruimd werd. Veel van die relazen zijn niet bruikbaar, de brieven zijn met periodes zelfs monotoon, maar er zitten ook dingen tussen waarvan ik denk : dit gelooft toch geen kat ! En dan gaat het niet over spectaculaire stormen of zeemonsters maar gewoon over menselijke interacties aan boord. Die dan toch niet zo gewoon blijken te zijn.
Zoals bij kolonialen soms de tropenkolder kon toeslaan, en in de het hoge noorden de blokhutkolder wel, scheepskolder bestaat ook. Alleen vind ik daar geen documentatie over op 't Net. Zelfs geen definitie.
Voor tropenkolder staat er : psychische stoornissen die kunnen ontstaan door eenzaamheid en eentonigheid, bij mensen die in de tropen verblijven.
Voor scheepskolder staat er : niks.
Dankzij het mailverkeer aan boord is er voor de zeevarenden nu regelmatig nieuws van thuis, iets om de bovenkamer te bemeubelen, iets dat gespreksonderwerpen oplevert en scheepskolder zou zo voorkomen worden.
Maar de snelle mailcorrespondentie, het dagelijks contact met thuis levert dan weer een ander soort problemen op. En zo is 't altijd iets hé.
Vergeten kan net zo belangrijk zijn als onthouden.van P2
Al goed dat we dingen vergeten, het zou op termijn onhoudbaar worden. Daar ben ik de laatste tijd veel mee bezig P2 , met vergeten & onthouden. Hoe zou het komen dat men onthoudt dat men iets vergeten is?
Daarmee bedoel ik niet het plotse besef van "owee …!" en dan volgt een ramp (ik heb de soep laten opstaan, bvb). Dat gebeurt in andere levensfasen ook, dat is niet eigen aan de seniorenleeftijd.
Maar eerder de kleine momenten van elke dag : men komt in een ruimte van de woonst en … wat kwam ik hier nu weer doen? Of in een gesprek : ik wou iets zeggen maar ik ben het kwijt. En erger, aan het klavier : ik wou iets typen maar het is weg.
Alsof de gedachten schrikkige mussen zijn die bij de minste beweging of het minste geluid wegstuiven. Meestal komt de gedachte wel terug na een paar tellen. Soms ook niet en dan moet men wachten. Of kunstgrepen toepassen. Hoe zou het komen dat men onthoudt dat er iets weg is.
Wát er weg is, weet men niet meer, dat is men vergeten. Dát het weg is, weet men nog wel, dat heeft men onthouden. Gek hé. Hoe zou dat komen?
de afwezige vaderen~ II / III ~ ineens zijn ze daar
Af en toe kwam uit gesprekken aan boord naar boven dat zeemannen, de afwezige vaders, zich thuis ook soms overtollige vaders voelen. Moeders beredderen de zaak prima, zij bestieren in hun eentje de hele huishouding. Zowel de kleine als de grote kinderen hebben hun gewoontes en ineens … staat de papa daar weer.
Na een paar dagen ebt het feestgevoel weg en niet elke zeeman stapt weer soepel in de routine van het gezin. Hij vraagt zich al eens luidop af waarom hij als laatste over de badkamer kan beschikken. (omdat hij de enige is die de deur niet uit moet) Of hij weet nog niet dat de jongste niet tegen bepaalde geluiden kan. (dat is al weken zo) Ontheemd in eigen huis.
Dat vertelden die mannen niet aan tafel, dat vertelden ze me tussendoor, quasi terloops. Waarschijnlijk had ik er het juiste profiel voor, voor dat soort confidenties. Klein, qua graad onschadelijk en aanspreekbaar want altijd aanwezig in de bewoning.
LL, toen 1ste stuur, een beer van een vent, vertelde ooit dat hij 's avonds meestal in de garage bezig was, en dan keek hij soms naar de rij rubberlaarzen die daar stond. De grote van hem, de kleine van zijn vrouw en dan de laarsjes van de twee dochtertjes. Dan kreeg hij een krop in de keel. Dan zie ik ze toch zo graag, zei hij. In de garage ? Bij de laarsjes ? Man, dacht ik, wat brengt ge uw avonden in de garage door, ga binnen en zég tegen de kinderen dat ge hen graag ziet ! Hij wil hen niet bruskeren, was het antwoord. Hij voelde zich soms teveel in hun leventje. Een zeer schuchter vaderschap dus. En toch had hij ooit kinderen gewild.
Op een ander schip, een andere vader, die met zijn trapeziumbaard, vertelde met een diepe zucht dat zijn schoonouders er 'altijd' waren. "Dat mijn vrouw hulp kan gebruiken snap ik wel, zei hij, maar ze zijn er altijd. Echt altijd." Haar ouders waren op de leeftijd gekomen dat ze steun en oppas zochten. En dat deden ze bij de dochter die het dichtste bij woonde, wier man 'toch alsmaar op zee zat'. Dat was wel praktisch zo, een afwezige schoonzoon. Dat hij ook echtgenoot was en vader, werd terzijde geschoven, volkomen onbelangrijk in hun ogen.
De derde vader, ook een Chef mecanicien, met drie dochters. Hij had eens de jongste een uitbrander gegeven en het meisje ging uithuilen bij de oudste zus. Hij hoorde de oudste antwoorden : "niet wenen, binnenkort is hij toch weer naar 't schip." De verloren blik in zijn ogen toen hij dat vertelde … hij werd tijdelijk geduld?
Kortom, zeemannen hebben het soms niet gemakkelijk met het vaderschap.
Dictatoriale vaders hebben geen last van dat ontheemd gevoel in eigen huis. Bij hen zijn het de kinderen die op de tippen van hun tenen lopen wanneer vader thuis is.
In '88 hoorde ik een kaptein aan tafel iets vertellen waarbij ik zijn zoon van 19 zag ineen krimpen. Hopelijk niet van angst maar van plaatsvervangende schaamte. De zoon was op bezoek aan boord. Het gesprek aan tafel ging over kerstversiering. Blijkbaar hadden ze daar thuis een naaldboom in de voortuin staan. Die naaldboom mocht enkel met lichtjes versierd worden wanneer de heer des huizes in België was. Wanneer hij op zee was, geen lichtjes. Waarom? dat vroeg ik me niet af, bij dat heerschap vroeg ik me al lang niks meer af.
"Én, vervolgde hij zijn monoloog, tegen mijn uitdrukkelijk bevel, tégen mijn uitdrúkkelijk bevel (2x) hadden ze dat jaar toch licht gehangen in de boom. En het nog aangestoken ook." oÔo, dat klonk als majesteitschennis. De voortuin moest droef en donker blijven omdat meneer er niet was en op een keer werd er toch licht ontstoken ! Dat had de oudste zoon gedaan om de jongsten te plezieren. Ocharm-ochere, dacht ik, wat een egotripperij, enkel licht wanneer hij in België is … In een gezin geeft men geen orders en bevelen. Of toch niet van die banale.
Hebben sommige zeemannen het moeilijk met afwezig vaderschap, dan hebben sommige kinderen het moeilijk met hun aanwezige vader.
Zodra het scenario het voorschrijft : ze tranen. Wanneer de regisseur het vraagt : ze tranen. De soap deint van de ene tragedie naar de andere, per seizoen zijn er liters tranen nodig.
Er kan veel met een mengsel van water en glycerine. Het product is ook via internet te koop. Daarmee maken de mensen van de grime zweetdruppels en vooral de vele tranen.
Maar échte tranen op bestelling. Hoe doen de dames actrices dat? Marleen Merckx is daarin zo bedreven dat het haar al een imitatie door Ella Leyers opleverde.
Een beiaard … Ik zal het geen getingel noemen. Dat is voor een klokkenspel. Dit waren volwassen bronzen klokken. Veel. En bij momenten : veel tegelijk. Daar zat ik dan. Drie maanden onder de toren van de kathedraal.
Ergens in de jaren '70 logeerde ik tijdens de zomermaanden in Antwerpen. In de Reyndersstraat. Op een scheutje van de kathedraal. Toen nog Brusselaarster zijnde wist ik niet dat er tijdens de zomermaanden, in het toeristenseizoen, beiaardconcerten gegeven werden.
Wegens restauratiewerken aan de toren (2019-2020) speelt de beiaard niet meer sinds april dit jaar.
In mijn herinnering was hij er elke dag, drie maal per dag. 's Morgens, 's middags en 's avonds. Of het werkelijk zo was weet ik niet meer, maar zo leek het toen.
'k Zat op een derde verdieping en had het kot ter beschikking tot einde augustus om een project af te werken. Op een afstand van de toren en op drie hoog tussen de achtergevels galmde de beiaard erger dan beneden op de Handschoenmarkt of op de Groenplaats. En het repertoire! Ik heb daar toen de Toccata & Fuga van Bach horen vermassacreren. Om van te schreien. En klokken blijven nagalmen.
Voor wie de moed heeft, klank niet te luid zetten : http://www.youtube.com/watch?v=syyXjQGZCpw 10min08 Laat ge weten of gij dit gedoe tot het einde hebt kunnen uithoren? Ik niet.
Begin deze lente was ik in de stad en het was alsof ik die kakofonie opnieuw hoorde. Ondertussen woon ik al 20+ jaren in Antwerpen en gelukkig ken ik nu de juiste schuiloorden tegen die pollutie van het auditief decor.
Het was 2000 en we waren al een tijdje een oceaan aan het oversteken. Twee oceanen, de Indische en de Atlantische, we moesten met een lading uit de Perzische Golf naar LOOP (Louisiana Offshore Oil Port, USA) met een VLCC, very large crude carrier, dus te groot om door Suez te gaan. Daarom moesten we rond de Kaap.
Met mailverkeer met thuis stond nog niet op punt en veel ander nieuws was er niet. Na verloop van tijd komen dan de gekste gespreksonderwerpen aan bod. Dat verschijnsel heeft een naam, iets met incrowd, of zo.
Het was middag. Aan tafel éét LM, hij zit niet te converseren. Middaguur betekent voor hem : eten en mogelijk daarna nog 20 minuten gaan liggen. Krachten herstellen, want er moet nog een ganse namiddag gewerkt worden. Om 12h55 een mok koffie, een frisse overall en dan naar beneden, naar de machineruimte. Dat is de planning van 12h tot 13h : eten-rusten-koffie. 1-2-3. En geen gez*ik aan zijn hoofd. Dat is punt 4 ! Mijn taak was er op toe te zien dat het middagprogramma naar wens verliep.
Voor de mensen die een andere dagindeling hebben, de mensen die wacht lopen (08-12 / 12-04 / 04-08) ziet het middaguur er anders uit natuurlijk, 12-04 is al op de brug en de twee anderen zijn aan het uitbollen.
Voor zijn propere overall en de koffie kon ik garant staan, voor de rest helaas niet. Meestal viel het mee hoor. Aan de tafel van de officieren waren nog andere mensen dagman, daar at men 's middags in stilte.
Helaas kwam dit schip van een Chinese eigenaar en de inrichting van de mess was anders. Niet geschikt voor de Belgische hiërarchie-gebruiken aan boord. Er was ook geen gastentafel. Door die schikking en mee door de afmetingen van de tafels kwamen LM en ik aan de tafel van de kaptein te zitten.
Met die eerste kaptein hadden we niet echt geluk. Sommige dagen moest ik LM werkelijk afschermen opdat hij rustig zou kunnen eten. Zelf hield hij zich Oost-Indisch doof. De sociale geplogenheden van het middagwereldje rondom hem liet hij aan mij over. Al doende bracht ik mijn assortiment beleefde glimlachjes opnieuw in praktijk.
Op een keer ging het over opvoeding van kinderen. Oja, dacht ik, wat zijn wij daar allemaal goed in, ver van huis in het midden van een oceaan … LM dacht niks, hij hoorde zelfs niet waarover het ging.
Het gesprek viel stil. De Chef of de Kaptein, iemand vroeg wat ik er van dacht, van een of ander opvoedkundig principe. Tja, als men mij rechtstreeks aanspreekt zal ik een antwoord moeten produceren zeker?
Waarom vraagt u dat aan mij, wij hebben geen kinderen, zei ik in een poging om me op de vlakte te houden. Gij zijt een vrouw, was het antwoord. Dat antwoord vond ik zo dwaas dat ik hem ook dwaas vond en de twee anderen er bij. Iemand met eierstokken heeft automatisch een kijk op opvoedkunde ? En mensen met testikels hebben die kijk … niét ?
Ik produceerde een lachje en zei dat wij met ons vijven toch niet echt het gezelschap waren voor gesprekken over opvoedkunde, LM en ik, een koppel zonder kinderen, plus drie afwezige vaders ! Want dat zijn zeemannen, afwezige vaders. Zes maanden op de twaalf afwezig. Begaan met hun kroost en de centen liggen er elke maand, maar wel afwezig.
Aan de stilte te horen was ik misschien wat ver gegaan, maar goed, theoriekes zitten verkondigen alsof het doordachte meningen waren, dat ging míj efkes te ver.
En zo konden we intijds van tafel, LM kon 20 minuten gaan liggen en daarna was er koffie.
m – HiH-08/2016 - het leven aan boord heeft zo mijn momentjes
'k Stelde mijn Ma (toen 84) voor om in het centrum van het dorp iets te gaan drinken of een coupe ijs eten. Ze vroeg of het ver was.
"Wel, met de auto moeten we door die en die straten want de kortste weg is eigenlijk een enkelrichtingsstraat." Ik zag haar bedenkelijk kijken. 'k Gooide er snel achter: "Te voet is het gewoon rechtdoor en dan de hoek om." Ze bleef bedenkelijk kijken.
'k Deed een laatste poging: "In vogelvlucht is het maar 200 meter hoor…" "Awel, zó zullen we het dan doen" zei ze. Haar manier om te zeggen dat ze geen zin had in ijs. m – EZ-07/2012, HiH-05/2017, bijgewerkt -
Tina en ik stonden in Ekeren te wachten op iemand die ons met de wagen zou oppikken. We stonden op de stoep bij een hoekhuis aan de rand van de dorpskern. Mijn zus woonde toen nog in het centrum van Brussel.
- Dat vind ik hier zo tof, zei Tina, dat zoveel huizen tuinen hebben. Ze staan in levendige straten en toch hebben ze voldoende tuin. Neem nu dit huis … - Die tuin heeft ze nodig ook, zei ik, er zijn drie kinderen. - Kent gij de mensen die hier wonen?
Nee, maar ik had er al wel een verhaal bij verzonnen. Omdat ik er vier keer per week langs liep en ik had het koppel de voorbije jaren zien evolueren. Het verhaal was nog niet geschreven, maar het zat al wel gereed. Tina wou het horen, dat kortte het wachten op ons vervoer.
Een jaar of zes, zeven tevoren was daar een jong koppel komen wonen. Er kwam een kind. En een tweede. En een derde. Na het tweede werd ze voltijds thuis-moeder. Misschien vandaar het derde, een mens is dan tóch thuis …
Terwijl zij open bloeide en rozig en voller werd, werd hij spichtig, hij ging gebogen lopen en zag lichtjes grauw. Als iemand die te weinig daglicht krijgt. In de tuin moest hij niet meer werken, dat deed zijn schoonvader nu. Andere taken ook, ook schoonvader. Zijn schoonmoeder kwam helpen in de huishouding en na een dag poetsen of strijken en wieden en spitten bleven ze natuurlijk eten ook. Had zijn gezin hem eigenlijk nog nodig? Behalve als kostwinner dan. Zijn vrouw had haar kinderen, zijn schoonouders hadden hun kleinkinderen. Iedereen was tevreden.
Ik denk …, ik denk dat haar kinderwens hun huwelijk overwoekerd heeft, zei ik. Zij woont met haar nestdrang op een roos wolkje, en ik kan me voorstellen hij zijn rust bij iemand anders zoekt. En vindt.
Dat was het verhaal dat ik verzonnen had en vertelde om het wachten te korten.
En toen zag ik hoe het raampje van het toilet langzaam dicht ging en hoe het zeer zachtjes in het slot geklikt werd door een vrouwenhand.
Wat had ik weer aangericht, met mijn gefantaseer …
verwarring tussen de woorden neuken ensneuken (W-VL) = snoepen, smullen, smikkelen, sneukelen
woensdag is pannekoekendag ~ van CC
‘k Weet niet of dit al eens vertelde, maar dat verhaal van kinderen die grote-mensen-moppen doorvertellen, deed mij denken aan die dag dat ik door de grond zakte van schaamte.
De grootmoeder van mijn man lag in het ziekenhuis met een zware hersenschudding. Uiterlijk leek er niks aan de hand, maar ze ratelde maar heel de dag door : zo vaak en zo ‘om het even wat’, dat de verpleegsters gewoonlijk lachend haar kamer uit kwamen.
Zo ook die woensdag, toen ik haar met mijn jongste (5 jaar oud) ging bezoeken. Ze vertelde weer een mop :
De vader van Jantje had de gewoonte op woensdagavond de bloementjes buiten te zetten. Zijn vrouw was dat beu, en stuurde hun zoontje mee . Vader stond daar dan, samen met een toogvriend én zijn zoontje, in het glazen straatje. Hij zei tegen zijn maat : “Kom, we gaan neuken en we laten de kleine buiten staan.” Ze konden het kind niet mee naar binnen nemen, daarom vertelden ze hem dat ze iets te regelen hadden, en dat hij buiten moest wachten tot ze terug waren.
Een hoertje van de bar rechtover zag dat kind alleen in die straat, en had compassie, want het werd fris buiten. Ze vroeg het ventje of hij binnen wou wachten op zijn papa. Ze waren net pannekoeken aan het eten en hij mocht er zoveel eten als hij wou. Toen de vader zijn zoontje zag buitenkomen vroeg hij wat hij daarbinnen gedaan had! “Ik ben ook gaan neuken: de eerste vijf waren goed warm, maar de zesde was te heet.” Tot daar de mop die mijne kleine in de kliniek hoorde vertellen door zijn overgrootmoeder. We gaan naar huis, en gewoonlijk is het druk in de hoofdstraat. Iedere woensdagavond was het bij ons pannekoekendag . Zegt mijn kleine plots : “Mama, het is woensdag hé” ... Ja .... “ We gaan straks neuken hé !” Een half dozijn mensen draaide zich om. Plezant hoor.
Vele jaren later vertelde ik over die woordverwarring aan onze jongste, toen zelf al vader, en zijn reactie was “Oei !” Hij vroeg zich af welke woordengoochels van zíjn kinderen hem te wachten stonden.
Mijn nieuwe passer past niet in mijn passerdoos omdat ik een passer koos die te groot was voor mijn oude passerdoos
Nu ligt er al dagenlang een passende vraag op mijn pas geopereerde maag koop ik een andere passer die past in mijn oude passerdoos of had je liever dat ik koos voor een passende passerdoos.
Majumau
Wat wasser ? Plots zo heel passioneel over een passer en over een doos ... Wat wasserloos ?
het duo Ruth en Eve Oosterman, Canada ~ een samenwerking tussen moeder en dochter (toen 2j)
van 't Net
Ruth's devies is : deel uw passies met de volgende generatie. En Eve doet daar graag aan mee. Eve begint en daarop bouwt Ruth verder.
Bovenstaand werk heet de Droom van de Boekenwurm. Op het einde wordt duidelijk waarom. In de droom worden geen bomen meer omgehakt om boeken te drukken want de boeken groeien rechtstreeks uit de boom. klank zacht houden https://www.youtube.com/watch?v=N253Hph2xNA 01min08
Nu de omgekeerde werkwijze : eerst Ruth, dan pas Eve. En Ruth werkt verder af.
De uitleg van kleine Eve : "Mr Giraffe heeft blauwbessen gegeten en dan ging hij zeepbellen blazen en de zeepbellen waren blauw."
Maar dat hadden wij al begrepen hé. Ter info : na een schildersessie moet Eve in bad en na het eten van blauwe bessen eigenlijk ook.
Shakespeare ~ Laurence Olivier ~ Peter Sellers ~ The Beatles (in die volgorde)
Eén van de voordelen van slecht slapen is dat men 's nachts interessante documentaires tegenkomt op TV. Afgelopen week zag ik een carrièreoverzicht van George Martin, de vijfde Beatle, de producer van al hun platen, -1.
In 1955, zomaar een gewone dag, wat liept ge dan te doen. In welke fase van uw leven waart ge dan?
Zelf werd ik toen drie. De eerste helft van het jaar '55 was er een zusje op komst, vanaf de tweede helft van het jaar was ik grote zus en slopen de taken mijn leven binnen. Van The Beatles was nog geen sprake, John en Ringo waren 15j en George en Paul liepen waarschijnlijk nog in korte broek.
De buitenwereld beperkte zich tot de kleuterschool, het park en de weg heen- en terug. Van veel interessante dingen had ik toen geen notie. Zo wist ik niet dat Laurence Olivier dat jaar schitterde als Richard III in een film waarvan hij de regisseur, én de producer én de hoofdacteur was. Een ambitieuze onderneming. De rol zou hem een Oscarnominatie opleveren. En ook : 'de film heeft waarschijnlijk meer gedaan om Shakespeare terug tot bij het publiek te brengen dan enig ander project'. Sir Laurence Olivier foto van 't Net
Laurence Olivier 1955: Richard III, "Now Is the Winter of Our Discontent", de openingsscène. Ge moet niet het hele fragment uitkijken hoor, 'k zet het hier enkel om de setting te tonen en de intonatie & interpretatie van Laurence Olivier. https://www.youtube.com/watch?v=jmWtynh2Xwc 04min30
Of die stijl van vertolken vandaag nog zou kunnen, daar heb ik geen idee van. In elk geval, toen in 1955 waren misschien al een aantal jonge wolven rond de interpretatie aan het cirkelen, om er iets mee te 'doen'. Peter Sellers was toen 30. (Yep, dié Peter Sellers)
In 1965, waren we met drie. Laura 6j, Tina 10j en ik 13j. We staken alle drie boven de tafel uit, de wereld was al wat ruimer. En er waren de Beatles. klank aanzetten, https://www.youtube.com/watch?v=zx2TFk0vh1I 02min34
John & Ringo waren 25j en de twee anderen gedroegen zich navenant. Peter Sellers was toen 40j en had iets beet dat bruikbaar was. Hij zou een liedjestekst brengen als monoloog. Moet kunnen, denkt men dan, van het podium naar de scène, van gezongen naar voorgedragen. Omgekeerd bestaat toch ook!
En de dag na de documentaire over George Martin heb ik dat curiosum van Sellers opgezocht. En hoe meer ik erover te weten kwam, hoe meer ik onder de indruk raakte. Dit was niet zomaar een speriebonen-grapje, dit was ernstig humoristisch werk.
Van Lennon & McCartney, de stukken tekst die Sellers gebruikt heeft :
It has been a hard day's night, and I have been working like a dog It's been a hard day's night, I should be sleeping like a log But when I get home to you, I find the things that you do Will make me feel alright
You know I work all day to get you money to buy you things And it's worth it just to hear you say you'll to give me everything That's why I love to come home, ‘cause when I get you alone You know I feel OK
When I'm home everything seems to be right When I'm home feeling you holding me tight, tight
It's been a hard day's night, and I been working like a dog It's been a hard day's night, I should be sleeping like a log But when I get home to you, I find the things that you do Will make me feel alright
En dan volgt nu A Hard Day's Night, gebracht door Peter Sellers, op de wijze van Laurence Olivier. Dezelfde toonhoogte, hetzelfde accent, dezelfde stembuigingen … de imitatie is zo raak, dat ze een eerbetoon aan Sir Laurence wordt.
Let op hoe Sellers telkens het laatste woord van de strofe neerlegt. Het gaat niet meer over de hardwerkende jongeman die thuis opgelucht zijn das uittrekt en een flesje bier opentrekt. Sellers geeft een gans andere betekenis aan het thuiskomen. Hij doet dat zonder één onvertogen woord te gebruiken, hij houdt zich aan de tekst. Hoe vaker ik het filmpje bekijk, hoe meer ik onder de indruk raak van zijn kunnen. Zelfs het feit dat hij op het einde van de tweede strofe gaat verzitten heeft in deze vertolking een betekenis.
Met deze voordracht heeft Sellers de Engelse hitparade gehaald, zegt Wikipedia. En ik heb dat toen allemaal gemist. Nuja, in '65 zou ik toch te jong geweest zijn om het te snappen, Zoveel jaar later vind ik het driedubbel amusant, door de gelaagdheid van de vertolking. Het lijkt wel bladerdeeg. Het lijkt luchtig maar het zit vol met … oei, mijn vergelijking loopt vast. Laat maar.
Dat is een voordeel van slecht slapen, er zijn 's nachts vaak interessanter dingen op TV dan overdag. Van Shakespeare vertolkt door Olivier naar Sellers in een vertolking van een Beatles-nummer, wat een knap stukje kruisbestuiving.
09/2014 – Een speciaal moment in Odense (Denemarken) tijdens de Muziekwedstrijd Carl Nielsen.
De Japanse fluitiste Youkie Ota kreeg tijdens haar proef, gelijk een echt Disney-prinses, bezoek van een vlinder. Op haar voorhoofd. Het diertje leek de Sonatine voor fluit en Piano van Sancan wel mooi te vinden. Mevr Ota liet zich niet van de wijs brengen door het gekriebel. Sterke zenuwen!
'k Heb nog een verhaaltje over goud. Bij de eerste lessen scheikunde werden we ingewijd in het systeem van Mendeljev. Het zal het schooljaar '67-'68 geweest zijn. De tabel hing al jaren tegen de wand, we waren vertrouwd met de schikking, een mozaïek met veel lege plekken. En met lettercombinaties. Thuis ging ik al eens enkele opzoeken in de Elsevier.
In ongeveer elk lokaal hing een tabel van Mendeljev. Dat zal niet zo geweest zijn, maar zo herinner ik het mij : er hing overal een kruisbeeld boven het bord (om de leerkracht te behoeden voor vergissingen), er was de kaart van België en af en toe ergens een kaart van Europa, naargelang het lokaal, en er was Mendeljev. Dat waren de rolplaten waarmee we vertrouwd moesten raken.
In lokalen waar de ramen te hoog stonden om naar buiten te zitten dagdromen en waar geen kaart van Europa hing om te zitten wegdromen keek ik dan maar naar Mendeljev zijn universum. Veel van de elementen van toen ken ik nog steeds ratsklats uit het hoofd. Heel handig bij quizvragen op TV, dan doe ik luidop mee.
In het begin van ons eerste jaar scheikunde hadden we een les over de groep van de edelmetalen. De lerares had ons verteld dat hoe zuiverder het goud, hoe makkelijker het vervormd raakt. Als verduidelijking bij haar uitleg : ringen die een edelsteen moeten bevatten zullen eerder 14 kt zijn, zo zal een dure steen niet wegspringen, ringen zonder steen kunnen hoger dan 18 karaat gaan. Gesteld dat men lichtjes op de rand zou bijten, zou men voelen dat goud een zacht metaal is.
Wikipedia formuleert het als volgt : 'Van alle bekende metalen die bij kamertemperatuur vast zijn, is goud, na lood, het makkelijkst te buigen en te vervormen'.
Lucia, de kleinste van de klas, een vinnig springeding met grote bruine ogen en een paardenstaart die op en neer wipte terwijl ze sprak, kwam in de loop van die week met een verhaal de klas in. Ze had de uitleg over goud thuis aan tafel herhaald -wat hebt ge vandaag op school geleerd, zeg het eens flinke meid. Wat zij dan deed. Haar broertje van tien luisterde met grote oren want hij had zoals zijn zus wetenschappelijke belangstelling.
In een rustig moment toog hij naar het nachtkastje van zijn Ma, nam daar de trouwring van haar grootmoeder, van zijn overgrootmoeder. Hij beet er in, de ring vouwde dicht. Ja hoor! Puur goud! Opgetogen ging hij dat beneden vertellen.
In de commotie volgde een pak rammel voor de jonge onderzoeker en vermits la Mama temperament had deelde Lucia in de klappen. Dat was haar welkom in de wereld van de wetenschappen.
Eigenlijk heb ik geen juwelen meer. Behalve twee ringen. Maar die zijn in zilver. Of zilver mee telt als juweel weet ik niet. Zilver oxideert. 'k Heb wel een heel mooi glad vierkant doosje in geoxideerd zilver. Het vraagt geduld om de zuurstof in de lucht en het zilver van het doosje een paar jaar hun gang te laten gaan. Oxideren op natuurlijke wijze. Tot hier toe ben ik tevreden. De tekening van de oxidatie begint heel Japans te lijken. LM is veel minder tevreden. Hij vraagt zich af waarom ik een mooi doosje laat oxideren. Het antwoord was en is nog altijd zeer simpel : omdat ik dat wil.
-----
Enkele zomers geleden was ik in de slaapkamer een kast aan het opruimen en in een doosje met 'juwelen' zaten dingen die ik al twintig en dertig jaar niet meer gedragen had.
Dat kwam deels door de job. Ringen zijn niet zo handig als men vaak rubberhandschoenen moet aan- en uittrekken. Halssnoeren en kettingen … wanneer zou ik ze gedragen hebben. Toch niet om aan de wal te gaan, dat is vragen om overvallen te worden. Juwelen dragen was voor later. Ooit zou ik dat wel doen. Dat ik die dingen niet droeg kwam ook omdat veel van die spullen in goud waren. En ik vind dat goud soms toch zo luid kan blinken. Ik heb liever de zachte glans van zilver.
De gouden dingen had ik in de loop der jaren geërfd en gekregen, zeker niet zelf gekocht. Een mens verzamelt nogal wat spullen. In de loop der jaren.
Er waren oorbellen bij die ik gevonden had toen LM & ik de kamer bij een neefje van hem gingen herinrichten. Ze lagen tussen het bed en de muur, bovenop de plint. Toen ik ze liet zien aan de neef, verschoot hij van kleur.
- Doe dat weg, doe dat weg! zei hij gejaagd.
Het waren oorbellen van zijn vorige vriendin. De huidige vriendin mocht die oorbellen niet zien en al zeker niet weten waar ze gevonden waren. 's Avonds belde ik hem om te vragen hoe ik die oorbellen kon terugbezorgen aan de ex-vriendin.
- Ge moogt ze houden, fluisterde hij. Da's voor de moeite.
Zo stond ik naar die dingen te kijken Ik herinnerde me dat ik iets gelezen had over de goudprijzen. Dat er geld gegeven werd voor oud goud. Dus heb ik op het Net opgezocht waar ik daarvoor moest zijn en de dag erop heb ik de hele mikmak uit de kast gehaald en samen met de oorbelletjes binnengebracht bij de mensen die van goud hun werk maken. 'k Heb 300 € gekregen voor het boeltje.
Met dat geld wou ik iets kopen dat ik echt mooi vind. Eén stuk. Maar dan iets heel moois. Een ontwerp dat tijdloos is en nooit gedateerd zal raken. Eventueel kon ik nog 300€ bijleggen, dan had ik het juweel eigenlijk nog aan halve prijs.
Maar het was zo warm die dag dat ik recht naar huis gekomen ben. Mijn favoriete zilverwinkel (Reyndersstraat) zou ik wel op een andere keer gaan bezoeken.
Ondertussen zijn we drie zomers verder, of vijf en ik heb nog altijd niet naar het stuk van mijn dromen gezocht. Maar ooit hé, ooit zal het er van komen. Dat ene juweel dat op mij ligt te wachten zal op een dag mijn pad kruisen. Dan maak ik een foto en dan zend ik die in.
En anders zijn er nog altijd de micro-investeringen, de geitjes van Oxfam. Misschien is dat uiteindelijk zinniger dan mijn gemekker over 'ooit'.
Is het om te spelen dat de hond zo doet ? Een kajak is niet echt een frisbee hé. Als die hond zijn baasje niet wil laten vertrekken, heeft hij misschien gevaar geroken.
Misschien ligt er een alligator op de loer en niemand weet dat, alleen de hond. Maar die krijgt het niet gezegd …
Bij Mark Muldoon is het soms feest in de keuken. Wel, voor sommigen dan. Muldoon is degene die zingt, buiten beeld. Links in beeld een zij, rechts in beeld een hij. De conversatie tussen de twee gebeurt in lichaamstaal.
00:25 - Daar gaan we weer, zucht zij. - Komaan schatje! Danst gij niet graag? - Nee dank u. Niet met patsers. - Komaan!
00:45 - Nee, geen goesting. Stop. Laat mij met rust. Nú! - Oké, oké, maar deze song is een héle goeie hoor …
01:40 En hier komt mijn beste stuk! Kíjk! Zie mij doen! Zie mij doen!
Ze verdwijnt uit beeld. Ze heeft zijn gedoe nog lang verdragen vind ik. Moja, als dame blijft men zo lang mogelijk beleefd natuurlijk.
De mooiste kunstwerken en de beste uitvindingen zijn vaak bedacht door mensen die soms heel eigenwijs anders durfden te zijn.van P²
Wanneer het over uitvindingen gaat heb ik een grenzeloze bewondering voor de uitvindingen van onze vroege voorouders. Zij moeten geniën geweest zijn of ik zat nu niet te typen en gij zat dit nu niet te lezen. De mensheid had het niet overleefd zonder de knappe koppen van toen.
De eerste mens die een steel aan een hamer bond en daarmee de slagkracht vergrootte, was de allereerste werktuigbouwkundige. Waarschijnlijk een vrouw die voldoende noten moest kraken voor een aantal mensen. Zij was de eerste ingenieur. Wat achteraf met hamers gedaan werd is een andere zaak natuurlijk. Mekaar de kop in slaan en zo. Maar dat waren mannen. Vanwege het testosteron.
'k Zou graag eens de personen ontmoeten die zo'n 5000 jaar of langer geleden een tegengewicht aan de dwarsboom van een paal vastgebonden hebben. Of hoe moet ik dat uitleggen. 'k Zal er een vertelselke van maken, ga zitten.
Vader, zoon en kleinzoon, 48j, 32j & 16j, zo ging dat toen. En puberteit bestond niet. Men werd als kind rechtstreeks volwassen. En een waterput was letterlijk een put, een gat in de grond. Meer niet. Met een paaltje ernaast om het leidsel van de emmer aan vast te maken, kwestie van de putemmer niet te verliezen.
----- nu dat vertelselke
5000 jaar of nog langer geleden kwamen 's morgens vroeg drie mannen naar huis van hun nachtshift bij het veld. Samen met anderen. De heuveltoppen in de verte zagen al roze. Het zand onder hun voeten was nog donker. Ze hadden bij het irrigatiesysteem hun aantal uren water geput om de kanaaltjes te voorzien van water. Een veld aan de Nijl of de Tigris, of de Eufraat, ge moogt zelf kiezen. Of nee, doe toch maar de Nijl.
Na één shift water putten lagen hun handen open en hun rug stond in brand. (ter hoogte van de lumbaal wervels)
De kleinzoon liep met zijn handen in zijn lendenen mompelde iets lelijks en deed klaaglijk : "en dat is nu élk jaar zo hé" De vader keek filosofisch en zei gelaten : "Ja, elk begin van de lente is moeilijk" De grootvader prevelde een dankzegging aan de god van Stroom & Water en zei : "Het is altijd zo geweest. Het doet pijn, maar er is water."
Het is altijd zo geweest ... dat moest hij nu juist zeggen waar de kleinzoon bij was. Broeierig kwam de kleinzoon thuis, helemaal gereed om nog voor het ontbijt een potje te zagen. Daarna moest hij heel de voormiddag in de tempel een shift rechtsgeleerdheid gaan volgen en zijn rug deed pijn en het duurde nog tot de middag eer hij kon gaan liggen chot... wat was hij het allemaal beu vandaag. En vanavond nog ambachtshift.
Zijn vrouw was al wakker, legde een kruidenaftreksel op zijn handen en wond er doekjes om. Soms moet dat bij mannen, soms moet men er doekjes om winden.
Hij vertelde over het water hijsen. - Wij doen dat anders nu, zei ze. Wij hebben een dwarsboom.
En ze vertelde over het systeem aan de drinkwaterbron. Aan de drinkwaterbron komen enkel vrouwen en kinderen, hij wist dus niks van de vernieuwingen daar. Trouwens, welke man ging er nu met goed fatsoen naar de vrouwenbron! Enkel de rechters met hun gevolg en zover was hij nog niet. Bijlange nog niet.
Naar wat ze vertelde zag hij wel iets in die dwarsboom. - We kunnen morgen vóór uw watershift eens gaan kijken, zei ze. Dat vond hij goed. Dan was het nog donker. Dan zou niemand hem zien.
Toen ze daar kwamen zag hij dat het paaltje vervangen was door hoge opstaande boom die bovenaan eindigde in een vork.
- Wie ..., begon hij ...
Wie heeft die hoge paal geheid, dacht hij, met een enorme steek van jaloezie. Want die nieuwe paal rechtzetten was duidelijk mannenwerk geweest. Welke man komt hier aan de drinkbron werken uitvoeren terwijl alle anderen elders in hun shiften bezig zijn...
En in die vork rustte de dwarsboom. Daarmee konden de vrouwen de emmer hijsen ipv hem op te trekken met de hand. Het andere uiteinde van de dwarsboom rustte nu op de grond.
Ze glimlachte zwijgend en keek hem zelfs niet aan.
Hoe zijn ze aan dat hout geraakt, ging het door hem heen. Die vraag had ze gevoeld. Ze keek hem aan, wreef traag en met een oeroud gebaar over haar zwangere buik en met haar donkere ogen keek ze recht in de puttekes van zíjn donkere ogen.
- Dat zeggen we niet. - Ik kan het gaan vertellen hoor, van die nieuwe dingen hier. - En zeggen dat ge hier geweest zijt?
Weer die glimlach. Wat is ze slim, dacht hij met een week gevoel. Slim. En mooi.
- Die steen, wees ze, die steen gebruiken we om op het uiteinde te leggen. Dat is een idee van de kinderen. Maar nu zouden we hem graag vastmaken aan de dwarsboom.
Hij zag waarvoor die steen moest dienen. Hij zag wat er moest gebeuren en hij legde zijn hand op haar hand.
Twee dagen later hing de steen vast. En nog twee dagen later stond een gelijkaardig bouwsel aan het water bij het veld. Zoon en kleinzoon waren zeer tevreden.
- Die nieuwigheden, jammerde de grootvader, die nieuwigheden verstóren! - Vader, zei de zoon, hout is er altijd geweest. En die steen lag hier al sinds de Aarde de Zon gezien heeft.
Toen de opa voelde hoe die nieuwerwetsigheid zijn lumbalen spaarde bond hij in, eerst min of meer, daarna iets meer. Maar hij bleef pruttelen en jammeren om zich te verontschuldigen tegenover de god van Stroom & Water dat hij met dat nieuwerwets gedoe enkel zijn oude botten wou ontzien.
----
Die mensen zou ik dus graag eens ontmoeten, indien een hiernamaals mogelijk zou zijn. Want ze zijn misschien niet gekend, maar naar mijn idee zijn ze wereldberoemd geworden met hun sjadoef. Die jonge vrouw en de kinderen, bedoel ik.
Later kwam een heel sjadoef-systeem om het water naar de velden te tillen.
Ik keek in de spiegel en heb mezelf gezegd: mooi ben je niet echt en heb de spiegel stuk geslagen daarna had ik spijt de scherven gaven mij gelijk en
ik heb een nieuwe gekocht en mezelf verzocht me anders te bekijken en ik moet u eerlijk zeggen dat ik me meer en meer mocht omdat ik op mezelf begon te lijken.
"Oei Maart, ik zou dat direct naar het politiebureel doen, of in een plaatselijke krant zetten.
Mijn vader heeft twee keer geld gevonden; De eerste keer een portefeuille met geld, paspoort enz. Ik heb direct naar die mensen gebeld en die waren dol gelukkig.
De tweede keer een envelop met loonbriefje en het loon er bij. Het was een enveloppe van de Mivas hier in Lier, een onderneming waar gehandicapten werken. Ik heb eerst met de naam in het telefoonboek gezocht en bij de tweede poging was ik aan het juiste adres. Die moeder was ook zo blij dat ze mij 100 frs wilde geven. Ik heb gezegd, dat is heel vriendelijk mevrouw, maar mijn vader heeft het gevonden en die gaat dat niet willen aannemen. Maar steek het gerust in de spaarpot van uw zoon, zijn handicap is al zwaar genoeg voor jullie, dus zijn loon terug geven doen mijn vader en ik echt met een heel blij gemoed en gevoel.
En ik zelf heb eens een portefeuille gevonden op de grote markt hier, het geld was er uit, de papieren staken er nog allemaal in. Ik kon dat gerust aan mijn ventje meegeven, die werkte bij de politie, dienst opsporingen, maar daar ik het paspoort had heb ik die jongen gebeld. Hij was achttien en niet eens blij, want zei hij, 'Ik had liever mijn geld terug gehad'. Ik zei dat hij al blij mocht zijn dat hij al zijn papieren terug had, waarop hij zei, pfpf dat betaalden mijn ouders toch. Wel heel ondankbaar vond ik maar ja, ik kon er ook niet aan doen dat het geld verdwenen was.
En deze winter heb ik een paar kinderhandschoentjes gevonden in onze hall hier beneden. Ik dacht misschien van één van de kleinkinderen van mijn buurvrouw. Ik heb de wantjes op de brievenbussen gelegd en die hebben daar twee weken gelegen. Ze waren van niemand. Ik heb ze dan maar buiten op het vensterbank gelegd en de volgende dag waren ze weg.
En twee jaar terug was mijn ventje zijn huissleutels kwijt, die moesten uit zijn zak gevallen zijn met uit de auto te komen en onze Nebo in zijn armen te nemen. Direct aangegeven bij de politie. En ook direct ander slot laten steken want wij moesten de volgende dag voor een hele dag weg. Twee dagen later belde de politie ons dat mijn sleutels daar waren afgegeven. Met dank aan de eerlijke vinder, maar ik wist niet wie... " P2
De armband naar het politiekantoor brengen, daar heb ik toen heel efkes aan gedacht P2KE, Heel efkes maar. Behalve het geslagen goudmerk stonden er geen kentekens in de armband, niks gegraveerd. Qua schakel had hij ook geen speciale kenmerken.
Hem binnenbrengen naar de baas van het etablissement vond ik niet nodig, het was een groot baancafé waar veel reisbussen stoppen. De armband naar het politiekantoor ter plaatse brengen vond ik ook niet nodig, de eigenaar/ster kwam misschien van de andere kant van het land.
'k Vond het wel eigenaardig dat tussen de grijze kiezel van de parking nog niemand dat hoopje geel goud had zien liggen. Misschien was het een kwestie van lichtinval. De zon was aan het zakken en ik zag van ver dat dit hoopje op een andere manier blonk dan klein zwerfvuil zoals karamelpapierkes of biercapsullekes.
De armband lag in mijn hand, we stonden er met vier op te kijken en ik heb hem in mijn jaszak laten glijden. Om een of andere reden wou ik hem niet in mijn handtas. 's Avonds thuis heb ik hem dan aan mijn schoonzus gegeven. Voor LM en mij had hij eigenlijk geen waarde. Behalve dan dat het gebeuren achteraf informatieve waarde had over iemands waardesystemen.
Ongeveer vijftien jaren geleden heb ik eens een zware gouden armband gevonden op een parking. Eigenlijk vond ik het vreemd dat degene die zoiets draagt niet voelt dat het ding lost. Môja, wat weet ik van armbanden … En dan nog in goud. 'k Heb het meer voor zilver. Die glans is zachter. Goud kan toch zo schitteren hé. Eigenlijk vind ik goud een luide kleur.
'k Steek die armband op zak. Thuis bekijken we het ding eens goed. Jawel, slotje kapot maar echt goud. Noch LM noch ik dragen goud. Met dat ding konden we dus niks doen. Een zus van LM zat erbij en haar ogen blonken. Omdat ze die armband mooi vond, dacht ik. We hebben haar die armband gegeven. Waarom niet? Zij draagt goud, wij niet. Toen blonken haar ogen ook van blijdschap. Dacht ik.
Vier jaar later werd het appartement van hun Moeder verkocht en de verkoopsom zou onverdeeld blijven staan zodat niemand van de kinderen zou moeten bijleggen om het verblijf van hun Moeder te bekostigen. Dat was de mondelinge afspraak tussen de zes kinderen onderling.
Achteraf werd die afspraak betwist door de armband-zus, ze wou haar deel van de verkoopsom. Wekenlang agitatie en gemekker! En ik herkende de blik. Ineens vielen een paar dingen op hun plaats. Hebzucht. Pure hebzucht. Al eens hebzucht gezien in iemands ogen? Akelig. Echt akelig.
De volgende armband breng ik naar 'oud goud' en met dat geld sponsor ik bij Oxfam microprojecten met geitjes. In stilte.
Met zachte hand en met veel geduld hebben ze de poes geleerd dat ze niet op het klavier mag zitten of liggen. Niét! En dat is gelukt. Ze ligt of zit niet meer op het klavier. Ze doet nu aan schermbeveiliging tegen ... tegen de muis?
In de familie aan vaderskant werd alles op tafel gegooid. Ondergeschoven kinderen, oorlogsverledens, trouwerkes-van-moeten, financiële en andere schelmenstreken, het werd allemaal luidop meegedeeld. Of er nu klein grut met grote oren rondliep of niet : het leven werd verteld zoals het is. Heel die wijk was zo. Over geldelijke meevallers waren mijn grootouders opvallend minder openhartig. Misschien is dat eigen aan zelfstandigen.
Over bevallingen en aandoeningen werd er niet geheimzinnig gedaan, alles werd uitgebreid tot zeer uitgebreid verteld, varianten en remedies incluis, met al de misvattingen van een verhaalfolklore die terug gaat tot vóór de kindertijd van mijn grootouders.
Niet dat problemen bespreekbaar gemaakt werden of dat er taboes doorbroken werden. Helemaal niet. Het waren gewoon mededelingen die werden uitgesponnen en als verhalen werden opgediend. Een overblijfsel uit de tijd dat radio voor rijke mensen was en de TV nog niet bestond. Want in die tijd en in dat milieu zijn mijn grootouders opgegroeid. Men maakte zélf de soaps. En die manier van communiceren hebben ze zowat heel hun leven gehanteerd, over alle onderwerpen, met de clichés en de dooddoeners die erbij horen. Ik denk dat mijn grootouders 'streetwise' waren.
Van hun kinderen (negen) waren er een paar zeer zwijgzaam. Misschien zijn ze in die bende nooit aan het woord geraakt en hebben ze het dan maar opgegeven? En een paar zijn nu nog altijd grote tateraars. Maar ze vertellen niet alles meer. Er is nu meer oog voor privacy, alhoewel … één tante heeft nog altijd een zeer levendige belangstelling voor 'het leven zoals het is'.
Iets waar mijn Pa absoluut niet tegen kon was de openheid waarmee zijn Moeder over aandoeningen en ziektes vertelde. Daar kreeg hij het danig van op zijn heupen. Maar eens voorbij een bepaalde leeftijd deed hij zelf juist-klak-exact hetzelfde als zijn moeder met alle ongevraagde details en op de meest ongeschikte momenten. Wanneer we hem er op wezen, dat hij dat vroeger zelf niet verdroeg, viel hij uit de lucht, dan waren wij het die weeral overdreven. Weeral …
Die babbelcultuur en dat lameren heb ik enkel daar gekend. In die wijk, Ter Eiken. Men leefde er luidop mee en de mantel der liefde betekende daar het verhaal van de beklagenswaardige doorvertellen.
De familie aan moederskant was bijlange niet zo. Daar ging het gans anders. Dat is voor een andere keer.
m, ooit klein potje met grote oren – EZ-04/2013, HiH-08/2016, herzien -
Op vakantie in Spanje rond Pasen ~ door Rocor, 08/2007
Het weer viel tegen, terwijl het in het vaderland zalig weer was. Plezierig is anders, maar niet gezeurd, onbezorgd niets doen kan ook leuk zijn. We hadden dan meer tijd om naar de medemens te kijken, zeker in het restaurant van het hotel, dat in buffetvorm was opgesteld. Wat mensen op hun bord leggen en door elkaar eten is niet te geloven. Ik die dacht dat er regels waren om gerechten samen te eten, bijvoorbeeld gehaktbrood met krieken. Aan het ontbijt frieten met plakjes kaas, een ei met donuts. Ge stelt uw schotel zelf samen, ge eet zoals ge wilt, maar op de middag zag ik paling met ijscrème eten. Er zijn grenzen aan smaak. Dat zoiets bestond, niet te geloven …
Toen kwam er een reisbus toe met mensen. Die avond bleven zij eten en ze bleven voor een overnachting. Als ontbijt voerden zij een aanval uit op dat buffet, borden werden volgepropt, alles door elkaar, waarvan ze niet de helft opaten. Dat bleef gewoon op de tafels staan, en werd er opnieuw een ander bord gevuld. Een chaos van eten en drinken, het was niet om aan te zien, wat een verspilling! Ik dacht nog: daar moest straf opstaan dat bleef bijna allemaal onaangeroerd achter. Hoe zouden die thuis eten?
De verantwoordelijken stonden er sprakeloos naar te kijken bij zoveel gemors met al dat goede eten. In een mum van tijd hadden die mensen er voer van gemaakt, en blijkbaar vroegen die reizigers zich niets af, ze hadden er toch voor betaald zeker? Alles belandde in afvalcontainers. De verblijvende hotelgasten stonden er sprakeloos bij. Dat doe je toch niet, fatsoen is anders. Er zijn mensen die zich ongemakkelijk voelen als ze een botertje teveel hebben genomen en het gaan terugbrengen, iedereen weet toch: met eten wordt niet gemorst!
Een mens mag niet altijd terugvallen op vroeger, maar toch, ik zag ooit hoe een Afrikaanse vrouw in de Congo maniok plette in een holle boomstronk. Ze was er uren mee bezig. Ze bood me aan wat te nemen met mijn vingers, het smaakte heel goed. Voor haar was dat het eten voor een ganse dag met haar gezin en ze wilde dat delen met mij. Als ik daar aan denk en haar vergelijk met die onbeschofte mensen in dat hotel waar véél nóg niet genoeg was, denk ik: mijn god, het is toch niet eerlijk verdeeld! Maar wat doen we eraan? Niets zeker …
Sinds LM en ik elke ochtend op TLC dat kattenprogramma kijken herinner ik me meer en meer over kattezaken van vroeger. Hier iets uit '67. De klas liep toen zot van alles wat Annie M.G. Schmidt schreef, gelijk wie het zong of bracht. Haar beschrijvingen waren raak en fijntjes. Naar mijn gedacht stonden vertolkers van topniveau bij haar aan te schuiven om een tekst.
Hier: een kattenmoeder koestert haar kattenjong, het kattemenoeltje. Mevr. Schmidt heeft het ook over een ponseltje. Woorden van eigen vinding die evengoed een gevoel overbrengen, misschien zelfs sterker ... Mevrouw Schmidt was geniaal in het brengen van niemendalletjes en in het hanteren van eenvoud :
Ik zal je leren blazen tegen het grote kattenkwaad Ik zal je leren blazen tegen het grote waf-woef-waf Het grote waf-woef-waf dat altijd door de wereld gaat En als je dan goed, blazen kan dan blaas je 't van je af Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren spelen met je eigen mooie staart Of met een heel klein plonseltje of met een pluisje touw Wij amuseren ons met niks, dat ligt in onze aard Die arme mensen ach, die amuseren zich niet gauw Die hebben daar Wim Kan voor nodig liefje - op z'n minst Wij katten kunnen zonder hem en dat is onze winst Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren krabben tegen bloemetjesbehang En lekker met je nagels langs de mooie nieuwe stoel Daar zijn de mensen razend om, dat weten we al lang Die arme dwazen kennen niet dat zalige gevoel Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren stelen uit de wiebelende pan Ik zal je leren kopjes geven aan de goeie man Ik zal je leren zwerven op de smalle daken 's nachts De helle groene koplampen die schijnen onverwachts Kattemenoeltje, Kattemenoel
Ik zal je leren lopen op een blad met twintig glazen Zonder een te breken en ik zal je leren blazen Ik zal je leren blazen tegen 't grote kattenkwaad En tegen het grote waf-woef-waf dat door de wereld gaat En dan ben jij een goede kat, zo een als ik bedoel Kattemenoeltje, Kattemenoel
“Vrouw Barbara was weduwe geworden: haar 5 kinderen werden aan het werk gezet om niet te vervallen in armoede. Bijna dag en nacht draaide het spinnewiel in het huis. Serena, de oudste dochter deed flink haar best, maar voelde goed aan dat het harde werk niet voor een blijvende oplossing kon zorgen. Daarom bad zij elke avond in stilte tot de Heilige Maria en deed een belofte: indien zij haar familie zou helpen, dan zou zij afzien van elke vreugde en hoop die zij in haar hart koesterde.
De lente breekt aan. Om te bekomen van het harde werk krijgt Serena een vrije dag en zij gaat een wandeling maken met haar jeugdvriend, Arnold.
Terwijl ze uitrusten, gebeurt er plots iets heel bijzonders. Een legertje spinnen, strijkt neer op het hoofddoek van Serena en met verbazing stellen zij vast dat uit het heen en weer geloop van de diertjes een web geboren wordt met figuren, vogels en bloemen. Plots verdwijnen de spinnen: het ragfijne werk blijft achter als bewijs dat het geen droom was. Voor Serena is dit duidelijk een teken van God. Als eenvoudige spinnen zo'n werk kunnen maken, dan moet een mens daar toch ook toe in staat zijn? Arnold maakt met enkele takken een houten raamwerk waarop het doek met het web werd vastgemaakt en Serena neemt het mee naar huis.
Diezelfde avond nog zet zij zich aan het werk. Wanneer Arnold haar de volgende morgen komt opzoeken, zit ze hopeloos in de war met al de fijne zijden draadjes. Hij stelt voor de draadjes te bevestigen aan houten stokjes. Het over en weer brengen van de stokjes, de eerste kantklosjes, verloopt eerst nog wat onhandig, maar na enige tijd is het als het ware kinderspel geworden. Het eerste kantwerk was er. Arnold tekent dan andere motieven en de eerste werkjes worden aan rijke kooplieden verkocht. Weldra wordt het kantwerk een veel gevraagde en duurbetaalde waar. Het is voor Serena een hele opgave om aan de vraag te blijven beantwoorden en daarom leert zij het kantklossen aan haar zusjes aan. De welstand komt terug in het gezin.
Een enkele maanden later is Arnold erin geslaagd zijn meesterwerk klaar te krijgen dat hem toelaat erkend te worden als volwaardig beeldhouwer. De jeugdvriendschap met Serena is bij hem uitgegroeid tot echte liefde en hij vraagt haar ten huwelijk. Groot is echter zijn verwondering als hij door haar wordt afgewezen, terwijl zij toegeeft van hem te houden. Voor Arnold breekt een moeilijke tijd aan. Het jaar verloopt en het wordt weer lente.
Om de verjaardag van de wonderlijke gebeurtenis te vieren trekt Serena, ditmaal alleen, weer naar de plaats waar haar een goddelijk teken werd gegeven. Daar denkt zij terug aan Arnold en vraagt de Heilige Maria ervoor te zorgen dat hij niet langer zou lijden. Plots zijn er terug de honderden spinnen. Evenals het jaar voordien beginnen zij op haar zwarte hoofddoek een bijzonder web te spinnen. Aandachtig kijkt ze toe. Het is een bruidsboeket. De spinnen blijven doorwerken met een ongekende ijver en rond het bruidsboeket verschijnt een tekst die pas leesbaar wordt als de spinnen weer verdwenen zijn: "Serena, ik ontsla je van je belofte." Serena barst in snikken los. Het zijn tranen van dankbaarheid en vreugde.
Arnold was haar gevolgd en had zich verscholen gehouden in het struikgewas. Haar snikken doet hem evenwel zijn schuilplaats verlaten en hij snelt op Serena toe. Zij toont hem het nieuwe web en vertelt dan van haar vroegere belofte. Voor Arnold wordt alles nu duidelijk. Er staat niets nog hun geluk in de weg en korte tijd later wordt hun huwelijk ingezegend.” via IFP
Oef. 't Loopt goed af. ’k Dacht al : wat moeten meisjes het toch weer verduren in legendes. Maar ze mag trouwen met haar beeldhouwer. En hun kinderen waren natuurlijk beelden van kinderen.
Soms hebben mensen nieuwe gedachten nodig, maar hoe raak je de oude kwijt? van P2
Gelijkaardig probleem met een boemerang : men heeft een nieuwe, hoe gooit men de oude weg?
Sommige gedachten / herinneringen zijn boemerangs. In een andere context heten ze demonen. Hoe verjaagt men definitief ongewenste herinneringen, demonen?
Kán dat eigenlijk wel, gedachten definitief buiten houden, herinneringen verwijderen, demonen verjagen voor altijd?
Donkere lucht, schuimkoppen op het water … dat wordt storm hé.
Deze jongens wonen aan de Atlantische Oceaan, werken op het strand, en zij zien het slecht weer niet aankomen? Moeilijk te geloven. Ze hadden gewoon geen zin om intijds in gang te schieten, om het strandmeubilair in veiligheid te brengen.
Wanneer de wind in kracht toeneemt is het te laat natuurlijk, dan zien de parasollen als eerste hun kans om te gaan dollen en hun steel met puntige voet wordt dan een levensgevaarlijke spies.
Tussen de commentaren onder het filmpje zitten weer pa-rel-tjes.
Leedvermaak? IK? Vanzeleve ni! Gewoon benieuwd wat hun baas ervan zal vinden, van de beachcombers die hij dit jaar in dienst heeft. m – HiH-08/2015, nagekeken -
Op een dag moest ik aan boord in het magazijn van de droge voeding inventaris maken of opkuisen, of beide, dat weet ik niet juist meer. Ik stond daar wat te koekeloeren, want de vaatjes met kookolie waren 25L en die hadden zo'n dun metalen handvatje dat pijn doet aan de gewrichtjes van de hand. In de knokkels. Met een werkhandschoen zou het niet lukken, daarvoor waren de handvatjes te klein. Die vaatjes moesten verzet worden zodat ik kon kuisen in die hoek. Want het vet op de vloer is voer voor kakkerlakken, in die hoek moest ik dus kunnen schrobben.
Verder waren er de zakken met bloem en rijst. 25KG, stond daar in grote fiere letters. Dat kan ik wel efkes heffen, 25 kg, maar niet zes of twaalf keer na mekaar. En wat als ik met mijn gesleur een zak doe scheuren? Voorraad op de vloer … Daar dierf ik niet aan denken. De zakken stonden natuurlijk op gratings. Die gratings moesten óók opzij, zodat ik daaronder de gemorste bloem en de gemorste rijst kon opkuisen.
Gratings zijn een soortement paletten in vochtbestendig hout. Ze moeten de voorraden van de vloer houden en drooghouden in geval van condensatie en in geval van wateroverlast. Lekkage bvb.
'k Stond daar een beetje te koekeloeren. Tegen dat ik alles zou verzet hebben zou ik pompaf zijn. En dan moest het poetsen nog beginnen. En daarna alles weer op zijn plaats krijgen …
Er kwam iemand de trap af. Het zijn daar beneden metalen trappen dus hoorde ik hem duidelijk komen. 't Was Gregory, iemand van de matrozen. Die komt een fleske tabasco halen, dacht ik. Hij was zot van tabasco, ik dacht soms dat hij de fleskes leeg tutterde.
- You know where it is, zei ik. - I stay ma'am, I am your strong arm. Het duurde een paar tellen eer ik snapte wat hij gezegd had : ik ben uw sterke arm. Hij kwam geen tabasco halen, hij kwam helpen …
Ik begreep niet goed waarom iemand van de matrozen na zijn uren in het keukendepartement kwam helpen, maar Gregory schoot in gang en al wat ik te doen had was volgen.
- Move this? vroeg hij. - Yes please, zei ik. Hij haalde een vod uit zijn achterzak, haalde ze door het handvatje van een vaatje kookolie greep de vod vast en zette het vaatje met één hand drie stappen verder.
Iemand van het deck departement heeft natuurlijk veel meer kijk op de zaak dan ik wanneer het over hijsen en sleuren gaat. Gregory was maar even groot als ik, maar man zijnde -en dan ook nog matroos- had hij natuurlijk meer spieren dan ik. En meer uithoudingsvermogen.
En zo werkten we eerst de vloer langs de wanden af. Gregory verplaatste de dingen rink aaneen, ik volgde met stofzuigen, schrobben en droogleggen. Terwijl ik daarmee bezig was ging hij achter mij de gratings én de voorraad weer op hun plaats zetten. Het was alsof we al jaren een team waren.
Oja, hij bracht ook de emmers met vuil sop naar boven en kwam met proper sop weer naar beneden. In de juiste samenstelling en de emmer maar voor ¾ gevuld, een matroos eerste klas. Iemand die wist wat shipshape is. Het magazijn was picobello in ongeveer anderhalf uur tijd. Dat was twee derden tijd minder dan ik gedacht had.
Na de job ging ik voor hem zes pinten halen want dat is het gangbaar tarief is voor bewezen diensten. Het was niet nodig. We hebben elk één pintje gedronken en de vier andere wou hij niet hebben, die mocht ik gaan terug zetten. We hebben tijdens dat pintje wat zitten praten. Dat ging moeizaam hoor. We waren duidelijk beter in samen werken dan in samen praten.
Dat juist de clown van de bende naar beneden gekomen was om me te helpen, dat vond ik vreemd. Wat bleek … het linnen. Onder de clown zat een gans ander persoon.
Elke vrijdagnamiddag hing ik bij de lagere bemanning het proper beddelinnen over de reling naast de cabines. Daaronder stonden dan de onderhoudsproducten die ze elk opgegeven hadden. Zo konden ze zaterdagmorgen beginnen aan de onderhoud van hun cabine, zonder te moeten wachten op mij, want ik had op zaterdagmorgen mijn eigen taken.
Dat het beddenlinnen en de onderhoudsproducten tot aan de cabine gebracht werden, zoveel service was hij niet gewoon. En daarom vond hij dat hij na al die tijd ook eens iets mocht doen voor mij. En de dag dat ik een sterke arm nodig had stond hij daar. Onder de clown zat een gans andere mens dan ik gedacht had.
In 2005, ongeveer 15 jaar later, tijdens een bemanningswissel stond ik op deck C en ik zag de vervangers aan boord komen. Gregory was erbij. Ik herkende hem aan zijn krullen. Krullen zijn tamelijk uitzonderlijk bij een Filippijn.
Hij had me van ver herkend. Hij wuifde gelijk een zotteke en riep mijn naam. En ik ook maar wuiven. Met twee armen, ook gelijk een zotteke.
De capt GB stond naast mij en keek nogal vreemd, maar die gast was een uil en elke uitleg zou toch verloren moeite geweest zijn, ook al hadden wij beiden dezelfde twee moedertalen en kwamen we allebei uit Brabant.
Later in de week. De stand-by was achter de rug, de proviand was aan boord en lag gestouwen, we vaarden naar open zee, naar een paar weken rust en regelmaat. Gregory en ik hadden de gelegenheid om nog eens een klapke te doen. In de laundry. Tussen de droogkassen en de vouwtafel. Zijn Engels was enorm verbeterd. Zijn vader was onlangs overleden en hijzelf zou grootvader worden. Nu al grootvader? Ik zag nog die kerel van 15 jaar geleden.
- Hoe oud zijt ge nu? - 38. - 38 en al grootvader? - Ja, glimlachte hij, in mijn land zijn we allemaal snel met dat soort dingen.
En dat hij gestopt was met de drinken en de pierewaaier uithangen. Omdat zijn vader hem eens bijgestuurd had in dat verband. En omdat hij voor zijn zoon en voor zijn kleinkind ook zo'n wijs man wou worden.
- Weet ge nog toen aan boord van de E, vroeg ik, toen ge me komen helpen zijt in de dry stores? - Ah, yes, kodak, zei hij na een paar tellen. Ik had toen een paar foto's van hem genomen. En die had ik toen in 2005 per mirakel ingescand staan. 'k Heb hem een paar prints bezorgd. Voor bij hem thuis, voor zijn zoon en voor zijn kleinkind.
Communicatie is een raar ding. Soms gaat het stroef, ook al zijn er twee gemeenschappelijke talen. Soms gaat het vanzelf, ook al is er amper een gemeenschappelijke taal. Ja, een raar ding.
Sinds LM het kattenprogramma op TLC ontdekt heeft kijken we elke morgen een halfuurtje naar de kattenlogica die onkundige Amerikanen in eigen huis komt redden. Er is maar één man die katten begrijpt, de katten-gedragstherapeut Jackson Galaxy. Jackson praat niet met katten, net zomin als Caesar Milan met honden praat. Die twee mensen doen aan heropvoeding van de baasjes.
Jackson is een hipster, maar eens ik me over zijn verschijningsvorm gezet had hoorde ik dat hij zinnige en begrijpelijke dingen vertelt, dingen die ik snap. Laat u niet misleiden door zijn uiterlijk.
Jackson Galaxy
LM en ik bekijken / bestuderen nu elke weekdag, in alle ernst, twee probleemkatten onder de kundige leiding van de kattoloog op het scherm. Luidop geven wij prognose-diagnoses:
- de kattenbak staat daar verkeerd. - én het is het verkeerd model van kattenbak!
Zo vullen wij mekaar aan van 07h30 tot 08h. En zo komen er de laatste week ook weer veel kattenverhalen naar boven, omdat wij allebei kattenmensen zijn. Een hond mag ook, maar voor een hond moet men autoritair kunnen zijn, en noch LM noch ik zijn daar goed in, in alfa-gedrag.
-----
Er was in het ouderlijk huis een vreemde kat binnen gewandeld, terwijl Ma en ik boven tafellakens aan het strijken waren. Het was een mooie kat. Ze zat met fiere rug, bevallige pootjes en met een elegante krul in de staart naar buiten te kijken, vanuit de TV-zetel van mijn Ma. Toen we binnen kwamen met de tafellakens draaide ze haar kopje, en bekeek ons alsof wij personeel waren dat niet voldeed. Ze sloot efkes de ogen, berustend, en keek weer naar buiten. Ze verkoos ons te negeren. Zeer adellijk, vond ik dat. Zeer hautain, vond mijn Ma. Maar zij bleef ook op eerbiedige afstand, lichtjes onder de indruk.
- Awel Kattepoes, zei ze halfluid, hier woon ík hoor. De kat draaide haar kop en dacht : - Ja …, én?
Zoveel attitude, daar kon zelfs mijn Ma niet tegenop. - Kom, zei ze tegen mij, we zullen langs de keuken gaan. En wij gingen met het mandje strijk via de keuken naar de woonkamer.
Terwijl we in stilte de tafellakens en de servetten in het dressoir legden, zagen we de kat uit de zetel glijden. Mevrouw verdween naar rustiger oorden, naar ergens waar ze niet gestoord werd door huispersoneel.
Soepel en elegant. Met de staart adellijk hooghartig.
Er zijn soortgenoten die van mensjes-kijken een bezigheid maken. Dat bewonder ik, want zelf heb ik er 't geduld niet voor.
De kijk-lieden installeren zich aan wiebele tafeltjes op terrassen en bekijken dan de soortgenoten die voorbijtrekken. Deze bezigheid is tamelijk winstgevend, zelfs zodanig dat gerenommeerde zaken al decennia winterverwarming op hun terras hebben. Zien en gezien worden kan 12 maanden op het jaar. Metropole, Cirio, Falstaff ooit, de terrassen van de Grote Markt iets minder, als ik me goed herinner.
In Antwerpen kan ik zo niet direct verwarmde terrassen bedenken, het is alsof ik de Brusselse horeca-glorie uit mijn jeugdjaren niet meegenomen heb naar mijn nu Antwerpse jaren.
Wat ik wou zeggen, katten doen dat ook, mensen-kijken. Wij zijn blijkbaar een soort die in het oog moet gehouden worden. Weerloos en met veel te veel. Hoektanden hebben we niet, of niet noemenswaardig, onze klauwen moeten we zelf rood kleuren of er hangt zo nooit eens wat bloed aan en ons aantal begint danig op een plaag te lijken. In het oog houden dus.
-----
We waren bij mensen die met veel liefde een middelbare kattepoes geadopteerd hadden en hun toewijding was navenant. Niemand wist wat de poes ooit had moeten meemaken en het dier was tamelijk eenzelvig. Zelfs voor een kat. Maar daar werd dus rekening mee gehouden.
Haar mand stond naast het TV-meubeltje en van zodra de mensen zich in de sofa installeerden om te kijken wat de avond te bieden had, ging de poes in haar mand liggen en keek wat haar mensen aan het doen waren. Na de afwas keek ik mee naar het kastje en de kat keek van naast de TV naar ons. Ze lag zo rustig, met de pootjes onder zich gevouwen, men zou verwachten dat ze de ogen sloot. Maar dat was het geval niet, ze bleef kijken hoe wíj zaten te kijken naar iets op dat meubel naast haar.
- Wat ligt dat beest toch zo te kijken? vroeg ik me af. - Gij zit toch ook te kijken, keek ze. - Ja, maar ik kijk naar iets dat iets dat interessant is. - Vindt ge? - Wel, ja, misschien, ongeveer interessant, TV. - Ik ook, ik kijk ook naar iets dat ongeveer interessant is. - Naar ons? Zijn wij interessant? - Ongeveer.
Wij zijn 'ongeveer' interessant. Als verschijnsel. Als soort. Dat bracht op slag het begrip mensheid naar hanteerbare proporties.
Ergens in de jaren '90 tijdens een hittegolf in augustus ging ik op kraambezoek en domweg vergiste ik me van kamernummer.
Dit was het tafereel: de jonge moeder had de boreling tegen het hoofdkussen in het groot bed gelegd en zij zat met de stoel tot tegen de rand geschoven, steunend op haar ellenbogen haar kind te bekijken. Dat wonder. Haar gelaat was haast onaards. Als dit een schilderij geweest was zou ik het De Aanbidding van het Kind noemen.
'k Mompelde iets van excuseer en verkeerd kamernummer. 'k Stotterde van gêne dat ik zo'n intens moment verstoord had en ging in achteruit weer naar de deur. Maar ze was niet verstoord. Ze was in trance. Ze was in zó'n staat van gelukzaligheid dat ze los door me heen keek. Eigenlijk zag ze me niet. Nog voor ik de kamer uit was bestond ik al niet meer.
Om de zoveel tijd krijg ik de Nieuwsbrief van de Kringwinkel binnen. Daarin staat af en toe een interessant of tof verhaal.
Het verhaal van het poëzie-boek uit WOII was er een. (tekst 533 & 534) Deze keer komt het verhaal uit het Meetjesland, iemand herkent haar doopmeter op een foto.
Achter De Kringwinkel schuilt een schoon verhaal ~ door Sofie Meetjesland
Geef toe, spullen redden van de afvalberg en op die manier mensen werkervaringskansen geven, er zijn slechtere combinaties.
Het liefst willen we daarom godganse dagen van de daken schreeuwen wat we doen en waarom we het doen. Je weet maar nooit dat er nog ergens een (wereld)vreemde eend in de bijt nog geen weet heeft van het bestaan van De Kringwinkel. Gelet op het feit dat ondergetekende wel eens durft te lijden aan hoogtevrees is dat van-de-daken-schreeuwen misschien toch niet zo’n geniaal idee… Dus geven we gewoon zo af en toe eens een rondleiding. Aan kirrende kleuters, pittige pubers en ja, ook aan vrouwenverenigingen.
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat die laatste een bijzonder publiek vormen. De dames zien meestal voortdurend spulletjes die ze ooit ook nog eens in huis gehad hebben en schrikken er niet voor terug dat met de hele groep te delen, hebben een onweerstaanbare drang om over koetjes en kalfjes te babbelen en durven bovendien al eens kritisch uit de hoek te komen. Vragen als "Worden de mensen dan niet betaald voor de spullen die ze jullie geven" of "Wassen of strijken jullie die kleren echt niet voor jullie ze in de winkel hangen" zijn daar niet vreemd aan.
Maar, liefste vrouwenverenigingen, voor ik mij al jullie woede op de hals haal: aan het einde van de rit zijn jullie meestal helemaal mee met ons verhaal en hebben we er een horde Kringwinkel-fans bij. Waarvoor dank! Een aantal weken geleden kregen we er zo via KVLV een heel grote fan bij.
We liepen met de hele groep langs de verschillende afdelingen in het magazijn. De uitleg aan de elektroafdeling was net gestart maar – zoals dat nu eenmaal hoort bij een rondleiding – er waren een aantal achterblijvers die nog wat aan het snuisteren waren tussen de huisraad. En toen weerklonk plots uit de mond van één van de senioras: 'Moh, tes mijn meetjen'. Gevolgd door ‘oooh’ en ‘aaaa’ en ‘’t is toch geen waar zeker’ van de omstaanders. De rest van de groep, mezelf incluis, keerde onmiddellijk op de stappen terug (nieuwsgierigheid is een goede eigenschap, toch?).
Fier hield de dame in kwestie een oude kader in de handen. Met daarin een groepsfoto van de Balgerhoekse Gilde uit 1957. En inderdaad, haar grootmoeder stond ook op de foto. Eén blik was voldoende geweest om die eruit te halen. Zelden zo blinkende ogen gezien tijdens een rondleiding. Wat volgde was een hele resem verhalen over grootmoeder Emma – ik ga jullie de details besparen maar leuk om weten is dat Emma 103 geworden is – en verslapte aandacht voor de rest van de rondleiding. Maar dat was helemaal niet erg. Door het voorval was ons punt al gemaakt: bij De Kringwinkel heeft alles een verhaal. En voor elk voorwerp schrijven we er dan nog eens een nieuw.
Dit verhaal eindigde alvast heel gezellig. We gingen een koffietje drinken in onze refter, de anekdotes bleven maar komen en de dame kreeg de foto van haar meetje als cadeautje mee naar huis. Dat verdiende ze wel, want dank zij haar kwam ik tenslotte op het idee voor mijn eerste Kringwinkelverhaal… vanuit het Meetjes-land natuurlijk.
Enkele jaren geleden heb ik iets gelijkaardigs meegemaakt, een filmpje op You Tube waar mijn vader plots door het beeld loopt. Dat heb ik onmiddellijk naar mijn Ma en zussen doorgestuurd natuurlijk.
Deze voormiddag heb ik Outlook zeven keer al mijn mappen doen doorzoeken, ik vindt die mail niet terug. Misschien heb ik hem eens weggeruimd. Daarna ben ik op You Tube gaan kijken, ik heb vandaag heel veel filmpjes over ganzenfanfares bekekenen en nu geef ik het op.
Het ging zo : ergens in België was het jaarmarkt of een soortgelijk evenement. Het zou een zondag kunnen geweest zijn, dan ging Pa wandelen of fotograferen of de twee. Het filmpje gaat over een ganzenfanfare. De ganzen volgen hun hoeder, die is in spektakeluniform. Achter de ganzen loopt een tamboer. Ook in parade-uniform. De ganzen marcheren letterlijk in ganzenpas.
Dit wordt gefilmd in een plantsoen of in een park, dat kon ik niet uitmaken. Het pad beschrijft een halve cirkel, de ganzen stappen naar de camera toe. En dan plots, achter de ganzen en de tamboer, stapt iemand tamelijk gehaast en kordaat van rechts naar links door het beeld.
Spierwit haar (wat lang), spierwitte baard (wat wild), een zwart leren mouwloos vest over een geruit hemd met korte mouwen en fotoapparatuur over de schouder. Dat was Pa.
Er was thuis genoeg foto- en filmmateriaal waar mijn Pa op staat, maar ik vond het zo biezonder dat ik hem op You Tube tegenkwam, op de achtergrond in een filmke van iemand anders.
En denk aan kattepis -> een niemendalletje, het stelt niet voor. Een kattebelletje, een kleine aantekening. Het heeft allemaal niks met katten te maken. Niks.
Dus het woord katte-bak geeft aan dat het een kleine ruimte of bak is. Zeker bij een Volkswagen Kever, want de grote bak, de kofferruimte zit bij dat model voorin.
een stukje rijmelarij ~ stond al sinds 08/2016 in de steigers
Een man die woonde in een stad vol lawaai en ook nog drukte. Zoveel lawaai dat niets hem lukte, met die man was 't altijd wat. Een verstard gemoed, een nurk - er kwam een comité en heel de buurt deed mee : we sturen hem naar Urk.
Een gemeente met allure, want Urk is stil en mooi een dorp van net allooi, aldus spraken de buren. Hij ging en zag hoe lieflijk het daar was, hoe klein en stil en ook hoe keurig. "Nooit nog doe ik zeurig!" Urk was 't dorp dat hem genas.
Hier wil ik blijven, zei de man. Ik koop een huis, een eigen stek. Maar! niks te koop op d' Urkse plek en daar stond hij dan. Hij keerde weder naar zijn flat en werd nu ook nog bitter en spuwt zijn gal op twitter, vanuit die drukke, drukke stad.
Waar al meer dan duizend jaren - In de zee een heuvel stond - Rustig in de woeste baren - Daar is mijn geboortegrond Opgewekt is er het leven - De bewoners zo gastvrij - Warm van hart en gul in ’t geven - Vlijtig in de visserij
Maar nu ligt het tussen dijken - 't IJsselmeer aan d' ene kant - En daar waar de zee moest wijken - 't Wijd en vruchtbaar polderland Oude zeden zijn verdwenen - Klederdracht raakt in verval - Maar het geldt nog als voorhenen - Urk dat is een soetendal
Een tijdje geleden, naar aanleiding van een concrete situatie zocht ik eens op hoeveel aanverwante begrippen er zijn voor ongerustheid. Rechtstreeks : Zes. Angst - Zorg - Vrees - Bezorgdheid - Schrik - Onrust. Onrechtstreeks : teveel om te tellen. Kijk maar : http://synoniemen.net/grafisch.php?zoekterm=ongerustheid
De blauwe pijlen in de grafische voorstellingen zijn de Zes, indien nodig wat schuiven met het groen cirkeltje, tot alle zes de blauwe verbindingslijnen duidelijk in beeld staan.
Men krijgt het benauwd van bezorgdheid en de paniek ligt te loeren. In paniek doet men dan de verkeerde dingen. Zo heb ik ooit eens op een maandagmorgen om 02h iemands moeder gebeld, om te vragen of hij misschien een dag later naar Brussel kwam, omdat hij nog altijd niet 'thuis' was. En anders moest ik alle ziekenhuizen van de stad bellen.
Zijn moeder was niet blij dat ze wakker gebeld werd en was helemaal niet blij te vernemen dat zoonlief al een half jaar een verdiep hoger op kot was, namelijk bij mij. Kapitale fout hé, de verkeerde persoon bellen, ongerustheid verstoort het helder denken want de emotie neemt over.
In deze tijd zou men ook de verkeerde persoon mailen voor informatie. Da's ook bijna gebeurd onlangs. Gelukkig hield toen iemand het hoofd koel en de informatie kwam een dag later vanzelf. Opluchting alom.
Ongerust worden over correspondenten is nog een stapke eigenaardiger dan ongerust worden over personen met wie men rechtstreeks contact heeft.
In juni (2015) kreeg ik plots geen respons meer van een correspondente. Niet dat we dagelijks mekaars mailbox vullen met diepzinnige praat, of met futiliteiten die op woensdag de week in twee hakken (erbarmen, nee!) maar zo om de twee dagen gaan er wel cartoons en linken over en weer. En daarop komen dan de leesbevestigingen en af en toe wat snedige commentaren en wat informatie, maar dat hoeft niet echt want de leesbevestiging is een antwoord op zich. Meer is niet nodig want zo weten we van mekaar dat de andere er nog is.
Op een dag in juni bleven de leesbevestigingen uit. De leefbevestigingen. Twee dagen, drie dagen, vijf dagen. Wetende dat ze ziek was heb ik toen voor mezelf afscheid van haar genomen, waarschijnlijk was er een plotse wending in het verloop van de ziekte en ik wou niet nog eens twee jaar treuren over het verdwijnen van een correspondent.
Daarom accepteerde ik de stilte en de vijfde dag ben ik gestopt met dingen zenden. Ik kon de ongerustheid en het ongewisse niet aan, dus legde ik me neer bij haar verdwijnen. Dat was wel zwaar werk. Maar het moest, want ik kon die stilte anders niet bolwerken.
De achtste dag was er plots een rist leesbevestigingen. De ene na de andere. Wat was er gebeurd : haar bloedwaarden waren zo goed dat ze een reis van acht dagen geboekt had en vertrokken was. Zonder efkes iets te laten weten.
Ze was terug. Ik was blij voor haar, met de reis, maar dat was het dan. Ik nam nota van haar terugkeer. Verder voelde ik niks. Geen opluchting, geen verademing, blijdschap of contentement. Er was iets veranderd.
De correspondentie is er nog, maar de grappen en de gloed zijn er uit. Ik hoop dat ze het verschil niet merkt.
Het woord kinds mag niet meer gebruikt worden maar de vaardigheden die er nog niet zijn bij een jong kind en de vaardigheden die er niet meer zijn bij de dement persoon hebben één ding gemeenschappelijk, het woord NIET. De tafelvaardigheden zijn er niet en hulp is geboden of er komt ondervoeding van. Toen door de voortschrijdende dementie de tafelmanieren en later ook de tafelvaardigheden van mijn schoonmoeder begonnen afnemen en dan wegbleven, was ik blijkbaar de enige die daar weinig problemen mee had. Ik kon daar relatief goed mee overweg. Lepeltje per lepeltje, en niet te snel. Mijn schoonzussen deden daar soms onwennig over. Ik niet want ik had niet echt een gemeenschappelijk verleden met de moeder van LM. 'k Wist enkel dat ze van mij ooit een standbeeld zou krijgen. Al was maar een monumentje in woorden, af en toe.
Toen mijn Pa zijn tafelmanieren verloor en met beverige hand hulpeloos zat te morsen was het gans anders natuurlijk. Toen dacht ik schamper : zie hem daar nu zitten, de huisdictator, de tafeltiran uit onze kinderjaren. En bij de volgende lepel die hij slurpend naar binnen smakte vulde mijn kop zich met alles wat dat creatuur ooit aangericht had.
Mensenlief, wat een blunders heb ik toen de dag tevoren gemaakt. Weeral. Ik weet niet waar kruipen van schaamte. De enige troost die ik heb is dat de juiste tekst (nog) niet op het Net te vinden is.
De juiste tekst heb ik later op de dag ontvangen van de bibliothecaris van Dentergem die ik rond zijn nek had kunnen vallen van dankbaarheid en ik heb hem ondertussen al mijn erkentelijkheid laten geworden. In formele taal. Wees gerust.
In oktober vorig jaar zond JdB me een link over Joost Prinsen die zijn nieuw poëzieprogramma voorstelde in De Wereld Draait Door, NPO3 Daarbij vermeldde JdB dat hij de tekst van een bepaald gedicht nog niet had kunnen vinden op het Net.
Gisteren was ik wat mappen aan het opruimen en bij die mail van toen ben ik opnieuw beginnen zoeken naar de tekst van dat gedicht. ’k Kwam uit bij de bibliotheek van Dentergem. Daar zou een afdruk van het gedicht aan de muur hangen.
’k Vroeg me af waarom ik in oktober vorig jaar er tijdens mijn zoektocht niet aan gedacht had die bibliotheek aan te schrijven met een verzoek om informatie. Het e-mail@dres stond er toch kant-en-klaar bij ! Gisterenvoormiddag heb ik dat dan gedaan, de bibliotheek mailen, en om 18h was er al antwoord.
Gezien de vakantieperiode had ik gedacht dat ik pas antwoord zou krijgen in september. ’k Was blij met dat snel antwoord. Zeer blij. Maar. Vermits ik pas antwoord had verwacht na de vakantieperiode, had ik in de loop van de voormiddag via de voordracht van Joost Prinsen (het interview is van 't Net verwijderd ?!?) de tekst genoteerd, puur op het gehoor.
Prinsen spreekt Nederlands, ik ook, wat kan er mis gaan. Veel. Twee woorden zijn er mis gegaan. De tekst op het gehoor willen noteren was overmoed van mijnentwege. Ik dacht dat ik elk soort Noord-Nederlands wel zou verstaan. Toch zeker wanneer het over een Zuid-Nederlandse tekst gaat. Dat was hoogmoed, Lieve Lieden, puur hoogmoed.
Blunder 1 : er moest staan LEIE, de rivier, niet leien. Het gaat helemaal niet over de dakbedekking van de kerk of over leisteen, het gaat over de Leie, de rivier.
Blunder 2 : er moest staan VLASkapelletjes, de vlaskapelletjes op het veld, niet de rij glaskapelletjes op elke kant van het dak van de kerk.
De tekst had ik gisteren genoteerd van de gesproken versie van Joost Prinsen Hieronder volgt de juiste tekst met de juiste bladschikking.
En nu ben ik zeer droef. Men kan teveel schrijven over een mop of over een gedicht, over iets dat tekstueel een zeer korte momentopname is en moet blijven. Die dingen zijn het geschreven portret van een gedachtegang of een sfeer. Er is de broosheid van zulk werk.
Wanneer men daar vivisectie op uitvoert wordt de korte sfeerbeschrijving wel duidelijk, maar de sfeer van het werk overleeft het niet. Daarom hoop ik dat ge al het bovenstaande onmiddellijk vergeet en enkel onthoudt wat Van Den Weghe vertelt.
We beginnen opnieuw,
De kerk van Oeselgem, de pastorie, de hoge brug, de zon, de zwarte Leie, de vlaskapelletjes in strakke rijen en Heeroom, vroom, maar snaaks, vol ironie:
een wereld waarvan bijna niets meer rest. Ik was toen twaalf. Ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels, want op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf, stokoud, in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
De pastorie, de zon, de hoge brug, de zwarte leien, de glaskapelletjes in strakke rijen, en Heeroom vroom maar snaaks, vol ironie. Een wereld waarvan bijna niets meer rest.
Ik was toen twaalf, ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels want boven op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf stokoud in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
Dat is om weemoedig van te worden, ja. Gevoelens vervagen als ze niet gevoed worden en vijftig jaar is een machtig lange tijd. Dan is er enkel nog die fotolijst …
Maar misschien is er toch iets meer dan de lijst. DNA. Er circuleert nog DNA. En dat is levendig aanwezig. Dat heb ik bij de laatste koffietafel gemerkt. De neven en nichten waren daar als de chauffeurs van hun ouders, mijn overgebleven tantes en ooms. En zij hadden allemaal iets bekends, alsof de verdwenen ooms en tantes daar ook nog waren. Het ganse DNA-areaal was aanwezig.
Niet zozeer wat gelaatstrekken betreft, dat ook natuurlijk, de enen de ogen, de anderen de jukbeenderen, nog anderen de mond of de neus... Maar het zat eerder in kleine dingen. Een bepaald glimlachje. Een specifiek handgebaar. Een manier van bewegen. Eenzelfde soort ongeduld. Een gelijkaardig soort humor. Het geluid van een lach. Ook al hebben de nakomelingen de ooms en tantes amper of nooit van nabij gekend.
Het was bij momenten verwarrend, de zaal liep daar vol 'bekenden'. Mensen van nu middelbare leeftijd die ik in jaren niet gezien had en die bekend overkwamen alsof ík weer tien was en zij even middelbaar. Het was een vreemde ervaring. En het was een troost. Een machtige troost. DNA is sterker dan de tijd.
DNA is óók een lijst die samenhoudt. De individuen zijn we kwijt, maar de familietrekken zijn er. Soms zeer sterk. En daar zien we mensen in terug. Met een glimlachje. Een weemoedig glimlachje natuurlijk.
Laat horen welke ellende uw deel was, welke kommer u kwelde, welke calamiteiten u troffen, welk malheur u velde. Op deze vrijdag 02/08 heeft Murphy ook u in zijn macht ?
’t Is simpel, maart, onze poes is compleet het noorden kwijt, door de aanstaande werken en de living die herschapen is een soort bouwwerf. Gevolg: drie opeenvolgende dagen binnenshuis gek kt en geplast.’
Vrijdag heel voorzichtig mijn glasgordijnen van de roede gehaald, ze even voorzichtig over de leuning van een stoel gehangen om eerst een telefonische oproep te beantwoorden vooraleer de gordijnen naar boven te dragen. Ik hoor mio marito vloeken en tieren op onze poes. Wat zie ik? Mademoiselle zat ineengekrompen met platte oren en wijd opengesperde ogen te bibberen in een hoek. Mijn dure gordijnen dooreen gewoeld op de vloer en op diverse plaatsen bewerkt met haar fijne klauwen. Moet er een tekening bij?
Toen ik samen met kleinzoon de hoge eetkamerkast, het haardvuur en de marmeren schouw aan het aftapen was, vonden wij het geraden mademoiselle tijdelijk op te sluiten in het washok en voorraadkamer. Ze kent die plek goed en slaapt er graag bovenop de CV-installatie, alleen vrijdag niet: twee pas geopende grote dozen waspoeder Dash en Dreft van het rek gekieperd. Hoe ze erin geslaagd is kartons van 6 en 3 kg naar beneden te krijgen, search me, maar ik ben wel mijn gerief kwijt.
Daarnet, mijn man lag in de tuinzetel even te soezen, ik boven doende in de badkamer. Beiden waren we absoluut zeker dat Katie ergens in de tuinen doolde. Toen ik beneden kwam was al de plasticfolie rond de hoge kast aan flarden gescheurd. Wat we er volgende week moeten mee aanvangen, weet ik helemaal niet. Er zit maar één zaak op, haar opsluiten in de kelder misschien, maar ja daar hangen de rekken met onze wijnflessen.
Ik heb met het oog op de werken met heel wat rekening gehouden, maar met Katie niet. Dochter suggereerde haar 10 dagen in een kattenhotel onder te brengen, doch in volle vakantieperiode is dit onbegonnen werk. Mocht er iemand tips hebben, laat aub maar komen! TP
kartonnen dozen
Tijdens het rondsurfen op 't Net ivm gestreste katten kwam ik bij een website waar de kat zelf aan het woord gelaten werd. Zij deed een oproep aan alle mensenwezens om de feliene bewoner van het huis van voldoende kartonnen dozen te voorzien. Kat in Bakkie. Het was eigenlijk meer dan een oproep, het was een vurig pleidooi gericht aan haar butlers en andere huisbedienden. Er staan op 't Net veel afbeeldingen en filmpjes van kattepoezebeesten die dure slaap- en klimdingen cadeau krijgen en zich dan behaaglijk installeren in de kartonnen verpakking ervan. Maar daar ging het nu niet over.
Het poezebeest in kwestie vertelde dat de kat als diersoort in de loop van de dag regelmatig een eigen moment nodig heeft. En daarvoor dient de Kartonnen Doos.
Vier wanden en als het kan een dakje, of de helft er van. Het is een kwestie van geborgenheid. Kijkgaatjes in de wanden snijden mag wel, is welkom.
De luchttunneltjes binnen de kartonnen wanden warmen op en houden de lichaamstemperatuur van het dier vast. Een kat mag er in klauwen (geurmerken plaatsen) en de kost van dit kartonnen meubilair is laag want ongeveer elke supermarkt stelt gratis Kartonnen Dozen ter beschikking. (Sorry Lanoye!)
De doos mag niet te groot zijn, ietske groter dan of even groot als de kattepoes is oké, ze moet de wanden kunnen voelen, het gaat om geborgenheid.
Zet zo'n doos op elke plek waar stressmomenten te verwachten zijn. 's Avonds na de werken bvb ook in de woonkamer. Doos niet te vaak vervangen.
Geen dozen van zeeppoeder gebruiken, naar het schijnt werkt die geur nog méér op hun gestreste zenuwen. Heb ik onlangs gelezen.
In feite neem ik nooit ontbijt, enkel een kop koffie om wakker te worden Tegen elf of twaalf een sandwich met look salami, ik moet toch niemand meer kussen, en verder ben ik een kannibaal dus ik moet mijn vlees portie hebben.
Ik eet weinig fruit en drink een blikje bier of drie, ik besef dat ik een zeer ongezond leven leid, maar ik rijd toch al met tram acht, dus zo slecht zal het nu ook weer niet zijn. BO
Looksalami, dat is lang geleden, 'k ga dat eens terug in huis halen BO. 't Staat al op het boodschappenlijstje. Wanneer ik veel te vroeg wakker ben dan drink ik na een halve dagtaak soms ook pils. Dat is om 08h of soms iets later, navenant hoe lang ik al op de been ben. Voor LM is dat heel gewoon, toen hij nog wacht liep aan boord was er na de wacht ook altijd een pint.
Op een keer hadden we hier 's morgens vroeg iemand over de vloer die de boiler kwam nakijken, of iets anders, dat weet ik niet meer. En die man zag me met een pint. Voor mij was het dan al namiddag hé, 'k was al van 02h bezig.
Hij bekijkt mij eens, en nog voor ik een woordeke uitleg kan geven kijkt hij meewarig naar LM. LM, bij wijze van antwoord, haalt zijn schouders op. Toen was die man natuurlijk helemaal overtuigd dat wij leefden van de opbrengst van het leeggoed. En hij vond LM waarschijnlijk zeer te beklagen.
We hebben dat niet eens rechtgezet, zijn gezicht was te grappig, laat hem maar denken. Er zijn zoveel nachtwerkers die bier drinken bij hun ontbijt.
Op een woensdagvoormiddag reed ik het erf op bij Laura. Ze was waarschijnlijk op het terrein bezig daarom gaf ik een bescheiden toetertje, om te laten horen dat ik er was. De hond, eerder een troetel dan een waakhond, kwam eens kijken wie de peis en vree verstoord had.
De hond was een grote fan van zijn bazin, een en al adoratie. Haar welzijn was hem heilig. Tweedes kwam zijn etensbak en derdes was de zwemvijver. Verder waren er ook een baas en kinderen en andere dieren die moesten gedoogd worden. Maar bezoek kon hij missen. Hij had me gezien, maakte rechtsomkeer en verdween achter de hoek. Waarschijnlijk ging hij Laura vertellen dat er niks noemenswaardigs het erf opgereden was.
Laura kwam tevoorschijn van ergens en ik vond dat ze er bedrukt uit zag. Ze hielp de auto leegladen.
- Ik ben een slechte moeder, zei ze ineens.
Ik antwoordde met 'niemand is perfect' of met een andere trivialiteit die compleet naast de kwestie was.
- Nee echt, zei ze …
Het verdriet in haar stem was alarmerend. Dit was serieus. Een stuntelende moeder, oké. Er bestaat geen diploma voor moederschap, ongeveer iedereen begint als liefhebster. Maar een sléchte moeder … ? Nee, daarvoor heeft mijn jongste zus teveel koesterende talenten in haar hart.
Haar verhaal Pieter was toen 9j, het zal '94 of '95 geweest zijn.
De avond tevoren had hij gevraagd of hij een kat mocht hebben. Ruimte genoeg op 3 hectaren, het verbaasde me eigenlijk dat er nog geen half dozijn katten rondliep. Ja, had ze geantwoord, als uw schoolrapport goed is. Daar leek hij vrede mee te nemen en hij vertelde opgewekt dat hij de kat Viktor zou noemen. En als het een kattin is? Ook Viktor. Victoria? Nee Viktor. Dat is toch geen meisjesnaam. Heel het gezin moeide zich met de keuze van de naam. Viktor. Pieter bleef bij de naam Viktor.
's Nachts werd er zachtjes op de deur van de ouderlijke kamer geklopt. Ze werd wakker en ging kijken wat het geluidje aan de deur was. Daar stond haar eersteling. Hoe lang hij daar al stond wist ze niet.
- Mama? - Jongen, is er iets? Wat is er? - Mama, als mijn rapport niet goed is … komt er dan geen kat? vroeg hij kleintjes.
Was hij daardoor nog wakker? Op slag besefte ze wat ze aangericht had in dat hartje. Zoiets emotioneels als een eigen huisdier … laten afhangen van schoolprestaties !
- Gij krijgt uw kat jongen, gij krijgt zoveel katten als ge maar wilt, fluisterde ze. En ze kuste hem op zijn wangetjes, op zijn haartjes en ze neep hem bijna plat van spijt en liefde en van vreugde dat ze mocht moeder zijn van zo'n lief jong.
- Daarom rij ik deze namiddag met hem naar iemand met een nest katten. Wilt gij zolang op de jongsten passen? - Ja, zei ik. - Want anders moet ik ze meenemen, maar ik wil dat Pieter helemaal alleen zijn kat kiest. - Oké, zei ik, ik blijf wel. - Want anders kwetteren de meisjes zijn oren dicht en ik wil dat hij … - Jáá, ik blijf wel! zei ik luider dan nodig, want ik moest slikken. Omdat Laura zo'n intuïtieve moeder is.