afhankelijkheid & aanhankelijkheid >< vriendschap film Hachiko : ‘… een hond die weigerde de kist van zijn baasje te verlaten …’
Ja, over de aanhankelijkheid van honden ten opzichte van een mens bestaan verhalen, legendes, boeken en films natuurlijk. Maar ik bekeek het eigenlijk vanuit het standpunt van de mens. Ik vroeg me af of een mens die afhankelijk is van een nutshond, geen gezelschapshond maar een werkhond dus, die nutsrelatie ook als vriendschap zou gaan zien. Terwijl dat voor de goede nutswerking eigenlijk beter niet zo zou zijn.
assistentiehond in opleiding Die afleveringen waren boeiend en zwaar tegelijkertijd want men leeft mee. Temeer omdat op de toenmalige mailgroep iemand een assistentiehond had van Hachiko. Voor haar was die hond zo zeer belangrijk dat mijn woord 'zwaar' van twee lijnen hoger belachelijk licht wordt.
Nu ben ik écht ver afgedwaald. Wat ik aan het denken was, is iets dat eigenlijk niks met honden te maken heeft : afhankelijkheid verwarren met vriendschap. Het bestaat. Er zijn mensen die geen twee uren of twee minuten zonder gezelschap kunnen. Die anderen noemen ze dan soms zelfs vrienden, terwijl ze hun beschikbaarheid bedoelen. De beschikbaarheid van gelijk wie, omdat ze niet kunnen zonder gezelschap. Persoonlijk noem ik dat een vorm van psychologische afhankelijkheid van de aanwezigheid van soortgenoten. Ook al zijn die soortgenoten gelijk wie of gelijk wat. De vrees voor een leegte rondom zich. De horror vacui.
Vriendschap vraagt ongeveer evenveel vertrouwen als liefde. Misschien zelfs meer. Lang ben ik te goed van vertrouwen geweest. Veel te lang. 'k Heb me een paar keren laten vangen en mij al een aantal keren flink verslikt.
Met geld drie keren. Telkens een vriendendienst. In 1983 ging het over 700.000 BF. In 1985 ging het over 100.000 BF. In 1987 ging het over 40.000 BF.
Samen zou dat een 21.000 € zijn, losweg omgerekend. Het lijkt nu niet veel meer, 21.000 €, maar het was wel geld waar ik zelf voor gewerkt had, met mijn twee handen en met mijn enige ruggegraat.
Met vertrouwen heb ik me ook al een keer laten vangen. Of bijna twee. Die eerste keer was ik zo geschrokken dat ik zeer voorzichtig geworden ben met het woord vriendschap.
Ik heb kennissen & correspondenten, en kameraden, en buren, en familieleden onder wie twee zussen, maar vrienden … nee, ik durf niemand nog vriendin of vriend noemen.
Dat kan ook niet als men zo vaak en zo lang buiten België gaan werken is. Tijdens de afwezigheid groeit het sociaal weefsel de lege plek dicht. Daardoor verslappen de vriendschapsbanden, mettertijd. Alhoewel, als die banden verslapt zijn, was het dan wel vriendschap? Misschien was het enkel kameraadschap.
De tweede keer had ik echt nood aan iemand omdat er iets van mijn chest moest. Een vertrouwenspersoon. Gelukkig heb ik lang genoeg afgewacht of ik die persoon wel kon betrouwen. Op een dag vertelde ze iets over een gemeenschappelijke kennis die zwaar ziek geworden was en die ziekte zette ook haar man zwaar onder druk, ..."en zo gebeurde er iets waar wij geen zaken mee hebben" ... Met zuinige lippen en veelbetekenende blik wachtte ze mijn reactie af. Alsof ik bij die voorzet zou gaan likkebaarden.
Wel, dacht ik, als ze het niet kan laten te roddelen over iemands privéleven, dan ben ik bij haar niet aan het juiste adres. Ik reageerde niet want ik probeerde mijn zucht van opluchting binnen te houden, ik was ontsnapt aan een bijna-vergissing.
Later is ze nog een paar keer komen aandringen : "Er ís iets hé, ik zié dat er iets is …" Een vrouw van haar allure, die zo staat te vissen, is geen dame meer. Ochere. 'k Heb een paar operaties verzonnen en een gebrek aan mineralen en het mens was content. Ocharme.
Iemand iets in vertrouwen vertellen doe ik niet meer. Dan zet ik het liever op 't blog in de vorm van een verhaal. Ooit. Misschien.
“Gelukkig zijn er nog emailcontacten, en dat levert een bepaald soort vrienden op. Vrienden die je vaak nog nooit gezien hebt, maar die je verbazend veel toevertrouwt.” LS
Bij emailcontacten komt die openhartigheid volgens mij omdat er met schrijfnamen gewerkt wordt en er geen fysieke ontmoetingen vereist zijn om van gedachte te wisselen.
Die openhartigheid was er bij momenten aan boord ook, omdat er met tijdelijke contracten gewerkt werd en de daardoor de contacten ook tijdelijk waren.
Daarbij kwam dat er twee sets maatstaven gehanteerd werden.
1/ Niet over alles wat aan boord gebeurde werd gepraat in België. Tenzij natuurlijk als het over strafbare feiten ging, die werden in het logboek genoteerd en men werd achteraf in Antwerpen bij de Waterschout geroepen.
2/ Niet over alles wat in haven gebeurde werd gepraat aan boord. Tenzij natuurlijk als de plaatselijke politie er aan te pas kwam, dan werd men bij de kaptein geroepen.
Bepaalde confidenties onder scheepsmaten werden niet meegenomen werden naar België.
Met België werden een paar straten bedoeld : de Olijftakstraat waar het aanwervingskantoor was en de straten er rond waar de cafeetjes waren om weerzien te vieren bij afmonstering of afscheid te nemen bij aanmonstering Die paar straten werden bedoeld met "in België hebben ze daar geen zaken mee".
Dat sommige zaken in een haast veilig cocon konden verteld worden, doet een beetje denken aan het cocon van een groepscorrespondentie. Het vertelde draagt de schrijfnaam van de afzender, niet de echte naam. Het contact is zo tijdelijk als men zelf wil. Daarom, denk ik, is het relatief gemakkelijk om openhartig te zijn in een mailgroep.
Én, er is altijd wel iemand die aansluiting vindt bij hetgeen er geschreven staat. Misschien niet de dag zelf, maar uiteindelijk wel.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt - met veel zijn is plezant
er is een heleboel veranderd in de kerk we zijn de laatste tijd veel soepeler geworden en toch, er zijn nog altijd strenge kloosterorden daar is nog tucht, daar heerst de oude geest nog sterk en er is tucht, al zijn we geen verzuurde bessen bij ons in 't nonnenklooster der karmelietessen wij zijn gericht op meditatie en mystiek zoals ik laatst nog zei tegen mijn nicht Froekje die mij zo af en toe verblijdt met een bezoekje en ze zei: "Treft dat even, tante Veronique! neem maar es gauw een haaltje van dit sigaretje want dat is veel mystieker dan een vroom gebedje" ik vroeg: "Is 't heus?" en spoedig nam ik trek na trek en toen het op was, zei ik: "Froek, dit is te gek..."
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
mijn nichtje drukte mij tersluiks bij 't henengaan een pakje shag en nog iets anders in de handen ik nam het aan, en dat was eigenlijk een schande want roken was bij ons volstrekt niet toegestaan maar ach, ik deed het toch tenslotte Hem ter ere om nog godvrezender te kunnen mediteren en als ik stiekem wat gerookt had in mijn cel dan had ik altijd heel verheven visioenen al gaf ik een keer soeur Cecile twee dikke zoenen want een klein beetje getroebleerd was ik soms wel ze kwam des avonds bij me om het uit te spreken ik was net bezig om een stickje op te steken en ik zei: "Zuster, rook eens mee, het baat de ziel" en na de allerlaatste trek zei soeur Cecile:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
ik had al spoedig veel contact met soeur Cecile we rookten samen heim'lijk heel wat sigaretten maar het gebeurde op een morgen bij de metten dat ons opeens een vreemde lachbui overviel het werd steeds erger toen het eenmaal was begonnen wat wel wat opzien baarde bij de and're nonnen en bij 't verpozen 's middags in de kloosterhof kwam er benieuwd een groepje zusters aan ons vragen wat toch de bron geweest was van ons welbehagen maar wij ontweken hen, en waren kort van stof tot wij ons schaamden, want het was wel erg zelfzuchtig de leer verbreiden leek ons zeker zo godvruchtig we kozen Bertha, Antonia en Sophie en na de eerste stick zeiden ze alle drie:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
ik was nu werk'lijk een bezeten mystica en ook de and'ren waren daag'lijks in extase gelijk beschreven in de boeken die wij lazen van zuster Hadewych en Trees van Avila en naar het leek zou dit nog lange tijd zo duren want mijn nicht Froekje bleef steeds nieuwe voorraad sturen wat toen geschiedde is heel lelijk en platvloers soeur Eulalie, de priores van onze orde die had gemerkt dat wij heel vroom waren geworden was niet gesticht over dit feit, maar werd jaloers zij liet haar waakzaamheid geen oogwenk meer verslappen en zie, op zeek're dag wist zij ons te betrappen ach, onze gouden periode leek voorbij maar moeder-overste nam zelf een trek en zei:
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
everybody sing along this time
roll another one just like the other one you've been hangin' on to it and I sure like i-it
tekst: Guus Vleugel, muziek: Joop Stokkermans, zang: Jasperina de Jong, 1971 Het refrein komt uit de film Easy Rider, 1969, ‘Don’t Bogart that joint’ in de film gezongen door Fraternity of Men (blues-rock groep).
Kleine theelichtjes op de eettafel vind ik wel doenbaar. Tenminste, als men geen brede mouwen draagt of mouwen met lintjes of er niet per abuus een serviette over legt. Lintjes aan de mouwen, het was ooit mode en eigenlijk vind ik het nu nog altijd knap. Niet praktisch, wel mooi. De lintjes begeleiden en accentueren de gebaren van de hand. Als zo'n lintje dan vlam vat, wordt het helemaal een feestelijk spektakel, helemaal Cirque du Soleil, met indrukwekkende sprongen en zo.
De stevige cilinderkaarsen zijn ook goedgekeurd, die blijven uit zichzelf rechtstaan, maar ze moeten wel op de kast of op het buffet, niet op tafel. En als er katten in huis zijn, dan worden deze kaarsen afgekeurd.
De lange elegante kaarsen op hoge kandelaars, die vind ik gevaarlijk. Niet stabiel genoeg. Zeker niet op een romantisch tafeltje voor twee. En ook niet op het buffet of op een diensttafel (Switel). En al zéker niet op een drukke vriendentafel waar de wijnflessen doorgegeven worden. De witte en de rode flessen moeten vrijelijk de tafel kunnen oversteken. In dat gewemel zijn brandende kaarsen gevaarlijk. Wezenlijk gevaarlijk. Er is ook plat en bruiswater. Maar die flessen veroorzaken zo geen druk tafelverkeer. Die staan er feitelijk om te blussen.
En dan zijn er de enkelbijters. De terracottaschotels van 20 cm diameter of meer met citronella-kaarsen in.
Rond het huis en in de tuin hebben ze maandenlang hun nut. Ze houden de muggen op afstand en ze zorgen er voor toversfeer in de tuin. Maar wat staan ze 's winters in een winkelstraat op de stoep te doen?
Daar staan ze als 'warm welkom' aan weerszijden van de deuren van trendy winkels. In diezelfde geforceerde poging tot gezelligheid staan ze ook langs de gevel, voor het uitstalraam. Terwijl wij, argeloze mensen aandachtig de uitstalling in het raam bestuderen likken de vlammetjes aan onze lange winterjassen en schroeien ze het nepbont op de laarsjes.
Wat een suikertante en een suikernonkel zijn weet ik. Dat zijn tantes en nonkels die zelf geen kinderen hebben en daarom verondersteld worden tegenover alle neefjes en alle nichtjes van nature gul te zijn op vaste feestdagen en evenzeer op minder vaste dagen. LM en ik hebben een volledige loopbaan mét palmares als suikernonkel en -tante. Nu las ik iets over een suikerhond. We krijgen versterking ! We geven al die kinderen een suikerhond en klaar. Maar dat was weer te simpel geredeneerd natuurlijk. Een suikerhond is een diabeteshond.
"Patiënten met een ernstige vorm van type 1-diabetes kunnen gebaat zijn bij de hulp van een diabetes-meldhond of diabeteshond. Door hun scherpe reukzin kunnen honden schommelingen in de bloedsuikerspiegel van mensen waarnemen. Een diabeteshond is opgeleid om een signaal te geven als de bloedsuikerspiegel van zijn baasje te hoog of te laag is. Ook voor epilepsiepatiënten worden meldhonden getraind. Dit jaar is de eerste opgeleide diabeteshond in Vlaanderen aan de slag gegaan. Andere benamingen voor zulke meldhonden zijn hypohond en suikerhond." van :http://www.taaltelefoon.be/diabeteshond
Waar die honden worden opgeleid heb ik niet kunnen achterhalen. Niet bij Hatchiko zoals ooit Wenzl, de hond van HHL. Wenzl was een assistentie-hond.
Assistentiehonden en geleidehonden en meldhonden zijn werkhonden natuurlijk. Maar er is een band. Een belangrijke band. Een levensbelangrijke band. En zo kan ik me voorstellen dat men de afhankelijkheid van een werkhond vriendschap gaat noemen.
In een geordende stad, zonder nog zichtbare menselijke aanwezigheid, zonder nog sporen van natuur, is op een signalisatiepaal een verkeerslicht zeer neerslachtig. Op een dag ziet dit verkeerslicht een speciaal transport. Het snuift daarbij een vleugje boom op. Daardoor begint het hevig te verlangen naar meer groen.
Na meer dan twee jaar heb ik vanmorgen de energie gevonden om een van de dikke klasseurs met oude brieven open te doen. De klasseurs zijn meegekomen toen het huis van mijn ouders ontruimd werd in maart 2013. Mijn ma hield alles bij.
Het zijn relaas-brieven van aan boord naar het thuisfront. Geen verhalen over navigatie of spannende technische perikelen. Daar bestaat al literatuur en lectuur over. De brieven zijn leesvoer over het leven binnen het kasteel, de bewoning. Over de keuken en de mess en de wandelgangen en andere plekken waar ik toegang had. Over de nicnacjes van het leven aan boord.
Elke plaatsaanduiding aan land is van op het water gezien, natuurlijk. Komende van op zee dus. Deze brief dateert van 1996, uit het pre-mail periode, nieuws kwam en ging nog per brievenpost en soms ook per fax.
Di 10 sept '96
Gisterenavond om 18h is ch.eng LdG van boord gegaan. (ch.eng = chief engineer, chef mécanicien, de baas van LM) Dwz dat die post gedurende 18hrs onbemand gebleven is. Zou dat verschil maken in de verzekering? We liggen wel op anker, maar ik dacht dat men op tankers er niet af mag, zo lang de vervanger niet aan boord is? Dat heeft ooit al eens voor keukenlawaai gezorgd, als ik me goed herinner ('83 aan boord van de M was dat)
Het is nu 12h45 en ik hoor de nieuwe ch.eng LL hier in de alleyway met de capt PM staan praten. Hij is Franstalig. En hij heeft post bij! Dat hoor ik hem zojuist zeggen. Op het verdiep van de staff achter het hoekje wonen heeft persies zo zijn voordelen.
LM is nog beneden met de manoeuvres bezig. (beneden = in de machineruimte, in 't Machien) Hij belde daarstraks dat we wat later zouden gaan eten, omdat er gemanoeuvreerd moest worden, om de loods aan en van boord te laten gaan, het bootje langszij te laten komen en de nieuwe ch.eng LL de gelegenheid te geven de gangway op te klauteren, zonder er af te waaien. Daar zorgt LM allemaal voor. Hij kan dat.
De loods kwam om ons naar een andere ankerplaats te loodsen. Loodsen kunnen dat. Met al dat is het etensuur voorbij en ik verwacht een telefoontje dat hij boterhammen nodig heeft. Ha nee, hij is daar.
14h50
Er was geen post voor ons. De capt heeft al wel het adres van de agent in Korea doorgegeven, voor 22/09, dat is binnen 12 dagen. Het postadres ben ik direct op de brug gaan faxen naar ulle. Doorgeven aub. Na het verzenden heb ik een praatje gemaakt met Luc, 2de stuur.
Ik vroeg hem of een fax verzenden niet veel boekhoud-werk veroorzaakte voor iemand van hen, of dat niet veel papperasserijen meebracht. Maar nee, absoluut niet. De gegevens gaan in het programma op de computer die bij de capt staat, en dat wordt maandelijks automatisch verrekend wanneer de berekening van uw uitgaven-aan-boord gemaakt wordt. - Ah ja? (ik) - Mais oui. (hij) - Maar een jaar of drie geleden werd de bemanning verzocht geen faxen meer te verzenden omdat privépost per fax teveel gedoe meebracht voor de brug en dat de stuurlieden wel wat anders te doen hadden dan afrekeningetjes te maken. Daarom mocht het faxtoestel daar enkel dienen voor dienstberichten ivm de uitbating van het schip. (Er vooral niet bij gezegd welke capt dat was en welk schip ookni, ander kan hij de capt wel raden)
- M’enfin …! - Echt waar Luc! Misschien was drie jaar geleden dat boekhoud-programma er nog niet aan boord van schepen? In elk geval mochten wij geen gebruik meer maken van de fax. - Mais non, ze konden waarschijnlijk niet werken met het boekhoud-programma en dan vinden ze gelijk wat uit om hun onkunde te maskeren.
Letterlijk waren zijn woorden : "… et probablement ils ont inventé n' importe quoi pour masquer leur ignorance." Ja natuurlijk, dat ik daar toen drie jaar eerder niet uit mezelf opgekomen was! Pierre de aspirant kon daar toen aan boord vlotjes overweg met het gedoe, zowel met de grillen van het faxtoestel (of de antenne?) als met het boekhoudprogramma. Het verbod kwam van hogerhand, van capt JvdM die de werking van het programma niet onder de knie kreeg. Wel, ik snap nu wat daar drie jaar eerder aan de gang was.
Hoedanook, hier aan boord mag wél worden gefaxt. Als de wiedeweerga: stuur ons ulle faxnummers. Er gaan ineens nieuwe kanalen open. 'k Zit al te dromen over elke week een briefje verfaxen en zo. En in welk lettertype dat dan moet komen en welke lettergrootte om zoveel mogelijk op het blad te krijgen en het toch leesbaar te houden etc, enz. Tiedelie, tiedelaa, faxparci, faxparlà … Just zorgen dat ik het faxje tussen 12h & 16h ga verzenden, dan is Luc van wacht en die doet dat in een wip.
En dan de ontnuchtering: er is niet elke week iets dringend of interessant. Wat hebben wij nu te melden dat het per fax zou moeten? Dat het niet per brief kan? Niet veel feitelijk. Misschien als we eens lang geen brieven kunnen posten hebben vanwege weeral: no harbour facilities. Maar voor de rest? Wait & see & sea. Deze redenering is nu 23 jaar oud en vandaag in het mailtijdperk niet meer te vatten.
Wo 11 sept 96
Gisterenavond ging het over Hong Kong. Of we daar aan de wal zouden kunnen. Of we tenminste een duidelijk zicht op de baai zouden hebben als er niet te veel … Ho!Hoe!Ha! Niet te veel plannen maken voor Hong Kong, werd daar geroepen. We gaan naar de Hong Kong AREA: dat kan zo'n 20 mijl tot 200 mijl van de stad zijn. Juist ja. In Europa bedoelen ze met 'Gibraltar' ook zoiets. Er wordt een watergebied mee bedoeld. En dat kan groot zijn.
's Avonds zijn we eens in het Machien gaan zien. LM zou me een paar machinerijen tonen. 'k Had gedacht vijf, en als ik die kan onthouden, ben ik al een stukske vooruit. De vijf machineries die ik het vaakst tegenkom op papier/op het scherm wanneer ik zijn werkboek typ, die zou ik wel eens in het echt en van nabij willen zien.
Well, we waren daar dan toch en LM heeft me 25 of 50 dingen laten zien en nu weet ik niks meer. En die 'dingen' zijn allemaal in het groen geschilderd. Mint Green. In Algemeen Scheeps : Engine Green. Aan de kleur kan ik ze dus niet herkennen of onthouden. En met groot of klein kom ik er ook niet, want hoe groot is klein als er nog kleiner bestaat. Aan de vorm dan … de meeste machinerijen hebben een vage cilindervorm. En mijn hoofd heeft nu een eivorm.
Als LM en ik nog eens ergens henen gaan he, dan stel ik de Efteling voor. Daar hebben de dingen tenminste een eigen vorm, eigen afmetingen én een eigen kleur.
Kerken uit de barokperiode zeggen me niks. Ik mijd ze zelfs. 'k Stap er zeker niet binnen om iets te bezichtigen. Als ik een dienst moet bijwonen in zo'n kerk kan ik daarna iets strafs gebruiken om het gevoel weg te spoelen of ik voel me voor de rest van de dag onwennig.
Al die frullen en krullen, al die protserige praal, dat vertoon van rijkdom en macht, ik word er in-droef van. In een barokkerk ruikt het nog naar de Contrareformatie. Waar dat onbehagen vandaan komt weet ik niet. Heeft DNA een geheugen?
Waar ik wel in bewondering voor sta zijn de romaanse kerkjes. (900 n.C. – 1300 n.C.) Waarschijnlijk zijn ze gebouwd door de bevolking zelf omdat de mensen een toevluchtsoord nodig hadden tegen rovers en plunderaars. Zo'n kerkje was een van de weinige, ooit waarschijnlijk het enige stenen gebouw in het dorp. Een stenen gebouw wil zeggen een brandveilig toevluchtsoord.
De romaanse kerkjes zijn gebouwd op verdediging. Ze hebben dikke muren. De ramen zijn smal en klein, ze dienen als schietgaten. Er is een torentje dat kan dienen als uitkijk en er is een alarmklok.
In Noord-Frankrijk zijn er nog veel romaanse kerkjes. Het snoer kerken fungeerde ook als postkantoor en nieuwsdienst tussen de verschillende lokaliteiten.
Romaanse kerken hebben in de loop der eeuwen herstellingen en 'verfraaiingen' moeten doorstaan, en dat hebben ze overleefd. Als men die verfraaiingen efkes kan wegdenken, ziet men hoe hard het bestaan ooit moet geweest zijn. Dat in barre tijden bij beschutting en veiligheid ook een opperwezen hoort spreekt vanzelf. Met allemaal en met de levende have de kerk in. Wachten tot de plunderaars weg zijn. En bidden. Elk romaans kerkje was lokaal een zeer belangrijk gebouw. Die kerkjes waren bittere noodzaak. De devotie was ernst, devotie gaf houvast en hoop en troost. Dat is iets heel anders dan het vroom vertoon van de contrareformatie. Bittere noodzaak is iets gans anders dan de luxueuze praalkerken van de barok.
'k Heb nogal wat foto's van romaanse kerkjes, maar ze staan in verschillende reisrelazen, ze staan niet samen gegroepeerd.
Van één kerkje ken ik de plaatsnaam uit het hoofd omdat het zo merkwaardig was : de kerk heeft twee parallelle beuken en dateert van de 12de eeuw. Het dorp heet Saintines (Picardië)
De linker beuk, die zonder toren, heeft niet al te veel verfraaiingen moeten doormaken. Daar ziet men nog dat een romaanse kerk op defensie gebouwd was. Ik dénk dat deze beuk voor de levende have moest dienen. Twee beuken, een voor de mensen, een voor de dieren. Dit is maar een losse gedachte hoor. Ik heb er nog geen bevestiging voor gevonden op het Net.
Twee beuken betekent een hoop meer stenen. En werkuren. Misschien was Saintines in de jaren 1100 een welvarende gemeenschap.
Een soep samenstellen en een tekst opbouwen, beide bezigheden vertonen enorme gelijkenissen. Zelfs zo, dat ik me afvraag of het niet een soep opbouwen is en een tekst samenstellen.
Een soep wordt lepel per lepel ingenomen en gaat naar de maag van de mens. Een tekst wordt zin per zin ingenomen en gaat naar het hoofd van een mens. Een soep kan vergiftigd zijn. Een tekst kan giftig zijn.
Een soep kan nieuwe krachten geven. Soms voelt men dat tot in de tippekes van de tenen. Een tekst kan nieuwe moed geven. Soms voelt men dat tot in het tippeke van het hart.
Een soep wordt als afgewerkt geheel gezien, hoewel ze samengesteld werd en opgebouwd en gecorrigeerd, eventueel met snelle kunstgrepen.
Een tekst wordt van boven naar beneden gelezen hoewel hij niet zo geschreven is. Er werd herschikt en ingelast. Soms staat het begin-idee gans onderaan.
Achteraf pas krijgt een soep-brouwsel een naam. Een naam die iets lekkers moet suggereren. Achteraf pas krijgt een schrijfsel een titel. Een titel die iets leesbaars moet suggereren. Soep-assemblage of tekst-assemblage, ze dienen uiteindelijk allebei om wat krachten te herstellen.
Hou het ambachtelijk, denk ik dan bij mezelf.
m – HiH-01/2016, herwerkt - als het onnozel warm weer is, is het geen weer voor erwtensoep natuurlijk.
Die maand in 1951 liet de eicel van dienst de snelste van het peloton zaadcellen binnen. De snelste. Niet de verstandigste, niet de vriendelijkste of de meest beleefde, gewoon de snelste. Meer was dat niet, want op dat niveau wordt niet kieskeurig gedaan.
eicel rood, spermacellen blauw bron: NRC-Handelsblad, 2015 Een eicel + een zaadcel = een ei, en dat ei werd een mij. Het ging van niks naar iks en die ikkigheid groeide. Er was nog niet veel individu aan, maar 't zat er al wel in.
Geboren worden. Als ik bedenk dat het gezwoeg mijn moeder en mij die zomer bespaard had kunnen worden … Wel, mijn moeder zo niet want zij wou kinderen, dus zij zou baren. Maar het had míj kunnen bespaard blijven, dat geboren worden.
Een maand vroeger of een maand later zou het een andere eicel geweest zijn, plus een andere zaadcel en dan was ik het niet geworden. Dan had ik er niet hoeven te zijn. Kunt ge u dat voorstellen? De rijkdom, de vrijheid van het niet moeten bestaan? De absolute niksheid. Als ik nu terug naar niks wil zal ik eerst moeten sterven. Geboren worden en leven om te sterven, wat een gedoe voor niks. Ik was toch gelukkig in mijn eerste niksigheid? Awel dan!
De ouders gingen twee keer per maand naar de dansschool en den Dieter moest dan mee, omdat hij nog te jong was om alleen thuis te blijven. Nu vond ik 15j niet te jong, maar hij 'moest' dus mee naar de dansles. Achteraf pas heb ik vernomen dat hij gewoon niet kon en dierf alleen thuisblijven.
In de dansschool lummelde hij wat, en verveelde zich vooral. (pre-smartfoon tijdperk) Hij begon daar melig over te doen, dat hij daar tussen de 'ouwe' mensen zat, allemaal 40 en 50 jaar of zo ! En toen hij bijna 16j was, besloot hij thuis te blijven, gedaan met de dansavonden, met passo dinges en zo !
Zijn ouders drukten hem op het hart alle lichten uit te doen eer hij naar boven trok. Behalve natuurlijk het klein lampje in de erker. Ze vertrokken, hij hoorde de auto wegrijden en toen werd het stil. Helemaal stil. De woonkamer leek hem plots groot en leeg, vol donkere hoeken. Eng. Echt eng. Dan liever TV kijken op het klein toestel boven. Haastig deed hij alle lichten uit en repte zich naar zijn kamer, zijn cocon.
Na verloop van tijd hoorde hij geluiden beneden. Alsof er gerommeld werd in de garage. Alsof iemand iets zocht. Toen niks meer. Toen weer. Toen niet meer. In de overtuiging dat een van zijn broers thuisgekomen was ging hij naar beneden. Beneden was het nog even donker als tevoren, geen broer. Toen hoorde hij weer gedoe, dit keer duidelijk aan de garagepoort. Inbrekers.
In paniek wipte hij op de vensterbank en verborg zich achter het gordijn. Behoedzaam kwamen de ouders de woonkamer binnen, in het donker. Bij het maanlicht zagen ze de bult in het gordijn. De vader deed teken aan zijn vrouw dat ze stil moest blijven staan. Blijven staan én stil. In achteruit trok hij terug. In de garage nam hij de spade.
Blijven staan en stil zijn? Elsa was zo al niet goed in het volgen van instructies en al helemaal niet als die instructies op bevelen leken. Ze verschoof een halve meter naar rechts, schuifelde een halve meter vooruit en zag het schoeisel van de inbreker van onder het gordijn komen. Op dat moment kwam de vader met geheven spade de woonkamer in om het gordijn te raken waar hij de inbreker zijn kindergeld vermoedde.
Elsa zag wat hij van plan was en gilde "Leo, 't is onzen Dieter, 't is Dieter!" Leo zijn mond viel open en Dieter tuimelde van achter het gordijn de sofa in, half in katzwijm.
-----
Toen de ouders met de wagen de straat ingedraaid waren, zagen ze dat het lichtje in de erker niet brandde. Dat was verdacht. Wie zou dat lichtje uitdoen? Niet Dieter. Een inbreker! Inbrekers doen lichtjes uit. Ze parkeerden onmiddellijk de wagen en legden de laatste meters naar huis te voet af.
Omdat het lichtje in de erker niet brandde, kwamen ze langs de garagedeur binnen. Dat was het gemorrel dat Dieter op de vensterbank had doen springen.
- En dat ander gerommel dan? - Dat ander gerommel, dat zijn de katten op de schelf, onnozelaar. Dat geluid kent ge al van toen ge klein waart.
Te jong, te schichtig om alleen thuis te zijn. Hoe lang hij nog meegegaan is naar de dansschool heb ik niet durven vragen.
Andere aardbewoners hebben het beter getroffen. Zij herkennen op geur. Op geur …, dan zou elk individueel wezen een leidmotief hebben dat in geur geschreven is? Met alle gemoedswisselingen die bij een geur komen kijken, van boos tot jolig en alle andere signalen die daartussen liggen. Ik zie ongeveer wat dat zou betekenen, maar zelf zou ik er in verloren lopen, in een hoop soortgenoten die niet bij naam aangesproken worden.
Sommige hondenrassen hebben een reukvermogen dat 10.000 keer fijner of scherper is dan het onze. Zij registreren elke soortgenoot die hen vooraf gegaan is op hun wandelparcours. En er zijn de olifantenkuddes, iedereen daar heeft een geurperiscoop. Dat hebben wij allemaal niet. Wij hebben geen geurherkenning om onderling met buren, kennissen, vrienden, familie, gezinsleden wisselwerking te hebben en verwevenheid te onderhouden. Daarom gebruiken we namen.
Borelingen krijgen namen die geregistreerd worden. Ouders en andere verwanten krijgen aansprekingen. Later krijgen leerkrachten bijnamen en nog later komt men al eens in aanraking met graad en titulatuur.
Dat alles is zeer ver van de geurherkenning. Daarom geven wij mekaar een naam, of op zijn minste een aanspreking. En vermits wij niet echt andere talen spreken dan mensentalen, geven we onze huisdieren ook een naam.
Gelukkig reageren die daar meestal op. Wat van onze soortgenoten niet altijd kan gezegd worden.
Hier een assertief kind, recht uit de krant : Ene Noah uit New York koestert diepe gevoelen voor Zoë, een meisje van tien op dezelfde school. Dat laat hij haar ook duidelijk blijken, maar Zoë laat op haar beurt uitdrukkelijk weten dat ze niet gediend is met zijn overduidelijke signalen.
“Regels van Zoë aan Noah”, schreef het meisje bovenaan een blad papier.
1. Raak mijn schouder niet aan. 2. Sta niet onnozel te doen achter mijn rug. Sta gewoon helemaal niet achter mij. 3. Praat niet tegen mij, tenzij je gewoon hallo wil zeggen, wat nooit zal gebeuren. 4. Laat me met rust op de bus. 5. Ik ben opvliegend wanneer mensen mijn dag verpesten. 6. Herlees dit vijfhonderd keer. 7. Gij hebt mij graag maar ik u niet. Ik ben te jong voor een relatie.
Als je een van deze regels niet respecteert, dan bel ik mijn vader, de vriend van mijn moeder, mijn nepmoeder en een klusjesman die ik ken. Als je mijn dag verpest, dan zal ik hulp moeten gaan zoeken. Speel gewoon niet met mij.
Toen ik bovenstaand artikeltje las in de krant, dacht ik onmiddellijk aan het verhaal van TP, over haar kleindochter bij het begin van een nieuw schooljaar. Gewoon een assertieve jongedame :
… André, haar beste vriendje van 10 zat niet meer op school. Zijn papa heeft een nieuwe job in Luxemburg. André was zo zeker dat hij bij zijn grootouders mocht blijven wonen omwille van de school en van haar. Niet dus. Niets aan te doen. Ze zuchtte opnieuw …
… Mevrouw had Steve naast Arthur gezet en dat was mis. Nu zit Steve naast haar en Steve is een ambetanterik, die zit voortdurend met zijn vingers krullen in haar lang haar te draaien. Hij ziet dat in de zaak van zijn nieuwe papa. Twee motten had ze hem al vandaag gegeven.
Zeer wakker, die freule van tien, een jongedame aan het begin van een nieuw schooljaar: vandaag al twee motten gegeven en het schooljaar is nog lang. Hopelijk voor haar en voor Steve zelf, leert hij snel. Zoë in New York en de kleindochter van TP hier. Twee heldere hoofdjes, elk aan een kant van de oceaan. Meer wou ik eigenlijk niet zeggen.
Het dochtertje van mijn zus Tina was de enige van de nieuwe kleuters die niet weende of huilend aan de rokken van haar mama ging hangen. Toppié beende dapper en onverschrokken naar de Juf, gaf een handje en stapte zonder omzien een nieuwe fase van haar leven binnen. Iets om fier op te zijn, dacht ik.
Bij de deur wuifde ze wel nog efkes. Zo'n beetje terloops van opzij. Heel dapper, vond ik mijn nichtje.
Dat Tina daar anders over dacht zag ik aan een stille traan. De rest van de dag was ze triest omdat haar kleine zo vlot, bijna gretig haar hand losgelaten had.
Tina had Toppié zo goed voorbereid dat ze uit het oog verloren was dat ze die eerste dag misschien zichzelf zou moeten schrap zetten.
Die week las ik in het TV-blad, blz 6 linksonder, iets over een oude kindervriendschap. En jawel, die tekst kwam uit Wikipedia. Dat is gemakkelijk, geen typewerk, enkel kopie-plak :
Op 13 september 1952 publiceerde Het Parool het eerste Jip-en-Jannekeverhaal, waarin Janneke het nieuwe buurmeisje is van Jip. Het laatste verhaal verscheen op 7 september 1957.
Elk Jip-en-Jannekeverhaal werd door Schmidt in luttele minuten geschreven in het rumoerige redactielokaal van Het Parool. Sommige belevenissen van Jip en Janneke zijn gebaseerd op avonturen die Schmidts zoontje Flip en diens buurmeisje daadwerkelijk beleefden. De verhaaltjes werden geïllustreerd door een andere vaste Paroolmedewerkster, Fiep Westendorp.
Vermits zoon Flip in september 1952 -en het buurmeisje misschien ook- vijf jaar oud waren, dan zijn Jip en Janneke nu vandaag ouder dan 70. Dat is een lang leven voor een personage.
Zo'n 17 jaar geleden kwamen hier twee achternichtjes van LM logeren. Aan LM 's kant van de familie waren wij toen al grootoom en groottante.
Ze monsterden de boekenkasten. - Leest gelle dat allemaal ? - Ja hoor. - Alles ? - Ja hoor. (ja, op een paar na) - LM ook ? Dit was geen gesprek meer, dit was een verhoor. - LM nog veel meer dan ik. Daar werd over nagedacht. - Wij hebben een nieuw boek bij, zei de oudste. Om vanavond voor te lezen. Maar dat boek kent gij niet. - Laat eens kijken ? vroeg ik. Ze doorploegde de inhoud van haar tas en haalde iets tevoorschijn. Van ver herkende ik de silhouetfiguurtjes van Fiep Westendorp. - Ah! Jip en Janneke, zei ik blij.
Ze gaf het boek uit handen en ik bladerde. Het kind bleef stil. Ik keek op en zag op haar gezicht een mengeling van ongeloof en nog iets.
- Ként gij Jip en Janneke? vroeg ze. - Ja, natuurlijk. - Maar ... gij hebt geen kinderen. - Toen ik klein was las ik zelf Jip en Janneke. En ik heb die verhaaltjes jaren voorgelezen aan mijn zussen.
Daar ging haar toverwereldje. Dat een oud mens van toen 50 Jip en Janneke kende, niet alleen kende maar jaren hun vriendschap gekoesterd had en zich er nu nog mee verbonden voelde, dat deed af aan de glans van haar boek. Jip en Janneke waren OUD ? Toen ik haar snuiteke zag voelde ik me een fossiel. Het ging niet over wat ik wist of kende, het ging over hun gloednieuw boek dat háár wereldje was en dat van de kleine zus. Nog voor het avondeten ben ik begonnen met voorlezen met alle voorzichtige stembuigingen en intonaties die een fossiel ter beschikking heeft.
-----
Bij dat klein weetje van toen in het TV-blad, blz 6 linksonder vroeg ik me af hoe het met de kindervriendschap van Flip en het buurmeisje verder gegaan is, sinds 1952.
Het gedicht 'Aan Rika' van Piet Paaltjens (François HaverSchmidt, 1835-1894) vond ik geestig en de manier waarop Marcel Vanthilt het bracht –in Winteruur, bij Wim Helsen- was grandioos. Ik wist niet dat Vanthilt kon voordragen : https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/2/winteruur-s2a26/, 10min16
Toen ik vannacht Net-artikels las over Piet Paaltjens kwam een aantal dingen boven drijven. Door de titel van de bundel kreeg het gedicht plots een andere interpretatie, andere klemtonen. Snikken en Grimlachjes heet de bundel, uit 1867.
"De gedichten vielen in de smaak bij een groot publiek, waarschijnlijk dankzij de humoristische, melancholisch-romantische toon of misschien wel omdat de gedichten 'zedelijke strekking' misten, zoals HaverSchmidt zelf in het eerste voorwoord schrijft."
Dominee zijnde zette hij zich af tegen de dominee-poëzie, de geheven vingertjes, het benepen moralistisch gedoe van zijn tijd. Geen 'zedelijke strekking'. Dat had een verademing kunnen zijn, maar hij had nog andere, zijn eigen demonen te bestrijden.
"Typerend voor de poëzie van Paaltjens is de combinatie van romantische clichés (onbeantwoorde liefde, hooggestemde gevoelens, natuur), met ironie en met platte realiteit."
Persoonlijk vind ik dat een prima combinatie, eerst over hooggestemde gevoelens zwijmelen en in één adem zeggen dat het tijd is om aardappels te gaan schillen, platte realiteit. Met mogelijkheid tot verder zwijmelen tijdens het schillen.
"Zijn breuk met het zorgeloze studentenleven en de vaak uitzichtloze situaties in levensomstandigheden van zijn kerkgangers maakten dat zijn sombere aard zich versterkte en hij ging lijden aan depressies. Het overlijden van zijn echtgenote in 1891 was mede de aanleiding om zich in 1894 in de bedstee op te hangen met een koord."
"HaverSchmidt bestreed in dit boekje zijn neiging tot depressiviteit door het sentimentalisme in zijn poëzie belachelijk te maken."
Zou Drs. P met dat laatste rekening gehouden hebben? Niet dat het nog nodig is, 'k vraag het mij af, meer niet.
Uit mijn schooltijd herinner ik me niks van Paaltjens. Zijn werk is gloednieuw voor mij. Nahon stond toen wel in onze bloemlezing voor Nederlands maar Paaltjens niet. Paaltjens was dominee, zou het daarmee te maken gehad hebben? Want de oecumene was wel in zwang, maar niet verder dan wekelijks een vermelding tijdens de godsdienstles en een paar ingetogen reidansen tijdens de viering. De schoolboeken waren nog niet oecumenisch bijgewerkt en herdrukt.
Of heb ik hem domweg niet onthouden omdat het werk van Paaltjens toen al zo hedendaags aanvoelde? Het waren de hoogdagen van het Nederlands cabaret. We werden via de radio ongeveer dagelijks verwend met tekstwerk van kwaliteit. We konden de namen van al die begaafde tekstschrijvers amper onthouden. Dus wie was Paaltjens? Gewoon het zoveelste talent van die periode ... Fout! Paaltjens was eerst, hij was 100 jaar eerder.
Zo blasé waren wij toen in ons puber-klasje. Tijd verspillen aan lachen met Kloos en met Nahon, terwijl Paaltjens 100 jaar tevoren al breed de weg bereid had voor dat klein klasje daar en voor alle écht begiftigde tekstschrijvers in de buitenwereld. Die kenden Paaltjens natuurlijk wél.
De verkoopster las hen geroutineerd de uitleg voor, want de lettertjes in de folder waren wat klein :
“Deze LED zonne-energie lampenset, bestaande uit 2 stuks, wordt compleet geleverd met buis, anker en oplaadbare batterijen. Het is een prachtige lichtdecoratie voor in uw tuin, patio, langs tuinpad of op het balkon. Iedere balvormige lamp is gemaakt van duurzaam plastic. Met vier 0,1W LED peertjes per lamp, hebben de lampen een totaal vermogen van 0,4W. De complete set levert 0,8W aan licht.
De tuinlampen zijn gemakkelijk te installeren en plaatsen. U kunt de hoogte van iedere lamp aanpassen door een of twee buizen te gebruiken. Zodra het donker wordt, gaan deze lichtjes automatisch branden. De lengte van de branduren is afhankelijk van de weersomstandigheden, maar gebruikelijk is 8 branduren bij 3-urige blootstelling aan zonne-energie. De lampen zijn milieuvriendelijk aangezien de lampen zelfvoorzienend in stroom zijn middels de zonnepanelen. Ook hoeft u geen elektriciteitsdraden aan te sluiten in de tuinen zijn deze lampen veiliger in gebruik en bovendien gemakkelijk te verplaatsen naar een nieuwe locatie. Deze eenmalige investering zorgt voor gratis verlichting voor de rest van de levensduur van deze lampen.”
Dat duurzaam plastic had haar doen beslissen. Duurzaam wil toch zeggen dat het tegen een stootje kan hé ? En de 'eenmalige' investering ook natuurlijk. En hij dacht : geen elektriciteitsdraden, zoveel te beter! In gezamenlijk overleg meenden ze drie sets nodig te hebben. Voor 150 €, een eenmalige investering, waren ze gesteld. Dat was zaterdag.
Op maandag stond de mevrouw al terug in de winkel. Of ze die ballonnen ook apart verkochten, dus enkel het plastic gedeelte van de verlichting, zonder de buizen. Nee, helaas, er zijn geen vervangstukken verkrijgbaar. De lampen kwamen als complete set op de markt én ze worden per twee stuks verkocht. Dan zat er niks anders op, dacht de vrouw, en ze schoof een briefje van 50€ over de toonbank. Ze liet de verkoopster de grote doos in het karretje leggen en met moeë schouders ging ze richting deur.
De maandag daarop stond ze er opnieuw. Weer voor een set tuinlampen. Ze vroeg hulp om de doos in haar karretje te leggen. Die dingen zijn zo groot. Ze gaf 50€. De verkoopster ging mee om de doos in de auto te leggen.
De maandag daarop … 50€, doos, karretje, auto. - Bent u de tuin aan het heraanleggen? vroeg de verkoopster. Wij kunnen alles wat u nodig heeft in één keer aan huis leveren als u dat wenst. - Och nee kind, zei de Mevrouw, het tuinpad is heraangelegd sinds mijn man op pensioen is. Hij zocht een hobby en een sport. En hij ging bij een pétanqueclub. Maar oefenen doet hij ook thuis natuurlijk. Op het tuinpad.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt –naar een gegeven van RD, het gewicht van een pétanque bal is tussen de 650 en 800 gram
Iets waar jonge moeders zeer gevoelig voor zijn, is ongevraagd advies. Met de nadruk op ongevraagd. Bvb plots iets roepen als Niet Doen!
Kijk, deze moeder, haar blik zegt alles: - Niet Doen? Het jong moet zich kunnen uitleven. Waar moeit gij u eigenlijk mee …
Ze is oprecht verwonderd over de onbeschaamdheid van de uitroep. Ongevraagd advies, zoiets wordt niet gedaan. Ze is niet verbolgen, dat niet. Zij staat daar boven. De onverschilligheid waarmee ze het advies naast zich neerlegt vind ik majesteitelijk.
Het jonkie in kwestie beleefde in de beslotenheid van de woonst een zeer interessant jungle-avontuur met haar ma. En nu is er plots commotie? Met ronde oogjes komt ze kijken waarover het gedoe gaat.
- Niet aantrekken kleintje, mama waakt, het is die domme mens weer, met de klikdoos.
Op een zonnige dag reed ik naar naar de supermarkt met mijn schoonmoeder als passagier. Zij was een oude dame, die met een stok liep. Op de parking aangekomen stapten we uit, gingen de winkel binnen om onze boodschappen te doen. Buiten gekomen, naar onze auto gestapt, tassen ingeladen.
Toen zag ik twee agenten uit een combi stappen en naar mij toe komen. Stoere kerels, mijn schoonmoeder zat reeds in de auto en ik stond aan de open deur.
"Heb je aan joy riding gedaan?" vroeg de agent. "Neen, natuurlijk niet" lachte ik de vraag weg . "Wat is dat, joy riding ?" vroeg schoonmama. "Dat is rondjes rijden, de ramen open, heel luide muziek laten horen en veel kabaal maken."
"Er werd een seintje gegeven vanuit de supermarkt, dat er joy riding gebeurde op de parking" zei de man van de wet. "Je hebt een lichtblauwe auto, ronde koplampen, je bent samen: met een oudere vrouw met een stok dus...dat klopt!".
"Wie doet nu zoiets, ik heb geen vijanden, geen enkele!"...
"'Tja, zei de agent, als wij een telefoontje krijgen, dan moeten wij komen, vandaar. Dit is niet de eerste keer, hoor, zoiets gebeurt regelmatig!"
Zij zagen in dat het loos alarm was. Gelukkig voor ons, maar... wie doet nu zoiets?van GMA
Volgens mij was dat niet tegen u of tegen uw schoonmoeder persoonlijk gericht. Keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking?
Waarschijnlijk zat daar de telefoonpleger. Te kijken naar wat er zou van komen, van zijn telefoontje.
Het scenario zoals ik het zie :
Een puber heeft huisarrest omdat hij ongevraagd de wagen van zijn ma of van zijn pa geleend heeft en daarbij mogelijk schade aangericht heeft. Daar kwam dan politie aan te pas. Hij is nijdig nu, op zijn ouders, op de politie en op de wereld in het algemeen die een jongmens geen lolletje gunt. Hij zit uit het raam te kijken.
Hij ziet op de parking van de supermarkt twee gemakkelijke slachtoffers uitstappen : een dame van middelbare leeftijd en een oudere dame die met een stok stapt. Prooi. Het verongelijkt wezen ruikt prooi.
Met zijn GSM (met herlaadkaart) belt hij de politie en geeft ulle signalement. De herlaadkaart was in 2003 nog anoniem, daardoor kon de beller niet opgespoord worden. Maar die zat wel uit het raam te kijken. Zijn genoegdoening was van korte duur natuurlijk.
Hoe het wezen zich op die saaie dag verder troostte laat zich raden. De situatie op de parking was een kwestie van pukkelhumor, volgens mij.
Er zijn natuurlijk andere versies mogelijk dan deze. Mensen in een drugseuforie?
Dat de telefoonpleger in een andere wagen op de parking zat te grinniken of te hinniken, is ook een mogelijkheid. Maar dat vraagt al meer lef natuurlijk, zoiets doen van ongeveer vlakbij.
Vandaar mijn vraag in het begin, keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking ? Als de parking omgeven is door bomen, hou er rekening mee dat die 14 jaar geleden niet zo hoog stonden als vandaag, dat er toen mogelijk kijk op de parking was.