goud en geld en zo
Ongeveer vijftien jaren geleden heb ik eens een zware gouden armband gevonden op een parking. Eigenlijk vond ik het vreemd dat degene die zoiets draagt niet voelt dat het ding lost. Môja, wat weet ik van armbanden … En dan nog in goud. 'k Heb het meer voor zilver. Die glans is zachter. Goud kan toch zo schitteren hé. Eigenlijk vind ik goud een luide kleur.
'k Steek die armband op zak. Thuis bekijken we het ding eens goed. Jawel, slotje kapot maar echt goud. Noch LM noch ik dragen goud. Met dat ding konden we dus niks doen. Een zus van LM zat erbij en haar ogen blonken. Omdat ze die armband mooi vond, dacht ik. We hebben haar die armband gegeven. Waarom niet? Zij draagt goud, wij niet. Toen blonken haar ogen ook van blijdschap. Dacht ik.
Vier jaar later werd het appartement van hun Moeder verkocht en de verkoopsom zou onverdeeld blijven staan zodat niemand van de kinderen zou moeten bijleggen om het verblijf van hun Moeder te bekostigen. Dat was de mondelinge afspraak tussen de zes kinderen onderling.
Achteraf werd die afspraak betwist door de armband-zus, ze wou haar deel van de verkoopsom. Wekenlang agitatie en gemekker! En ik herkende de blik. Ineens vielen een paar dingen op hun plaats. Hebzucht. Pure hebzucht. Al eens hebzucht gezien in iemands ogen? Akelig. Echt akelig.
De volgende armband breng ik naar 'oud goud' en met dat geld sponsor ik bij Oxfam microprojecten met geitjes. In stilte.
m – EZW-11/2011, HiH-08/2016 – bijgewerkt,
|