Mijn zusje Laura had cijfers leren lezen. En vanaf toen las zij de cijfers op de wegwijzers luidop voor, vanop het midden van de achterbank.
- Vijf! - Vijf wat? vroeg iemand dan plichtsbewust. - Vijf killemojter! Als er twee cijfers waren ging ze rechtop staan in het midden tussen de twee voorzetels. 'Ga zítten' - ik heb het ma honderden keren horen zeggen. In '64 waren er nog geen autogordels.
Maar Laura was soms te opgewonden - Eén zés! knalde ze blij in mijn ouders hun oor, het linkeroor van ma en het rechteroor van pa. - Zestien, zei dan iemand plichtgetrouw. - Zestien, herhaalde Laura dan. - Zestien wat? omdat ze het van ons verwachtte en wij haar snuiteke zo graag zagen als ze het woord uitsprak. - Zestien killemojter, zei ze en haar wimpers gingen op en neer bij elke lettergreep van dat moeilijk woord.
Het woord killemojter is nog een 25 jaar meegegaan. Wel, af en toe werd het nog eens gebruikt in vaste uitdrukkingen zoals 'miljoen killemojter', als iets echt ver weg was.
De uitdrukking is pas bewust achterwege gelaten toen Laura's oudste leerde praten. En het dook terug op toen die oudste stages begon te doen. Ver weg. In Zweden en zo. Dat was ver voor het moederhart van Laura, miljoen killemojter ver.
'k Was op zoek naar een illustratie van een perpetuum mobile (die hangende glanzende metalen bollekes die botsen) en al snuffelend & surfend kwam ik dit artikel tegen:
Waarom een perpetuum mobile onmogelijk is, 07-07-2009 door Etienne Vermeersch Leestijd : 5 minuten Leestijd : 5 minuten !?!
Dat vind ik eigenaardig, dat men bij een tekst een leestijd aangeeft. Vooropstelt. Dat men op You Tube bij elk filmpje de kijktijd geeft vind ik fijn. Daarom vermeld ik ook telkens bij een link naar een filmpje de duur ervan.
Kijktijd is objectief meetbaar. Of men die tijd er aan wil besteden, is dan weer subjectief, dat beslist de kijker zelf. Er zijn misschien dringender zaken in het leven dan een filmpje van You Tube, newaar.
Leestijd is niét objectief meetbaar. Wat als ik het artikel niet verhapstukt krijg binnen de vooropgestelde vijf minuten? Want het artikel gaat over fysica, het is van Etienne Vermeersch én het staat bij Skepp. Bínnen de zoveel minuten … alsof de Prof niet een lectuur aanbiedt, maar een examen oplegt. Zeer waarschijnlijk zal ik 3 x 5 minuten nodig hebben om het te vatten en nog eens 3 x 5 minuten of meer om er een klein ietske van te snappen.
Oké, die leestijd van vijf minuten is een richtlijn. En toch … Ik vind het vreemd: leestijd , zoveel minuten. 'k Vind het elitair ook. Wie meer tijd nodig heeft is een dummie? Mijn goesting was op slag over, mijn interesse was weg, ik heb het artikel zelfs niet gelezen. Sorry Professor!
“Verleden week waren wij even aan zee, en in een taverne-ijssalon in Blankenberge stond op de achterkant van de menu-kaart, onderstaande tekst. Met toestemming van de uitbater hieronder die tekst die ik wel de moeite vond. Ik heb zelfs een half uurke gepraat met de uitbater. Hij vertelde mij ook o.a. dat hij maar 4 maanden per jaar open is maar dat hij voor alles een jaar moet betalen. Zoals Sabam-rechten zei hij, die moet ik voor het hele jaar betalen. Ik vond het wel even de moeite om dit te lezen.”
"Onze prijzen zijn inclusief: BTW + Dienst (41 %), RSZ, Sabam, jaarlijkse vakantie, eindejaarspremie, gewaarborgd maand- en weekloon, vervoers-kosten, onroerende voorheffing, pensioen voor zelfstandigen, brandverzekering, verzekering arbeidsongevallen, verzekering storm-, hagel- en waterschade, verzekering voor zelfstandigen, verzekering glasbraak, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, verzekering winstderving, verbruik van water, gas, elektriciteit, algemene milieubelasting, bijdrage hernieuwbare energie, bijdrage warmte - krachtkoppeling, distributiekosten, transmissie-kosten, federale bijdrage, bijdrage voor de gemeente, brandstof, telefoon, lidmaatschap beroepsverenigingen, lidmaatschap handelaarsbonden, donaties aan sportverenigingen en clubs, advertentie en reclamekosten, onderhoudskosten, inkoop grondstoffen en bijhorigheden, herstellingskosten, aankopen glas- en vaatservies, onderhoud linnen, professionele wasserij, moderniseringskosten, inrichtingskosten, lonen, geneeskundig onderzoek personeel, gemeentetaksen op tewerkgesteld personeel, taks op reclameborden, onderhoud motoren, taks op verkoop aan venster, taks op riolen, verzekering BA onder aanneming, bijdragen bestaanszekerheid, bijdragen sluiting onderneming, heffing van het Vlaams Gewest ter bescherming van de oppervlakte wateren tegen verontreiniging, aanvullende crisisbijdrage, billijke taks op muziek, provincie taks West Vlaanderen, neonreclames, gemeente taks op vuilnis ophaling, administratiekosten, inkomstenbelasting, herziening inkomstenbelasting, polderbelastingen, publiciteitskosten, verzekering objectieve aansprakelijkheid, beheersbijdragen sociaal secretariaat, ECO-cheques, aankoop geregistreerde kassa, opleidingen, handelshuur, nalatigheidsintresten, maandelijkse bijdrage elektronische betalingen en ... ons salaris om U bestendig en beter te bedienen."
Lang geleden, nog voor er sprake was van rookverbod en witte kassa, zei iemand uit de financiële sector me "Wie nu nog iets in de voeding of in de horeca wil beginnen, die is getikt. Van alle zelfstandigen wordt de horeca het meest uitgeknepen." En blijkbaar is het nog altijd zo. Misschien is het zelfs erger geworden.
Dan vraag ik me af, de mensen die nog iets in de horeca willen ondernemen, "wie zijn zij, wat doen zij, wat drijft hen …" ;o) Vooral dat : wat drijft hen in 's hemelsnaam? Er moet toch iets tegenover staan dat het de moeite waard maakt?
Horeca, en dan zeker seizoens-horeca, is één groot mysterie voor mij. Het is plezierig dat de etablissementen er zijn, liefst in elke prijsklasse, en ik heb ooit met voldoening een jaar in de horeca gewerkt. Horeca vervult een sociale functie volgens mij. Maar zelfs als werknemer met zeer beperkte verantwoordelijkheden, was één jaartje wel voldoende.
Persoonlijk snap ik niet dat iemand zich in die sector nog als zelfstandige wil vestigen. Men moet al soliede achtergronden hebben en stevige troeven eer iets op termijn blijft bestaan. 'Als dit maar niet erger eindigt dan Kaas van Elschot' denk ik soms. Maar dat zal de leeftijd zijn.
Die dag was het te warm voor mij. Het enige waaraan ik kon denken was pootje baden. En dan liefst in zout water. Een wandeling op nat zand, dat masseert de voetzolen, met aan de enkels verkoeling door het zeewater. Dat leek me die dag het toppunt van zaligheid. Liefst bij hoog tij, want anders zijn we te ver van de bewoonde wereld af, in geval iemand een sanitaire stop wil houden.
En een parasol, want men heeft schaduw nodig. En een wandelpartner om mee te praten. En iemand om die parasol te dragen. Nu zijn we al met drie. Is die parasol dan wel groot genoeg?
Sanitair, parasol, het wordt ingewikkeld. Waarom kan ik niet meer kommerloos dromen. Over pootjebaden, énkel over pootjebaden. Waarom komen bij mij praktische bezwaren onmiddellijk de dromerij bederven. Was het zelfs te warm om te dromen ? 'k Was nochtans goed begonnen.
Is dit een onbekende Miró? Een pas ontdekte Kandinsky?
Niks van. Herinner u de stoeipartijen als kind in ondiep zeewater. Dan kreeg men al eens een slok water binnen. Of men likte al eens een druppel van de lippen. Dat smaakte zout. Maar zeewater bevat niet louter zout. Zeewater is een habitat.
Bovenstaande foto is een 25x vergroting van één druppel zeewater met zijn bewoners :
Het nadeel van clichés is dat ze waar zijn. 'k Zou het graag anders zeggen maar : de wereld ís klein.
Toen ik een aantal dagen geleden binnen het thema zee iets over een druppel zeewater aan het ineen knutselen was, dacht ik aan ander zwemwater, of niet-zwemwater, zwembadwater en aan een aantal verhalen die zich ooit in een zwembad afspeelden.
Ik had de zomer van '77 voor ogen. We gingen elke zondagochtend zwemmen met een flink aantal mensen. Op zondagochtend was het er zeer rustig, we hadden het bad ongeveer voor onszelf. Er was iemand bij die kon sierduiken, of kunstduiken, of hoe het heet. Zijn naam is me pas een dag of drie geleden te binnen geschoten : G. Zijn familienaam wou niet mee boven water komen.
Het was elke zondag afwachten of G zou willen springen. Het hing er van af wat hij de avond tevoren uitgespookt had. Of hij zijn concentratie kon vinden, op een zondagmorgen. Want eigenlijk waren we daar allemaal een beetje om onze kater weg te zwemmen. Soms was Toppiéke erbij, toen 5j, de dochter van mijn zus Tina.
G deed meestal eerst wat sprongen van de lage springplank. We zwommen en we speelden en we lachten en het leven was fantastisch. G zijn sprongen werden gaandeweg intenser en wanneer hij de ladder van de hoge springplank op klom, wisten we dat het menens was. Dan werd het tijd om te zwijgen en om te kijken.
Op een keer stond ik samen met Toppié aan de korte kant, aan de diepe kant. Ik bewonderde hoe G dat weer eens krachtig en tegelijk sierlijk volbracht.
Toen ik weer naast me keek, was de kleine weg. Ik gilde het zwembad bijeen, TOPPIÉ IS WEG. De jongens hadden ook G staan bewonderen maar ze doken wel allemaal direct het bad in. Ik bleef aan de kant staan om te kijken of ik ergens iets kon zien.
In de stilte die volgde kwam er een stemmetje van aan de rand, vlak voor mijn voeten, daar hing Toppiéke rustig met twee handjes aan de greep van het bad. Een nat snuiteke dat naar boven keek en vermanend zei, "ik ben iérr óórr maarrrt" ... Ik heb haar bij de armpjes naar boven getrokken (foei) en toen heb ik haar ongeveer plat gekust van opluchting.
---- Ze stond vlak naast mij, maar ik keek naar boven, naar de hoogste springplank om nog eens een spectaculaire duik van G te zien. Ondertussen sprong het klein ratje naast mij ook het water in. En dat had ik niet gemerkt. Terwijl ik het zit te typen krijg ik weer rillingen. Ik had haar hand moeten vasthouden. Ze kon al wel zwemmen, maar toch. ----
Toen ik tien dagen geleden dat alles aan het overdenken was, vond ik het erg dat ik me de familienaam van die gast niet kon herinneren, want hij was er toch elke zondagmorgen bij, die zomer van '77.
En eergisteren kwam er een mail van Tina, uit Frankrijk, of ik ene GJ ken … Een Belgische vriendin die ginder woont had naar hem iets gemaild over Tina, waarop de GJ in kwestie vroeg of Tina-zus-&-zo misschien familie was van een zekere maart-zus-&-zo. Ja dus. Tina vraagt me per mail of ik een zekere GJ ken. Ik bleef naar het scherm, naar die mail staren. Tien dagen geleden zat ik te denken aan heel die periode en een week later duikt hij op. Na bijna 40 jaar. Met familienaam en al. Zo kort na dat denken over zwemmen.
Ik vroeg Tina of hij ooit sierduiken gedaan heeft, om zeker te zijn dat we het over dezelfde hadden.
Volgende mail : Yep, sierduiken, toen-en-dan. Studies : daar-&-daar. Dat issem. GJ !
Ze vroeg vandaag of ik buiten die zomer van dat zwemmen nog andere herinneringen had aan hem. Zij noemt het memories. Jawel. En daar ben ik ongeveer heel de dag mee bezig geweest.
Het was een zomer van '77, dat zwemmen op zondagmorgen, want in de zomer van '78 was ik al bij de koopvaardij, dus weg uit België
Wat ik me verder nog herinner over GJ is dat hij een soort oprechte vriendelijkheid uitstraalde. Niet de sociabele ego-vriendelijkheid met de blikkerende tanden-glimlach en het opgepept gekwek. Ook niet de gewiekste nep-vriendelijkheid van ene die maar aan één ding denkt.
Er was iets authentieks aan die gast. Er ging rust van hem uit. Actieve rust, bedoel ik. Integriteit ook. Misschien omdat hij een vijf jaar ouder was? Ik had graag dat hij erbij was. Dan leek het leven efkes meer hanteerbaar. Alsof GJ op de uitkijk stond, zodat wij ons met onze eigen kleine zaakjes konden bezig houden.
Ik herinner me iets in de woonkamer van het Groot Huisje, iets met WV en ik. Er was een gedachtewisseling, en GJ zat daar toen bij en volgde, zonder een woord tussen te komen.
Ik had het over de redenering en WV speelde het persoonlijk. Nu, dat kon ik rustig pareren, dat soort gedoe had ik van kleins af meegemaakt met de père. GJ zei achteraf dat hij mijn helderheid bewonderde. Dat begreep ik toen niet. Ik ben toch in het defensief opgegroeid. Tegen gebrul of ander alfa- & ego-gedoe bestaat maar 1 middel : nadenken en rustig blijven. En GJ gaf daar toen op dat moment bevestiging voor.
Ja, ik heb nog een 'memory' over hem. Maar die zet ik niet op schrift. Laat ik stellen dat hij not only a gentle man but also a gentleman was. Een zeldzaamheid in die tijd.
Ik hoop dat het leven een beetje vriendelijk geweest is voor hem, want dat was die jongen van toen waard.
Wat vreemd dat via twee tussenpersonen in amper tien dagen tijd plots 1000 km en 40 jaar overspannen wordt tussen GJ en mij. Waarom juist nu? Wie of wat bedient dat raderwerk?
Ik heb een hekel aan gebrek aan realiteitszin. Iemand die enkel de goeie kant willen zien van een situatie of van een persoon? Dan gilt het bij mij vanbinnen. - Word volwassen. Alles en iedereen heeft 58 facetten! Minstens! Bekijk er minstens twee van ipv van obstinaat dat opgewekt gekwek vol te houden. Positivo’s! Onvolwassen mensen!
'k Ga een jaar lang dingen opnoemen waaraan ik een hekel heb. Dit was nr 001/365 en mijn teller loopt tot wanneer de 365 verzuchtingen vol zijn. Ziezo. Ho … wat lucht dat op.
m - nooit verder geraakt dan 001 - EZW-03/2013, lichtjes bijgewerkt
Dit verhaal gaat over iemand die een echte kluns is en waar enige tijd terug ongeveer deze situatie zich voordeed. Voor de gemakkelijkheid schrijf ik het in de 'ik' vorm.
Het was twaalf uur en ik riep Mark om te komen eten. Daar er geen antwoord kwam trok ik naar boven naar de hobbykamer, waar hij op de grond zat, midden een chaos van planken, pluggen vijsjes enz. Hij was voor de zoveelste maal de tekening aan het bestuderen van wat eens een boekenkast moest worden. “Ja, Peggy, zei hij mij, ik heb het gevonden hoor, ik heb per ongeluk de bovenste plank verwisseld met de onderste en daardoor komen de gaten niet overeen uit. Maar binnen een uurke is alles okay hoor en hebben wij een pracht van een boekenkast.” Ik zei, een glimlach onderdrukkend, “Okay schat, maar kom eerst een boterhammeke eten,” waarna ik hem ook nog eens benadrukte dat ik zo blij was dat hij eindelijk de oorzaak had gevonden. Want Mark was al meer dan een week bezig om dat onwillig ding in mekaar te willen zetten.
foto van 't Net
“Maar ja Peggy, die tekening is wel ingewikkeld hoor.” Tijdens het eten liet ik er voorzichtig op volgen, “Mark, als je de kast seffens ineen krijgt, dan kan ik daarna de rommel wat opkuisen”. Die ‘als’, die schoot bij hem in het verkeerde keelgat en hij werd kwaad, zelfs nijdig, en hij beet mij toe, “Ja, zeg dat ik er niets van ken, dat ik een nietsnut ben, een lomperik en dat mijn handen achterste voren staan, maar dat pik ik niet Peg.” “Blijf toch een beetje kalm, het is zeker jouw schuld niet, het zullen die stomme vijzen wel zijn, maar weet je, wil ik mijn broer even bellen om wat te helpen?” “Wat!! zei Mark, van mijn leven niet, ik wil je liefste broer hier niet zien, ik kan dat zelf, ik moet alleen die twee planken verwisselen. En daarbij Peg, jij wou een nieuwe boekenkast, ik niet, maar jij wilde er wel één omdat je broer er ook een nieuwe had.” “Maar Mark replikeerde ik, ik wou helemaal geen nieuwe boekenkast, jij bent als de bliksem om zo’n bouwpakket gereden en nu, na een hele week zit ge nog steeds dezelfde vijsjes in en uit te draaien zonder resultaat. En als die kast dan ooit ook eens in mekaar geraakt zijn we misschien wéér een week verder.”
Dat was teveel voor die brave Mark van mij, hij smeet zijn vork op de tafel, waarbij een glas sneuvelde dat per ongeluk in de weg stond, en hij was weg. Ik hoorde de voordeur dicht slaan en alles werd stil. Ik ging naar boven, nam de tekening even vast om te bestuderen, demonteerde het kunstwerk van Mark en begon opnieuw aan de karwei waar hij al meer dan een week mee bezig was. Op een uurke was alles klaar en was ik de trotse bezitster van een degelijke boekenkast.
Tegen het avondeten was Mark daar terug, uitgewaaid en vooral heel goed gezind. “Peggy zei hij, ik ga verder aan de boekenkast werken, want nu weet ik perfect wat ik verkeerd heb gedaan.” “Mark doe geen moeite, ze staat al in mekaar, waarop hij verbaasd en ook weer een tikkeltje nijdig antwoordde: heb jij je broertje gebeld?” “Maar neen, ik heb dat alleen gedaan en op een uurke was alles gefikst.” “Dat kan niet.” zei Mark en hierop veranderde mijn blije trots en ik kreeg de neiging om over te gaan in iets dat op opstandigheid leek. Enfin, Mark ging meekijken met de bedoeling om alles af te keuren maar toen hij de hobbykamer binnen ging bleef hij perplex staan. “Mark, zei ik, ge ziet precies een achtste wereldwonder.” Hij bleef maar staren naar de boekenkast, werd eerst bleek en vervolgens zo rood. Het zweet brak hem uit en juist toen ik dacht dat Mark echt sprakeloos was geworden, vloog hij uit: “Peggy dat vind ik hardstikke lelijk van u sé. Ik moest nog maar een paar vijsjes er in draaien en nu doe jij of jij dat allemaal alleen hebt gefikst. En ik weet zeker dat ge achter mijn rug naar uw broertje hebt gebeld en dat jullie mij hebben afgeschilderd als een onnozele clown die niets kan. Neen Peg, dat vindt ik héél gemeen van u. Al goed, zei hij, dat ik die kast niet van de eerste dag heb gemonteerd want nu heb ik jou echt leren kennen. Mijn levenswerk dat zo goed als af was, waar nog een paar vijsjes in moesten, heb jij met je broertje afgewerkt. En nu gaat gij nog met de eer lopen ook.” Ik dacht even dat Mark er zou inblijven maar dan ineens ging hij weer verder. “Jij bent achterbaks, sluw en doortrapt. Door die boekenkast zijn mijn ogen opengegaan. En nu staat mijn besluit vast, ik ga hier weg, weg van die kast en weg van jou. Salut Peggy het ga je goed, neen verdekke, het ga je slecht.”
Ik hoorde de voordeur dichtslaan, maar deze keer veel harder dan daarstraks. Het werd heel stil en ik voelde de voldoening terugkomen in mijn harteke toen ik naar mijn pronkstuk keek. En Mark, ja die zou deze avond wel terugkomen en heel stillekes het bed inkruipen. En morgen, zonder nog een woord te reppen over vandaag, zal hij al zijn favoriete lectuur deponeren in de boekenkast. En wedden dat hij tegen iedereen zal zeggen: die boekenkast monteren, pff, dat was een fluitje van een cent, op een klein uurke had ik dat voor mekaar. Dat ik daarbij even een knipoog geef naar zijn vrienden, dat merkt hij toch niet en zo leven wij alle twee weer in vrede tot onze volgende aankoop. JPW
Heel herkenbaar hé, meer ego dan doorzicht of inzicht. Over dit soort situaties bestaan helaas veel relazen. En de dame in kwestie heeft dan niet altijd de filosofische houding van de Peggy in dit verhaal.
PES (Adam Pesapane °26/05/1973) maakt een onderwatertafereel met alledaagse metalen spullen en metalen gereedschappen.
zo ziet PES de diepe zee foto van You Tube
'k Bekijk het filmpje opnieuw en opnieuw en nu vraag ik me af, waar haalt hij het, zoiets gek & mooi tegelijk.
De vis die verschijnt op 01min22, de lantaarnvis, vind ik verrassend. Die heeft een soortement Zeeuwse Knoop als oog gekregen. Maar eigenlijk is heel het filmpje verrassend en boeiend vanaf de eerste seconde.
Ooit in ons leven hebben we allemaal wel eens gesmost met waterverfkes denk ik. In de wereld van de grote mensen heet zoiets natuurlijk aquarel. Waarom ik dit werk mooi genoeg vind voor 't blog : de uitdrukking van de honden is zo naturel. En in de vroege schemer zijn de schaduwen lila, jawel.
Het huis staat vol relieken uit een ver verleden Wat moeten ze ermee? Puinruimen. Containers vullen. Herinneringen op het stort. Wat is het leven kort.
MML 2016
Toen mijn zussen en ik volgens mijn moeder (toen 88) tot de jaren van verstand gekomen waren, (wij allerdrie senioras) kregen we al eens iets te horen over vroeger, over de tantes en de nonkels en de buren en andere mensen uit onze kinderjaren. Op die verhalen moesten wij dan gepast reageren.
Soms was het moeilijk in te schatten wat Ma van ons verwachtte. Moesten we vlammend verontwaardigd zijn of moesten we het hoofdpersonage breeduit vergoelijken? Iets tussenin dan maar. De leeftijd van de rode konen zijn we toch al lang voorbij.
De meeste van die verhalen zijn nu tragikomisch. Maar ooit moeten die situaties haar serieus geraakt hebben dat ze er decennia later mee voor de pinnen kwam.
Alsof er iets opgeruimd moest worden. Alsof ze haar dochters misschien toch maar eens moest waarschuwen voor de aard der mensheid.
In de zomer van 1983 lag het schip in de droge dok in Duinkerke. Tien dagen niet op zee? Geen ramp. Tien dagen in de bewoonde wereld! Tien avonden aan de wal met de scheepsfiets, een zware torpedo fiets die ooit ergens op een werf aan boord geraakt was.
We hadden gedurende die tien dagen radio- & TV-ontvangst en we konden relatief goedkoop naar het thuisfront in België telefoneren, kortom : luxe. Én het was zonnig weer. Ondanks al het extra werk en het geloop & gedraaf dat een verblijf in droge dok met zich mee brengt leek het wel een vakantiejob.
Een aantal van de mannen zat na drie dagen al door z'n geld, want per taxi bordelen bezoeken is natuurlijk veel duurder dan met de fiets in de vissershaven eethuisjes uitproberen.
Elke dag waren er een paar mannen die tersluiks kwamen vragen of ik hen niks kon voorschieten. Waarschijnlijk konden ze bij de kaptein geen voorschot op hun loon meer krijgen omdat ze het maximum al opgevraagd hadden. En ook opgemaakt hadden, blijkbaar. Aan de wal bij de bank geld opnemen was geen optie, dat merkt de vrouw thuis.
En ik had niet het geld om iets te lenen. Ik had enkel mijn budget. Mijn centjes. Míjn centjes. Zelf voor gewerkt. Yvonne, mijn allereerste collega, ma marraine de la marine, had me dat herhaaldelijk op het hart gedrukt: leen nóóit geld uit aan de mannen. En al zeker niet wanneer het schip tegen de kaai ligt.
Duinkerke : mossel- en visgerechten, lekker & niet duur. Iets meer geld had gemogen, voor een taxi, maar misschien was die zware fiets wel mijn geluk, ik fietste daarmee de rijke sauzen uit mijn systeem.
Dat ik tot de laatste dag nog centen had en een aantal bemanningsleden na de derde dag al niet meer heeft zich op dag tien tegen mij gekeerd. Tja … ----- De tien dagen waren om, ik maakte voor de laatste keer de fiets vast onder aan de gangway en bracht volgens afspraak de sleutel naar de bootsman met het verzoek om de fiets 's anderendaags met het laadboompje aan boord te hijsen. Dat zou in orde komen. Zei hij.
's Anderendaags dacht ik helemaal niet meer aan die fiets, waarom zou ik, 'k had mijn deel van de afspraak nageleefd : 'k had intijds de bootsman verwittigd en ik had de sleutel afgegeven. Daarmee was de verantwoordelijkheid voor de fiets overgedragen.
In de loop van de voormiddag werd ik boven geroepen. Gewoonlijk is dat geen goed teken. In heel mijn loopbaan ben ik maar een paar keer moeten boven komen, gewoonlijk voor tijdrovende informatieve of administratieve prutsen.
Dus ikke naar boven met een air van 'wa's 't nu weer!' Want wanneer we volk aan boord hadden gedroeg diën Ouwe zich nogal graag als divo. Dan had hij publiek ziet ge, en dan kon ik maar beter het spelletje meespelen.
Bon, ik naar de brug (ondertussen bleef beneden mijn werk liggen) en ik presenteer mij bij Zijne Hoogheid. Hij stond aan bakboord. Hij bleef een tijdje door zijn longue vue kijken, alsof hij niet gemerkt had dat ik schuin achter hem stond. Show. Een longue vue ipv een verrekijker, dat zegt al genoeg hé. Imago.
Toen hij zich verwaardigde mijn aanwezigheid te merken, -nu werd het efkes theatraal- nam hij me kordaat bij mijn ellenboog mee, donderde met grote stappen over heel de breedte van de brug naar stuurboord, over heel de breedte van de scène, naar buiten.
Verbouwereerd dribbelde ik mee. Op mijn linnen binnenhuisschoentjes mee aan deck, buiten. Op de wing, buiten gehoorsafstand wees hij met een dramatisch gebaar: "Wat is dat daar?"
Vanop de wing kan men heel het deck tot aan de voorpiek overschouwen dus wist ik niet direct wat hij aan stuurboord bedoelde met ‘daar’. "Aan de gangway" zei hij zacht. Buiten op de wing was er geen publiek en deed hij gewoon menselijk.
Ik zag dat de gangway was binnengehaald, hij lag binnenboord en in de klemmen geschroefd, zeeklaar gemaakt. Nogal wiedes, zo vlak voor vertrek.
- Wat is dat daar, aan het platformke? (het opstapje van de gangway) - Oei, dat is een fiets hé, Kaptein. Geweest. Dat is een fiets geweest. - En wat doet die fiets daar, Meiske? - Ha, de bootsman heeft die niet laten binnen hijsen hé Kaptein! - En hoe komt dat? - Awel hé Kaptein, dat komt omdat hij en zijn mannen sjaloes zijn dat ik nog geld had om mosselen te gaan eten en zij na drie dagen gemeuzzel door hun voorschot zaten, blut. Platzak. Daardoor komt dat.
Hij gaf een lachje. Ik gaf een brede glimlach. Hij kneep nog eens in mijn ellenboog en zei, "Ga maar langs buiten naar beneden."
Want ja, met mijn grijns kon ik niet meer binnendoor, langs al de werf-mensen. Die moesten denken dat ik onder mijn voeten gekregen had vanwege de vernielde scheepsfiets. The show must go on.
Hij kon onmogelijk de bootsman naar boven roepen in volle standby hé. Die is vooraan nodig, op de voorpiek, daar kan tijdens de standby geen man gemist worden. Tijdens een standby kan niemand gemist worden. Tijdens een standby zijn alle posten op de brug, in het machien en aan deck -voor & achter- bemand. Vindt dan maar eens iemand die beschikbaar is om poppenkast op te voeren … Het binnenhuispersoneel !
Ivm die verhakkelde fiets op de gangway moest er iets gebeuren, en wel onmiddellijk want de belangrijke walmensen van kantoor die mee op de brug stonden verwachtten dat een zeekapitein zijn gezag liet gelden. Ondertussen moesten hij en de loodsen wel een schip van miljarden buitenvaren. Maar die fiets … hola, dat was iets dat ze snapten, dat konden ze bevatten en erg vinden. Daar-moest-in-ge-gre-pen-wor-den! Eventueel schuldigen kielhalen. Ze hadden zeelucht gesnoven hé.
Zodoende moest iemand mee de poppenkast komen opvoeren. En dat was dan bibi. Graag gedaan hoor, kaptein. Steeds tot uw dienst, able & willing,
De baas gebruikte halfvolle bierflesjes van 33cl om fruitvliegjes, wespen en andere niet-betalende klanten weg te houden. Bij het bier deed hij nog wat suiker ook, als ik me goed herinner. Zo stond daar om de twee fruitbakken een half pintje te lokken. Dat systeem kende ik nog niet.
Toen ik tussen het uitgestald fruit een eerste flesje ontdekte, dacht ik dat de baas tijdens het opstellen 's morgensvroeg daar zijn pint had laten staan. Mô enfin, zei ik halfluid, dat is toch geen zicht, zie nu, 't zit al vol beesten …
Iemand merkte op dat ik misschien wat lang in de zon gelopen had. Al die halfvolle flesjes waren immers insectenvallen, dat ziet toch iedereen! Ah ? Er stonden er meer ? Ja, dan zal het Marcel niet geweest zijn zeker, deed ik schaapachtig. Dan heeft het zijn nut, bedoelde ik. De hals van de flesjes was binnenin besmeerd met olie, zodat de insecten er niet meer uit konden.
We zijn eerst verderop wat verfrissing gaan zoeken. Achteraf pas heb ik bij Marcel mijn boodschappen gedaan.
Fruit kopen op de markt of op de stoep onder een luifel, er is een aroma, een volheid die men in de steriele lucht van een supermarkt niet vindt.
2016. Die morgen las ik twee korte artikeltjes over het programma 'Liefde voor Muziek' van VTM.
In dat programma lenen zangers een nummer uit mekaars repertoire om het werk dan in de eigen stijl te brengen, zelfs al komt het nummer uit een ander genre. De andere stem met de eigen klankkleur, een ander ritme, een ander arrangement … de tekst al dan niet vertaald. Het is veel meer dan coveren, de artiest brengt een totaal nieuwe creatie.
Dat programma heeft hier thuis al eens opgestaan en in het langsgaan zag ik een kampvuur en een gitaar. Oeoei, dacht ik. En ik ging verder, want ik had andere dingen te doen. Toen ik de twee artikels uit had vond ik dat ik het concept kende van ergens. Behalve dan dat ik in 't voorbijgaan Guy Swinnen van The Scabs aanzien had voor de aalmoezenier van een jeugdkamp. Mijn excuses, Mr. Swinnen …
Dat idee om van mekaar een werk te lenen als vertrekpunt voor een eigen interpretatie, dat is gewoon de 'kruisbestuiving' waar ik al jaren ijverig enthousiast over ben. In het programma wordt deze manier van werken wel zeer professioneel aangepakt en de opnames gebeuren op een dure locatie. De VTM fabriek draait er op volle toeren, dat ziet men zo.
Maar al het voorbereidend werk, het denkwerk, de kruisbestuiving, die dingen gebeuren gewoon thuis, in ateliers en in studio's, in besloten ruimtes, aan de keukentafel, in kleine koppekes. En dát Lieve Mensen … dat kunnen gij en ik ook.
Kinderkrabbels die opduiken op plekken waar men het liever niet heeft. Op het behang, bvb. Of achter op de autozetel. Of als vraag aan Google op het scherm van de laptop : vraag ivm stift 'kan men stift van een LCD-scherm afwassen ?'
Of in een boek dat open lag.
Deze mens-met-koe/paard-tekening is een specialleke : ze staat getekend in een Middeleeuws boek. Jammer dat nergens gegeven wordt in wélk boek de tekening gevonden werd.
Kinderen van nu hebben één ding gemeen met hun leeftijdgenoten uit de middeleeuwen: ze tekenen op dezelfde manier. Dat blijkt uit de vondst van kindertekeningen in een 15e-eeuws boek.
31 juli 2016 (dat is binnenkort drie jaar geleden)
Een man die zijn koe of paard uitlaat. Zo'n tekening zou je prima tegen kunnen komen in elke kleuterschool. Maar deze is anders : de tekening is namelijk 500 jaren oud.
Voor het eerst zijn krabbels uit een middeleeuws boek geanalyseerd met psychologische methoden, en de conclusie is helder: ze zijn door kinderen gemaakt.
Hulp van kinderpsychologen
Deborah Thorpe, onderzoeker aan het Centre for Chronic Diseases and Disorders van de University of York, werkte eigenlijk aan heel iets anders toen ze tijdens haar research op tekeningetjes in de kantlijn van een oud boek uit Napels stuitte. Die wekten haar nieuwsgierigheid. De krabbeltjes leken namelijk op typische kindertekeningen. Ze legt uit dat het niet ongebruikelijk is om kinderlijke illustraties in de kantlijn van middeleeuwse boeken aan te treffen, maar dat die doorgaans door volwassenen zijn gemaakt. Daarom vroeg ze een aantal kinderpsychologen om hulp, en die kwamen tot de conclusie dat de tekeningen zijn gemaakt door kinderen tussen de 6 en de 8 jaar.
Typisch voor kinderen
'De psychologen hadden een aantal criteria opgesteld om met zekerheid te kunnen zeggen dat kinderen de tekeningen hebben gemaakt. Bijvoorbeeld de ovale vormen, de focus op de koppen ende ontbrekende bovenlijven,' zegt Deborah Thorpe, en ze voegt eraan toe dat de tekeningen veel zeggen over kinderen in de middeleeuwen: 'Ze tonen aan dat kinderen in die tijd creatief waren. Ze waren dol op spelen en leren en gebruikten hun fantasie volop – net als kinderen van nu.'
Nu nog de titel van dat boek … en van wanneer juist dateren die kinderkrabbels ?
Wanneer men op doorreis is moet men soms genoegen nemen met wat voorhanden is, zoals deze gans in een plasje. Water is water, de rest is voor later.
gans in plasje
Wat de gans daar in haar eentje doet weet ik niet -'k kan de herkomst van de foto niet achterhalen- een gans is toch een groepsdier? Misschien probeert ze een groep in te halen, 't gebeurt dat er een dier achterblijft. Bij de tussenlandingen doet ze met wat voorhanden is. Is het dan een domme gans?
We hebben het allemaal al eens meegemaakt, denk ik, dat men in den aap gelogeerd is. Op het moment zelf is dat niet zo prettig maar men is blij met wat men heeft. Een matras en het stromend water op de gang, achteraf wordt dat een verhaal …
iets uit 2011, tijdens de moeizame regeringsformatie van 288 dagen
'k Dacht dat ik er mij niks van aantrok, van het ganse gedoe maar die nacht heb ik wel gedroomd dat Albert het beu was zonder regering door het leven te moeten.
Alle andere koningen en koninginnen lachten hem uit. "Een koning zonder regering! Ha!" Daarom had hij een oplossing bedacht : een onderkoning. Want zelf regeren mag hij niet. Dat zou zelfbestuur zijn of zoiets is en zelf besturen is voor een koning ongrondwettelijk maar niet voor een onderkoning.
Niemand wou hier onderkoning worden in ons land en de andere koningen & koninginnen van de wereld lachten nog harder. Toen kwam er een kordate dame die wél wou en we hadden een onderkoningin. Er bestaat geen instructieboek voor onderkoninginnen maar dat was niet erg want er waren veel foto's en daarop kon ze zien hoe het moest, België besturen.
En toen waren plots alle foto's van België gewist. Sabotage? Er werd aan de bevolking gevraagd, en dus ook aan LM en mij, onze burgerplicht te doen en al onze foto's van België te mailen naar de onderkoningin, zodat zij toch zou kunnen beginnen met het landsbestuur.
'k Werd wakker en bedacht dat LM en ik eigenlijk zeer weinig foto's hebben die in België gemaakt zijn. Echt goede burgers zijn wij dus niet.
m – EZW-08/2011, herwerkt en een beetje betere burger, nu
eerste verhaal : Een buurman bekent aan zijn vrouw dat hij homoseksueel is en al van vóór hun huwelijk een relatie heeft met zijn zakenpartner. Nu zijn dochter op het punt staat te huwen en hij dus geen alimentatieplicht heeft wenst hij te scheiden om … zo spoedig mogelijk met zijn partner te kunnen trouwen. De echtgenote hoeft zich echt geen zorgen te maken, alle gemeenschappelijke eigendom plus inboedel, effecten en saldi van spaarboekjes komen op haar naam op één voorwaarde, dat hij met zijn partner officieel kan deelnemen aan de suite tijdens de huwelijksplechtigheid, receptie en huwelijksmaaltijd.
Wanneer de echtgenote en dochter en toekomstige schoonzoon werden ingelicht? Precies twee dagen vóór de huwelijksplechtigheid. Kan je je onze verbazing voorstellen, toen wij in de kerk de jonge bruid, zeer geëmotioneerd, aan de arm van haar toekomstige zagen binnentreden gevolgd door haar moeder aan de arm van haar oom, haar sip kijkende schoonfamilie en last but not least haar vader hand in hand met zijn partner? Dat was wel even naar adem happen om er later op de receptie meer dan ongemakkelijk bij te staan.
Denk niet dat dit het summum was van wat we meegemaakt hebben bij trouwpartijen. Het ondenkbare, voor ons toch, gebeurde, 45 jaar geleden.
tweede verhaal : Een 24-jarig buurmeisje was al geruime tijd verloofd, het huwelijk werd meer dan een jaar uitgesteld door een zware medische ingreep met lange revalidatie bij de vader van de bruid.
Doch het meisje raakte plots zwanger en omwille van de reputaties in die tijd, kwam het huwelijk in versnelling. Samen met mijn moeder, vriendin van de moeder van de bruid, zaten wij in een goed gevulde kerk te wachten op de plechtige intrede. Het orgel zette in, allen keken gretig en verheugd richting ingang en wat zagen wij? De bruid aan de arm van haar vader, gevolgd door haar moeder aan de arm van haar oudste zoon. Geen bruidegom, geen aanstaande familieleden. Alleen de Suisse die het gevolg afsloot. Gefluister alom. De mis werd opgedragen door drie priesters en opgeluisterd door een koor. De bruid naam plaats in de speciale stoel voor het altaar, het kind zat er heel alleen. Mama en ik hadden zelfs niet gemerkt dat de schikking vooraan beetje apart was, we zaten immers achteraan, maar we waren wel verwonderd over het onophoudend gefezel tijdens de intrede. In dezelfde volgorde is het gezelschap, zelfs glimlachend en iedereen begroetend na de plechtige mis naar buiten geschreden, de taxi’s in.
Wat er gebeurd was? Een drietal dagen voor de plechtigheid had de aanstaande bruidegom het bewijs gekregen dat de baby het resultaat was van een ‘slippertje’ van mijn buurmeisje. De aanstaande bruid, eerst bij hoog en laag zwerend dat iemand een grove leugen rondbazuinde, moest wegens keiharde bewijzen haar zogezegd eenmalige scheve schaats uiteindelijk toegeven. Nu echt verwonderd was niemand in de buurt, toen enkele maanden later op het geboortekaartje de naam van haar jeugdliefde vermeld stond. Uiteindelijk zijn die twee in alle stilte nadien toch getrouwd.
Waarom al die kerkelijke poespas? Om de integrale kosten van die dag te kunnen aanrekenen aan de toekomstige bruidegom. De vader had immers onmiddellijk advies aan zijn raadsman gevraagd. Wat voor een vader moet je zijn om je kind zo’n affront te laten ondergaan? Een geldwolf. Geld en carrièremogelijkheden waren ook de oorzaak om destijds zijn veto tegen haar eerste jeugdliefde te stellen en het meisje te pushen de door hem uitverkoren kandidaat te accepteren. van TP
'k Voel mee met het meisje in verhaal twee, het was een moeilijk moment daar in de kerk, maar ik zie haar planning. 45 à 50 jaar geleden, het was toen 1970, of daaromtrent.
Mogelijk was het een tactisch geplande zwangerschap en mogelijk was er een georganiseerde lek over het vaderschap, resultaat : ze was plots vrij van het gearrangeerd huwelijk, ze kon in rechte lijn naar een liefdeshuwelijk. Efkes die dienst uitzitten? Dat kon ze doorstaan. Een verliefde vrouw kan veel. Een verliefde zwangere vrouw kan alles.
Tranen? Ja, mogelijk van opluchting. Gebogen houding? Ja, vanbinnen jubelde het. Ze had haar vader eindelijk, eindelijk! een hak gezet. Ze had de weg vrij gemaakt voor een eigen levenspad, misschien zelfs los van die geldwolf.
Dat is het scenario zoals ik het zie. Het boek en de verfilming moeten nog komen en wanneer de Oscars uitgereikt worden vraag ik u natuurlijk mee naar LA, dat spreekt vanzelf TP.
Wanneer een (klein)kind voor de eerste keer bewust gaat logeren, -dus niet gewoon blijven slapen bij familie of andere bekenden- maar voor het eerst een echt logeerpartijtje bij een vriendinnetje thuis, zal meemaken, of voor de eerste keer op kamp gaat, is er een portie gemengd : kriebels met een vleugje stress.
Er zijn ook kriebels die omslaan naar echte stressjes naarmate de datum van vertrek nadert, wanneer het idee logeren of kamp geen idee meer is maar realiteit wordt. Wanneer het over bagage gaat, wil dat zeggen. Mag ik mijn knuffel meenemen op kamp? Wat als ik een droge pyjama nodig heb? En een hoop andere vragen.
Wat de mama's dan meemaken laat ik efkes zo. Die mama's zijn dan een portret op zich waard.
feestkriebels
Het bruidsmeisje werd gelukkig gevrijwaard van organisatorische beslommeringen. Het meisje hield zich bezig met de glans van de nieuwe schoentjes of de ongelooflijke glorie van een klein tasje, door een tante gemaakt van een restantje stof.
Stress ging over het grote werk, iets voor de grote mensen. En over het vervoer, iets dat men als tienjarig bruidsmeisje natuurlijk delegeert.
Dat er in de aanloop naar de bruiloft wat afgevloekt werd is bijzaak. Door de grote mensen werd er gevloekt, want als kind mochten wij geen krachttermen gebruiken. Onze vader, opvoeder en groot voorbeeld mocht dat wel, maar wij dus niet.
Wij begaven ons met de lakschoentjes gedachteloos en onnadenkend de dag in, met een hartje vol glorie en feestkriebels en met aan de pols dat chic tasje.
Gewoon uitvoeren wat een ander je opdraagt mag niet je prioriteit zijn, want je creativiteit heeft altijd een uitlaatklep nodig. van P²
Bij die lijnen dacht ik onmiddellijk aan binnenhuisinrichting. Zoals het er staat lijkt het me de taakomschrijving van een interieurontwerper(ster). Binnenhuisarchitect werd het vroeger genoemd, als ik me niet vergis.
De andere, in dit geval de cliënt, heeft wel iets voor ogen maar krijgt het niet gezegd en nog veel minder gedaan. Daar is de uitlaatklep van de ontwerper. Een schilder of behanger doet wat de cliënt vraagt, doet waarvoor hij aangenomen werd. De interieurdeskundige mag een titske meer leveren dan wat de cliënt vraagt. Wel, in de TV-programma’s toch.
'k Vind die programma’s interessant maar 'k heb niet altijd het geduld om ze uit te zitten. Daarom kijk ik het begin, ga iets anders doen en tegen het einde zal ik wel eens opkijken om het resultaat te zien. De tofste programma's zijn die waar een budget mee gemoeid is, wanneer bestaande dingen hergebruikt worden. Het blad van een salontafel die te groot was voor de ruimte, wordt omgebouwd tot hoofdeinde van het bed en de deur van een veel te drukke kleerkast wordt een sierpaneel in de hal, dat soort dingen.
Natuurlijk lopen daar veel meer vaklieden rond dan we te zien krijgen, of niet alles zou binnen de 48hrs of 24hrs in orde zijn. Om de tijdsspannes moet ik soms glimlachen. Vooral wanneer er houtwerk geschilderd wordt. Of vernist. De lagen moeten niet alleen drogen maar ook uitharden.
Binnen de wensen van de cliënt, binnen de mogelijkheden én de beperkingen van de gegeven ruimte, en de limieten van het budget, iets méér leveren dan wat gevraagd werd, daar is creativiteit mee gemoeid. Daarom dacht ik aan interieurmensen.