de kast en het kort lontje van JPW
Dit verhaal gaat over iemand die een echte kluns is en waar enige tijd terug ongeveer deze situatie zich voordeed. Voor de gemakkelijkheid schrijf ik het in de 'ik' vorm.
Het was twaalf uur en ik riep Mark om te komen eten. Daar er geen antwoord kwam trok ik naar boven naar de hobbykamer, waar hij op de grond zat, midden een chaos van planken, pluggen vijsjes enz. Hij was voor de zoveelste maal de tekening aan het bestuderen van wat eens een boekenkast moest worden. “Ja, Peggy, zei hij mij, ik heb het gevonden hoor, ik heb per ongeluk de bovenste plank verwisseld met de onderste en daardoor komen de gaten niet overeen uit. Maar binnen een uurke is alles okay hoor en hebben wij een pracht van een boekenkast.” Ik zei, een glimlach onderdrukkend, “Okay schat, maar kom eerst een boterhammeke eten,” waarna ik hem ook nog eens benadrukte dat ik zo blij was dat hij eindelijk de oorzaak had gevonden. Want Mark was al meer dan een week bezig om dat onwillig ding in mekaar te willen zetten.
foto van 't Net
“Maar ja Peggy, die tekening is wel ingewikkeld hoor.” Tijdens het eten liet ik er voorzichtig op volgen, “Mark, als je de kast seffens ineen krijgt, dan kan ik daarna de rommel wat opkuisen”. Die ‘als’, die schoot bij hem in het verkeerde keelgat en hij werd kwaad, zelfs nijdig, en hij beet mij toe, “Ja, zeg dat ik er niets van ken, dat ik een nietsnut ben, een lomperik en dat mijn handen achterste voren staan, maar dat pik ik niet Peg.” “Blijf toch een beetje kalm, het is zeker jouw schuld niet, het zullen die stomme vijzen wel zijn, maar weet je, wil ik mijn broer even bellen om wat te helpen?” “Wat!! zei Mark, van mijn leven niet, ik wil je liefste broer hier niet zien, ik kan dat zelf, ik moet alleen die twee planken verwisselen. En daarbij Peg, jij wou een nieuwe boekenkast, ik niet, maar jij wilde er wel één omdat je broer er ook een nieuwe had.” “Maar Mark replikeerde ik, ik wou helemaal geen nieuwe boekenkast, jij bent als de bliksem om zo’n bouwpakket gereden en nu, na een hele week zit ge nog steeds dezelfde vijsjes in en uit te draaien zonder resultaat. En als die kast dan ooit ook eens in mekaar geraakt zijn we misschien wéér een week verder.”
Dat was teveel voor die brave Mark van mij, hij smeet zijn vork op de tafel, waarbij een glas sneuvelde dat per ongeluk in de weg stond, en hij was weg. Ik hoorde de voordeur dicht slaan en alles werd stil. Ik ging naar boven, nam de tekening even vast om te bestuderen, demonteerde het kunstwerk van Mark en begon opnieuw aan de karwei waar hij al meer dan een week mee bezig was. Op een uurke was alles klaar en was ik de trotse bezitster van een degelijke boekenkast.
Tegen het avondeten was Mark daar terug, uitgewaaid en vooral heel goed gezind. “Peggy zei hij, ik ga verder aan de boekenkast werken, want nu weet ik perfect wat ik verkeerd heb gedaan.” “Mark doe geen moeite, ze staat al in mekaar, waarop hij verbaasd en ook weer een tikkeltje nijdig antwoordde: heb jij je broertje gebeld?” “Maar neen, ik heb dat alleen gedaan en op een uurke was alles gefikst.” “Dat kan niet.” zei Mark en hierop veranderde mijn blije trots en ik kreeg de neiging om over te gaan in iets dat op opstandigheid leek. Enfin, Mark ging meekijken met de bedoeling om alles af te keuren maar toen hij de hobbykamer binnen ging bleef hij perplex staan. “Mark, zei ik, ge ziet precies een achtste wereldwonder.” Hij bleef maar staren naar de boekenkast, werd eerst bleek en vervolgens zo rood. Het zweet brak hem uit en juist toen ik dacht dat Mark echt sprakeloos was geworden, vloog hij uit: “Peggy dat vind ik hardstikke lelijk van u sé. Ik moest nog maar een paar vijsjes er in draaien en nu doe jij of jij dat allemaal alleen hebt gefikst. En ik weet zeker dat ge achter mijn rug naar uw broertje hebt gebeld en dat jullie mij hebben afgeschilderd als een onnozele clown die niets kan. Neen Peg, dat vindt ik héél gemeen van u. Al goed, zei hij, dat ik die kast niet van de eerste dag heb gemonteerd want nu heb ik jou echt leren kennen. Mijn levenswerk dat zo goed als af was, waar nog een paar vijsjes in moesten, heb jij met je broertje afgewerkt. En nu gaat gij nog met de eer lopen ook.” Ik dacht even dat Mark er zou inblijven maar dan ineens ging hij weer verder. “Jij bent achterbaks, sluw en doortrapt. Door die boekenkast zijn mijn ogen opengegaan. En nu staat mijn besluit vast, ik ga hier weg, weg van die kast en weg van jou. Salut Peggy het ga je goed, neen verdekke, het ga je slecht.”
Ik hoorde de voordeur dichtslaan, maar deze keer veel harder dan daarstraks. Het werd heel stil en ik voelde de voldoening terugkomen in mijn harteke toen ik naar mijn pronkstuk keek. En Mark, ja die zou deze avond wel terugkomen en heel stillekes het bed inkruipen. En morgen, zonder nog een woord te reppen over vandaag, zal hij al zijn favoriete lectuur deponeren in de boekenkast. En wedden dat hij tegen iedereen zal zeggen: die boekenkast monteren, pff, dat was een fluitje van een cent, op een klein uurke had ik dat voor mekaar. Dat ik daarbij even een knipoog geef naar zijn vrienden, dat merkt hij toch niet en zo leven wij alle twee weer in vrede tot onze volgende aankoop. JPW
Heel herkenbaar hé, meer ego dan doorzicht of inzicht. Over dit soort situaties bestaan helaas veel relazen. En de dame in kwestie heeft dan niet altijd de filosofische houding van de Peggy in dit verhaal.
m – HiH-05/2016, bijgewerkt - foto van https://www.libelle.nl/mensen/actueel/ikea-huwelijken/
|