moeilijke periodes
Een aantal jaren geleden was er een correspondente van wie de echtgenoot overleden was in de nasleep van een ingrijpende operatie met nadien zeer moeizame revalidatie.
Enige maanden tevoren hadden ze de hond moeten laten inslapen. Die kameraad en troost was er ook niet meer. Ze woonde nu in een 'leeg' huis. Ze schreef : 'gelukkig heb ik de auto nog'. Eer ik dát begrepen had, dat heeft wel wat geduurd. Want ik dierf geen vragen stellen, want ik wou geen woord verkeerd zeggen. De auto?
Wanneer het haar teveel werd, en 's avonds de muren op haar afkwamen, dan moest ze naar buiten. Dan moest ze daar weg. Dat deed ze liever niet te voet. Dat deed ze met de wagen. De wagen waarmee ze samen een aantal mooie reizen gemaakt hadden. Zo kon ze weg. Dan reed ze ergens naar toe, zomaar. Tijdens het rijden moest ze zich concentreren op wat ze deed en dat gaf haar rust, gefocust bezig zijn. Soms reed ze echt ver. Naar een andere kant van het land.
Een aantal uren met de gedachten weg van de plaats waar alles pijn deed en verdriet was. Waar haar affectief leven haar afgepakt was. Buitenshuis een paar uren geconcentreerd bezig zijn, dat was wat ze dan zocht.
Niet dat het verdriet afgenomen was, of dat de pijn geminderd was, daarvoor was het nog veel te vroeg. Maar ze was door dat geconcentreerd bezig zijn wel efkes weg geweest van pijn en verdriet.
Iemand anders zou kunnen zeggen : gelukkig houdt de moestuin me op de been. Of : ik sta op voor mijn hond. Voor haar was het dus : gelukkig heb ik de auto nog, waaronder ik uiteindelijk begreep 'tenminste één plek waar het leed minder pijn doet'.
m - EZW-11/2014, bijgewerkt
|