maatschap -> kameraadschap
Iets wat aan boord zeer bruikbaar was, was maatschap. Wanneer het vlot werken is met iemand, wanneer een klus geklaard wordt in iets minder dan de geschatte tijd, dan komt er een lachje van contentement, van voldoening. En dan heeft men een goed oog in het verloop van de rest van de contractperiode. Want het blijft altijd afwachten natuurlijk, met wie men moet samenwerken. Wanneer het tegenslaat (en dat kan) dan heeft men de stille troost dat een contract maar zes maanden duurt en niet een hele loopbaan. Met een beetje geluk zijn de anderen van het departement al halverwege hun contract …, nog maar drie maanden te gaan en die monsteren af. Efkes volhouden dus, en er komt ander-&-beter volk.
Wanneer het meeviel was het de hemel op aarde. Goed maatschap. Wanneer de naaste collega meevalt, kan men de moeilijkste keuken en de moeilijkste mess aan. Want de pantry zit tussen de keuken en de zaal. Daar zijn ook sagen en legenden over te vertellen.
Met een 'moeilijke' mess heeft men graag ruggensteun van de keuken. Maar soms is het ook met de keuken moeilijk samenwerken. En dan staat de pantry tussen twee vuren. Men overleeft dat. Met een goeie collega kan men dat aan. Met een moeilijke collega … staat men er alleen voor.
Ongeveer de eerste job die men te doen krijgt bij aankomst aan boord zijn 'stores & provisions', voorraden en proviand innemen. Niet elke keer, maar vaak wel.
De spullen moeten snel aan boord genomen worden en snel gestouwd, vooral de proviand, want er zijn bederfbare waren bij, en de rest is diepvries. Wanneer er een grote bemanningswissel is, staan degenen die afmonsteren met bagage en al vertrekkensklaar aan deck terwijl degenen die aanmonsteren nog de gangway op klauteren. Wie neemt er ondertussen stores? Niemand.
Voor de nieuwkomers is het kwestie zo snel mogelijk werkkledij aan te trekken -jetlag of het lokale uur van de nacht is geen excuus- en er aan te beginnen, vaak in een accommodatie die men nog niet kent. Maar maak dat ge er staat, daar beneden, want die eerste indruk is mee bepalend voor de verstandhouding gedurende de rest van de contractperiode.
JM was zo iemand. We stonden ons uit de naad te werken om met maar de helft van de mensen de paletten leeg te krijgen en te maken dat de spullen in de koelkamers stonden. Er was een flinke afstand tussen de buitendeur en de koelkamers. En we waren maar met twee op die job.
Ineens stond daar een klein springeding, in overall én met de veiligheidsbottinnen aan : mijn nieuwe collega. Dat gaf moed, 1 persoon meer.
Na verloop van tijd kwam er iemand bij die ik niet kende, ook iemand van de nieuwkomers. Mijn man, zei JM. Ah? de nieuwe tweede kok/bakker? Maar ik vroeg niks, we werkten verder. Toen begon de stroom goederen te versnellen. Ik stak mijn hoofd eens buiten : alle matrozen waren aan het helpen met de proviand.
- Hoe? Moeten die hun eigen stores niet lossen, verf en zo … ? - Eerst de proviand, zei JM.
Ik vroeg niet verder en ik gaf een streepke bij. Dat ging vanzelf, met plots zoveel hulp. Alles weegt plots veel minder met zoveel versterking. Wat bleek, haar man was niet de nieuwe tweede kok/bakker maar de nieuwe bootsman en hij hanteerde het principe: eerst de proviand, dan pas de rest. Verf zal niet smelten, ijsroom wel.
Voor mij was dat een revelatie. Niet de redenering maar het principe. Tot dan toe had ik enkel meegemaakt dat elk departement zijn eigen voorraden loste, en als er tijd overschoot (áls) kwamen ze een handje helpen bij de ongespierde sukkels van de keuken. Niet met deze bootsman : Food First. Dat is zo gebleven in elke volgende haven, telkens wanneer stores & provisions aan boord genomen werden.
Over JM en haar man kan ik nog veel vertellen. Echte groepsmensen. Een crème om mee te varen.
Toen mijn contract om was vond ik het bijna jammer dat ik afmonsterde en ik hoopte hen nog eens tegen te komen op een ander schip. Maar dat heeft niet mogen zijn.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt -
|