Ze zijn groter geworden, de kleinkinderen. Ze zijn niet alleen gegroeid, hun interesses zijn ook verschoven. Ze zijn niet meer echt aanwezig rond haar tafel. Hun oprechte glimlach van ooit is nu plichtmatig en hun gemeende omhelzing werd een voorzichtig zoentje want ze dragen nu make-up.
Naarmate de gangen elkaar opvolgen verliest ook haar glimlach zijn glans. Iets doorbreekt haar rozig nestgevoel. Plots ziet ze wat al jaren aan het komen was. De mannen zullen met zware stemmen over politiek en voetbal en tactiek beginnen, de vrouwen met harde stemmen over financiën en opvoeding en werk. De kleinkinderen zijn als enigen rustig, men hoort ze niet : smartfoon en ipad. Bij hen vindt ze ook geen weerklank meer.
- Was het lekker?
Men haast zich haar te verzekeren dat het lekker was en men gaat verder met de gesprekken. Ze zit daar aan het hoofd, te kijken, verloren in eigen huis. Ze vraagt zich af wat het verschil is met vroeger. De kleinkinderen zijn groot geworden. Dat is het verschil.
De mama's en de papa's van toen zijn nu moeders en vaders en hebben tijd aan zichzelf voor gesprekken over economie en politiek en tactiek. Dingen die men op TV ook kan horen. Mét ondertitels.
Het is een gang van zaken die te voorzien was. Er zullen geen gezelschapsspelletjes meer komen. Ze keek de tafel langs, het was alsof ze kroost en nakroost voor de eerste maal zag. Voor de eerste maal in deze gedaante. Het is voorbij, dacht ze. Dit is de laatste keer, besloot ze. En ze voelde naast weemoed ook iets van opluchting.
m – HiH-12/2016- herzien - niet bang zijn van eigen weemoed, men kan dat baas
|