“In mijn jeugd was ik dikwijls uit het zicht verdwenen en ook veel verder verdwenen. Zo kroop in soms op het dak van het huis. Ik was toen 6 jaar. Met mijn korte beentjes kon ik er niet meer terug. Ik ben dan maar een hele tijd blijven stilzitten in de dakgoot tot mijn afwezigheid opgemerkt werd en ze mij aan ’t zoeken waren en ik van daar boven (10m hoog) antwoordde. Ik ging ook zonder iets te zeggen naar mijn tante aan de andere kant van het stadje. En dat gebeurde zo dikwijls dat bij mijn verdwijning mijn oudere broer direct op de fiets moest springen om te kijken of bij tante Lisa was. Natuurlijk, telkens ik terug gevonden werd kreeg ik sermoenen van ons ma.” VG
Ik vraag me af hoe een kind van zes in een dakgoot op 10m hoogte belandt. Waarschijnlijk niet al klimmend langs de regenpijp. Een kind van zes is nog geen geveltoerist. Daarom denk ik dat de snotter via het raam van de mansardekamer ging. Geen dakraam, maar een dakkapel, een verticaal staand raam. Toch een expeditie voor een kind van zes! En dan braafjes blijven zitten. Vol vertrouwen, 'ze komen mij wel halen, zo zijn ze, ze halen mij.'
-----
“Mijn broer is eens een aantal uren zoek geweest. Wij waren voor een dag naar zee, naar Blankenberge, mijn broer zal ongeveer 6 jaar geweest zijn, dus in de jaren 50 zoiets. Op een gegeven moment was mijn broer verdwenen. Iedereen zocht, maar niets. Paniek, paniek en een uur of twee later was mijn broer daar weer. Hij was met een kolonie kinderen die daar waren voorbij gekomen, mee gegaan, en op de terugweg was hij er nog bij. Ik weet nog dat de dame die de kinderen begeleidde, heel erg aangedaan was, want zij had al snel opgemerkt dat er een vreemd kind bij was, maar wist helemaal niet van waar dat kind kwam.
En op een keer waren wij eens mee gaan vissen met mijn vader naar Lillo. Mijn nonkel tante en twee nichtjes waren er ook bij. Een eindje daar vandaan kon je op een verhoogde berm klauteren en daarachter lag daar een uitloop van de Schelde. Wij wandelden verder en verder en opeens zagen wij in de verte een man die naar ons toe kwam. Op ongeveer een 20 tal meter bleef hij staan en begon hij mijn jongste nichtje te roepen, en ons jongste nichtje, ongeveer 5 toen denk ik, ging richting die man en die man ging stelselmatig achter uit. Wij roepen, roepen naar onze ouders maar die konden ons echt niet horen en mijn nichtje was bijna bij die man, en wij maar roepen, kom terug, kom terug en toen trok ik mijn stoute kinderschoenen aan, ik was ongeveer 10 en liep naar mijn nichtje en sleurde haar terug. Ik weet nog dat die man heel kwaad was dat ik mijn nichtje mee terug sleurde. Ondertussen was mijn neef naar onze ouders gelopen, die zijn direct gekomen maar de man was al verdwenen. Ik heb daar toen serieuze nachtmerries van gehad want die man had echt heel slechte bedoelingen. En daarna mochten wij niet meer op de berg, zoals wij die berm noemde, gaan spelen.” JPW
'k Denk dat iedereen daar enorme chance gehad heeft dat gij toen die dag zo direct en intuïtief en kordaat gereageerd hebt, dat ge die dag uw stoute schoentjes aan had. Een alert klein meisje van 10, misschien was ze zelf bang, maar dat maakt haar eens zo dapper.
m – EZW-01/2014, herwerkt
|