Toevallig kwam ik langs de doodle van Google en die dag eerden ze daar een Noorderbuur, Van Leeuwenhoek uit Delft, de man die ongeveer een begin maakte met het modern optisch materiaal en aan wie wij onze brillen en lenzen te danken hebben.
Met een vage herinnering aan schoolboeken ging ik Van Leeuwenhoek zoeken bij Wikipedia en daar staat :
Antoni Van Leeuwenhoek ~ Delft, 24 oktober 1632 Johannes Vermeer ~ gedoopt te Delft, 31 oktober 1632
Dat die twee mekaar kenden ligt voor de hand. Antoni en Johannes waren stadsgenoten en generatiegenoten, mogelijk ook speelkameraadjes? Zelf zie ik ze als kind rennen en ravotten. Later waren ze vrienden of op zijn minst maten.
Bij Wikipedia staat het in deze bewoordingen :
“De astronoom en de geograaf nemen een enigszins aparte plaats binnen Vermeers oeuvre in, in die zin dat er geen huishoudelijke, maar beroepsmatige activiteiten worden afgebeeld. Op beide doeken staat dezelfde persoon, van wie sommigen menen dat het Vermeers tijdgenoot Antoni van Leeuwenhoek is, die vier dagen na Vermeer in dezelfde kerk werd gedoopt en later hielp de nalatenschap van de kunstenaar te ordenen. Op grond van andere afbeeldingen van Van Leeuwenhoek en informatie over diens karakter en werkwijze vinden anderen deze theorie niet aannemelijk.”
Voor een jeugdvriend wijkt men al eens af van vaste werkwijzen en principes. Misschien maakte Van Leeuwenhoek zo een uitzondering voor Vermeer. Misschien kreeg Vermeer tijdens zijn leven wel een en ander gedaan van Van Leeuwenhoek.
Zo denk ik nu dat Vermeer een vergrootglas gekregen of geleend heeft van Van Leeuwenhoek om de weerkaatsingen in die parel op doek te zetten. Zomaar. Een vriendendienst tussen twee denkers en doeners, zomaar twee creatieve dertigers toen in Delft. Van Leeuwenhoek leende iets van zijn uitvindingen aan Vermeer, Vermeer deed daar iets mee en wij hebben nu die parel. Kruisbestuiving. Tof.
liever een heel kleine munt dan een groot papieren lach je moet die wel echt krijgen het is geen financiële stunt het geeft je een goede dag je mag er niet over zwijgen big ietie -12/03/2017
'Een groot papieren lach', deed me onmiddellijk denken aan een verkiezingsaffiche. De lach vol zelfvertrouwen moet daar suggereren dat de man of vrouw in kwestie ons uit de huidige gevaarlijke wateren zal varen. Op voorwaarde dat we voor hem of haar kiezen natuurlijk. Beloftes. De loze voze glimlach, de glimlach van papier.
Maar die munt dan? Munt in combinatie met papier … dan kom ik uit bij geld. Liever een kleine munt, op voorwaarde dat die van het juiste metaal is natuurlijk, dan onbetrouwbaar papieren geld. Liever klinkende munt, dan ritselende munt. Geritsel is er al genoeg in de graaicultuur. Fiscale paradijzen léven van het geritsel. Dat zijn de vrijhavens voor de hedendaagse struikrovers, sluikrovers, ze doen het tersluiks.
Istanbul ken ik alleen van op het water gezien. ’k Weet niet hoe dikwijls we ooit door de Bosphorus gevaren zijn maar op de duur keek ik er nog amper voor naar buiten. Dat klinkt blasé, maar zo gaat dat. Met de straat van Gibraltar was dat ook zo. De eerste keer is het indrukwekkend, de tweede keer al iets minder en de derde keer zegt men ‘O, zijn we hiér al …’
Een keer ’s nachts door de Bosphorus, daar ben ik toen voor wakker gebleven. Het was heel mooi, en helder en ijskoud. Toverlichtjes op de hellingen met het schip op een kronkelroute tussen de heuvels. Alsof we door een juwelendoos vaarden. Dan voelt men zich klein, als Alice in Wonderland. De Bosphorus heb ik vaak bij daglicht gezien. Veel interessanter natuurlijk, maar niet zo feeëriek als ’s nachts.
Over het traject had ik toen een en ander opgezocht, in Encarta. Dat was een Encyclopedie op CD-rom. 103.000 artikelen. Een bibliotheek op een schijfje, met de mogelijkheid om ‘gericht te zoeken’. Dat gericht zoeken was gewoon linken klikken zoals in Wikipedia nu, maar toen vond ik ‘gericht zoeken’ een enorm gerief, een uitvinding.
Encarta gaf een klein kaartje. 'k Wist dus dat er een S-bochten op komst waren. Het kaartje van Encarta was duidelijk, maar deze satellietfoto is beter. En mooier.
Zwarte Zee bovenaan Zee van Marmara onderaan
In de S-bochten deden we tamelijk spectaculaire manoeuvres. Vooral in de laatste. Niet zoals F1-wagens door een chicane gaan, want een vrachtvaarder is een log ding. Het ging traag en met precisie, maar het draaien leek snel omdat de aandrijving helemaal achteraan ligt. De voorpiek zwenkte zeer snel weg. Eerst naar bakboord, iets later terug naar stuurboord Zo’n manoeuvre had ik eigenlijk nog nooit meegemaakt. Het klinkt wat zwierig als ik het zo herlees, maar het duurde verschillende minuten.
Men ziet die hellingen dichterbij komen, muren zijn dat. Niet zomaar muren, het is Moeder Aarde zelf die daar verticaal staat, zo van : durf eens … En dan eindelijk zwenkt het schip. Oef.
Er is wel loods aan boord, maar als in deze doorgang de stuurinrichting het laat afweten … dan zitten wij morgen allemaal in een Turkse gevangenis wegens pollutie. Dat is bijna eens gebeurd, maar dat is een ander verhaal.
Als LM de koffie zet ruikt die veel lekkerder dan wanneer ik het doe. Vooral 's morgens. Wanneer ik zelf koffie maak ruik ik die eigenlijk niet. Zelfs 's morgens niet.
Met koken gaat het ook zo. Als iemand anders eten maakt ruikt het voor mij al interessant. En als LM staat te knutselen met ovenschoteltjes, dan ruikt het feestelijk, zoals vroeger, toen oma thuis kwamen koken voor een communiefeest. LM is al eens royaal met boter, vandaar.
Restaurantgeuren, nog zo iets.
Op een keer stonden LM en ik in het Statiekwartier bij een Spaans restaurant te overdenken welke kant we zouden opgaan. Op de hoek van de Breydelstraat en de Statiestraat stonden we. En daar geurde het zalig, het rook er naar vakantie …
We stapten binnen, helemaal bereid om ons over te leveren aan Spaanse tafelgeneugten. Het etablissement bleek een trendy, steriel gedoe, tamelijk koel van inrichting en danig teleurstellend qua 'sfeer & gezelligheid'. Binnen was niks te merken van de gemoedelijkheid die de aroma's buiten beloofd hadden. Waar kwamen die dan vandaan ? Welke geuren waren bij de zijgevel zo sterk en uitnodigend geweest ?
Wel, LM & ik hadden als twee beginnelingen staan overleggen onder de uitlaat van de dampkap van de keuken. Natúúrlijk ruikt op die plek alles steviger en lekkerder dan in de zaal. Wahaddegedacht!
LM en ik stonden ergens op een luchthaven aan te schuiven aan een incheckbalie om naar huis te vliegen na een contract van zes maanden. Naar huis is oké, maar een mens moet eerst inchecken natuurlijk, of men vliegt niet mee. Het inchecken was daar weer eens een gebeuren op zich.
In de rij naast ons, de rij met de rode loper, stond een Braziliaanse dame zich op te winden omdat iets niet duidelijk was met de reservatie van haar zitplaats in eerste klas. Het was een drama-queen die liet horen dat ze betere service gewend was. De beste service! En dan dat stemvolume! Na een paar minuten van haar gedoe keek de jongeman aan de balie rond of hij ergens zijn chef zag, in zijn ogen duidelijk een vraag om hulp. De chef kwam en zij wist iets te organiseren waarmee het Braziliaans temperament mokkend instemde.
Toen kon het personeel van de Braziliaanse haar bagage op de band zetten. Ze blafte dat ze traag waren. Haar schelden striemde over hun gebogen ruggen. Die mensen moesten het bekopen dat hun senhora nog steeds misnoegd was over iets waar zij part noch deel aan hadden.
De volgende passagiers waren oudere mensen die al die tijd op de rode loper geduldig hadden staan wachten om ook in te checken in eerste klas. Een Brits echtpaar.
De jongen achter de balie was nog altijd ontdaan over het geroep van de Braziliaanse.
De kleine Britse legde haar hand op de balie keek omhoog en met een rimpelige glimlach zei ze duidelijk en melodieus in het zuiverste Engels dat ik ooit gehoord heb :
- Maar u geen zorgen jongeman, het is voorbij.
En zij gingen over tot een hoffelijk, formeel, functioneel gesprekje, zoals beschaafde mensen dat doen bij het inchecken. Door die routine kwam de jongeman zichtbaar tot rust, dank zij de savoir-faire van de Britse dame. Men blaft geen personeel af, men leidt personeel.
Toen ik de dankbare glimlach van die jongen zag schoot me een uitdrukking te binnen : "eerste klas kan men niet kopen, eerste klas is een manier van leven" In haar denken en doen was die Britse dame blijkbaar zo iemand, een eerste-klas mens.
In 1984 moest ik voor een kleine ingreep naar het ziekenhuis.
Een verpleegster kwam iets inspuiten en toen reed ze met mij de kamer uit. Ik bewonderde de vindingrijkheid van die mevrouw omdat ze wielen onder mijn bed gezet had. Dat vond ik wonderlijk gemakkelijk en aangenaam, ze mocht zo met mij tot het einde van de wereld rijden en ik vond mezelf en passant grappig want de wereld is rond. In de gang bewonderde ik de TL-lampen die voorbijtrokken. Schitterend vond ik die rij voorbijtrekkende armaturen, zo bleef het altijd en overal licht. Toen kwam mijn bed aan een zilveren wand en die wand ging open. Zomaar. Vanzelf. Als een deur die plots opengaat. Wéér zo’n uitvinding : deuren die plots opengaan. De wereld was prachtig.
Het volgende dat ik me herinnerde was dat ik in een groene ruimte lag, met gedempt licht rondom rond. Zo weinig licht, kan dit de operatiekamer zijn?
- Mevrouw, vroeg ik aan iemand die daar stond om de vragen te beantwoorden, hoe heet deze kamer? - De verkoeverkamer, antwoordde ze met een heel rustige stem. - En wat moet ik nu doen? - Verkoeveren, zei ze, doe uw ogen maar weer dicht.
Ik sloot de ogen en was innig dankbaar dat de wereld zo goed in mekaar zat : in een verkoeverkamer verkoevert men.
Achteraf vernam ik dat men tussen de operatiekamer en de ziekenkamer eventjes in de uitslaapkamer verblijft, onder het toeziend oog van stille mensen gaat men daar van verdoving naar gewone slaap.
Later ben ik nog een paar keren op de snijtafel gemoeten, maar het is nooit meer zo zweverig-aangenaam geworden als die eerste keer, toen ik toch zo zalig-dankbaar in schemerlicht had liggen verkoeveren.
De eerste stap tot het realiseren van een droom, is die in je geest tot prioriteit maken.van P²
'k Weet niet of ik ooit een droom heb willen realiseren. Daar ben ik te realistisch voor, denk ik. 'Er komt toch altijd iets tussen, en dan moeten we het tóch nemen zoals het komt' die stijl, een beetje fatalistisch misschien. Of Zen, maak ik mezelf graag wijs. En misschien ook wat bang van de ontnuchtering : 'is dit het maar …?'
Vergelijk het met een berg beklimmen. Bergje … Heuvel dan. Ik wil absoluut bovenop die heuvel geraken, voor het uitzicht. En ook om een paar foto's te maken. Wanneer ik eindelijk geraakt ben waar ik wou, is er daarboven vanwege de potdichte mist nul uitzicht en tot overmaat is er geen wc ookni ! Na een paar uren bergop wandelen kan men er mee lachen : dit is niet wat ik voor ogen had. Na een aantal jaren van inspanningen om een droom te verwezenlijken moeten constateren dat het niet is wat men er van verwacht had, is het wrang om te moeten constateren : dit is niet wat ik wou.
Wanneer ik het bovenstaande herlees lijkt het alsof ik in mijn jonge jaren niet wist wat ik wou. Met periodes was dat ook zo. Maar tegelijk wist ik wel heel goed wat ik niét wou, wat ik wou vermijden en misschien was het dat wat ik wou, een handen-vrij bestaan. Ik wou geen kinderen. Ik wou geen zelfstandige worden, ik wou geen job van 9 tot 5, ik wou niet in het onderwijs. Ik wou niet trouwen.
Dat laatste hebben LM en ik maar tot ons 40ste volgehouden. En het trouwen was dan nog een uitvloeisel van de job. In de landen van de Perzische Golf kan men maar best echtgenote-van zijn. Dat ik de vrouw van LM was, was niet voldoende. Er moest een papierke zijn. Om ginder gedoe en miserie³ te vermijden zijn we dan in België op een namiddag dat papierke gaan tekenen. Met een paar handtekeningen werden wij echtlieden ipv partners. Nuchter en realistisch, 'en petit comité'. Tegen de avond was le petit comité enkel nog realistisch.
Daar las ik die dag iets dat me deed omtuimelen van verbazing :
" Niet kunnen genieten van lekker eten, is zo goed als onbestaande " Non mais! Sta me toe van mening te verschillen. Niet kunnen genieten van lekker eten is zeer zeker wél bestaande.
Boulemie- en anorexia-patiënten genieten niet van hun eten en zij zijn big business. Legioenen fysiologen, voedingsdeskundigen, therapeuten, life-coaches, TV-makers en mensen van het geschreven woord verdienen op regelmatige basis hun brood aan mensen met eetstoornissen. Er gaat geen week voorbij of er is wel ergens iets te zien of te lezen over deze twee aandoeningen.
Verder zijn er de mensen die hun smaakvermogen kwijt zijn door een aandoening, een ingreep, een ongeval of door medicatie. Zij genieten ook niet meer van hun maaltijden zoals tevoren. Zij genieten hoogstens van de herinneringen aan wat ze ooit konden proeven. En die herinneringen vervagen waarschijnlijk.
En dan zijn er de mensen die van de stress niet meer proeven wat ze ooit lekker vonden. Mensen die problemen hebben, die in overlevings-modus leven omdat de problemen te overweldigend zijn. Niet kunnen genieten van lekker eten is zeer zeker wél bestaande, de medische wereld houdt er zich mee bezig.
Er zijn ook de gebieden waar schaarste heerst, waar eten gelijk staat aan overleven, daar geniet men ook niet, volgens mij. Men is al blij dat er eten ís. Gelijk hoe het smaakt.
Dichter bij huis is er de vierde wereld. Men eet wat men kan betalen. Maar leert men ook lekker vinden wat men nog kan betalen?
Het is ongeveer een voorrecht om in alle gemoedsrust, in peis en vree, te kunnen genieten van een maaltijd van eigen keuze.
het BBQ seizoen is officieel achter de rug, maar toch kon het efkes nog
een nieuw huis, dat moet gevierd, met tuin en oprit gans versierd omdat het nu nog kon, oktober gaf toch nog wat zon het werd lam en ook merguez, we waren met een stuk of zes er was een kok, een echte, ze had heur haar in vlechten ze droeg een grote rode schort, en ze nam een glaasje port op tafel kwam als fles een paar frisse Chardonnays
er was ook een klein buffet -zomaar voor de pret- met rauwkost, fruit en sla, een kleurenbeeld van ohlala vlees en groenten op het vuur op, de wijn was koel en puur het leven was een feest, en toen kwam het eerste beest
er kwamen wespen aangesnord, ze doken naar ’t glas port die met haar vlechten schrok, en nu mikten z’op de kok en op het fruit van heel ’t buffet, de kok zij was ontzet er was chaos en ellende, het buffet was plots een bende fruit en groenten helemaal verspreid, gegil - geroep - gebleit
en op de grond een artisjok de kok werd afgevoerd in shock
"Ze zeggen dat alles op zijn tijd komt, en dat zal zo wel zijn ook, maar waarom kom het dan vaak zo ongelegen"van P²
Dat denk ik ook soms: "Moet dat NÚ ?" Alles op zijn tijd is zo dikwijls niet 'mijn' tijd. Die voormiddag hadden we weer zo’' ongelukkige samenloop van omstandigheden. 'k Was bijna in slaap geraakt, de bel gaat. Het was de buurvrouw van beneden die iets kwam brengen. Voilà, 'k was klaarwakker natuurlijk. Weg was de vaak. En dat is voor de rest van de dag zo gebleven. Moe genoeg, maar geen vaak.
Als de buurvrouw in de namiddag gekomen was, zou er geen probleem geweest zijn. Maar dat kon zij niet weten natuurlijk, dat ik nog moest slapen. 'k Weet zelf amper wanneer ik zal slapen. Wanneer de vaak zich aankondigt. Alles op zijn tijd.
---
Gisteren had LM osso buco gemaakt, volgens een recept van het Net. Het was rundsschenkel, maar dat maakt niet uit, zo lang er maar een gat zit in de osso hebben we een buco. Hij kwam tamelijk ongerust vragen om te proeven, vond ik het vlees niet wat taai? Volgens de bereidingswijze was hij nochtans op schema wat de gaartijd betrof. 'k Heb hem al honderd keer verteld dat die gaartijden een richtlijn zijn, geen evangelie, omdat elke gebruiker met de eigen kookplaat & kookpotten werkt, en dat zijn gegarandeerd andere dan die van de auteur van het recept. Gaartijden worden aangepast aan het eigen keukenmateriaal EN MEN NOTEERT DIE TIJDEN voor later gebruik. Wat LM blijkbaar de vorige keer weer niet gedaan had.
Hij zou nog een half uur 'bijgeven'. En toen bleek een tweede verlenging van een halfuur nodig. Hij vroeg zich af hoe dat kwam. Zucht, hoe dikwijls nog?: een andere warmtebron dan het recept van 't Net + ander kookgerei betekent éigen gaartijden hanteren. En die noteren!
Soms vraag ik me af hoe iemand die het dagelijks beleid voerde over een machinepark van vijf verdiepingen zich zo onzeker kan voelen in een kombuiskeukentje van een doorsnee appartement. Hij kent toch iets van metalen en van dinges, van warmtebronnen. Inox is geen gietijzer en een gasvlam is geen warmeluchtoven.
Daarop bleef hij in de keuken staan. Om de vlam te bewaken. Daar blijven staan verandert niks aan de garing, en dat hij moest gaan zitten met zijn zere knie. Maar hij wou de vlam blijven zien. Heroïsch. Want hij moest ze bewaken. Olympisch.
De osso buco was geslaagd. Een grandioos resultaat. Hij was blij dat het vlees zo mals was, hij was blij dat ik het lekker vond, hij vond het zelf ook heel lekker, hij zat te smikkelen en te knikken en ik was zo blij dat hij zo blij was, dat hij zoveel voldoening had van zijn werk.
Hij spreekt al over diezelfde bereiding in de oven. Dan in de gietijzeren pot. Wéér andere gaartijden. Wéér gedoe en getwijfel en gedrentel in de keuken. Maar dat zien we dan wanneer het zover is. Alles op zijn tijd, zei iemand zojuist.
Een paar jonge Russen beklommen een Egyptische piramide, geraakten tot de top en maakten daarboven een paar adembenemende foto’s, met een fonkelend stinkend Cairo op de achtergrond. Was het driestheid? Want piramide-klimmen wordt er niet bepaald, eh … aangemoedigd. Integendeel. Dus vastberaden kan men ze wel noemen, die jonge gasten.
En toén, toen zetten de snuggere jongens de foto’s op het Net. Gewoon voor ’t geval het Egyptische gezag hen eventueel misschien zou willen arresteren … alle foto’s t/m n°10, daarover gaat het: http://raskalov-vit.livejournal.com/131308.html efkes kijken naar een particulier initiatief.
'k Vroeg me af of fruitvliegjes eendagsvliegjes waren. Neen! zegt het Net. Het zijn twee verschillende beestjes. De fruitvlieg heet voluit Drosophila melanogaster en heeft van ei tot einde een levensduur van 11 à 14 dagen.
"Je laat een banaan iets te lang liggen op de fruitschaal en ineens zijn ze daar: fruitvliegjes. Maar het zijn niet de vitamientjes waar ze op af komen; het is de alcohol in het overrijpe fruit."
De eendagsvlieg heet Hafte, (orde Ephemeroptera, eh, jawel!)
en zou als volgroeid insect een paar uren tot één dag leven. Bomans beschreef dit al: Anna, het leven van een eendagsvlieg.
-----
Op het afdakje boven de keuken lag een ei. Ach…. wat een klein eitje was dat! Het was nog veel kleiner dan een speldeknop…
Net op dat moment ging het eitje open en kwam er een heel klein beestje naar buiten. Een eendagsvlieg.
“Dit is een kostbare dag” zei Anna, want zo heette de eendagsvlieg, “vandaag moet ik groot worden, mij verloven, trouwen, kinderen krijgen, en …..sterven. Vanavond om acht uur moet alles gedaan zijn. Ik voel mij wel een beetje moedeloos met zoveel dingen voor de boeg. Maar wie niet waagt, die niet wint.”
Zij sloeg haar vleugeltjes uit en zweefde moedig over de zonnewijzer. Hier kwam zij een nette heer tegen. Hij was al wel wat oud, zeker een halve dag, maar hij zag er nog goed uit. Anna vond hem zelfs knap. En hij was zo discreet!
“Ach mejuffrouw….,” sprak hij haar aan. Anna bloosde. “Ik ben net geboren”, zei ze. “Kom, kom, ” ging de heer wat ongeduldig verder, “Wij moeten onze tijd niet verpraten, juffrouw. Ja of nee?” “Ja,” fluisterde de kleine Anna. Zij omhelsden elkaar vluchtig en wandelden wat tussen de andijvie. “Is dit nu het huwelijk”? vroeg Anna. “Ja, dit is het,” zei de heer, die Simon heette. “Het is nu half tien, ” zei hij. Hij werd bleek en gaf Anna een kus. Toen ging hij op zijn rugje liggen. Zijn pootjes in de lucht. Hij was dood.
Anna was meer verbaasd dan bedroefd. Het liefst had zij haar gezichtje in het zand gestopt en flink uitgehuild, maar dit paste niet bij een vrouw van middelbare leeftijd. Want dit was Anna nu geworden. Zij was wat gegroeid en had een bredere kijk op het leven gekregen. Zij stond hierover na te denken toen haar broertjes voorbijkwamen: in de schaduw geboren, waren zij wat later op de wereld gekomen. Anna bleef op een afstandje naar het uitkomen van de andere eieren kijken. “Het leven,” sprak zij, “het leven, beste jongelui, is een snelle desillusie. Tempo! Tempo! meer wordt er niet gevraagd."
Maar de kleine eendagsvliegen antwoordden niet eens. Zij spreidden hun vleugeltjes uit en vlogen rechtstandig naar de zon.
Nu schepte Anna ook moed. Ze sprong op en vloog over het duivenhok; daar ontmoette zij haar tweede man. Hun kennismaking was zakelijk, romantiek was belachelijk op die leeftijd.
“Bent U al eens getrouwd geweest?”
Jawel,” antwoordde Anna, “het was een heel net huwelijk. Maar hij is overleden. Het is al lang geleden.” “Goed. Ben U in voor een tweede huwelijk”? “Met wie?”, vroeg Anna. “Met mij”. “Oh jawel,” sprak Anna. En hiermee waren zij getrouwd. Neen, korter kan het niet. En toch is dit een lange verkering voor een eendagsvlieg.
Was het een gelukkig huwelijk? Neen. Zij vermoedde dat hij betrokken was bij een zwendel-affaire in miereneieren. Maar er waren geen bewijzen. Hij werd echter betrapt bij het smokkelen van een stukje paardemest en werd verbannen. De wet is streng. Anna treurde niet; zij legde een paar honderd eieren in de kelk van een primula en liet zich toen drijven op de wind. Hoger en hoger ging het. Het was zo zalig, dit zorgeloze drijven …
Plots voelde Anna zich moe, heel moe. Snel spreidde zij haar vleugels uit en daalde. Zou dit het einde zijn? De tranen schoten haar in de ogen; zij dronk wat water uit een koolblad en dutte even in. Toen zij wakker werd was de zon groot en rood. Alle dingen in de tuin waren stil en oud geworden. Ook Anna was een oude vrouw. Zij liep langzaam over het koolblad heen en weer en ging toen op de rand zitten. Van hier af kon zij de zon zien ondergaan. Anna zuchtte, en staarde over de bladrand naar beneden, op het leven onder haar. Slakjes, kevertjes, torretjes, van alles repte zich haastig voorbij, naar huis. Het was een vallen en opstaan, klimmen en dalen, gedrang en beweeg. Alleen Anna bewoog niet. Zij was dood.
'Anna' van Godfried Bomans uit zijn boek Sprookjes, 1962
Wil je iets bereiken zal je er voor moeten werken, want meestal geen succes zonder zweet. van P²
Persoonlijk zou ik in die regel zetten : geen resultaat zonder zweet. Succes is in mijn ogen een vies woord geworden. Ooit kon men een geslaagd resultaat een succes noemen. Nu is het woord succes naar mijn gevoel gekaapt door de socialites. Kardashian, Paris Hilton & consoorten hebben het woord succes besmet. Daarom ben ik terug geschakeld naar het woord resultaat.
Ook al was dat curry-recept van LM een succes, ik kan het woord niet meer gebruiken en ik gebruik resoluut 'resultaat'. De curry was lekker, dus : knap resultaat. Uitbundiger dan dat doe ik voorlopig niet meer. Succes mag weg.
Daarom verander ik het Overdenksel voor mezelf : geen resultaat zonder zweet
Ow, wachtwa. Zweet? Wij zijn senioren, waarom zouden wij ons nog in het zweet werken? Dat is slecht voor de bloeddruk en gevaarlijk voor van alles en nog wat. Niks van, geen denken aan. Inspanningen, tot daar aan toe. Maar zweet? Tarára. Hoogstens het woord inspanning, geen resultaat zonder inspanning
Ziezo, nu kan ik mij verzoenen met de dag die moet komen. m– HiH-10/2015, bijgewerkt
We zaten op een vlucht met Air France, een korte vlucht, het karretje met taksvrije koopwaar was pas voorbij en we gingen zo ongeveer landen. Ineens een bekend aroma: tabak. Iemand had een sigaret aangestoken. Twee rijen voor ons, aan de overkant van het gaaanpad, zag ik rook omhoog kringelen. Zelf was ik ooit een verstokt rookster, maar waar roken niet mag, mag het niet. Simpel.
Roken in een vliegtuig mag al vele jaren niet meer. De hele wereld weet dat wel ondertussen. Op welke planeet had dat uilskuiken al die jaren gewoond? Ik rekte mijn hals om te kunnen zien wie de hooligan was die het rookverbod negeerde. Tot mijn verbazing was het geen jeugdige provocerende dwarskop maar een dame tussen vijftig en zestig. Een elegante Française. Iemand van wie men zou verwachten dat zij haar wereld wel kent.
De meeste passagiers had ondertussen het tabak aroma opgemerkt. Er werden hoofden gedraaid en het werd stil in het vliegtuig. Heel stil. De stewardess kwam toegesneld en vroeg zeer beleefd aan de mevrouw of zij die sigaret wilde doven. De mevrouw weigerde. Categoriek en uit de hoogte.
De stewardess zei iets over reglement. De mevrouw wuifde dat weg met een elegant gebaartje en met het argument dat zij, mademoiselle la stewardess, haar die sigaretten zojuist zélf verkocht had en als Air France niet wil dat er aan boord gerookt wordt, moet Air France maar geen sigaretten verkopen aan boord. "Voilà. C'est par pricipe" besloot ze met een triomfantelijk lachje.
Nu ging het niet meer over wie gelijk had, maar over wie gelijk zou halen, het Reglement of een zelfgewrochten Principe? De situatie had de algemene belangstelling en de mevrouw beleefde daar zichtbaar genoegen aan. De stewardess zat met de toestand verveeld. De mevrouw genoot. De stewardess keek naar achter, in haar ogen duidelijk een vraag om versterking.
Een steward kwam haar te hulp en vroeg in nog hoffelijker bewoording aan de mevrouw of zij haar sigaret wilde doven. Weer een gedecideerde weigering. En weer met het argument: als Air France niet wil dat er aan boord gerookt wordt moet Air France geen sigaretten verkopen aan boord. En vermits Air France wél sigaretten aan boord verkoopt, mogen die sigaretten gerookt worden aan boord. Voilà. Simple n'est-ce pas! "En wat denkt u nu te doen, mij buitenzetten?" voegde ze er met een superieur lachje aan toe.
De purser (chief-steward) kwam erbij. "Mevrouw, u kan toch ook wachten met roken tot u het vliegtuig verlaten heeft" stelde hij glimlachend voor. Nee, want die sigaretten waren haar AAN BOORD verkocht, dus zou zij roken AAN BOORD.
"En u vind, omdat u ze hier gekocht heeft, dat u hier ogenblikkelijk en ter plaatse moet roken?" Já, dat vond zij, want dat sprak vanzelf! En ze keek eens genadig rond alsof ze wel wist dat de rokers onder ons haar in stilte bijvielen. Zij was immers onze woordvoerster.
"Mevrouw, zei de chief-steward iets luider - hij richtte zich nu tot het hele compartiment - als u bij de apotheker een condoom koopt, is het dan ook om het ogenblikkelijk en ter plaatste te gebruiken?"
Gelach - Geschater - Gebulder. En applaus. De opmerking van de chief-steward werd naar voren en naar achter doorgegeven aan degenen die te veraf zaten om ze gehoord te hebben. Het gelach trok door het vliegtuig als een golf door een zwembad. Hier ging de golf liggen en daar nam ze opnieuw een piek. En dan terug. Hier opnieuw handgeklap. En ginder nóg eens!
De mevrouw - ineens véél minder hautain - doofde haar sigaret, snauwde weinig elegant iets over ‘onbeschaamdheid’ en ging verongelijkt het landen zitten bekijken.
Met dat kunstgreepje had de chief-steward had de situatie in orde gekregen. Niet met redelijkheid, want de dame was van bij het begin al niet van plan geweest naar rede te luisteren.
Bij het uitstappen kreeg het cabinepersoneel meer vriendelijke begroetingen dan anders, een paar mensen staken hun duim op in het langsgaan en de twee mensen vóór mij gaven de chief-steward een hand. Op de loopbanden werd nog nagepraat. Zelfs toen we bij de bagageband stonden werd het voorval nog besproken. De mevrouw had nog steeds veel belangstelling. Maar zo te zien was ze daar allang niet meer blij mee.
De herfst maakt iets wakker in mij. Het was in de kleuterschool en er lagen herfstbladeren, zoals nu. Die bladeren konden ritselen.
In dezelfde klas zat een jongetje die een zus had ergens in een hogere klas en dat meisje had een eigen springkoord. Ik niet. Waarschijnlijk was ik nog te klein daarvoor.
Ik knuffelde en kuste dat broertje zowat plat tot hij hulp ging zoeken bij zijn zus. Dan volgde ik hem aan een slip van zijn schort tot bij zijn zus. Zij verloste haar broertje van mijn attenties door haar springtouw te lenen en ik ging dan het touw door de herfstbladeren trekken omdat ik ze wou horen ritselen.
Eigenlijk was dat gekus puur stalking, gijzeling en afpersing tegelijkertijd. En toch hebben ze mij daar losgelaten.
Was ik toen een kreng? Tja, misschien wel hé. Dat ik toen al een jongeman van drie of vier achterna zat om van zijn familie een afkoopprijs te bekomen … uitgekookt.
Zelf herinner ik me daar niks van, van dat kussen. Enkel van het springtouw en de knotsen die ritselden in de bladeren.
Op een dag kwam ik met het springkoord thuis. Zoiets vroeg om uitleg natuurlijk. Niet terug gegeven na de speeltijd? Mijn Ma en Zuster Jozefa hebben dan uitgevist van wie het touw was, en hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het verhaal dook jaren later soms nog op.
In de versie van mijn Ma was het sprinttouw de afkoopprijs, opdat ik het broertje met rust zou laten. In mijn versie was het koord een beloning, omdat ik het broertje toch zoveel kusjes gaf.
Thuis gaf ik Tina ook veel kusjes. Dan was ik een lief meisje en kreeg ik een aai over mijn bol. Waaruit volgt => kusjes geven is lief én => wie lief is mag met het springtouw door de bladeren ritselen.
Achteraf bekeken zal de versie van mijn ma wel de juiste zijn … soms hebben moeders gelijk hé.
Een practicum werd op school toen nog een praktijkles genoemd. Voor onze klas stonden geen regelmatige praktijklessen op het programma. We kregen wel les biologie in het biologielokaal, in 't biokot.
Daar stonden tussen twee glazen wanden, tussen het lokaal en de gang een verzameling bokalen vol verbleekte dieren op 'sterk water', op formol. De geur was er tamelijk uitgesproken, maar na een paar minuten merkte men die niet meer, zoals we de zurige lucht van het scheikundelokaal ook niet meer merkten na de eerste 5 minuten.
Op een dag besloot de lerares biologie dat het toch tijd werd voor een illustratie en ze kondigde de vivisectie van een kikker aan. En dat we allemaal naar voren konden komen om te kijken wat en hoe. Toen de kikker open gespeld lag en ik al die orgaantjes zag kloppen en doen vroeg ik luidop : 'Waarom? Daar bestaan toch prenten over? Met welk recht?Dit is iets gelijk die Mengele, dit soort dingen.' Want ik had al eens iets gelezen over die geflipte kwiet zijn afgrijselijkheden tijdens WOII.
'Als het u niet aanstaat kunt gij het lokaal verlaten' deed ze hooghartig. Wat ik letterlijk opvatte, wat ik zag als een toestemming en ik ging op de gang wat bekomen. 'k Was opgelucht dat ik daar op de vensterbank kon gaan zitten en dat het vensterglas koud was want ik voelde me heel flauwtjes. Er begon iets te dagen. Hoeveel vivisecties gebeuren er tijdens de opleiding van een leerkracht biologie? Van alle leerkrachten biologie in België? Van alle leerkrachten biologie in de wereld?
Bij die gedachte voelde ik mijn bloed wegtrekken en werd ik misselijk. Rennen naar de toiletten, ik heb het gehaald. In het terugkomen kruiste ik de directrice die daar liep te wapperen. Ze keek wel maar ze vroeg gelukkig niks. Dat mens kon ik er niet nog eens bij hebben.
Vanaf die dag werd ik al wee van de geur van het lokaal (formol). Later ook bij het zien van de deur van het lokaal en uiteindelijk ook bij het zicht van de lerares zelf. Voer voor Pavlov was ik toen. Formol, gelukkig ben ik later dat product niet meer tegen gekomen.
Die kaptein was een beetje een elitair mens. Zo’n heer met een zijden halsdoekje in de openstaande kraag van zijn hemd. Hij voerde aan tafel conversaties over Florence en musea en andere uitgelezen onderwerpen, een gesprek onder heren waardig. Alleen waren zijn tafelgenoten niet zozeer heren die kwamen tafelen, zij waren hardwerkende mannen die van hun maaltijd wilden genieten want de maaltijd betekent vrije tijd en een moment van rust. Eventueel wat loos gebabbel erbij, maar niet elke dag gesprekken over kunst en cultuur.
Bij momenten kwam er weinig reactie op de onderwerpen van de kaptein. Soms stokte zijn monoloog en dan had ik oprecht medelijden met hem. Hij moest niet op een vrachtschip varen, hij zou een cruisekaptein in de Middellandse zee moeten zijn. Daar zou hij dan de tafelgasten onderhouden over Cartagena en Venetië. Zo zag ik het, want over de kolenterminal in Tubarão waar we gingen lossen, vallen weinig culturele weetjes te vertellen.
Op zondagavond werd er wijn geserveerd aan tafel. Mijn eerste zondag aan boord was er witte wijn voorzien. Ik vroeg aan de chef steward/kok waar ik de ijsemmers kon vinden. Volgens hem waren er geen ijsemmers aan boord, hij had al eens gezocht. Maar de flessen liggen sinds gisteren koud hoor, zei hij. 'k Kreeg de sleutel mee om in de locker te gaan zoeken, nee, in de rekken geen ijsemmer te vinden. 'k Ging de sleutel terug brengen en zei dat ik eens in het magazijn ging kijken, misschien stonden ze daar? De chef dacht van niet maar ik kon altijd eens rondkijken.
Geen ijsemmers te zien, maar wat stond daar onderaan de rekken, zeevast gezet? Een stapel witte lege haring-emmertjes! Die van 40 stuks. We waren gered. Etiketten eraf, handvat eraf, een bord met serviette eronder, serviette erop en we hadden ijsemmers.
De kaptein was in de wolken met de ijsemmers en hij vond ze helemaal niet camping want een plastic ijsemmer is nog altijd beter dan geen ijsemmer. Toen hij ze op de tafel van de officieren ook zag staan, complimenteerde hij mij. Zijn tafelgenoten zwegen en de dag erna vertelde de chef steward me vanwaar die donderwolken. Ze vonden me een mouwveegster, met mijn ijsemmertjes. Kermille. Een mens doet moeite om de tafels wat afwerking te geven en dan is men een mouwveegster …?
Bleek dat 'die met zijn fijne manieren' al eens naar ijsemmers gevraagd had, en die waren er niet, en dan kom ik wat gedienstig doen met haring-emmertjes. Mouwveegster dus. In scheepsjargon bestaan daar lelijker woorden voor, maar die zet ik hier niet.
Op donderdag werd er na het avondeten de kaasplank aangeboden. Ik was bezig in de mess en de chef gaf de kaasplanken door, een voor de officieren, een voor de kapteinstafel. - Deze is voor de kapteinstafel, zei hij. - Dat zie ik aan de hoeveelheden. Maar geen Hervekaas voor de kapteinstafel, klopt dat? - Ja, dat is hier al wat geweest, zuchtte hij. Den ouwe wil geen Herve op de kaasplank, want Herve stinkt. - En vinden die anderen dat ook ? - Néé, de 1ste stuur en de chef mécanicien zijn zot van Herve. Dat is het juist. Maar den ouwe wil geen Herve op de plank zien.
Oelala, er gebeurde aan die tafel veel meer dan ik zag of kon merken. Ik nam twee ondertassen, paste daarop twee glazen dessertkommetjes ondersteboven en we hadden stolpjes. Dit model, maar dan ondersteboven :
- Wil de marco (marconist) ook Herve? - Nee, die doet mee met den ouwe natuurlijk, dat ventje is de mouwveger van de kaptein. - …. ? véél meer dan ik zag of ik kon merken.
We hadden twee kaasstolpjes, ik sneed een Hervekaasje in twee en onder hun stolpjes zette ik de helften mee op de plank. De chef zag me doen.
- Daar trekt gij uw plan mee hoor. Ik wil geen ambras.
Toffe baas was die chef steward, ik stond er alleen voor met de Herve, terwijl we voor reparaties van mankementen in zijn keuken en in de bewoning toch eerder de chef mécanicien en de 1ste stuurman nodig hadden dan de kaptein. Men kon dié twee mannen maar beter tevreden houden.
Na de hoofdschotel zette ik de kaasplank tussen de Marco en de kaptein en werd de kaptein nu niet wat bleek boven zijn gentlemensjaaltje?
- Mevrouw … zei hij. Die kaas … - Die kaas is afgedekt kaptein, stolpjes.
Ik nam de twee schoteltjes met stolpje van de plank en zette ze naast het bord van de chef Mécanicien en van de 1ste stuur. Hun gelaat lichtte op. Een glimlach tot achter hun oren. En of er nog stokbrood was. Natúúrlijk was er nog stokbrood, hier is een extra mandje.
- Mevrouw …, -de kaptein weer, onze heer met smaak- vindt u niet dat Herve stinkt?
Hij sprak niemand aan met de voornaam, en aangezien ik geen rang had was het ‘mevrouw’.
- Nee kaptein, Herve heeft een aroma, heeft een uitgesproken geur. Stank is totaal iets anders.
Man, ik kuis een aantal toiletten aan boord, wilt ge écht weten wat ik stank noem?
De chef Mécanicien en de 1ste stuur aten met smaak hun eigen royale portie kaas. Die dag was ik gered door het aroma / de geur van Herve. Ik had er twee sterke bondgenoten bij én, voor de rest van mijn contractperiode was ik van de smet van mouwveegster vanaf. Ook toen de voorraad Herve al lang op was.
Moeten wij mannen ons zorgen maken? ~ door Rocor, 10/2008
De tijd dat we het voor het zeggen hadden is voorbij. Wat zeg ik, als we niet oppassen staan we als mannen binnenkort allemaal op straat te praten met de buurman, terwijl we de glazen zemen, de brievenbus afwassen en over de hoge prijs van de groenten lullen in plaats van over de voetbal.
Ze lopen hun achterstand in. Vrouwen aan de haard is wel prehistorie. Wat zie ik gebeuren? Mannen nemen het werk over in alle taken die vroeger specifiek voor de vrouw waren. Voor de boodschappen zorgen, de kinderen naar school brengen, eten maken, kuisen, de was en de plas doen, met de kinderen naar de dokter en de tandarts, amai deden die vrouwen dan zoveel? De mina’s gaan ervoor, ze vechten zich een weg in de mannenwereld en het schoonste van al: ze doen het nog goed ook. Dat is moeilijk voor ons om het toe te geven, maar het is zo.
Ze nemen hun vrijheid, een verschuiving is bezig. Als we niet oppassen, nemen zij de macht over de twee seksen. Ons bolwerk is aan het wankelen, waar is de tijd dat we de kostwinners waren en alle beslissingen konden nemen, zonder inspraak? We moeten toegeven, er zijn veel beroepen waarin ze fundamenteel beter zijn dan wij, maar er zijn grenzen hé, ze moeten niet lastig beginnen te doen.
Neem nu hoe ze zich kleden, botjes met hun broek erin gestoken, brede riem onder het lederen vestje, borstjes vooruit, en kort geknipt haar, nog een stok onder de arm en een paard onder hun poep, dan is hun gezag compleet. Ze dragen alles van kledij wat een man draagt, andersom zou voor ons een probleem zijn, maar ze bewegen zich nadrukkelijk en zelfzeker door het leven. Het is meer dan duidelijk: ze hebben geen last meer van menopauze, ze nemen het gewoon van ons over. Gelijke kansen is maar normaal, ook in de scholen zijn ze heel goed bezig. We zijn niet meer de allesweters. Als we niet oppassen hebben we alleen nog ons lijf dat sterker is, en worden we verder in alles overklast. We zijn 2008 jaar de baas geweest, andere en betere nu, en ik zou bijna durven denken dat de wereld er beter uit zal zien. Ze hebben trouwens nog altijd hun ‘geheim wapen’ achter de hand, dan verkrijgen ze alles als ze dat bovenhalen.
Wat zoudt ge er van denken als ge aan het eten bezig zijt als man ‘s avonds en ge een telefoon krijgt van uw vrouw die zegt:
“Ik zal wat later zijn schat, ik ga nog een pint pakken met de collega’s. Mocht het laat worden ga maar slapen, zet mijn eten maar in de microgolf. Doé-oéi !
Beste Mede-Macho, zijt ge naar de bakker geweest? En is uwe strijk gedaan ?
Sinds piepjong ben ik dol op lekkere geuren. Tantes en groottantes dachten dat ik kwam knuffelen, maar eigenlijk was ik hen aan het besnuffelen.
Voor de after shaves was het iets minder ingewikkeld, alle ooms en grootooms gebruikten Tabac of Old Spice. Dus daar was ik vrij snel uitgesnuffeld, want veel meer was er toen niet op de markt.
Het boek van Patrick Süskind stond hier ooit in drievoud in huis, omdat ik het aan elk en ieder wil uitlenen maar ook nog zelf een exemplaar wil overhouden. ’k Ben goed maar niet gek. Of toch niet helemaal.
Toen we zeventien waren zei de lerares Frans zeer gedecideerd dat er zijn twee dingen zijn waarop men nooit mag bezuinigen: een goede BH en een goed parfum. Dat waren zeer wijze woorden. Gelijk wat mijn financiële situatie was in het voorbije levensparcours, het silhouet en de sillon moeten er zijn.
Toen ik in overall stond te zwoegen en te zweten hebben de BH en het parfum me recht gehouden. Met de juiste BH lijkt zelfs de meest vormeloze overall een drapage en dat is goed voor het zelfvertrouwen. Bij de lichaamswarmte van fysieke arbeid komt het parfum weer vrij, dat is goed voor het moreel.