Die kaptein was een beetje een elitair mens. Zo’n heer met een zijden halsdoekje in de openstaande kraag van zijn hemd. Hij voerde aan tafel conversaties over Florence en musea en andere uitgelezen onderwerpen, een gesprek onder heren waardig. Alleen waren zijn tafelgenoten niet zozeer heren die kwamen tafelen, zij waren hardwerkende mannen die van hun maaltijd wilden genieten want de maaltijd betekent vrije tijd en een moment van rust. Eventueel wat loos gebabbel erbij, maar niet elke dag gesprekken over kunst en cultuur.
Bij momenten kwam er weinig reactie op de onderwerpen van de kaptein. Soms stokte zijn monoloog en dan had ik oprecht medelijden met hem. Hij moest niet op een vrachtschip varen, hij zou een cruisekaptein in de Middellandse zee moeten zijn. Daar zou hij dan de tafelgasten onderhouden over Cartagena en Venetië. Zo zag ik het, want over de kolenterminal in Tubarão waar we gingen lossen, vallen weinig culturele weetjes te vertellen.
Op zondagavond werd er wijn geserveerd aan tafel. Mijn eerste zondag aan boord was er witte wijn voorzien. Ik vroeg aan de chef steward/kok waar ik de ijsemmers kon vinden. Volgens hem waren er geen ijsemmers aan boord, hij had al eens gezocht. Maar de flessen liggen sinds gisteren koud hoor, zei hij. 'k Kreeg de sleutel mee om in de locker te gaan zoeken, nee, in de rekken geen ijsemmer te vinden. 'k Ging de sleutel terug brengen en zei dat ik eens in het magazijn ging kijken, misschien stonden ze daar? De chef dacht van niet maar ik kon altijd eens rondkijken.
Geen ijsemmers te zien, maar wat stond daar onderaan de rekken, zeevast gezet? Een stapel witte lege haring-emmertjes! Die van 40 stuks. We waren gered. Etiketten eraf, handvat eraf, een bord met serviette eronder, serviette erop en we hadden ijsemmers.
De kaptein was in de wolken met de ijsemmers en hij vond ze helemaal niet camping want een plastic ijsemmer is nog altijd beter dan geen ijsemmer. Toen hij ze op de tafel van de officieren ook zag staan, complimenteerde hij mij. Zijn tafelgenoten zwegen en de dag erna vertelde de chef steward me vanwaar die donderwolken. Ze vonden me een mouwveegster, met mijn ijsemmertjes. Kermille. Een mens doet moeite om de tafels wat afwerking te geven en dan is men een mouwveegster …?
Bleek dat 'die met zijn fijne manieren' al eens naar ijsemmers gevraagd had, en die waren er niet, en dan kom ik wat gedienstig doen met haring-emmertjes. Mouwveegster dus. In scheepsjargon bestaan daar lelijker woorden voor, maar die zet ik hier niet.
Op donderdag werd er na het avondeten de kaasplank aangeboden. Ik was bezig in de mess en de chef gaf de kaasplanken door, een voor de officieren, een voor de kapteinstafel. - Deze is voor de kapteinstafel, zei hij. - Dat zie ik aan de hoeveelheden. Maar geen Hervekaas voor de kapteinstafel, klopt dat? - Ja, dat is hier al wat geweest, zuchtte hij. Den ouwe wil geen Herve op de kaasplank, want Herve stinkt. - En vinden die anderen dat ook ? - Néé, de 1ste stuur en de chef mécanicien zijn zot van Herve. Dat is het juist. Maar den ouwe wil geen Herve op de plank zien.
Oelala, er gebeurde aan die tafel veel meer dan ik zag of kon merken. Ik nam twee ondertassen, paste daarop twee glazen dessertkommetjes ondersteboven en we hadden stolpjes. Dit model, maar dan ondersteboven :
- Wil de marco (marconist) ook Herve? - Nee, die doet mee met den ouwe natuurlijk, dat ventje is de mouwveger van de kaptein. - …. ? véél meer dan ik zag of ik kon merken.
We hadden twee kaasstolpjes, ik sneed een Hervekaasje in twee en onder hun stolpjes zette ik de helften mee op de plank. De chef zag me doen.
- Daar trekt gij uw plan mee hoor. Ik wil geen ambras.
Toffe baas was die chef steward, ik stond er alleen voor met de Herve, terwijl we voor reparaties van mankementen in zijn keuken en in de bewoning toch eerder de chef mécanicien en de 1ste stuurman nodig hadden dan de kaptein. Men kon dié twee mannen maar beter tevreden houden.
Na de hoofdschotel zette ik de kaasplank tussen de Marco en de kaptein en werd de kaptein nu niet wat bleek boven zijn gentlemensjaaltje?
- Mevrouw … zei hij. Die kaas … - Die kaas is afgedekt kaptein, stolpjes.
Ik nam de twee schoteltjes met stolpje van de plank en zette ze naast het bord van de chef Mécanicien en van de 1ste stuur. Hun gelaat lichtte op. Een glimlach tot achter hun oren. En of er nog stokbrood was. Natúúrlijk was er nog stokbrood, hier is een extra mandje.
- Mevrouw …, -de kaptein weer, onze heer met smaak- vindt u niet dat Herve stinkt?
Hij sprak niemand aan met de voornaam, en aangezien ik geen rang had was het ‘mevrouw’.
- Nee kaptein, Herve heeft een aroma, heeft een uitgesproken geur. Stank is totaal iets anders.
Man, ik kuis een aantal toiletten aan boord, wilt ge écht weten wat ik stank noem?
De chef Mécanicien en de 1ste stuur aten met smaak hun eigen royale portie kaas. Die dag was ik gered door het aroma / de geur van Herve. Ik had er twee sterke bondgenoten bij én, voor de rest van mijn contractperiode was ik van de smet van mouwveegster vanaf. Ook toen de voorraad Herve al lang op was.
Moeten wij mannen ons zorgen maken? ~ door Rocor, 10/2008
De tijd dat we het voor het zeggen hadden is voorbij. Wat zeg ik, als we niet oppassen staan we als mannen binnenkort allemaal op straat te praten met de buurman, terwijl we de glazen zemen, de brievenbus afwassen en over de hoge prijs van de groenten lullen in plaats van over de voetbal.
Ze lopen hun achterstand in. Vrouwen aan de haard is wel prehistorie. Wat zie ik gebeuren? Mannen nemen het werk over in alle taken die vroeger specifiek voor de vrouw waren. Voor de boodschappen zorgen, de kinderen naar school brengen, eten maken, kuisen, de was en de plas doen, met de kinderen naar de dokter en de tandarts, amai deden die vrouwen dan zoveel? De mina’s gaan ervoor, ze vechten zich een weg in de mannenwereld en het schoonste van al: ze doen het nog goed ook. Dat is moeilijk voor ons om het toe te geven, maar het is zo.
Ze nemen hun vrijheid, een verschuiving is bezig. Als we niet oppassen, nemen zij de macht over de twee seksen. Ons bolwerk is aan het wankelen, waar is de tijd dat we de kostwinners waren en alle beslissingen konden nemen, zonder inspraak? We moeten toegeven, er zijn veel beroepen waarin ze fundamenteel beter zijn dan wij, maar er zijn grenzen hé, ze moeten niet lastig beginnen te doen.
Neem nu hoe ze zich kleden, botjes met hun broek erin gestoken, brede riem onder het lederen vestje, borstjes vooruit, en kort geknipt haar, nog een stok onder de arm en een paard onder hun poep, dan is hun gezag compleet. Ze dragen alles van kledij wat een man draagt, andersom zou voor ons een probleem zijn, maar ze bewegen zich nadrukkelijk en zelfzeker door het leven. Het is meer dan duidelijk: ze hebben geen last meer van menopauze, ze nemen het gewoon van ons over. Gelijke kansen is maar normaal, ook in de scholen zijn ze heel goed bezig. We zijn niet meer de allesweters. Als we niet oppassen hebben we alleen nog ons lijf dat sterker is, en worden we verder in alles overklast. We zijn 2008 jaar de baas geweest, andere en betere nu, en ik zou bijna durven denken dat de wereld er beter uit zal zien. Ze hebben trouwens nog altijd hun ‘geheim wapen’ achter de hand, dan verkrijgen ze alles als ze dat bovenhalen.
Wat zoudt ge er van denken als ge aan het eten bezig zijt als man ‘s avonds en ge een telefoon krijgt van uw vrouw die zegt:
“Ik zal wat later zijn schat, ik ga nog een pint pakken met de collega’s. Mocht het laat worden ga maar slapen, zet mijn eten maar in de microgolf. Doé-oéi !
Beste Mede-Macho, zijt ge naar de bakker geweest? En is uwe strijk gedaan ?
Sinds piepjong ben ik dol op lekkere geuren. Tantes en groottantes dachten dat ik kwam knuffelen, maar eigenlijk was ik hen aan het besnuffelen.
Voor de after shaves was het iets minder ingewikkeld, alle ooms en grootooms gebruikten Tabac of Old Spice. Dus daar was ik vrij snel uitgesnuffeld, want veel meer was er toen niet op de markt.
Het boek van Patrick Süskind stond hier ooit in drievoud in huis, omdat ik het aan elk en ieder wil uitlenen maar ook nog zelf een exemplaar wil overhouden. ’k Ben goed maar niet gek. Of toch niet helemaal.
Toen we zeventien waren zei de lerares Frans zeer gedecideerd dat er zijn twee dingen zijn waarop men nooit mag bezuinigen: een goede BH en een goed parfum. Dat waren zeer wijze woorden. Gelijk wat mijn financiële situatie was in het voorbije levensparcours, het silhouet en de sillon moeten er zijn.
Toen ik in overall stond te zwoegen en te zweten hebben de BH en het parfum me recht gehouden. Met de juiste BH lijkt zelfs de meest vormeloze overall een drapage en dat is goed voor het zelfvertrouwen. Bij de lichaamswarmte van fysieke arbeid komt het parfum weer vrij, dat is goed voor het moreel.
“Zijn lach is onweerstaanbaar en hij heeft iets met brandweermannen, haaien en slechteriken die in de bomen langs de snelweg wonen.” MML Iets met brandweermannen en haaien, die fascinatie snap ik. 'k Heb ooit eens een grote kalender gekregen met zeemonsters. Haaien zijn indrukwekkend. Die met de brandweermannen heb ik toen zelf gekocht. Als tegengewicht. Ook indrukwekkend.
Over de slechteriken in de bomen ben ik nog aan het nadenken. Kan het zijn dat de jongste een avonturenfilm gezien heeft, zo iets waar de struikrovers zich uit de bomen laten vallen. Misschien een film à la Robin Hood? Dat zijn dan wel goeie slechteriken, maar het is misschien nog wat ingewikkeld voor een hoofdje van vijf dat er ook nobele bandieten bestaan. Robin Hood, Zorro, … er zijn er zeker nog, maar ze schieten me niet te binnen.
Bandieten die in bomen wonen dus, en die bomen staan dan best langs de snelweg omdat daar veel licht is en men een regen van bandieten ziet aankomen. Men ziet ze uit de bomen springen. Veel licht geeft een veilig gevoel. Ja, als ik bandieten in bomen had, 'k zou ze ook langs de snelweg doen wonen hoor.
“Morgen is de oudste van de partij en die inviteert me op friet met curryworst. Wel in een fijn restaurant, waar ik misschien aan de curryworst kan ontkomen.”
Meiske! Als het oudste kleinzoontje zo galant is zijn oma van zijn spaarcenten te trakteren op feestelijk eten als friet met curryworst, dan vind ik het flauw van u dat ge zoudt willen ontkomen aan die curryworst. Wees een dame! Rug recht, diep ademhalen en eet-die-curryworst!
"Het oude kerkhof, dat gelegen was in het centrum van de gemeente, is in onbruik De formule 'eeuwigdurende eigendom' is nog letterlijk in voege. Vele overledenen hadden nog hun plaatsje in een familiegraf. De gewone zerken die tien jaar mochten blijven, waren weggehaald
Het viel meteen op, verspreidde veldjes met wilde grassen en netels. En dan die oude familiegraven, her en der, grote bouwsels in graniet en arduin, scheefgezakt met afgebrokkelde beelden van engelen, verdoken onder takken en planten, en stukken van dorre coniferen.
Namen in arduin gebeiteld, haast onleesbaar, achter struiken, en soms in 't zand een stukje foto op een stenen boek. Langs de hoofdweg stonden ook nog vervallen kapellen, familiekelders, waarin men geen voet meer zet. Zou het luguber zijn in dit park wanneer het donker wordt?
In een brede laan zag ik een verwaarloosde arduinen zerk, waarvan de hoofdsteen er in al zijn breedte nog stond met nog enigszins leesbare gebeitelde letters: 'geb.... 24-01-1880. In de negentiende eeuw! De grote deksteen was verdwenen. Er lagen vier gezinsleden in 'eeuwige rust'. Mijn gedachten gingen naar de tijd van hun kinderen en kleinkinderen, de tijd die immer voortloopt, beladen met zovele herinneringen!
Het was onwezenlijk stil op het kerkhof. Enkele bomen stonden er half kaal te dromen. Hoe zou het hier met Allerheiligen zijn? Zouden chrysanten de troosteloosheid een beetje opheffen?
Eens verdwijnt dit oude kerkhof , wanneer het gemeentebestuur door stemming besluit dat 'het eeuwigdurend eigendom' niet meer 'eeuwigdurend' is! Dan blijven er alleen namen dromen in het gemeentelijk archief." GMA
De gronden in en nabij woonwijken zijn goud waard. Terwijl wij lopen te mijmeren tussen de vergane glorie zitten elders gladde projectontwikkelaars te lobbyen bij de pousse-café en verschuiven politiekers het eeuwigdurend eigendom via administratieve achterpoortjes weer een beetje naar minder-eeuwigdurend.
Oud Kerkhof, Arnaud Bex
Op het Net staan veel foto’s over oude begraafplaatsen, van zeer sfeervol tot povere horrorkitsch. Daarover heb ik ook een en ander gevonden. Maar dat is voor een andere keer.
Wanneer iemand iets helder uitlegt, dan sta ik in bewondering. Soms word ik er stil van. Kookprogramma of kwantummechanica, breipatroon of spellingsregels, wanneer de uitleg duidelijk is dan word ik blij. Vooral als ik een stukje kunnen volgen heb van dat breipatroon en die kwantummechanica. Dat laatste ivm de monstergolven op bepaalde breedtegraden.
De structuur van een uitleg: een ingewikkeld concept, een begrip, een idee afbouwen tot een duidelijke schets en vervolgens weer opbouwen tot een voorstelling van het oorspronkelijk geheel, dat soort uitleg, daar kan ik gelukkig van worden. Daar kan ik van genieten, van het feit dat iemand haar/zijn kennis wil delen en dat doet op een manier die bevattelijk is voor leken. Dan voel ik bewondering en dankbaarheid ook. Wanneer iets knap is uitgelegd, ja dat is genot. Een geruststelling ook : er zijn nog altijd mensen die het kunnen, ondanks de verkleutering en de verleuking van het onderwijs.
Ergens in de jaren 70 kwamen in het Brusselse de Chinese restaurants in beeld. In en rond Antwerpen waren ze er al langer. Voor de verworpenen der Culturele Revolutie duurde het blijkbaar iets langer om Brussel te bereiken dan om Antwerpen te vinden.
Die eethuizen waren relatief goedkoop en lekker en werden onmiddellijk populair. Ook al waren ze in achterafstraten gevestigd, de adressen werden doorgegeven en binnen afzienbare tijd waren in die straten parkeerproblemen. Populair dus.
Zo was er een nieuw gedoe in de Timmermansstraat in Jette en dat restaurant moest uitgeprobeerd worden natuurlijk. Wie heeft er al gegeten? Niemand? Zullen we die nieuwe Chinees dan eens proberen? Allen daarheen en de hond ging mee. Dat kon toen nog, met een hond op restaurant gaan.
De hond heette Pinjoef, was zwart, iets kleiner dan middelgroot, had slimme oogjes en ondanks haar temperament wist ze zich bij momenten welopgevoed te gedragen. Wat zeer vreemd was, want niemand had haar opgevoed. Zo bedelde ze bvb niet, zelfs niet aan tafel. Straatadel. Ze was een beetje nuffig ook.
Het restaurant was ingericht met veel rood en zwart, aan de muur taferelen met draken, en op de vensterbanken stonden vazen met bloemen óp ipv ín.
We waren met veel en we werden naar de grote ronde tafel geleid. We waren de eerste klanten. Dat is oké, een rustige moment, dan hebben de mensen van de zaal en van de keuken geen coup de feu, de service verloopt vlotjes. (weet ik)
Er kwam een aperitief, de kroepoek was toen nog gratis, en de bestellingen werden genoteerd. Voor een groot gezelschap is een ronde tafel zoveel plezieriger dan een rij rechthoekige tafels die bijeen geschoven worden. Men ziet iedereen, men hoort ook alle anderen, iedereen is opgenomen in de kring.
Pinjoef had zich onder de tafel geïnstalleerd en lag daar met het kopje op de poten te genieten van het feit dat zoveel mensen met haar meegekomen waren naar die fijne plek.
Het eten werd geserveerd en ten gerieve van ons werd de muziekinstallatie geactiveerd. Uit de luidsprekers kwamen tokkelinstrumenten en hoge vrouwenstemmen die melodieën produceerden. Toen nog niet echt voor ons Westers oor, maar goed, we leefden in een sfeer van verdraagzaamheid. Het eten was lekker en tolerantie was het modewoord. De term multicultureel moest nog uitgevonden worden.
Wij aten en wij praatten en wij dronken en alles was goed en aangenaam behalve dat hoog gemiauw van de Chinese zangstemmen uit de luidsprekers. Tolerant of niet, trop is teveel. Pinjoef dacht daar anders over. Zij genoot. Het duurde efkes eer ik begrepen had dat een bijgeluidje van onder de tafel kwam en niet uit de luidsprekers. Ik keek en daar lag ze, oogjes toe, muiltje ook toe, daar lag ze te genieten van de Chinese muziek en ze piepte/miauwde mee. Waarschijnlijk was ze de enige van het gezelschap die de muziek wist te waarderen. Iemand van de bediening kwam met een blij gezicht zeggen : ‘dog music oké!’ = zelfs de hond vindt de muziek mooi.
Yes, zei ik, verschrikkelijk gegeneerd dat die mensen zo Oosters beleefd waren. 'k Had onder de tafel willen kruipen van schaamte. Maar daar lag dat zelfgenoegzaam hondje al, te miauwen.