1986 (de pre-LM-periode)
Die kaptein was een beetje een elitair mens. Zo’n heer met een zijden halsdoekje in de openstaande kraag van zijn hemd. Hij voerde aan tafel conversaties over Florence en musea en andere uitgelezen onderwerpen, een gesprek onder heren waardig. Alleen waren zijn tafelgenoten niet zozeer heren die kwamen tafelen, zij waren hardwerkende mannen die van hun maaltijd wilden genieten want de maaltijd betekent vrije tijd en een moment van rust. Eventueel wat loos gebabbel erbij, maar niet elke dag gesprekken over kunst en cultuur.
Bij momenten kwam er weinig reactie op de onderwerpen van de kaptein. Soms stokte zijn monoloog en dan had ik oprecht medelijden met hem. Hij moest niet op een vrachtschip varen, hij zou een cruisekaptein in de Middellandse zee moeten zijn. Daar zou hij dan de tafelgasten onderhouden over Cartagena en Venetië. Zo zag ik het, want over de kolenterminal in Tubarão waar we gingen lossen, vallen weinig culturele weetjes te vertellen.
Op zondagavond werd er wijn geserveerd aan tafel. Mijn eerste zondag aan boord was er witte wijn voorzien. Ik vroeg aan de chef steward/kok waar ik de ijsemmers kon vinden. Volgens hem waren er geen ijsemmers aan boord, hij had al eens gezocht. Maar de flessen liggen sinds gisteren koud hoor, zei hij. 'k Kreeg de sleutel mee om in de locker te gaan zoeken, nee, in de rekken geen ijsemmer te vinden. 'k Ging de sleutel terug brengen en zei dat ik eens in het magazijn ging kijken, misschien stonden ze daar? De chef dacht van niet maar ik kon altijd eens rondkijken.
Geen ijsemmers te zien, maar wat stond daar onderaan de rekken, zeevast gezet? Een stapel witte lege haring-emmertjes! Die van 40 stuks. We waren gered. Etiketten eraf, handvat eraf, een bord met serviette eronder, serviette erop en we hadden ijsemmers.
De kaptein was in de wolken met de ijsemmers en hij vond ze helemaal niet camping want een plastic ijsemmer is nog altijd beter dan geen ijsemmer. Toen hij ze op de tafel van de officieren ook zag staan, complimenteerde hij mij. Zijn tafelgenoten zwegen en de dag erna vertelde de chef steward me vanwaar die donderwolken. Ze vonden me een mouwveegster, met mijn ijsemmertjes. Kermille. Een mens doet moeite om de tafels wat afwerking te geven en dan is men een mouwveegster …?
Bleek dat 'die met zijn fijne manieren' al eens naar ijsemmers gevraagd had, en die waren er niet, en dan kom ik wat gedienstig doen met haring-emmertjes. Mouwveegster dus. In scheepsjargon bestaan daar lelijker woorden voor, maar die zet ik hier niet.
Op donderdag werd er na het avondeten de kaasplank aangeboden. Ik was bezig in de mess en de chef gaf de kaasplanken door, een voor de officieren, een voor de kapteinstafel. - Deze is voor de kapteinstafel, zei hij. - Dat zie ik aan de hoeveelheden. Maar geen Hervekaas voor de kapteinstafel, klopt dat? - Ja, dat is hier al wat geweest, zuchtte hij. Den ouwe wil geen Herve op de kaasplank, want Herve stinkt. - En vinden die anderen dat ook ? - Néé, de 1ste stuur en de chef mécanicien zijn zot van Herve. Dat is het juist. Maar den ouwe wil geen Herve op de plank zien.
Oelala, er gebeurde aan die tafel veel meer dan ik zag of kon merken. Ik nam twee ondertassen, paste daarop twee glazen dessertkommetjes ondersteboven en we hadden stolpjes. Dit model, maar dan ondersteboven :
- Wil de marco (marconist) ook Herve? - Nee, die doet mee met den ouwe natuurlijk, dat ventje is de mouwveger van de kaptein. - …. ? véél meer dan ik zag of ik kon merken.
We hadden twee kaasstolpjes, ik sneed een Hervekaasje in twee en onder hun stolpjes zette ik de helften mee op de plank. De chef zag me doen.
- Daar trekt gij uw plan mee hoor. Ik wil geen ambras.
Toffe baas was die chef steward, ik stond er alleen voor met de Herve, terwijl we voor reparaties van mankementen in zijn keuken en in de bewoning toch eerder de chef mécanicien en de 1ste stuurman nodig hadden dan de kaptein. Men kon dié twee mannen maar beter tevreden houden.
Na de hoofdschotel zette ik de kaasplank tussen de Marco en de kaptein en werd de kaptein nu niet wat bleek boven zijn gentlemensjaaltje?
- Mevrouw … zei hij. Die kaas … - Die kaas is afgedekt kaptein, stolpjes.
Ik nam de twee schoteltjes met stolpje van de plank en zette ze naast het bord van de chef Mécanicien en van de 1ste stuur. Hun gelaat lichtte op. Een glimlach tot achter hun oren. En of er nog stokbrood was. Natúúrlijk was er nog stokbrood, hier is een extra mandje.
- Mevrouw …, -de kaptein weer, onze heer met smaak- vindt u niet dat Herve stinkt?
Hij sprak niemand aan met de voornaam, en aangezien ik geen rang had was het ‘mevrouw’.
- Nee kaptein, Herve heeft een aroma, heeft een uitgesproken geur. Stank is totaal iets anders.
Man, ik kuis een aantal toiletten aan boord, wilt ge écht weten wat ik stank noem?
De chef Mécanicien en de 1ste stuur aten met smaak hun eigen royale portie kaas. Die dag was ik gered door het aroma / de geur van Herve. Ik had er twee sterke bondgenoten bij én, voor de rest van mijn contractperiode was ik van de smet van mouwveegster vanaf. Ook toen de voorraad Herve al lang op was.
m – HiH-10/2016, bijgewerkt
|