Eeuwige liefde ~ door Rocor, 12/2008
In mijn jeugd woonden we tussen de boeren, een speciale sfeer. Omdat ons Vader ook van boerenafkomst was kenden we iedereen en kon ik die boerderijen binnen en buiten lopen. Ik was er thuis, een ongelooflijk goed gevoel, tussen al die harde werkers, en tussen de dieren, en ik mocht dan ook helpen bij het kalven, en biggen vangen. Een paard dat moest gedekt worden mocht ik bijwonen, ik hielp op het land om aardappelen te rooien, moest met de paarden rijden, hielp de oogst binnen doen. Kortom, echt leuk, het was soms hard werken, maar ja dat kon niet anders en ik vroeg mij niets af. Ik kon overal mee eten aan tafel en op het land, ik at spek met eieren, kop vlees, beuling, groenten en fruit.
Zij heette Elisabeth, hij noemde haar Liesje, hij was Petrus, ze waren kinderloos. Ze hielden veel van elkaar, ze waren altijd samen en keken elkaar veel in de ogen, zag ik. Ze leefden met en voor elkaar. Hun landerijen bevonden zich heel dicht bij de hoeve. Als hij op het land werkte en het was schaftijd blies zij op de koperen hoorn. Een afgesproken geluid, als hij dan thuis kwam gaf hij haar steevast een kus, fezelde iets in haar oor waarop ze lachte, en zei: “Zotte man, nu toch niet zeker” en ze keek dan naar mij. Hij schoof zijn voeten onder tafel en wachtte tot ik en Liesje op ons plaats zaten, sloeg een kruisteken en eindigde met “Heer zegen ons en ook deze spijzen die U milde hand ons geeft, door Christus onze Heer amen. Smakelijk!”
Het eten begon met botermelk pap, gevolgd door aardappelen met bonen en een groot stuk goed gebakken varkensvlees met veel saus en eindigde met vers fruit. Alles van eigen bodem, een glas helder water uit de pomp put. We maakten een kruisteken en we gingen terug naar de akker, hij pikte de gerst en ik bond ze in busselen en we zetten ze in schoven, tot de hoorn opnieuw weerklonk. Als knaap keek ik naar die mensen op. Was dat de liefde? Ik vond dat mooi.
Ik heb nooit zo een goed koppel meegemaakt, ze beminden elkaar, ze werkten hard, hadden leute, aten goed, kwamen vooruit, geloofden in God. Plots sloeg het noodlot toe, Petrus kreeg een longontsteking en was op 14 dagen dood en begraven. Elisabeth haar wereld stortte in, ze begon in zichzelf te praten, Petrus zijn werkvest bleef aan de nagel achter de deur hangen, zijn klompen schuurde ze alle dagen af, zoals ze altijd al gedaan had. Ze keek voortdurend naar de deur, ze verwachtte hem. Ze was schuw geworden. Ze praatte constant met hem, ze keek uren naar zijn foto. Ze streek door mijn haar, maar herkende mij niet meer. Ze kwijnde gewoon weg, ze wilde bij Petrus zijn, wat haar op korte tijd lukte. Ik begreep toen wat eeuwige liefde was, en zeker liefde tot ter dood.
door Rocor, 12/2008 – van zijn blog geplukt, http://blog.seniorennet.be/rocor/archief.php?startdatum=1228086000&stopdatum=1230764400
De opeenvolging van de verschillende situaties, van goed naar mindergoed naar dood & dood moet hem serieus aangegrepen hebben dat de knaap van toen het zoveel tientallen jaren later nog zo beeldend kan beschrijven. m
|