Hij kwam van bij de oogarts, het zicht wazig van de druppels.
- Dan moet ge te voet komen hé, Marcel, had ze gezegd. Die twee straten kunt ge wel te voet. Ofwel vraagt ge uw zoon voor vervoer, maar na de druppels kunt ge niet meer zelf rijden.
Hij was gepikeerd dat zo'n jong doktoorke hem commandeerde. Ze moest nog vijftig worden. En zijn zoon liet hij niet rijden. Geen sprake van!
De druppels. Het branderig gevoel was na een halfuurtje al weg. Maar wat ze gezegd had over wazig, dat was waar, hij zag alles onscherp. Een beetje maar. Op zijn horloge kon hij niet lezen hoe laat het was, maar daarstraks bij het betalen had hij nog wel het verschil gezien tussen een biljet van twintig en een van vijftig hoor!
- Die blauwe zijn twintigers, Marcel, had ze gezegd.
Alsof hij dat niet wist! Chot, wat kon dat mens bazig doen met haar stomme druppels …
Het was zonnig en bijna kerstmis en omdat hij misschien toch te troebel zag om op het scherm te lezen en het klavier te zien, dacht hij erover een pintje te gaan pakken. Een pint zou hij nog wel zien staan zeker? Maar misschien was het toch wat vroeg.
En wie zag hij daar aankomen? Chantal ! Chantal met haar rood vestje. De verpleegster die maandenlang aan huis geweest was voor zijn vrouw. Chantal de kleine bezige bij, het zonnetje.
- Chantal, mijnen engel ! zei hij blij.
Hij nam haar bij de schoudertjes en drukte enthousiast een kus op haar voorhoofd. En een tweede, om te laten zien hoe blij hij was haar te zien.
- Monsieur! zei ze grimmig, mijn naam iezz niet Chantal.
Ze trok zich los en ging achteruit staan. Marcel hoorde en voelde dat hij zich vergist had. Hij had een vreemde gekust. Zomaar. Op straat. Een wildvreemde. Aanranding en zo. Hij probeerde haar gelaat scherper te zien, hij tuurde en deed een stap vooruit. Zij deed een stap achteruit. Hij wou uitleggen dat hij niet zo'n vieze ouwe vent was en dat de druppels en dat Chantal toch maanden … En dan dat rood vestje van ribfluweel. Hij wou nog eens voelen aan dat rood vestje, en weer deed ze een stap achteruit.
- Excusez-moi Madame, mompelde hij en ging opzij staan.
Hij knikte maar wat en ze rende weg. Hij keek haar na, met dat rood vestje en zwart krulhaar. Hij zou gezworen hebben ... Verdomme die druppels.
Als er maar niks van komt, dacht hij. Er staat veel in de krant tegenwoordig, gelijk dat van toen dat jaar, in Keulen en zo. Thuis was er niemand nog aan wie hij dit kon vertellen. Met twee zouden ze er misschien wat om gelachen hebben. En als Chantal er was met drie.
Plots rillerig en stram stapte hij naar het café.
m – HiH-12/2016, bijgewerkt -
|