in naam van De Gezelligheid
In mijn schooljaren vond ik eindejaarsgeschenken zoeken een zware opdracht. Ik zag daar enorm tegenop. Een onmogelijke taak. Met de moed der wanhoop vooruit met dat juk, in naam van De Gezelligheid, terwijl ik verging van ellendigheid.
Degenen die toen hadden moeten/kunnen helpen, deden geen moeite. Op de vraag wat ‘wilt ge voor Kerstmis’, hadden zowel mijn pa als mijn ma als standaardantwoord : een goed schoolrapport. Dat zegden ze op een toon of er iets aan te verhelpen viel. Alsof ze niet wisten dat aan de wiskunde-kant weer alles in het rood zou staan. Rood zoals in bloed-zweet-&-tranen. Dat soort rood. Het is pas toen ik oud genoeg was om sarcastisch te antwoorden dat ze die flauwe kerstkeuze achterwege lieten. De laatste twee jaren thuis, eerder niet.
Dan was er een periode dat ik het al wat beter wist over wat en hoe en voor wie. Maar wat ik geschikt vond kon ik niet betalen want al mijn geld ging naar mijn studies. Mijn studieresultaten waren nu prima, maar het interesseerde hen niet meer. En wat ik kon betalen was niet geschikt. Ellendige eindejaar periodes waren dat. In naam van De Gezelligheid.
Dan was er een periode dat er weinig tijd was om geschenken te kopen. Toen moest ik alles nog raprap afhandelen, dan joeg ik mezelf zo op dat ik domme dingen kocht. Dat het domme dingen waren voelde ik al nog voor ik er mee thuis was, terwijl ik nog op de bus zat: dit is niet goed, en dat had ik niet moeten kopen. En dan begon ik aan al de rest ook te twijfelen. Die spullen waren dwaze zoenoffers aan De Gezelligheid.
Later was er de periode dat ik mijn zin kon doen. Ik had eindelijk én tijd én geld. ‘k Begon ruim intijds aan de kerstinkopen, zo half-november. En ik deed dat bij manier van spreken met de chequeboek in de hand. Of toch in mijn achterhoofd. Een zakdoek en een chequeboek waren mijn belangrijkste attributen. De zakdoek omdat ik gewoonlijk verkouden was in die periode. Dure offers heb ik toen gebracht. De cadeaus waren meer geschikt, en beter gekozen. Maar of dat veel bijbrachten aan De Gezelligheid weet ik niet, wanneer iemand tussen twee gangen gaat zitten snurken in de zetel. En telkens was er die claustrofobische sfeer. De verplichte sfeerverlichting, de open haard, het opgewekt gekwek over lekker en knus terwijl de afwas zich weeral opstapelde. Dan wenste ik dat ik 1000 mijlen ver weg was. Zeemijlen.
Kort daarop is het me gelukt. Zes jaar na mekaar is het me gelukt op zee te zijn tijdens de maand december, telkens een kleine ‘ping’ van opluchting: wat een geluk dat ik niet thuis ben want in België bracht december voor mij enkel terneerdrukkende verplichtingen en stress.
m, doet er al jaren niet meer aan mee – HiH-12/2016, bijgewerkt -
|