mijn laatste rebellie
'k Was op weg van de tentoonstelling in het Centraal Station naar de grote busterminal op de Rooseveltplaats. 't Was dat akelig uur, het begin van de schemer, de namiddag is ten einde en de avond is nog niet begonnen. Het was koud en mijn vingers waren aan het verkleumen omdat ik voor dat eindje stappen mijn handschoenen niet aangetrokken had. Dat zal me leren, denken dat ik nog 40 ben.
In dat stukje Gemeentestraat moet men zo al opletten, dus ging ik daar niet mijn tas opentrekken om er mijn handschoenen uit te halen. Geen sprake van. Zo straatwijs ben ik al wel geworden. Een beetje sneller doorstappen dan maar.
Aan de bushalte stond al flink wat volk, in een dichte halve cirkel gegroepeerd, omdat op die perrons niet echt veel plaats is. Ik zocht een plekje aan de voorste tip van die halve cirkel. Daar stond ik te snuffen van de kou. Omdat ik eerst een zakdoekje uit mijn tas moest vissen had ik natuurlijk de buskaart niet in gereedheid.
De bus komt toe, stopt een meter of wat verder dan gewoonlijk en daardoor stond ik plots eerst. Achter mij was een beschaafd aandringen om voort te maken, want het was koud. 'k Stap de bus op en een beetje buiten adem plof ik neer in het stoeltje achter de chauffeur. Toen moest ik in mijn tas mijn rood mapje beginnen zoeken. Daarin zit de buskaart.
En ineens was ik zo moe en ellendig van de koude oren omdat ik het in de namiddag niet nodig gevonden had mijn hoedje op te zetten, van de snufneus, omdat ik geen serieuze zakdoek bijhad, enkel die papieren vodjes, van de verkleumde vingers omdat ik had lopen dromen ipv intijds mijn handschoenen aan te trekken. En ik dacht flut-&-foert met die buskaart. Want als ik nú met koude handen in mijn tas begin te rommelen laat ik gegarandeerd vanalles vallen. 'k Zal eens zwartrijden zie ... ze mogen al eens iets terug doen voor alle kou die we hebben geleden in dat jaar dat we geen bushokje hadden in Ekeren, 't zou al moeten lukken dat er control ... (en andere drogredenen).
En wat zienik : grijze anoraks, buscontroleurs. De oudste van de twee -of waren het er drie?- loopt onmiddellijk door naar de achterste deur. De jongste van de twee blijft vooraan en vraagt mijn betaalbewijs. 'k Werd denkelijk rood tot aan mijn haarwortels. Want een controleur kan natuurlijk gedachten lezen. Van op afstand. "Ik wacht tot de grootste drukte voorbij is, Meneer" piepte ik met een vaag gebaar naar de gele betaal automaat en ik verwachtte dat hij me van de bus zou gooien in pek-&-veren. Niet omdat ik iets gedaan had, maar omdat ik het gedurende één seconde van plan geweest was. De controleur knikte eens geruststellend. Hij legde zijn hand op mijn schouder zo van : doe maar rustig, medammeke. En hij ging verderop iemand anders een hartstilstand bezorgen. Dat was de laatste keer dat ik iets rebels van plan geweest ben.'t Is gewoon niet meer van mijn leeftijd.
m – EZW-03/2011, HiH-05/2017, bijgewerkt -
|