met ‘t logeetje in ‘t cafeetje
Het was een buurtcafeetje op een hoek (in Ganshoren) met heel veel daglicht & uitzicht en met een heel gevarieerd cliënteel. Sultan was één reden waarom ik er naartoe trok. Jerom kon dan eens zot doen en Sultan ook.
En waarom tussen 17h & 18h, omdat er dan twee, soms drie Oma's waren met hun kleinkinderen. De twee honden hielden de kinderen efkes bezig. Het duo Sultan & Jerom was een kijkspel, een tijdelijk toemaatje.
Er waren twee scholen in die buurt. De Oma's haalden de kleinkinderen af, maar het was de moeite niet om naar huis te stappen, boekentassen uit, jassen uit, schoenen uit ... Tegen de tijd dat ze bij Oma aangekomen waren en de kinderen ontdaan waren van hun bepakking, moest alles al weer aan, omdat de papa of de mama ging toekomen en toeterde vanwege geen parkeerplaats. Daarom werd afgesproken in het cafeetje. Omdat het vlakbij de scholen was. En omdat er parkeerplaats was voor de ouders.
Ondertussen hadden de Oma's er gezelschap aan mekaar en de kinderen ook. En wij stamgasten, wij vonden de kinderen plezant. Wanneer er eentje verjaarde kregen alle aanwezigen een snoepje, zoals de kindjes van hun klas. De Oma's brachten al eens cake mee ... een buurtcafeetje dus. En voor Jerom en mij heel aantrekkelijk tussen 17h&18h.
Het drinkwater van Jerom & Sultan was een bezigheid voor de kinderen, een bekommernis eigenlijk: de drinkbak van Sultan was te hoog voor een kleine York. Daarom kreeg Jerom elke dag een klein potje water naast de drinkbak van Sultan. De kinderen moesten aan dat potje denken want wij 'vergaten' dat hé. En wie van hen mocht die dag het potje plaatsen? Daarover onderhandelden zij dan.
Sultan veegde dat 'speelgoedpotteke' in één lik leeg natuurlijk. En meestal gooide hij het potteke nog omver ook! Zeer luide verontwaardiging bij de kinderen, dat een grote loebas het spul van een kleine ... Die situatie kenden ze blijkbaar van op school.
Toen Jerom na veertien dagen niet meer kwam, vonden ze dat jammer. Sultan ook. Die kwam dan me dan eens besnuffelen van, awel? ... waar is die kleine ? Na een paar keer hadden wij terug een begroeting als vanouds, zonder gekwispel.
Zelf vond ik het ook jammer. Die kleine Jerom was ik al goed gewend geraakt. En hij mij. Denk ik. Hoop ik.
m – EZW-01/2012, HiH-05/2017 - nagekeken
|