al fietsend het beleid in
Politiekers ken ik niet en misschien is dat ook beter voor hen. 'k Zou hen toch maar aan het hoofd zeuren over losliggende stoeptegels of vragen tot wie ik me moet wenden ivm fietspaden of zebrapaden en jammeren dat er na zes maanden nóg niks aan de vijver of de hondenwei gedaan werd en dat het nu al de derde winter op rij was dat de sneeuw niet geruimd werd op de voetpaden van de sociale wijk hier rechtover en hoe het komt dat brandweer en hulpdiensten NOG ALTIJD verloren rijden in die wijk. De pizzajongens kennen er de weg wel!
Nee, een politica of politicus zou aan mij niet veel gezelligheid beleven. Betrokkenheid vinden ze oké -wanneer en indien en zolang het hen schikt- maar mijn naarstigheid zou al gauw tegensteken denk ik. Een dochter van mijn zus Laura heeft dat soort ijver ook. Toen Lien twaalf was, zag ze op een ochtend in juli dat aan het begin van de straat het bord SPELENDE KINDEREN nog altijd niet geplaatst was. Ze maakte rechtsomkeer, toog naar haar moeder en vroeg ernstig of zij soms wist waarom het zomerbord er nog niet stond. Nee, dat wist Laura niet.
- En de zomervakantie is al drie dagen bezig!
Dát wist Laura wel : ze had al drie dagen haar vier kalibers voltijds in huis. Zo nog gedurende ongeveer twee maanden.
- Ga het eens vragen aan de burgemeester, zei Laura. - Goed, zei Lien en ze beende de keuken uit. - Wacht Lien! Wacht efkes, het is zaterdag. Dan is hij niet op het gemeentehuis. - Waarom niet? vroeg Lien. - Omdat het zaterdag is Meisje. - Oh? Dan ga ik naar zijn huis, zei ze opgewekt. - Weet ge waar hij woont?
Nee dat wist Lien niet.
Laura droogde haar handen af, viste ergens een folder van tussen en las het adres voor. Lien kende die straat en fietste naar het huis van de burgemeester. Ze belde aan en Het Beleid hemzelve deed open.
Ze kwam met een vraag en ze mocht binnenkomen om gehoord te worden. Het gebeurde wel aan een terrastafel en de burgemeester was zoals haar pa in onderhemdje en de grasmachine luisterde mee maar dat deed niks af aan de ernst van de situatie.
Haar vraag werd genoteerd en hij zou zorgen dat het in orde kwam. Hij zei niet dat hij zou zien wat hij kon doen, hij zei dat hij 'zou zorgen dat het in orde kwam'.
Lien fietste naar huis. Haar koperkleurig kopke moet er feestelijk uitgezien hebben in de zon. - Hoe is het gegaan? vroeg Laura. - Goed. Hij zal zorgen dat het in orde komt. En hij heeft zijn telefoonnummer gegeven. Voor als er nog eens iets is. - Zijn telefoonnummer hebben we toch? zei Laura. Lien gaf haar het papiertje terwijl met haar andere hand haar schoen stond los te wrikken. - Het is zijn GSM-nummer, zei ze, alsof dat vanzelfsprekend was.
In de loop van de week stond het bord er.
Het GSM-nummer van de burgemeester heeft nooit moeten dienen, is nooit van pas gekomen. Maar hij zou nu, een aantal jaren later, zo’n mondige jongedame wel in zijn jeugdwerking kunnen gebruiken.
m – EZW-05/2012, HiH-05/2017, bijgewerkt -
|