vergeten te kussen
Het was hoogzomer. Ergens eind jaren '90. Een nichtje van LM had de mensheid verrijkt met een nieuw exemplaar en daar horen een aantal geplogenheden bij, zoals kraambezoek en bloemen. En kussen.
Opzij bij Abies kon ik in de schaduw parkeren en binnen kocht ik een boeket witte rozen, op lange stengel. Want zij heeft daar een vaas voor. Omdat ik de auto in de schaduw wou laten staan, ging ik het eindje naar de kliniek te voet met het boeket in mijn arm. Waar ik niet aan gedacht had was dat de bloemen uit de koelkamer kwamen en eens buiten sloegen ze tilt van de warmte, ook al liep ik aan de schaduwzijde van de baan. De overgang in temperatuur was te plots geweest. Eer ik gezien had dat de bloemen onwel waren geworden, was ik al op de hoek van de straat. Op slag hield ik het boeket ondersteboven om het sap weer naar de koppekes te doen stromen. Futiel gebaar, maar als beetjes konden baten ... Helaas, de overgang was echt te bruusk geweest.
Wat moest ik nu doen? Andere bloemen gaan kopen? Nee, die zouden ook een appelflauwte krijgen. Bezorgd en in gedachten stak ik het zebrapad over. Daar remde een auto. Vlak tegen de bloemen. ’k Keek naar het stoplicht, het was wel degelijk groen voor de voetgangers. ’k Keek naar de chauffeur. De patser haalde zijn schouders op en ging zitten wegkijken. Het koud zweet brak mij uit. Wat als … ? Er was geen mens op straat te bekennen, er waren geen andere wagens. Wat als die patser me aangereden had? Hij zou doorgereden zijn, zo verstoord keek hij, omdat ik bij groen licht dierf loslopen op een zebrapad.
In de kliniek verwachtte ik koelte. Die was er niet. Er was zelfs geen ventilatie. Enkele bezoekers sleften naar de lift, op weg naar hun dierbare. Het personeel aan de receptie zat te smelten achter glas.
In de kamer van de gelukkige moeder ging het er ook niet blij aan toe. Ze lag bezweet en ongemakkelijk op haar bed en vroeg onmiddellijk of ik de fles water kon open krijgen voor haar. De bloemen gingen op de tafel en ik zorgde voor water. Voor de moeder en voor mezelf. De zonnewering was neergelaten maar dat bracht niet echt verkoeling. De zon stond al van ’s morgens naar de voorgevel te grijnzen en in elke kamer lag of zat iemand te stoven. Behalve deze boreling, zij vond alles tussen de 35° en de 37° blijkbaar prima.
- Hoe vind ge haar? zuchtte de nieuwe mama.
Ik zette een kus op mijn wijsvinger en legde die voorzichtig op een teentje. Met een klein bewegingkje nam het teentje mijn welkom in ontvangst.
- Schattig, zei ik. Ge verwacht nog volk, wees ik naar de glazen. - Straks hebben we babyborrel, zei ze. JF is een ventilator gaan kopen. - Een babyborrel hiér ? Met dit weer? - Ge blijft toch ook ? slikte ze. - Nee meiske, daar had ge niet op gerekend, zei ik.
En ik ook niet, dacht ik erbij. JF kwam binnen met een enorme doos. Daarin zat een ventilator op voet. Als er nu maar geen verlengdraad nodig is, hoopte ik in stilte. De draad was lang genoeg. Er viel eens iets mee die dag. Terwijl ik de doos onder het bed schoof mompelde JF iets van blij mij te zien. Het was te warm om blij te zijn en zeker te warm om in zo’n kleine kamer te babyborrelen. Ik moest daar weg eer de anderen kwamen.
Ik nam afscheid met de belofte dat ik twee weken later zou bellen, en wuifde met twee handen. Op de gang bedacht ik dat ik beter met de trap naar beneden zou gaan. En wie had dat gedacht, in de trapkoker was het fris. Terwijl de deur van de traphal zachtjes dicht zoefde, hoorde ik het gezelschap uit de lift stappen. Ontsnapt! Ik was intijds ontsnapt. Van opluchting ging ik op de bovenste trede zitten verkoelen.
Buiten, opnieuw in de hitte, viel mijn cent dat ik de jonge ouders niet gefeliciteerd had en dat ik hen geen drie kussen gegeven had.
Twee weken later hebben we dat in orde gebracht. Op een frisse ochtend in september, met opnieuw bloemen op lange stengel. Want zij heeft daar een vaas voor.
m – HiH-12/2016, bijgewerkt -
|