In 1957.... ik was nog 34, zou dat jaar 35 worden ...had ik eindelijk mijn 'vaste stekkie' gevonden, iets, waarop de jonge mannen in die tijd nog hoopten als hun eindbestemming. Een goede, vaste positie met carriëremogelijkheden en oplopende salarisschalen over een redelijk lange periode, zodat de plezierige spanning van het 'elk jaar wat vooruitgaan' erin bleef.
34 was toen al 'oud'. Eigenlijk moest je met je dertigste al binnen zijn in zo'n soort baan. En het rijk nam niet graag mensen aan, ouder dan dertig jaar. 34 was dus 'kantje boord'. Maar goed: ik was binnen.
Maar was ik ook 'geestelijk' binnen. In mijn innerlijk woedde een 'kaalslag'. Ik was helemaal aan het eroderen, aan het 'uitspoelen', aan het afkalven, wat mijn geloof betreft.
De harde maatschappij, die je soms opeens zonder 'dank je' aan de kant schoof....het staag groeiende gezin...mijn vrouw, die niet sterk was en toch met haar 28ste al moeder was van vijf kinderen: het was allemaal zó uitputtend. Onze humeuren leden eronder. We hadden nare ruzies, die wij dan wel uitkibbelden op bed. De kinderen merkten er dus niets van, nar wij dachten... Later hebben wij wel vernomen, dat ze terdege aanvoelden, dat er iets fout zat. ...en ook was er een klimaat om ons heen van een orthodoxe kerk in een kleine plaats, waar weinig van uitging.
Innerlijk dorstten en hongerden wij naar iets nieuws, een nieuwe impuls. In de kerk waren de predikingen keurig 'christocentrisch', maar er ging zo weinig van uit, dat wíj nu eens 'de handen uit de mouwen moesten steken'. Ik kreeg de indruk, dat 'het allemaal van Jezus moest komen' en dat er helemaal nergens een taak voor óns lag. Ach; de dominee en de prediking hadden beter verdiend. Maar de grond van ons zieleleven was zo uitgedroogd, zo aan het verstuiven, dat de prediking voor mij althans geen weerklank vond in mijn hart.
De kinderen groeiden en groeiden maar. In 1957, toen 'de donkere wolken' zich al meermalen ontladen hadden in felle verbale conflicten, veroorzaakt door een 'helemaal op elkaar uitgekeken zijn', waren die kinderen ook nog eens van 6 tot 12 jaar. En vooral vroeg-puberende Jaap veroorzaakte veel kopzorg.
En toch, terwijl de gietregens over ons huwelijk neerplensten, terwijl zelfs het woord 'echtscheiding' al eens viel.... maar dat was , gezien de tijd en gezien het kindertal ondenkbaar. ...ritselde er toch al iets van hoop.
Betty ging in 1955 naar een Billy Graham-manifestatie in het Feyenoordstadion. Ze kwam terug, vol blijde verhalen. Ze hadden zó gezongen in de bus, met de hele vrouwenvereniging.
En in het stadion was iets heel ongewoons gebeurd. Een man was opgestaan en had opeens heel lelijke dingen geroepen, geschreeuwd eigenlijk: over Jezus. En toen was er een andere man opgestaan, die geroepen had: "Wijk satan ...in de naam van Jezus". En de schreeuwer was stil gaan zitten en was later, bij de 'altar call' naar voren gegaan.
Daar kwamen die vrouwen in de bus niet over uitgekwebbeld. Zoiets had niemand ooit gezien.
Ik luisterde bevreemd. Maar daarna gingen de slopende ruzies gewoon weer door.
De volgende keer vertel ik, hoe wij er langzaamaan uitkwamen. Maar u, die misschien soortgelijke ervaringen hebt, houdt u maar vast aan dat campagneliedje, dat mijn vrouw nog dagenlang zong: "Jezus is een machtige Heiland. Hij helpt overal door".
En ook zong ze toen veel: "Er zijn geen grenzen aan Jezus' macht..."