Daar waren we dus in Gaborone om in een groot hotel aanwijzingen te geven voor de efficiency en voor alles, wat zich zoal in een hotel afspeelt op organisatiegebied.
De eerste dagen natuurlijk overal zoeens aan snuffelen. Een stortvloed van indrukken uiteraard.
Daar was bijvoorbeeld de verhouding met Zuid-Afrika. Het was volop apartheidtijd nog en in Europa was de algemene opinie dat de republiek Suid- Zfrika en de 'frontlijnstaten', Botswana, Zimbabwe, Mozambique, Zambia 'tot de tanden gewapend' tegenover elkaar stonden, met zo weinig mogelijk contacten. Maar we keken Zuid-Afrikaanse t.v. en er waren uitvoerige handelscontacten. De grens was heel levendig met veel verkeer over en weer. Dat is me later nog dikwijls opgevallen, hoe ánders het nieuws overkomt, naarmate je er verder van af zit.
Het werk was overrompelend. En na enkele dagen moesten Betty en ik al weer tijdelijk verkassen naar Francistown, eigenlijk een grotere stad dan Gaborone. Maar om staatkundige redenen had men besloten, in het minder welvarende zuiden een nieuwe hoofdstad te bouwen, om deze streek wat op te tillen. 'Francistown had alles al'.
En laat ik nu toch in Francistown, helemaal in de tropen, meer kou geleden hebben dan in Gaborone, op de zuidelijke keerkring gelegen. We hadden in Fr. een airco, die zowel warme als koude lucht kon blazen. En nauwelijks daar; felle, koude regen en de 'airco'op warm. Het is allemaal zo anders in het verre buitenland dan je je voorstelt.
We hoopten in Botswana ook Bosjesmannen te ontmoeten, waarover in allerlei boeken zo veel werd geschreven. Maar eigenlijk waren 'zuivere oer-bosjesmannen' niet meer te vinden. Ze hadden zich te veel vermengd. Kennissen van ons hebben er in het diepste van de Kalahari nog op 'gejaagd', maar een echte bosjesman, die de kunst nog verstond om dagenlang achter een met giftige pijlen getroffen neushoorn aan te jagen en dan, na eindeloos geduld, het stilstaande, stervende beest de genadeslag te geven....nee; ze hadden de kunst van 'vergiftige pijltjes maken' verleerd. Alles was anders.
Ik maak echter de stukjes dagboek niet te lang. Ik houd het maar op september. We gingen kerken in de Anglicaanse kerk, waar we elke zondag een high-mass bijwoonden. Eerst was dat wel indrukwekkend, maar het ritueel was elke week hetzelfde. Later legden we ook contacten met gemeenten, die wat meer binnen ons gewenningspatroon lagen.
We leefden als koning en koningin. De was werd gedaan. In 'the Cattlepost'elke morgen en middag ontbijt en lunch. In ´the Brigadier´elke avond een vorstelijk diner met life music. Zwemmen in het zwembad van een ander hotel, want zo´n voorziening had ons hotel niet.. Een auto ter beschikking. In Zimbabwe waren we al in de watjes gelegd. Maar híer !!!
Achteraf ben ik met deze ervaring in ons vlakke bestaantje ervóor en erná wel blij. Begrijp me goed: 'vlak'was ons leven niet en zal het nooit worden. Maar zó geknuffeld worden; ach zo eens éen keer zo'n periode is wel goed om je later te herinneren.
En toch....en toch....goed; dat vertel ik wel in mijn relaas over oktober.
Daag Ger
|