In de catacomben van Nooitgedacht was gisteren Gert Verhulst aan de beurt. Ik kan het niet laten even stil te staan bij zijn verzuchting: 'Er moet toch iets zijn na onze dood anders heeft ons bestaan geen enkele zin.'
Mij is het een raadsel waarom mensen niet voldoende reden vinden om een 'zinvol' leven te leiden in het leven zelf, in hun ervaring van zichzelf, de natuur en de medemens. Waarom heb je de wensdroom van een nabestaan in de eeuwigheid nodig om bepaalde keuzes te maken: wie geen vervulling vindt in de daad zelf en de zichtbare gevolgen, zal ze vergeefs zoeken in een gedroomde doelstelling. Tenzij de wensdroom op zichzelf al volstaat: terugkeren in een ander organisme, meestralen in de stralende nabijheid van een goddelijk wezen, 70 ongerepte maagden - het zijn allemaal verrukkelijke fantasieën en als je leven hier eentonig of deprimerend is dan haal je uit deze droombeelden inderdaad enige troost. In wezen staat het iedereen vrij om te dromen wat hij of zij verkiest.
Iets anders houdt mij meer bezig: het commerciële succes van Samson en Gert en hun Studio 100. Gert Verhult heeft het zelf al heel terecht opgeworpen, met name in Nachtwacht : 'Waarom verwijt men ons dat wij kinderen exploiteren en heeft men dit nooit gedaan met Walt Disney?'
De kritiek zal ongetwijfeld met afgunst en typisch Vlaamse bekrompenheid hebben te maken: iedereen wordt weggemaaid die zijn kop eventjes boven het gras uitsteekt.
Niettemin is er een nieuw fenomeen opgedoken vergeleken bij onze jeugd in de jaren 1950 en 60. Wij zagen de Disneyfilms in de bioscoop of later op tv maar werden niet bekoord door allerlei Disneygadgets.
De merchandising is een verschijnsel van de laatste 20, 25 jaar en wanneer ze gericht is op volwassen consumenten lijkt er niets aan de hand als we even vergeten hoe vaak mensen in de problemen komendoor te kopen op krediet: de veronderstelde wijsheid en zelfbeheersing zijn ook bij volwassenen in vele gevallen ver te zoeken.
Maar als de verborgen of duidelijk zichtbare verleiding het gemunt heeft op kinderen dan staan we toch voor een morele afweging om twee redenen: via de kinderen worden de ouders bewerkt, ook de ouders met een bescheiden inkomen; en op het niveau van de kinderen zelf zien we een mechanisme van uitsluiting net als in het geval van de merkkledij.
Afhankelijk van de mode hoort een kind zonder pennenzak of boekentas van Samson of Pocahontas er niet bij: het wordt bekeken als een minderwaardig schepsel, een loser.
De psychologische gevolgen kunnen ernstig zijn: een kind dat zich uitgesloten voelt, kan daar een trauma aan overhouden en zal dikwijls minder presteren op school en voor de rest van het leven littekens in zich dragen.
Mocht deze commercialisering een seksuele inhoud hebben dan zouden we spreken van pedofilie en onze verontwaardiging zou leiden tot een heftige afwijzing en veroordeling.
Nu gaat het enkel om handel drijven en dan moet alles kunnen: kinderen moeten een eigen rekening kunnen openen, moeten inspraak krijgen thuis, op school etc
Het bovenstaande klinkt zeer moraliserend maar ik voel mij er dan ook bijzonder ongemakkelijk bij:
waarom gedragen we ons zo toegeeflijk tegenover commerciële verleidingen?
Om te beginnen heeft het met een introductie in de cultuur van hebzucht te maken: ik ben niet wie ik ben maar ik ben wat ik heb. Zo installeert men reeds op heel jonge leeftijd een waardenpatroon: het ultieme doel in het leven is zoveel mogelijk bezit te verwerven en zich door dat bezit van de anderen te onderscheiden, niet door gewoon anders te zijn maar door de anderen te overtreffen. Ten tweede ontstaat de gewoonte om iedereen te stigmatiseren op basis van uiterlijkheden: jij bent o.k. want jij draagt de geschikte kledij of jij bezit het juiste voorwerp, en die andere is niet o.k. want die loopt er anders, goedkoper en dus minderwaardig bij.
Een van de grootste paradoxen van onze tijd is de vaststelling dat de opmerkelijke sprong voorwaarts inzake welvaart sedert de jaren 1960 niet geleid heeft tot een even sterke toename in het welbevinden of het welzijn: onze burgers zitten vandaag niet beter in hun vel dan 50 jaar geleden.
Zou dit niet afgezien van de ontoereikendheid van elke levensvorm de inherente onbevredigbaarheid van het menselijk verlangen het gevolg kunnen zijn juist van die eenzijdige nadruk op welvaart, op toegenomen bezitsverwerving en consumptie?
De ouderwetse dichter Prosper van Langendonck schreef in zijn eertijds beroemde gedicht En verre tochten gaan en zullen gaan dit vers:
vervulden wens baart nieuwen wens en t kan niet stille staan.
De meeste dingen die wel voldoening schenken zijn in principe gratis: liefde en vriendschap, de schoonheid van de natuur, het plezier van het sportieve bewegen, de zelfexpressie in kunst en andere creatieve bezigheden, het uitvoeren van rituelen in de ervaring van gemeenschappelijkheid.
Dit is geen pleidooi tegen de economie: zonder economie vallen alle zogenaamdhogere levensvormen in duigen. Wel gaat het erom kinderen van jongs af aan te leren kiezen: meer is niet altijd meer, integendeel: net zoals in de kunst is minder vaak meer meer intensiteit, meer verrassing en voldoening. De gewoonte slijt alles af, wat als vanzelfsprekend wordt ervaren verliest zijn wonder en verwondering: wie staat er nog bij stil dat het een dagelijks mirakel is dat Bach en Brel onze huiskamer binnen komen alsof ze in leven zijn endat allemaal via wat koperdraad?
Ben je even blij met je honderdste cd als met je eerste? Tintelt je buik even intens bij de duizendste kus als bij de allereerste? Het duurbare is schaars omdat ons vermogen tot intensiteit nu eenmaal beperkt is: we kunnen geen 100 boezemvrienden hebben en evenmin smoorverliefd zijn op 1 000 partners tegelijk.
Toch is het precies dit vermogen tot intensiteit dat onze waarde bepaalt: hoe innig kun je genieten van een bloem in de tuin, van bloeiend onkruid in het veld, van het licht op een kanaal of vijver?
Vandaar mijn onbehagen bij Gert en Samson en hun buitenlandse collegas zoals Walt Disney: brengen zij onze kinderen de verwondering bij, het gevoel iets unieks mee te maken of bereiden zij de afstomping voor, de zure houding van nooit genoeg?
Een verstandige opvoeder zal hierin een keuze maken: leve de sprookjes die de verbeelding prikkelen, weg met de gadgets die kinderen misvormen tot hebzuchtige monstertjes.
Het lijdt geen twijfel dat de anti-tabakbeweging uiteindelijk haar slag thuis zal halen, ze speelt immers in op de meest fundamentele van onze angsten: de angst voor de dood. Hier tegenin gaan is weinig eervol: op een verslaving kan men bezwaarlijk trots zijn. Die basismotivatie leidt wel tot bedenkelijke argumenten zoals dit zinnetje van de bekendste tabakinquisiteur van Vlaanderen, Roger Blanpain: 'Voor de klant(van de horeca) verhoogt blootstelling van een half uur aan tabaksrook het risico op een acuut hartinfarct.'
Mij is het een raadsel hoe men zoiets wetenschappelijk onderzoekt en als ik de gedreven professor op tv bezig zie denk ik vaak: 'Je een halve minuut zo kwaad maken, leidt ooit nog tot een fatale hartaanval.'
Ter vergelijking: heeft men al wetenschappelijk onderzocht hoeveel mensen sterven door de inademing van roetdeeltjes en fijn stof? In het bijzonder in de steden en agglomeraties en langs drukke verkeersaders? Heeft dit geleid tot een verbod in de bebouwde kom voor zwaar vervuilende wagens? Is het trouwens ethisch verantwoord om dit soort wagens überhaupt - en ik gebruik opzettelijk een Duits woord ter attentie van Mercedes, Porsche etc - te bouwen voor particulieren: is snobisme op dit terrein louter een persoonlijke eigenaardigheid of een aanslag op natuur en samenleving?
Ten slotte: als men zo overtuigd is van de dodelijke gevolgen van actief en passief roken, waarom wordt tabak dan niet bij de harddrugs gerangschikt en totaal illegaal verklaard? Primeert als puntje bij paaltje komt dan toch de economie en niet de gezondheid?
Mij doet het denken aan de verstrengde wapenwet voor particulieren - waar op zich veel voor te zeggen is - terwijl de internationale wapentrafieken quasi ongemoeid hun gang mogen gaan. Eén dode bij ons is natuurlijk zoveel verschrikkelijker dan 10 000 in een ver buitenland.
Een perverse omkering van de bekende slogan: 'Think locally but don't act globally'. Angst inspireert niet tot consequent denken.
Als syndicalist voel ik me sterk uitgedaagd door de opeenvolgende stakingen van OVS, de onafhankelijke bond van treinbestuurders.
Gaat dit nog om vakbondsacties of om louter corporatisme dus puur eigenbelang zonder enige maatschappelijke verantwoordelijkheid?
De treindbestuurders beschikken over een uitzonderlijke machtspositie: zonder hen kan geen trein rijden. Daarom komt een lichtzinnig gebruik van het stakingsrecht bij de treingebruikers en de toekijkende bevolking over als een vorm van chantage en machtsmisbruik.
Stakingen moeten voelbaar zijn om effect te sorteren, dat leert de geschiedenis, maar kan men elk intern conflict binnen een bedrijf - zeker als het gaat om een bedrijf van openbare dienstverlening - aangrijpen om mensen die bij het conflict zelf niet betrokken zijn, te 'gijzelen'?
Zelfs met een gerechtvaardigd eigenbelang dient men toch nog enig respect op te brengen voor de slachtoffers van zijn acties. Bovendien ondergraaft men de betrouwbaarheid van het eigen bedrijf: alle inspanningen van de overheid en van milieubewuste organisaties worden ondermijnd door willekeurige sabotage van het openbaar vervoer.
Mocht het gaan om urgente problemen die wijzen op uitbuiting of miskenning van elementaire arbeidsrechten, dan kan men deze acties nog door de vingers zien en het is ook niet zo dat de directie van de NMBS helemaal vrijuit gaat: de aanwerving van extra treinbestuurders heeft al te lang geduurd.
Maar verantwoordelijke mensen wegen de ernst van hun frustraties af tegen de ernst van de gevolgen alvorens actie te ondernemen.
OVS is een kleine organisatie met een zeer kleine geest: zij beschadigen in ernstige mate het prestige van het syndicalisme.