Het verwondert mij dat Paul De Knop, hoofd van het gemeenschapsonderwijs, een incident nodig heeft gehad om te wijzen op de moeilijke omgang van het katholiek onderwijs met een pluralistisch Vlaanderen. Een debat ten gronde over dit onderwerp zal wellicht nooit bevredigend zijn. De reden is te zoeken bij de alles vervalsende hypocrisie die van beide kanten komt: zowel van katholieke bestuurders als van andersdenkende participanten, ouders en leerkrachten.
Een enquête uitgaande van de Guimardstraat zelf, nog ten tijde van de voorganger van Mieke van Hecke, heeft duidelijk gemaakt dat slechts 15% van de ouders voor het katholieke net kiest omdat het katholiek is, 85% doet dat om andere redenen zoals de bereikbaarheid, de verondersteld superieure kwaliteit etc
Andere cijfers: ruim 70% van de Vlaamse jeugd gaat naar een katholieke school, maar het is lang niet meer zo dat 70% van de Vlamingen katholiek is. De huidige verhoudingen zijn toe te schrijven aan de voorgeschiedenis, aan de tijd dat scholen werden opgericht door de katholieke zuil in een overwegend christelijk Vlaanderen.
Deze toestand is stabiel gebleven juist vanwege die hoger genoemde hypocrisie.
Een bekend voorbeeld is de Antwerpse burgemeester Janssens die zijn kinderen naar een katholiek college heeft gestuurd nadat hij daar een affiche zag uithangen waarop een debat met onder meer Jaap Kruithof werd aangekondigd, dus zo enggeestig kon die school niet zijn.
Zo vindt iedereen wel een smoes om niet consequent te zijn, men speelt mee in een theater omdat men van oordeel is dat het er blijkbaar niet echt toe doet: een kind van vrijzinnige of andersgelovige ouders zal wel 'niet dood gaan' van een paar lessen katholieke godsdienst. En in de katholieke scholen wordt tenminste opgevoed, er worden nog regels gesteld, hoor je vaak zeggen. De oproepen om opnieuw een schooluniform in te voeren passen perfect in dit kader: ouders voelen zich niet bij machte zelf nog paal en perk te stellen aan het gedrag van hun kinderen, dus moet de school het maar oplossen, desnoods met de reactionaire methodes van de 'goeie ouwe tijd'.
En zo kan het katholieke net een gedoogbeleid doorvoeren: iedereen is welkom als die maar 'loyaal' is tegenover het 'eigen pedagogisch project' van de katholieke scholen. Wat die loyaliteit in concreto betekent verschilt van school tot school afhankelijk van de ruimdenkendheid of bekrompenheid van de directie.
Zo werden op onze school jonge leerkrachten ondervraagd over hun privé-leven, onder meer over hun al dan niet ongehuwd samenwonen, werden gescheiden leerkrachten geïntimideerd en werd De Morgen verboden als didactisch leermiddel. Jarenlang heb ik mijn leerlingen van het laatste jaar de opdracht gegeven zelf een weekoverzicht te presenteren van de actualiteit op basis van 4 of 5 Vlaamse kranten. Merkwaardig genoeg kwamen er nooit protesten tegen het liberale Het Laatste Nieuws, wel telkens weer tegen De Morgen die als anti-klerikaal (en links) werd afgewezen door soms woedende ouders die bij de directeur een gretige medestander vonden. Toen ik een jaargenoot (samen met mij in 1973 afgestudeerd als germanist in Gent) die intussen directeur van een katholiek college in de Vlaamse Ardennen was geworden, daarover aansprak viel hij steil achterover: zijn college was in 1998 al meer dan 10 jaar geabonneerd op De Morgen.
Waarom wind ik mij zo op over al deze hypocrisie en dubbelzinnigheid?
Wat we ten allen prijze moeten zien te vermijden is een opvoeding die leidt tot onverschilligheid en cynisme. Daartoe lijkt het me noodzakelijk dat iedereen in het opvoedingsproces, opvoeder en opvoedeling, zichzelf kan zijn. Wie gedwongen wordt theater te spelen, leert het op de duur af om de dingen nog ernstig te nemen.
Het tegendeel van onverschilligheid is niet dat iedereen hetzelfde denkt, wel dat er nagedacht wordt in de hoop dat uit de schok der ideeën licht zal ontstaan. Het tegendeel van cynisme is niet dat iedereen militeert voor dezelfde partij of kerk, wel dat men een engagement uitdraagt.
Ik zal wel zeer naief zijn maar ik geloof nog steeds in 'de spontane frontvorming' en de noodzaak daartoe. Voorbeelden waren de anti-rakettenbetogingen uit de jaren 1980 toen je biddende nonnetjes in dezelfde stoet zag lopen als anarchisten en volgelingen van Che Guevara.
En vandaag vinden gelovigen en ongelovigen vinden elkaar in het protest tegen racisme en discriminatie, en in de strijd tegen uitsluiting, armoede en ecologische dreigingen.
Trouwens geen enkel geloof - afgezien van het fatalisme - ontslaat de gelovige van zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. Geen enkel geloof zegt dat men zich kan wentelen in de luxe en de sociale rechtvaardigheid kan overlaten aan een miraculeuze ingreep van hierboven. Elke godsdienst die een heilsleer verkondigt onderstreept de medeverantwoordelijkheid van iedere volgeling. Spontane frontvorming in de zin dat men een gemeenschappelijk doel nastreeft is dus niet zo bizar of absurd. De essentiële uitdagingen laten ons weinig keuze: de veiligheid, de gezondheid van deze planeet hangen van iedereen af, niet enkel van een groep uitverkorenen die toevallig over het juiste inzicht beschikken.
De oproep van Al Gore en van het IPCC, de recente winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede, is gericht tot de gehele wereld, niet tot 'ware' gelovigen of 'bevrijde' atheïsten.
Pluralisme vooronderstelt twee voorwaarden: dat men een eigen overtuiging heeft én dat men bereid is om samen te werken met anderen die er een verschillende overtuiging op na houden. Daartoe moet men de komende generaties opvoeden: tot eenheid in verscheidenheid.
Een Zuidafrikaans dichter schreef in het jargon van Kaapstad een gedicht met als refrein 'hul is just people', 'ons is just people': wij, zij zijn 'gewoon mensen'. Deze planeet zal overleven of ten ondergaan door mensen, niet door goden, engelen of duivels. Onverschilligheid en cynisme zijn in dat perspectief even dodelijk als fundamentalisme. Men zou beide zelfs kunnen omschrijven als het fundamentalisme van de ikzucht, van het afgestompte consumentisme.
Hoe kom je tot geëngageerde, niet-fanatieke jonge mensen? Door ze zelf te laten onderzoeken en nadenken en ze tijdens dat proces te begeleiden en voorbeelden aan te reiken. Ook daarom is verscheidenheid binnen het lerarencorps noodzakelijk: de leerlingen moeten kunnen zien en horen dat er binnen de school uiteenlopend wordt gedacht en geleefd en toch samengewerkt. Uiterlijke en innerlijke uniformiteit werken contraproductief: zij bevorderen het sektarisme en niet de verdraagzaamheid.
Opvoeden tot 'actief pluralisme' is uiteraard niet de gemakkelijkste keuze net zomin als pluralisme in de samenleving ooit gemakkelijk zal zijn: je moet voortdurend afwegen wat de essentie blijft en door iedereen aanvaard moet worden, en wat men kan overlaten aan het persoonlijk geweten. Zo kan je niet toegeven op essentiële mensenrechten en op de principes van een grondwet. Maar hoe, bijvoorbeeld, de scheiding tussen kerk en staat concrete vorm krijgt, zal van generatie tot generatie anders ingevuld worden. Zoals elke generatie meer of minder gevoelig is voor de vrijheid van meningsuiting: in onze jeugd (1950-1970 ongeveer) werd de bemoeizucht van de pastoors zeker in landelijke dorpen zonder meer geslikt. Vandaag steekt men letterlijk of figuurlijk een middenvinger op.
Frank Vandenbroucke heeft gelijk dat engagement in de kern draait om emancipatie: je leert mensen steeds meer voor zichzelf op te komen en voor zichzelf verantwoordelijk te zijn. Zelfbevrijding zonder besef van medeverantwoordelijkheid voor de rest van de wereld is zelfbedrog en een vorm van zelfbevrediging die nooit bevredigend zal zijn. Niemand die bij zijn verstand blijft, vindt de vrede op een eiland. De innerlijke vrede volgt uit een ervaring van verbondenheid: met de anderen van nu en vroeger en ooit, met de natuur en eventueel een 'hoger' wezen.
Daartoe moeten jonge mensen worden opgevoed, niet tot 'loyaliteit' aan een of andere kerk.
De tekst die ik vorige week over het katholiek onderwijs heb geschreven staat vandaag 11 december in Humo, maar hij bevredigt mij niet. Wellicht omdat het niet mogelijk is om over dit onderwerp een bevredigende tekst te schrijven. De reden is de alles vervalsende hypocrisie die van beide kanten komt: zowel van katholieken als van andersdenkenden.
Een enquête uitgaande van de Guimardstraat zelf, het hoofdbestuur van het katholieke net dus, heeft duidelijk gemaakt dat slechts 15% van de ouders voor het katholieke net kiest omdat het katholiek is, 85% doet dat om andere redenen zoals de bereikbaarheid, de verondersteld superieure kwaliteit etc
Een bekend voorbeeld is de Antwerpse burgemeester Janssens die zijn kinderen naar een katholiek college heeft gestuurd nadat hij daar een affiche zag uithangen waarop een debat met onder meer Jaap Kruithof werd aangekondigd, dus zo enggeestig kon die school niet zijn.
Zo vindt iedereen wel een smoes om niet consequent te zijn.
En zo kan het katholieke net een gedoogbeleid doorvoeren: iedereen is welkom als die maar 'loyaal' is tegenover het 'eigen pedagogisch project' van de katholieke scholen. Wat die loyaliteit in concreto betekent verschilt van school tot school afhankelijk van de ruimdenkendheid of bekrompenheid van de directie.
Zo werden op onze school jonge leerkrachten ondervraagd over hun privé-leven, onder meer over hun al dan niet ongehuwd samenwonen, werden gescheiden leerkrachten geïntimideerd en werd De Morgen verboden als didactisch leermiddel. Jarenlang heb ik mijn leerlingen van het laatste jaar de opdracht gegeven zelf een weekoverzicht te presenteren van de actualiteit op basis van 4 of 5 Vlaamse kranten. Merkwaardig genoeg kwamen er nooit protesten tegen het liberale Het Laatste Nieuws, wel telkens weer tegen De Morgen die als anti-klerikaal (en links) werd afgewezen door soms woedende ouders die bij de directeur een gretige medestander vonden. Toen ik een jaargenoot (samen met mij in 1973 afgestudeerd als germanist in Gent) die intussen directeur van een katholiek college in de Vlaamse Ardennen was geworden, daarover aansprak viel hij steil achterover: zijn college was in 1998 al meer dan 10 jaar geabonneerd op De Morgen.
Waarom wind ik mij zo op over al deze hypocrisie?
Wat we ten allen prijze moeten zien te vermijden is een opvoeding die leidt tot onverschilligheid en cynisme. Daartoe lijkt het me noodzakelijk dat iedereen in het opvoedingsproces, opvoeder en opvoedeling, zichzelf kan zijn.
Het tegendeel van onverschilligheid is niet dat iedereen hetzelfde denkt, wel dat er nagedacht wordt in de hoop dat uit de schok der ideeën licht zal ontstaan. Het tegendeel van cynisme is niet dat iedereen militeert voor dezelfde partij of kerk, wel dat men een engagement uitdraagt.
Ik zal wel zeer naief zijn maar ik geloof nog steeds in 'de spontane frontvorming' en de noodzaak daartoe. Voorbeelden waren en zijn de anti-rakettenbetogingen uit de jaren 1980 toen je biddende nonnetjes in dezelfde stoet zag lopen als anarchisten en volgelingen van Che Guevara.
Gelovigen en ongelovigen vinden elkaar in de strijd tegen racisme en discriminatie, en in de strijd tegen de ecologische dreigingen.
Trouwens geen enkel geloof - afgezien van het fatalisme - ontslaat de gelovige van zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. Geen enkel geloof zegt dat men zich kan wentelen in de luxe en de sociale rechtvaardigheid kan overlaten aan een miraculeuze ingreep van hierboven. Elke godsdienst die een heilsleer verkondigt onderstreept de medeverantwoordelijkheid van iedere volgeling. Spontane frontvorming in de zin dat men een gemeenschappelijk doel nastreeft is dus niet zo bizar of absurd. De essentiële uitdagingen laten ons weinig keuze: de veiligheid, de gezondheid van deze planeet hangen van iedereen af, niet enkel van een groep uitverkorenen die toevallig over het juiste inzicht beschikken.
De oproep van Al Gore en van het IPCC, de recente winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede, is gericht tot de gehele wereld, niet tot 'ware' gelovigen of 'bevrijde' atheïsten.
Pluralisme vooronderstelt twee voorwaarden: dat men een eigen overtuiging heeft én dat men bereid is om samen te werken met anderen die er een verschillende overtuiging op na houden. Daartoe moet men de komende generaties opvoeden: tot eenheid in verscheidenheid.
Een Zuidafrikaans dichter schreef in het jargon van Kaapstad een gedicht met als refrein 'hul is just people', 'ons is just people': wij, zij zijn 'gewoon mensen'. Deze planeet zal overleven of ten ondergaan door mensen, niet door goden, engelen of duivels. Onverschilligheid en cynisme zijn in dat perspectief even dodelijk als fundamentalisme. Men zou beide zelfs kunnen omschrijven als het fundamentalisme van de ikzucht, van het afgestompte consumentisme.
Hoe kom je tot geëngageerde, niet-fanatieke jonge mensen? Door ze zelf te laten onderzoeken en nadenken en ze tijdens dat proces te begeleiden en voorbeelden aan te reiken. Ook daarom is verscheidenheid binnen het lerarencorps noodzakelijk: de leerlingen moeten kunnen zien en horen dat er binnen de school uiteenlopend wordt gedacht en geleefd en toch samengewerkt. Uiterlijke en innerlijke uniformiteit werken contraproductief: zij bevorderen het sektarisme en niet de verdraagzaamheid.
Opvoeden tot 'actief pluralisme' is uiteraard niet de gemakkelijkste keuze net zomin als pluralisme in de samenleving ooit gemakkelijk zal zijn: je moet voortdurend afwegen wat de essentie blijft en door iedereen aanvaard moet worden, en wat men kan overlaten aan het persoonlijk geweten. Zo kan je niet toegeven op essentiële mensenrechten en op de principes van een grondwet. Maar hoe, bijvoorbeeld, de scheiding tussen kerk en staat concrete vorm krijgt, zal van generatie tot generatie anders ingevuld worden. Zoals elke generatie meer of minder gevoelig is voor de vrijheid van meningsuiting: in onze jeugd (1950-1970 ongeveer) werd de bemoeizucht van de pastoors zeker in landelijke dorpen zonder meer geslikt. Vandaag steekt men letterlijk of figuurlijk een middenvinger op.
Frank Vandenbroucke heeft gelijk dat engagement in de kern draait om emancipatie: je leert mensen steeds meer voor zichzelf op te komen en voor zichzelf verantwoordelijk te zijn. Zelfbevrijding zonder besef van medeverantwoordelijkheid voor de rest van de wereld is zelfbedrog en een vorm van zelfbevrediging die nooit bevredigend zal zijn. Niemand die bij zijn verstand blijft, vindt de vrede op een eiland. De innerlijke vrede volgt uit een ervaring van verbondenheid: met de anderen van nu en vroeger en ooit, met de natuur en eventueel een 'hoger' wezen.
Daartoe moeten jonge mensen worden opgevoed, niet tot 'loyaliteit' aan een of andere kerk.
Het is onmiskenbaar zo dat Leterme en Bart De Wever uiterst kritsch benaderd zijn door de franstalige journalisten en door die van de RTBF in het bijzonder. Maar dit is slechts het spiegelbeeld geweest van wat aan Vlaamse kant gebeurde met Waalse kopstukken als Millequet en Maingain - en vóór 10 juni met Elio di Rupo.
Door de tendentieuze berichtgeving aan francofone kant gelijk te stellen met de haatpropaganda van de Rwandese Radio Mille Collines heeft Leterme definitief bewezen tot waar zijn niveau reikt: dat van Vlaams stamhoofd en niet verder of hoger.
Stel je voor dat deze man als premier van België ons land moet gaan vertegenwoordigen in Centraal-Afrika? Als je geen onderscheid meer kunt maken tussen vooringenomenheid en spotlust bij ons en oproepen tot massamoord in het buitenland dan schort er iets aan je besef van verhoudingen. Wellicht is Leterme door sommige fans een martelaarsrol aangepraat en gaat hij hierin zo op dat hij na een Rwandatribunaal nu ook een Letermetribunaal wil oprichten.
De journalisten van RTBF kunnen er zich aan verwachten dat ze binnenkort net als de Rwandese genocidaires in roze gevangenisplunje zullen rondlopen.
Een kat in het nauw maakt nooit zo'n rare sprongen als een gekwetst ego.
Het mag ook eens worden onderstreept dat de Belgische journalistiek een eerbare traditie heeft inzake het respect voor het privé-leven van BV's en BB's (Bekende Belgen).
Dit geldt in het bijzonder voor politici: over hun intieme leven zal pas worden bericht wanneer het een weerslag heeft op hun openbaar functioneren of wanneer zij er zelf mee naar buiten komen. Zo was het van belang om te berichten over de obsessie van wijlen J.F. Kennedy die elke dag met een andere starlet de koffer in dook maar tegelijk het imago cultiveerde van de eerste katholieke president van de USA en samen met zijn deugdzaam vrouwtje Jacky de handen ging kussen van paus Johannes XXIII. Wantrouwen is noodzakelijk tegenover elke politicus die een 'ethisch réveil' afkondigt zoals de Engelse premier John Mayor: algauw komt de pers erachter dat deze politici het niet zo nauw nemen met de normen die zij aan anderen wensen op te leggen. Maar ook dan is seksueel voyeurisme niet de prioriteit: de repercussies van belastingontduiking, smeergelden en andere malversaties zijn voor de gemeenschap veel ernstiger dan het eventuele libertijnse gedrag van een zedenprediker.
De zelfdiscipline van onze journalisten mag net zo goed gelden voor sport- en andere vedetten. Zij blijven mensen en zijn geen publiek bezit al willen sommige simpelen van geest het anders.
In concreto: de huwelijksperikelen van Justine Henin hadden nadelige gevolgen voor haar sportprestaties, het nieuwe liefje van Boonen brengt zijn klassieke voorseizoen voorlopig niet in gevaar.
Hierover berichten is puur inspelen op de sensatiezucht en voor je het weet kom je terecht in Engelse en Italiaanse toestanden met paparazzi en persmuskieten die met extreme telelenzen besloten tuintjes en badkamerscènes in het vizier nemen. Vunzigheid wordt dan de norm.
Dit is niet enkel intrinsiek immoreel, het mist elke relevantie: er wordt ingespeeld op de laagste impulsen en zeker niet op de intelligentie van het publiek. Het leidt dus tot verdomming en verloedering.
In het algemeen heeft de pers de plicht iedere vorm van volksbedrog aan te klagen. Publieke figuren die een hoog zedelijk ideaal prediken maar daar zelf niet aan beantwoorden moeten worden ontmaskerd. Mocht Boonen betrapt worden op doping dan is dat gezien zijn herhaalde verklaringen dat hij zuiver rijdt, wel relevant. Maar met het liefdesleven van 'Tommeke wat doet gij toch' heeft het publiek geen uitstaans: de man heeft nooit een of ander kuisheidsideaal geproclameerd.
De belangrijkste eigenschap van een hellend vlak is dat eens men zich erop begeeft, het afglijden steeds sneller gaat. De bond van journalisten zou om die reden beter waken over de respectabele zelfdiscipline die Belgische journalisten tot nog toe hebben in acht genomen. Als verkoopcijfers het enige criterium zijn geworden, dan is men bezig met prostitutie niet met journalistiek.
'n Potscherf heeft de paadjes van de jeuk geduldig opgespoord, het druipen van etter is opgedroogd, de tentatieve tik tegen roofjes laat de huid wellustig kruipen.
Als Gods hand alles uitwist, blijft de tijd nog onvernietigbaar. De ganse dag bleef tot zijn beschikking om de vlijt van bromvliegen in het vuilnis te beschouwen
- aandachtig ademend, terwijl de stank en zonnesteek hun bezwering om zich ranken. Toen al de ijveraars ondergronds verdwenen heeft hij zijn bak zorgvuldig schoon gelikt, zijn mantelrafels over zijn kop getrokken, is gekrompen tot een kleine pit van pijn.
*** vertaling van een gedicht in het Afrikaans van de onlangs in Nederland overleden Zuid-Afrikaanse dichteres
De ironie van extremisme is dat de ene extremisten de andere op de duur nog redelijk doen lijken.
Zo zijn de adellijke fossielen uit de Brusselse rand die in Humo van 4 december worden geïnterviewd, een ware propagandamachine voor de Vlaamse separatisten.
Ten gronde gaat het om twee diametraal tegengestelde visies op taalrechten. De francofonen zien het taalgebruik - ook in officiële functies en correspondentie - als een individueel recht; de Vlamingen zweren bij het 'territorialiteitsbeginsel', simpel te vertalen als 'in Vlaanderen Vlaams'.
Op het niveau van officieel taalgebruik zijn deze visies onmogelijk te verzoenen: het is ofwel het ene ofwel het andere. Tenzij men heel België twee- of meertalig verklaart en dan nog blijft de vraag open of dit veel zou oplossen.
Want in de praktijk gaat het om usurpatie: de francofonen zijn in de rand binnengedrongen en eisen voorrang voor hun taal.
Ze zijn niet gekomen als politieke of economische vluchtelingen maar als welgestelden die de binnenstad zijn ontvlucht om te vertoeven in een meer landelijke, groene omgeving.
Dit maakt hun liefdesverklaring aan Brussel zo vals: zij hadden en hebben het geld om in Brussel te investeren en om de verkrotting tegen te gaan. Maar deze elitaire geesten wonen liever niet tussen het gepeupel.
Heel hun betoog barst van contradicties en dubbelzinnigheden: zij prijzen het feit dat steeds meer francofonen hun kinderen Nederlands laten leren, maar zelf gaan ze nog steeds uit van de suprematie van de Franse taal en cultuur.
Daar ligt de psychologische basis van hun verkrampte houding: arrogantie, superioriteitscomplex. Hun droom van een 'rattachement à Bruxelles' is niet ingegeven door een liefde voor de hoofdstad maar is bedoeld als levensverzekering: enkel door de band met Brussel politiek te versterken kunnen ze hun usurpatie volhouden.
En zoals dat gaat men lichtjes dementerende baronnetjes: zij spelen graag de rol van Calimero, iedereen is hen vijandig gezind en zij hebben nochtans de beste bedoelingen. Zo klagen ze het feit aan dat de Vlaamse regering enkel wil investeren in een bibliotheek als daar minstens 75% van de boeken nederlandstalig zijn. In hun ogen dient het departement Vlaamse cultuur dus voor de promotie van het Frans.
En hun argument is steeds hetzelfde: wij vormen de demografische meerderheid. Moraal: kom met zoveel mogelijk een land binnen en je kan je taal en cultuur opleggen aan de rest van de bevolking.
Zij stellen in plaats van taalwetgeving, taalhoffelijkheid voor: maak van de taalkeuze een beleefdheidsvorm, een bewijs van courtoisie. De geschiedenis leert waartoe dit leidt, ook actuele dagelijkse ervaringen bevestigen het verhaal: steeds is het de Vlaming die zich aanpast aan de francofoon.
Het keerpunt is natuurlijk de omslag in de economische verhoudingen. Vroeger was het in dit land duidelijk: de francofone bourgeois was niet enkel cultureel superieur, maar ook qua economische macht. Vandaag botst de linguïstische arrogantie op de economische en politieke suprematie van Vlaanderen - zie de eenzijdige stemming over B-H-V.
Men kan altijd vergelijkingen maken met het buitenland en er bijvoorbeeld op wijzen dat in de VS het Spaans stilaan de tweede landstaal wordt. Maar bij mijn weten eist geen enkele hispanofoon daar het recht op om bestuursactiviteiten in het Spaans te verrichten. Je hoort in bepaalde districten van New York meer Spaans dan Amerikaans zoals je in bepaalde wijken van Brussel meer Arabisch dan Frans zal horen, maar in bestuursraden is de voertaal nog steeds Angelsaksisch.
Vergelijk het met Antwerpen of Gent: om iedere burger te bereiken is het allicht noodzakelijk om levensbelangrijke boodschappen ook in het Turks of Arabisch of Berbers te verspreiden. Maar de relatie geldt niet omgekeerd: de inwijkeling kan niet van de overheid verwachten dat die voor om het even wat personeel in dienst heeft dat al die vreemde talen spreekt of begrijpt.
Dit onderscheid is essentieel om te anticiperen op het verwijt dat de taalpolitiek van Vlaanderen ten opzichte van de francofonen een vorm van racisme zou zijn.
Ten slotte: zou het geen mooi pedagogisch voorbeeld zijn mochten de verantwoordelijke politici aan taalvereisten voldoen die men nu oplegt aan ondergeschikten. Meer concreet: waarom moeten eenvoudige Brusselse agenten een taalexamen afleggen en federale politici uit Kamer en Senaat niet? Waarom blijft men het aan de overkant zo evident vinden dat iemand met een hoger, zelfs universitair diploma geen jota begrijpt van de tweede landstaal of zich daarin niet kan behelpen - getuige de verhalen over de Mug in de zone Brussel? Is dit de hoffelijkheid waarop de adellijke oudjes doelen?
Een van de talloze lezersbrieven over de mislukte oranjeblauwe onderhandelingen eindigt met deze veelzeggende zinnetjes: ' We (Vlamingen) kiezen voor de underdog. Hoe negatiever jullie over Leterme schrijven, hoe populairder hij wordt.'
Vlaanderen heeft inderdaad historische ervaring met 'kaakslagflamingantisme' en politieke martelaren, denk aan August Borms die vanuit de gevangenis naar het parlement werd gekozen.
Maar is het niet potsierlijk iemand die maanden als formateur heeft gefunctioneerd - of niet gefunctioneerd - en 800 000 voorkeurstemmen heeft behaald, voor te stellen als een 'underdog'? Dit oordeel lijkt me enkel mogelijk als je de dagelijkse manipulatie bekijkt van de publieke opinie - aan weerszijden van de taalgrens.
In Wallonië had je het fictieve journaal van RTBF over de splitsing van België wat in grote mate de recalcitrante houding tegenover een staatshervorming verklaart: angst zet aan tot behoudsgezindheid niet tot vernieuwing.
En bij ons in Vlaanderen is al minstens een jaar campagne gevoerd eerst tegen het parasitaire hangmatsocialisme van Elio di Rupio en co, daarna tegen Madame Non, Joelle Milquet.
Yves Desmet heeft in De Morgen een schitterende metafoor gebruikt: het staartje NVA kwispelt met de hond CD&V.
Is het dan niet lichtjes schizofreen dat dezelfde krant de kopman van NVA een vaste column aanbiedt, waar hij ongemeen trots op is - getuige zijn uitspraken in allerlei interviews? Op die manier verhoog je het intellectueel prestige van een communautaire oorlogsstoker en wek je de indruk dat je met zijn hetzerij akkoord gaat.
In wezen is de aanwezigheid van De Wever bij de onderhandelingen over de vorming van een federale regering een voorstelling van absurd theater, Ionesco en Beckett waardig. Wie zijn huis wil laten renoveren, haalt er geen architect bij die voortdurend roept: 'Dit huis moet verdwijnen.' Je kan dan net zo goed een pedofiel uitnodigen om te komen babysitten.
Het is mijn allesoverheersende indruk dat de meeste media in Vlaanderen en Wallonië, in het bijzonder de rechtse uiteraard, bezig zijn - en zoals gezegd al langer dan de voorbije maanden - om 'a selffulfilling prophecy' te realiseren: het uiteen drijven van twee publieke opinies. Via een mentale splitsing lijken ze bewust of onbewust te willen komen tot een staatkundige.
Het voorbije weekend van 1 en 2 december ondervroegen journalisten van VRT de supporters van Leterme in Ieper met één simpele vraag: heeft hij het goed gedaan? Geen enkele keer werd gevraagd het antwoord te motiveren zoals in het algemeen vrijwel nooit aan het publiek wordt gevraagd wat zij verstaan onder staatshervorming en waarom deze volgens hen noodzakelijk zou zijn. Voortdurend worden kreten herhaald zodat ze het karakter krijgen van bezweringsformules en meer de emotie aanspreken dan de intelligentie.
Zelf kan ik mij iets voorstellen bij de vraag om 'meer homogene bevoegdheidspakketten' (wat eventueel herfederaliseren inhoudt) maar de term 'staatshervorming' al dan niet voorafgegaan door het epiteton 'grote' zegt mij absoluut niets. Gaan de wachtlijsten en de sociale uitsluiting, de onbetaalbare ziekenhuisrekeningen in Vlaanderen verdwijnen met het toverstokje van de 'grote staatshervorming'? Aan het programma van onze separatisten is dat alleszins niet te merken: zij zwijgen zeer zedig over hun concrete plannen. Het is niet de 'vlaktaks' van Dedecker die de laagste lonen en vervangingsinkomens meer koopkracht zal bezorgen.
Nu lijkt het dat vooral de Vlaamse publieke opinie met het toverwoord 'staatshervorming' wordt gehypnotiseerd en zo creëer je inderdaad de emotionele humus waarop naast demagogen ook helden en martelaren groeien. Leterme wordt de man van één term, hopelijk voor een korte termijn.
Onlangs stond Mieke van Hecke, secretaris-generaal van het katholiek onderwijs, te glunderen bij de presentatie van het nieuwe financieringsdecreet van minister Vandenbroucke die naar eigen zeggen 'de lat eindelijk gelijk legde'. Ieder kind zou even veel middelen krijgen ongeacht de keuze voor een of ander onderwijsnet.
Nu komt het Vatikaan met nieuwe richtlijnen voor de katholieke scholen die zowel tot de leerkrachten als tot de ouders zijn gericht.
De citaten liegen er niet om: 'Ouders en leraars van een katholieke school nemen deel aan het leven van de lokale kerk, ook buiten de muren van de school (....) De leraar ziet zijn opvoedingstaak als een persoonlijke roeping in de kerk(...)'
Laten we nuchter naar de feiten kijken: ruim 70 % van onze jeugd gaat naar het katholieke net, maar het is al lang niet meer zo dat 70 % van de bevolking nog katholiek is. Als men erop aandringt om quasi integraal gefinancierd te worden door de overheid en dus door de gemeenschap, moet men dan geen afspiegeling zijn van deze gemeenschap?
Ten gronde kan men gaan filosoferen over de vraag of een restauratiebeweging binnen het katholicisme (denk aan het boekje van Wouter Beke, huisideoloog van CD&V) en radicalisering binnen de islam, een antwoord zijn op de zogenaamd postmoderne samenleving, op een wereld in versnelde transitie die als een bedreiging en ontworteling wordt ervaren. Wellicht is het politieke succes van simpele boodschappen als het nationalisme en separatisme om gelijkaardige redenen zo duidelijk groeiende: op simplismen kan men vat krijgen, op een complexe realiteit veel moeilijker.
In elk geval lijken de richtlijnen van het Vatikaan een einde te maken aan 'het actieve pluralisme' zoals dat bij ons is gepredikt door Steve Stevaert: dit is zonder meer een ruk naar sektarisme en wat de meeste West-Europese landen betreft totaal vervreemd van de sociologische werkelijkheid.
Benieuwd hoeveel leerkrachten binnen het katholieke net zich geroepen voelen om volgens die nieuwe richtlijnen te functioneren en te leven. En nog benieuwder of de andersdenkenden en andersgelovigen het blijven pikken dat zij mee moeten betalen aan de verspreiding van één levensvisie en één moraal onder de overgrote meerderheid van onze jongeren.
Zaterdagavond werd op de tv-zenders een intussen reeds bekend ritueel voltrokken.
Op Eén om 19 uur hoorden we dat 3 partijen op de ultieme ja-neen-vragen van Leterme 'ja' hadden geantwoord. Alleen CDH had 'non' gezegd, duidelijke boodschap: het CDH en Joelle Milquet zijn verantwoordelijk voor het afspringen van de onderhandelingen.
Om 19 30 u op La Une kwam Olivier Mangain aan het woord die op de tweede vraag over de fiscale incentieven zeer expliciet negatief antwoordde. De derde vraag noemde hij 'futile' vanwege zijn afwijzen van de tweede. Joelle Milquet kreeg minutenlang de kans haar standpunt toe te lichten en dat was zeker geen ongenuanceerd 'non': wel vroeg zij waarborgen inzake de sociale zekerheid. En zelfs Bart De Wever mocht in de RTBF-studio zijn vertrouwde rol van Calimero komen spelen. Bij de VRT was dit Charles Michel die het leugentje over het FDF herhaalde: er bestaat geen meningsverschil tussen Mangain en Reynders.
Steeds herhalen de media hun nieuwe dogma: we leven met twee verschillende publieke opinies. Maar nooit erkennen diezelfde media dat precies zij hiervoor verantwoordelijk zijn. Dag na dag wordt het publiek aan weerszijden van de taalgrens opgestookt, wordt de tegenpartij gedemoniseerd.
Dit heeft alles van een selffulfilling prophecy: blijkbaar wil men via een mentale splitsing komen tot een staatkundige. En het levert niet alleen stemmen op, het komt blijkbaar ook de kijk- en verkoopcijfers ten goede. Zo ontstaat een merkwaardige coalitie tussen media die van het gestook profijt hebben en politieke communautaire hetzers die hun rechtse sociaal-economische plannen willen doen slikken met 'vele lepels suiker' van communautair radicalisme.
Wellicht blijft dit duren tot 'de mensen' ontwaken uit deze roes van stammenoorlog en hun dagelijkse rekeningen bekijken.
In het zoveelste sensatiestuk over doping in de wielersport noemt Walter Pauli Rik van Looy een 'berucht dopeur'. Mocht dit waar zijn dan is doping toch verschrikkelijk gezond: hoeveel 73-jarigen lopen er nog bij als de Herentalse Keizer?
Zijn beloftevolle kleindochter kan hem nauwelijks volgen op haar koersfiets. Ongetwijfeld omdat grootvader nog altijd slikt en spuit: zo ziet hij er wel uit.
Terwijl sportjournalisten blaken van fitheid en gezondheid dankzij alcohol, sigaretten en sterrenrestaurants.
Intussen zijn er duizende Belgen die hun ziekenhuisrekening niet meer kunnen betalen, maar daar besteedt De Morgen geen twee volle pagina's aan. Je zou zo eens kunnen verdacht worden van linkse sympathieën.
Aanvulling: Gisteren heb ik nog eens overdacht waarom verarming en sociale uitsluiting zoveel minder aandacht krijgen in onze media als doping: - armoede beantwoordt minder aan de sensatiezucht en doet dus minder kranten verkopen, maakt geen verhitte discussies los aan een cafétoog.
-de schuldvraag ligt totaal anders: beelden en berichten over armoede kunnen ons welgestelden wijzen op onze eigen verantwoordelijkheid, ze kunnen ons een onbehaaglijk gevoel van enige schuld bezorgen. Bij doping bevinden de boosdoeners zich duidelijk aan de overkant en zijn wij de moreel zuiveren, ons kan niets worden aangewreven want wij nemen allerlei middeltjes maar toch zeker geen doping?
Om die redenen is de 'overexposure', het overbelichten van het dopingprobleem in pers en tv-uitzendingen een gemakkelijkheidsoplossing en een vorm van populisme of demagogie: het leidt de aandacht af van wezenlijke vraagstukken zoals de sociale rechtvaardigheid en de (on)menswaardigheid van het bestaan. De opgave van de media is juist noodzakelijke veranderingen in de geest van het publiek als noodzakelijk te doen aanvaarden zodat een en ander in beweging komt. Morele vraagstukken gaan in de eerste plaats over onszelf: in welke mate en op welke domeinen schieten wij tekort tegenover de moraal die wij in woorden belijden - de christelijke, humanistische of socialistische - en de splinter zien in het oog van de andere is zoals men weet niet de eerlijkste keuze Daarom noem ik Mister Proper Jacques Rogge een hypocriet en farizeeër: hij strijdt rabiaat tegen doping maar gaat met zijn organisatie naar een land waar de mensenrechten aan de lopende band worden geschonden zonder enige voorwaarde op te leggen. De gadgets die volgend jaar op de Olympische Spelen zullen worden uitgedeeld zijn gemaakt in onmenselijke arbeidsomstandigheden tegen een hongerloon. Het gaat om prioriteiten: wat is voor jou het meest essentiële?