Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
27-11-2013
382 W.O. I
382 W.O. I
20 augustus 1914 – de zware beproeving – Meise wordt bezet door de Duitse IIIde Res. Legerkorps dat deelnam aan de belegering van Antwerpen. Deze bezetting heeft weken lang geduurd. Na het neerschieten aan het kruispunt Boechtstraat – St.-Maartensweg (nu Strombeek Beverselaan – St.-Martinus – Tronkstraat) , plaats genaamd “trunk”, van de prins van Schoeneich Carolath, kolonel van de Uhlanen, werd Meise bedreigd met zware straffen o.a. het nemen van gijzelaars en het neerbranden van huizen. De oorzaak van de verbolgenheid van de Duitse overheid lag in het feit dat de Duitse soldaten verklaarden : “de civielen hebben geschoten”. Bij een onderzoek, ingesteld door de militaire overheid, kon worden bewezen dat het regiment jagers te paard, een Duitse Rode-Kruiswagen hadden doen stoppen en bevel gegeven onmiddellijk rechtsomkeer te maken in de richting van Brussel. In deze streek kwam het meermaals tot een treffen tussen de soldaten van beide legers en daarom werd er in de zusterschool een lazaret ingericht om Duitse soldaten te verplegen. Ik heb er met een gewonde Elzasser gesproken voor wie Frankrijk nog steeds het vaderland was gebleven. De aanval op Antwerpen was een zware brok voor het Duitse leger. De operatie verliep niet zo vlug als voorzien. Het was een stellingoorlog, gevoerd met kanonnen en machinegeweren, als observatieposten kerktoren en kabelballons. De aanvoer van munitie en voedingswaren geschiedde met veldwagens en paarden en de soldaten moesten afstanden te voet afleggen. Het was werkelijk nog een leger van voetvolk. Tijdens de aanval op Antwerpen waren de reservetroepen ingekwartierd in de huizen van de gemeente en zelfs in het kerkgebouw. Loopgrachten werden gegraven in de landerijen van de gehuchten, vooral te Limbos. De rechtervleugel van het Duitse leger werd door de forten van Antwerpen lange tijd opgehouden, waardoor Duitsland de slag aan de Marne heeft verloren en de kansen op de eindoverwinning verspeelde. Onder de beschuldiging van lid te zijn van de Burgerwacht werden talrijke mannen uit Eversem aangehouden en in onmenselijke omstandigheden naar Duitsland vervoerd. Tijdens de vierjarige bezetting hebben de Duitsers hier jongelingen opgeëist om naar Duitsland, waar gebrek aan arbeiders was, te gaan werken. Hierdoor kwamen de Duitsers vrij om op het front te gaan strijden. Ingevolge deze opeisingen ontstond paniek bij de bevolking en vele mannen vertrokken uit Meise om in Brussel te gaan onderduiken. De vrouwen die alleen thuis bleven, waren zo bevreesd dat ze in hun eigen huis niet durfden overnachten en bij valavond trokken ze met hun kinderen naar de hoeve van Boechout tot ’s anderendaags in de morgen. Daar waren ze buiten gevaar want het domein van Boechout werd als Oostenrijks gebied beschouwd. Een bericht aangebracht op het toegangshekken van het domein luidde ongeveer als volgt : “Dit kasteel behoort toe aan de Belgische kroon en dient tot residentie van H.M. keizerin Charlotte van Mexico, schoonzuster van onze geëerde bondgenoot de keizer van Oostenrijk Frans Jozef. Wij bevelen aan de Duitse soldaten dit verblijf te eerbiedigen en elke verstoring te vermijden”. Onder de oorlog werden door de bezettende macht huiszoekingen verricht om koper en wol in bezit te nemen. Het was nodig de matrassen weg te stoppen enop strozakken te slapen. Evenals de klokken van de kerktorens – grondstof voor munitie – werden ook de notelaren naar Duitsland verstuurd. Het schijnt dat notelarenhout goed geschikt is voor het maken van geweerkolven. Onze landbouwers waren verplicht hun paarden te monsteren op de markt te Wolvertem en de Duitsers hebben er een kontingent opgeëist. De bezette landen werden beschouwd als veroverde gebieden. Tijdens de oorlog 1914-18 zijn inwoners uit de gevechtszone Menen-Halluin ondergebracht bij de bevolking van Meise, die deze beproefde mensen met een goed hart heeft ontvangen en met genegenheid heeft bejegend. De winter van 1916-1917 was bitter koud en de kolen waren uiterst schaars en duur. De mensen hakten hout om vuur te maken. De ravittailering van de bevolking geschiedde door inlandse produkten die landbouwers verplicht waren in te leveren en bij middel van geïmporteerde voedingswaren. De bedeling was toevertrouwd aan het Nationaal Voedingskomitee dat onder toezicht stond van landen die niet bij de oorlog betrokken waren – vooral de vertegenwoordiging van Spanje was aktief. Voor de kinderen werd gezorgd door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn. Deze oorlog heeft vier lange jaren geduurd; vier droevige jaren met veel ellende, met als nasleep de verspreiding van de besmettelijke en gevaarlijke Spaanse griep, waaraan vele mensen zijn gestorven. In die lang durende oorlogsmaanden dachten we veel aan onze oud-strijders. We begroetten de moedige jongens die we hebben zien terug keren. Sindsdien is hun aantal reeds fel geslonken. Wij houden in ere de nagedachtenis van de oud-strijders die gesneuveld zijn en ook van hen die sindsdien overleden zijn.
België is vrij laat een onafhankelijk land geworden, werd dikwijls onder de voet gelopen door vreemde legers en daarbij was het meermaals het slagveld van Europese oorlogen. Ik zal me beperken tot enkele feiten, waarbij onze gemeente speciaal betrokken was. einde 1582 werd Meise bezet door de Spaanse troepen onder het bevel van Alexander Farnese, prins van Parma. Deze bezetting greep plaats tijdens de belegering van het kasteel van Boechout. De Spaanse soldaten genoten geen goede faam bij onze bevolking en in de volksnaam hadden ze de naam van Spanjolen en in dit woord zat veel misprijzen. In 1664 werd de dorpskom uitgebrand door de Franse soldaten van Lodewijk XIV en eveneens in 1695 fel geteisterd tijdens de bombardering van Brussel. In 1815 – gedurende de oorlog tegen Napoleon –waren de Brunswijkers in Meise gelegerd.
380 Koninklijke Maatschappij der Gewezen Soldaten van het Belgisch Leger
Op de vaderlandse plechtigheden speelde nog een
derde gelegenheidsfanfare, broederlijk verenigd onde de vlag van de Oud
Soldaten.
De maatschappij werd gesticht in 1903, dus voor de eerste wereldoorlog.Zij bestond in vele gemeenten in ons
land.De oorsprong hebben wij nog niet
achterhaald.Wij vermoeden echter dat
zij stamt uit de Duits Franse oorlog van 1870, waarbij de burgerwachten
gemobiliseerd werden om de grens te bewaken.
De oorspronkelijke benaming luidde :
Oud Soldaten Afdeeling Meysse.
Wij baseren ons op het archief van de vereniging.
Inventaris :
Reglement
van 13 december 1903
Kasboek
vanaf 1966
Répertoire
: ledenlijst met alle gegevens
Statuten
Stempel
Briefhoofd
Matrijs
burgerkenteken gevonden in het atelier van de Mélio in Strombeek
Plaat
Vlag
Kepi (in
het bezit van José De Greef
Wandelstok
van Jules Van Campenhout in het bezit van Fried Van Campenhout
De KMGSBL 1903 was een zeer actieve vereniging.De leden moesten regelmatig in het lokaal hun
bijdrage komen betalen.Maandelijks
kwamen zij samen en er werd veel gefeest :
- Afzwaaiersfeest 25.10.1972
- Heldenfeest 11.11
- Teerfeest 30.01
- Ceciliamis
- Jubelfeest 27.10.1968
In 1927 bestond het bestuur uit :
Petrus Jacobs, Benoit Maes, Pol Leemans, Laurent Van Malderen en Louis De
Greef.
Als iemand 50 jaar lid was, gaf men de jubilaris een
wandelstok .Zo noteerden wij :
1969 De Greef Louis
1971 Van der Veken Michel
1973 Van Campenhout Jules
Deze laatste kreeg er echter reeds één in 1947 : een
bruine stok met grijs, benen handvat en voetje waarop een tekst gegraveerd op
een koperen ring onder het handvat : Aan onze burgemeester.De gewezen soldaten Meise.
Als voorzitters noteerden wij
achtereenvolgens : 13.12.1903E.Mortelmans 1927?Petrus Jacobs
14.05.1933Louis De Greef
15.12.1973Edward De Greef 1982Marcel Dries
17.02.1983Georges Bogaerts
06.01.1984Antoine Mollemans
19.01.1996Emile De Knop
Schrijvers (secretarissen) : 13.12.1903Vergaelen Frans 04.1923De Greef Louis
14.05.1923Jacobs Jean
26.09.1985Deforche Roger
13.12.1989De Cuyper Jef
Schatbewaarders : 13.12.1903Van Hoef Jan 11.1920De Greef Louis 01.1925Jacobs Jean
14.05.1933Vanderveken Michel
15.12.1974De Cuyper Jean Bogaerts Georges
26.01.1975
19.01.1996Philips Louis
Muziekchef : Vandenbossche Georges
28.01.1951De Cuyper Jean
Vaandeldragers : 20.01.1935Huysmans Jean 1962Van Praet Emile 1964De Knop Emile Huybrechts Van Veer Victor
05.08.1983Van Hooren Cyriel
Boetemeesters :
Van der Veken Michel
De Cuyper Jef
Aalmoezenier
:
26.09.1985Herman Boon II
Bestuur
sedert 13.12.1984
Erevoorzitter:
Jean Van Dievoet
Voorzitter:
Antoine Mollemans
Ondervoorzitter:
François De Kelver
Schatbewaarder: De
Knop Emile
Schrijver:
Roger Deforche
Boetemeester: Jef
De Cuyper
2de boetemeester:
Georges Hoornaert
Vaandeldrager:
Cyriel Van Hooren
2de vaandeldrager:
Jules Van Hemelrijck
Aalmoezenier:
Herman (Bie) Boon
De continuïteit werd gewaarborgd door Jef De
Cuyper.De kas werd overgemaakt aan het
Beiaardfonds van Meise voor aankoop van een klok Sibemol die ontbrak in de oude
beiaard van 47 klokken (nu monument).Dit was de eerste impuls tot aankoop van een nieuwe beiaard in Meise met
56 klokken.Het geld werd doorgestort
aan de V.Z.W. Nieuwe Beiaard op 22.7.1998.Deze klok draagt de naam van onze vereniging.Zij zal het autochtone Meise en de eendracht
tussen alle Meisenaren, die ze sedert haar ontstaan wist te vrijwaren, voor
eeuwigsymbolizeren.De vlag werd gratis gerestaureerd door
Lisette Haeck.Daarom werd zij opgenomen
in het comité van sympathisanten o.l.v. eredame José De Greef, Hélène Van Acker
(+), Germaine De Greef,e.a.
Bestuur sedert 13.12.1993 (1ste
kalfskopdiner) 90 jarig bestaan
Erevoorzitter:
Jean Van Dievoet
Eredame:
José De Greef
Voorzitter:
Antoine Mollemans (+ 11.6.1995)
Ondervoorzitter:
Domien Van Opstal
Schatbewaarder: De
Knop Emile
Schrijver:
Jef De Cuyper
Boetemeester:
Georges Hoornaert
Vaandeldrager:
Cyriel Van Hooren
Aalmoezenier:
Herman (Bie) Boon
Wijziging bestuur op 19.1.1996
Voorzitter:
Emile De Knop
Bibliografie :
K.M.G.S.B.L. 1903 van Jef De Cuyper Sib2003
Meise onder de toren van St.-Martinus Jef De cuyper Sib 2001 pag. 57
De fanfare
Concordia creëerde in 1927 Janneke en Mieke.Dichter Jef Lettens en beeldhouwer Ernest Salu van Laken waren de
geestelijke vaders van deze reuzen.
Janneke draagt een blauwe kiel en faas (De Brabantse folklore september
december 1980 nrs 227 228. Zij werden later
vervreemd.
De hoofden van Janneke en Mieke werden eind mei 1980 volledig hermaakt in isomo
door de heer Wally Laureys wonende in Sint-Niklaas (leerkracht plastische
kunsten in St.-Theresiakollege Kapelle op den Bos en poppenspeler in Sint-Niklaas).Hij deed dit aan de hand van fotos hem door B erla ter beschikking
gesteld.De gelijkenis met de oude
koppen is bijna volmaakt.
Dit jaar worden ook, dank zij de heer Leon Van Malderen, voorzitter van de
fanfare Concordia en bakker in Meise, de lijven van beide reuzen hermaakt,
zodat de genoemde fanfare weer net zoals in het verleden fier mag zijn op haar
reuzen.
Het maken van de kledij van beide reuzen berustte in de bekwame handen van
mevrouw Lucienne Lanin, die eveneens alles zo getrouw mogelijk nabootste.Elke foto bracht immers een andere
weergave.Mie met sjaal.Mie met kap enz.Volgens informatie verkregen van
fanfare-leden werd dan beslist Mieke de kap en het bloemenkleed met blauwe
schort aan te passen.Het aankopen van
de stoffen was niet eenvoudig.De blauwe
kielstof van vroeger was niet meer te vinden.Dan maar naar Schaarbeek waar op de markt nog dergelijke stoffen wel
worden verkocht aan vreemdelingen die er talrijk wonen.De vrouwen gebruiken ze nog voor de lange
tunieken die meestal van grijze of donkerblauwe kleur zijn.
De kap van Mieke is eigenlijk een kleed van een koorknaap uit fijn
baptist-lakenstof afgezoomd met gekloste kant.Het werd aangekocht op de grote markt in Brussel waar het uit een hoop
lompen werd uitgediept.Met vaardigheid
werd het kleed omgevormd in een voor Mieke misschien zelfs te mooie kap.
De kledij is in feite dezelfde als die van de leden van de fanfare Concordia,
die achter de reuzen dansten op de gespeelde muziek.
Ondertussen werden ook twee poppen van een poppentheater met dezelfde kledij
uitgerust.
Bibliografie :
Meise Jan Vanden Eynde
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper Sib 2001 pag.51-54
Fanfare Concordia en fotos Beeckman Louis Berla 87.18.11 Reuzen:http://fotoalbum.seniorennet.be/JefDC/reuzenmeise
378 Concordia Voor deze historiek heb ik een beroep gedaan op de
heer Alfons Leemans, dirigent sinds 1939.
Als fanfare is deze muziekvereniging de oudste want ze werd gesticht op 8
december 1876.
Het vaandel werd geschonken door graaf de Beauffort en draagt de beeltenis van
St.-Martinus.
Bij de oprichting van een tweede fanfare heeft deze maatschappij een harde strijd
om het bestaan moeten voeren :Er werd mij verteld dat de entourage (Huis
van) van Keizerin Charlotte enkel grond van de keizerin ter beschikking stelde,
op voorwaarde dat de kossaat (kleine landbouwer) lid werd van de fanfare De
Verenigde Broeders.Dit was een vorm
van sociale kontrole.Of de keizerin dat
ooit geweten heeft, betwijfel ik ten zeerste!
1927 is een mijlpaal in de geschiedenis van deze fanfare.
Beeldhouwer Ernest Salu modelleert twee reuzenkoppen bestemd voor het
fabriceren van de reuzen Jan en Mie.Deze werden het symbool van Concordia.In de brochure Reuzen van Brabant staan ze onder de merkwaardigste
gerangschikt.Ze hebben meermaals als
model gediend en aldus tellen ze vele afstammelingen (o.a. Opwijk).
Dank zij Jan en Mie werd Concordia uitgenodigd, en dit gedurende vele jaren, om
deel te nemen aan folkloristische optochten te Longchamps Fleuri, te
Schaarbeek, te St.-Joost ten Noode.
Deze fanfare was ook aanwezig op grote festivals te Antwerpen, Oostende,
Brussel e.a.Ze bekwamen er vele prijzen
en onderscheidingen.
Wanneer we de historiek van deze fanfare doorlezen, dan merken we nog twee
hoogtepunten: 1919 De wederuitvoering van de d Hoogvorst cantate gedirigeerd
door de toondichter August De Boeck zelf.De muzikale begeleiding werd waargenomen door Concordia.
1926 Ba-tist jubelcantate bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van
Concordia, op tekst van Jef Lettens en muziek van August De Boeck.Op de laatste algemene herhaling kwam
toondichter August De Beock luisteren en zei : Als Ba-tist dirigeert gaat het
altijd het is perfekt.
Hij voegde eraan toe : Mijn eerste cantate welke ik heb getoondicht was die
van baron dHoogvorst, mijn laatste die van Ba-tist.
Deze voorspelling is uitgekomen.
In 1934 werd Batist De Donder gevierd toen was hij 50 jaar dirigent van de
fanfare.
In 1960 jubelfestival bij gelegenheid van het 85-jarig bestaan van
Concordia .De vermaarde Koninklijke
Fanfare Moed en Volharding uit Heist-op-den-Berg Kampioen van Europa heeft
veel bijgedragen tot het sukses van deze feestelijkheden.
Uit een nota me welwillend overgemaakt door de heer
Victor Amerijckx (+), sinds 1930 muziekbestuurder van de Verenigde Broeders :
Deze fanfare is gegroeid uit een zangkoor Koor en zangmaatschappij De Verenigde
Broeders opgericht op 10 maart 1875.Tien jaar later werd dit zangkoor omgevormd tot een trompettersgroep,
die in 1898 uitgebreid werd tot een fanfare, die nog hetzelfde jaar bevorderd
werd tot Koninklijke fanfare.
In 1908 bestond de fanfare uit 12
muzikanten.
Het vaandel en vele instrumenten werden geschonken door het Huis van Keizerin
Charlotte.Slechts enkele leden hebben
hun instrument betaald.
Deze fanfare nam deel aan tientallen braderies en bij dergelijke gelegenheden
en feesten droegen de leden een kenmerkend kostuum (witte broek en groene jas, de kleuren van Meise) dat veel bijdraagt
tot het succes.Zo veroverde deze
fanfare te Elsene een erevlag met kunstpenning.
Ze nam aan talrijke muziekwedstrijden deel en behaalde vele eerste prijzen en
onderscheidingen, zelfs de driejaarlijkse premie in het muziektornooi van de
provincie Brabant in 1947 te Vilvoorde, eveneens een tweede prijs in de
internationale wedstrijd te Itegem (1952).
In 1925 werd het 50-jarig bestaan
gevierd met een luisterrijk festival, waaraan 12 muziekmaatschappijen
deelnamen. In de schoot van de fanfare werd de toneelvereniging
De Morgenstar opgericht, maar die werd door onbeg rip in 1961 opgedoekt.
de oorlogsjaren zorgden voor het lam leggen van de activiteiten. In 1975
werd voor de vereniging een grootscheepse viering van haar 100-jarig bestaan op
touw .Daar werden verdienstelijke
dirigenten herdacht gezet Boddaer Philippe en Leon Maes. De fanfare bezit een vijtigtal medailles behaald op festivals, waaronder drie
prachtige erepenningen van de stad Antwerpen.
Op het vaandel staat vermeld :
het stichtingsjaar 1875
de nationale zinsspreuk
en naam De Verenigde Broeders. Victor Amerijckx zwaaide gedurende 37 jaar lang met
kunst en kennis de dirigeerstok.Daarna
kwamen Pierre Van Regenmoorter, Willy Ivens en Marc Van Hoorick. Vanaf 1991
schaaft Roger Moens opnieuw met succes aan de verfijning en vervolmakins van de
vereniging.
Met vallen en opstaan : met voorspoed en tegenslag : met eerste prijzen van
uitmuntendheid en last but not least de brand van ons lokaal Manneke
Pis.Wij bleven achter met een
verschroeid vaandel, zonder trom en een fanfare met enkele muzikanten zonder
instrumenten.Maar waar een wil is, is
een weg en voor vele noeste muzikanten betekent een tegenslag een spoorslag,
een aansporing tot beter doen, beter slagen, een detonateur voor
topprestaties.
Voorzitters
van 1908 tot 1918 H.Puttemans 1919 tot 1946 :
Emile De waet 1947 tot 1950 :
Joannes Van Humbeeck 1950 tot 1955 :
Emiel Verlinden 1955 tot 1978 :
Jozef Van Humbeeck 1978 tot 1979 :
Frans Van Dorpe 1979 tot 1993 :
Raymond Leemans 1993 tot heden :
Paul Cleynhens
Baron dHoogvorst werd als eerste erevoorzitter aangeduid.
Huidig
en laatste bestuur:
Voorzitter Paul Cleynhens
Erevoorzitters : Jean Van Dievoet en Raymond Leemans
Secretaris : Louis Amerijckx
Penningmeester : Marcel Van Seghbroeck
Bijzondere leden : André Huon, Walter Van vlasselaer, Mark Maes en Anja
Amerijckx
De vereniging gaat er fier op de hedendaagse
secretaris-generaal van het Koninklijk Muziekverbond van België Louis
Amerijckx sinds meer dan 45 jaar in haar rangen als secretaris en muzikant te
mogen tellen.
Bijnaam :
ressen (graszoden, verwijst naar de band
met het domein van Boechout) (spotliedje : van met
St.-Antonius is t geleden dat zij zaten met zes aan ene res)
376 De muziekverenigingen De twee fanfares De Verenigde Broeders en
Concordia waren gedurende vele jaren de bijzonderste aantrekkingspolen van
het dorpsleven.Ze vormden de kern van
de partijpolitieke groepen. Er was ook nog een gelegenheidsfanfare,
waarin de twee concurrenten broederlijk samen speelden op de vaderlandse
plechtigheden : de Oud Soldaten (Koninklijke Maatschappij der Gewezen Soldaten
van het Belgisch Leger) Deze toestand was niet enkel een kenmerk van Meise.In de meest landelijke gemeenten, waren de
fanfares de spil om dewelke de dorpspolitiek draaide.
Het was de negatie van het gezegde : de muziek verzacht de zeden, want de
fanfares bliezen het vuur van de dorpstwist aan.Dikwijls waren ze instrumenten van
geïnteresseerde geldschieters.
Naarmate het cultuurniveau en de persoonlijkheid van de inwoners stegen en de
welvaart toenam is de onderlinge strijd tussen de fanfares gaan luwen en we
hopen dat het tijdperk van de vreedzame samenleving in een geest van
verdraagzaamheid en wederzijdse eerbied nu definitief gevestigd is.Deze fanfares hebben hoge uitgaven en daarom
komt het gemeentebestuur tegemoet door het toekennen van subsidiën.De muziekmaatschappijen verlenen hun
medewerking bij bepaalde gelegenheden als processies, gemeentelijke feesten en
plechtigheden.
D.J.Delestré verhaalt in Eigen Schoon 1ste
nummer 01967, het bezoek van drie Franse soldaten bij de pastoor van Meise:
Den 15 november 1792, op een zaterdag zijn er bij ons tot Meys omtrent 11 uren
drie Franse soldaeten gekomen die vroegen un coup de bière (te drinken).
De pastoor liet ze komen in de keuken en zij waeren heel beleefd.Zij begosten veel nieuws te vertellen
bijzonderlijk van de bataille (slag) omtrent Bergen.De pastoor gaf hun een boterham en een glas
bier en hoorde nogal geerne hetgeen zij vertelden maar hij en wist niet wat
deugnieterij er achter stak Als ze bezig waeren met eten, vroegen zij ook
wijn en hebben een caffron gedronken.
Een van de soldaten hield de pastoor aan de klap de anderen verlieten de
keuken.
Deze gingen eerst naer de zolder, vandaer in de kleine kaemers boven waer één
paer waggenen hingen, die zij mede namen seffens gingen zij naar t scribaen
(in de schrijfkamer) waarin wel 500 guldens was een deel van hem, een deel van
de kerk en de rest van de arme.Geluk
dat de knegt hen in de kamer had zien gaan .Zonder dat hadden zij weg geweest met de 500 guldens.
De knegt vermaende de pastoor in de keuken die aanstonds boven liep en hen bezig
vond met het eerste kaske te rooven waarin het geld was van de kerk Solvo 100
guldens.
Hij bad hen van het geld daer te laeten zeggende dat het van hem niet was maer
van de kerk.Zij lachten met hem ende
lieten niet een oord inj.
Daermede gingen zij beneden bij hun ander compagnon, dronken nog een keer,
naemen hun afscheyd van de pastoor en bedankten hem voor zijn vriendelijk onthael.
Het spel was gespeeld aan de klap en de andere luist
hem af.Dat gebeurt in alle
oorlogen en in alle tijdenvolgens de klassieke methode de ene houdt de baas -
ook in onze dagen.
Hij was pastoor van Meise en schreef in 1661 de
geschiedenis van de abdij van Grimbergen.Spijtig genoeg is dit werk zoek geraakt.
Van
Soltem
Hij was pastoor van Meise, geboren 6 juni 1698 te
Brussel overleed 8 mei 1750 te Meise.Auteur van twee nederlandstalige treurspelen : Pygmalion en
Astarte.Hij schreef eveneens een
toneelspel ter ere van het H. Saktrament van Mirakel.
Norbertus
Heylen
Wij zijn veel dank verschuldigd aan deze
onderpastoor van Meise in 1790, voor de talrijke notities over zijn
belevenissen tijdens het Franse bewind en over de verdrukking en de tergingen
welke onze bevolking te verduren kreeg.
Norbertus Heylen was tijdens de besloten tijd pastoor van Grimbergen.Dit handschrift wordt bewaard in de abdij van
Grimbergen.D.J.Delestré geeft volgende
levensschets :
Pastoor Norbertus Heylen werd geboren op 11 oktober 1753 te
Veeweide-Anderlecht waar zijn vader een smidse had.De familie was afkomstig uit de Kempen doch
verwant met vele Brabantse families.Hij
trad in de Norbertijnerabdij te Grimbergen de 25 mei 1776, werd geprofest op 18
oktober 1778, priester gewijd 4 jaar daarna in Mechelen.
Hij was eerst onderpastoor coadjutor te Strombeek, werd onderpastoor te Meise
benoemd op 4 november 1790 in de Patriottentijd.Op 16 juli 1795 werd hij pastoor te
Grimbergen en maakt de besloten tijd mee.Van hoeve tot hoeve moet hij vluchten, verbleef enige tijd op s
Gravenmolente Grimbergen en ging toevlucht zoeken bij Peke Van Beneden, aan de
Bruinborrebeek.In 1801 mocht hij terug
naar zijn pastorij die hij eerst in 1818 verliet om wat rustiger te leven te
St.-Brixius-Rode, alwaar hi jten Here gingop 13 februari 1825."
Hij heeft ook deel genomen aan de Boerenkrijg, aan die moedige en
bovenmenselijke strijd van onze jongens tegen het militair gezag dat hen
opeiste om dienst te nemen in het Franse leger.
373 Daniël Bellemans Hij was kapelaan te Meise en werd Norbertijn van de
abdij van Grimbergen.
Zijn dichtbundel Den liefelijcken Paradijsvogel dateert van 1670.In dit jaar verscheen eveneens zijn
Citherken van Jezus spelende zestig nieuwe liedekens op jet groot jubilé
van het H. Sakrament van Mirakel te Brussel.
Toen priester Bellemans nog de zending van kapelaan waarnam werd hij aangeduid
tot rechter in een familiegeschil.
Het scheidsgerecht was destijds de koerante procedure.
Wanneer een betwisting oprees in een gezin of tussen geburen dan werd door
beide partijen een scheidsgerecht aanvaard.Nu lopen de mensen naar de vrederechter om hun geschil, hun twist te
beslechten.Ik citeer uit de voornoemde
studie een verzoek tot samenstelling van een scheidsgerecht.Aldus heeft meneen kijk in de vroegere
gebruiken en gewoonten met betrekking tot een scheidsrechterlijke beslissing :
In naem ons Heeren Amen.
Wij onderscreven Jan Tielemans ende Guilliam Sone Jans om te neder te leggen
alle verschil ende processen aengaende t huys, cam (bouwgereedschap) ende hof
van Jan Tielemans ophetwelck sijnen
soon Guilliam eenige pretenties heeft ende om metter minnen te accorderen
hebben ghekosen ende kiezen mits deze voor arbiters den heer Daniël Bellemans,
onderpastoor van Meys, Lauwereys Hanssens, pachter van Rode, ende Jan Bettens,
boschmeyer, ende stellen onse Sacken in hunne handen om deselve te modereren
ende beloven hunne ordinantie te onderhouwen met eet.
De vertegenwoordigers van de tweepartijen bevestigen onder eed dat zij de beslissing van de
scheidsrechters zullen naleven.
De beslissing was : de zoon Guilliam mag het huis bewonen en het gereedschap
gebruiken mits huishuur te betalen.
De familienamen, en zelfs de doopnamen klinken niet vreemd voor ons, want de
namen Tielemans, Bettens behoren tot de oudste stammen van Meise.
Priester Bellemans is naar Nederland uitgeweken waar hij tot pastoor van
Horssen werd benoemd.Hij stierf er in
de ouderdom van 32 jaar in 1674.Ik
kan deze rubriek niet sluiten zonder enkele namen van schrijvers te vermelden.
372 Frans Van den Vekene Geboren te Meise.Schreef in 1644 een dialogisch gedichtSint Martinus en de bedelaar.
Pastoor Delestré meent dat, oordelend naar de schrijfwijze, dit gedicht ouder
is dan de vermelde dagtekening (1644).Waarschijnlijk werd het geschreven met de bedoeling de processie op te
luisteren.
In processies en ommegangen kwamen samenspraken tussen akterende groepen
meermaals voor, ten einde deze feestelijkheden glans bij te zetten en er de
aantrekkingskracht van te verhogen.
De tekst van dit gedicht ter ere van de patroonheilige Sint-Martinus werd
overgenomen uit Eigen Schoon en de Brabander.
De woorden van de heilige Martinus geven een diep kristelijke geest weer.
Bij zijn broederlijk delen brengt hij hulde aan de Heilige Drieëenheid, maar
hoofdzakelijk door de wille des Vaeders meest.
Martinus en de bedelaar
-O Vrindt Goedts, staet vast en Stille
Ick sal U doen naar mijnder macht ende wille
als een christen ridder, syt bedacht soet.
- Maar ick hebbe in den buydel noch qaet noch goet
Siet noch spijs noch dranck
die U mocht commen tot uwer baeten ofte assistenties
Dus vrindt, wil toch verdragen patientie.
-Ick bidde U Heere, door uwe excellentie
Wilt toch uw gratie op mij toogen
want ick tot geen werk mij can gepoogen
door die cranckeyt mijnder leden
Ick bidde U, Here wilt toch yet aan mij besteden
daer ick mijn naectheyt mach mede bedecken
O wilt U doch tot geven eender aelmoesse versteckenOch mijnen vrindt wildt dit
beseven
dat ick nyet en hebbe om Charitate te geven
Dus wilt U den Almogende Godt
Syne gratie houden (jonnen)
-En suldt ghy mij niet helpen comen
ick armen bloet, dus mach ik wel cermen
ick bidde U, O edel Heere, wilt toch mijns hulpich wesen
ende wilt mij arme creature ontfermen
oft ick moet vergaen, elacie, wachermen
Dies ben ick bevreest.
-Nu door den willen des Vaders meest
Ende die wysheyt van Godt synen lieven soene
ende die goedertierenheyt des Heylich Geest
Wil ick U schenken die helft van mijnen Cleede
Dus trecke ick mijn sweert uytter schede
ende wille daermede mijn lichaem ontdecken
Houdt wat op vrindt Godts
Want tot deser plaetse
en can ick U andere nyet behulpich wesen
deene hellicht van mijnen mantel
schenke ick U by desen
dies vrindt gepresen
nempt dit in danck
nu wel oorloft : hiermede den ganck.
-Adin ! Adin ! Adin ! O Edele Heere
Dus bedancke Ick U seere
inder eeuwigheit
Sy U vreught ende eere.
In een studie gepubliceerd door pastoor D.J.Delestré
in Eigen Schoon en de Brabander, ontdekken we interessante notas over Oude
dichters te Meise die meldenswaard zijn en passen in het kader van deze
historische reminiscentie.
Willem
Van der Elst 1570 - 1647
Geboren te Meise.Zijn ouders waren landbouwers zoals de meeste inwoners van Meise.Hij werd tot priester gewijd.Over zijn curriculum vitae weten we zeer
weinig.Nochtans staat het vast dat hij
tot pastoor van Boeckhoute (Gent) benoemd werd.
Priester Van der Elst schreef Gheestelijke gedichten ter perse gelegd in
1622.
Deze dichter moet een gunstige faam hebben genoten want in de Verslagen en
Mededelingen der Koninklijke Vlaamse Akademie van oktober 1932 heeft Lode
Baeckelmans een studie gewijd aan het werk van dichter willem Van der Elst.
Het geslacht Van der Elst was zeer verspreid in het Brabantse en genoot er veel
aanzien.De dichter heeft over zijn stam
geschreven :
Men konne daervan niet den ouderdom doen blijcken van ons vermaert geslacht
noch daer oock naer en blijck maer roemen ons wel vrij omdieswil dat wij zijn
van deughdelijck in wercken en in schijn.
Baeckelmans somt eregedichten op die pastoor Van der Elst wijdde aan personen, onder
andere aan Jan Ceulens pasteur van Campenhout en Henricus Cuelens, pasteur van
Geerdsbergen.
Deze waren waarschijnlijk familieleden van Bernardys Croy en Leonardus Boodts,
abdijheren van Grimbergen.
Mijn medewerker L. Van Hemeldonck heeft zich
degelijk ingespannen en geen moeite gespaard om dit stuk terug te vinden.
Ik geef hier zijn studie gewijd aan dit belangrijk en intrigerend probleem van
het verloren handschrift.
Op het voormalig kerkhof van Meise, rond de St.-Martinuskerk aan de kant van de
rechterzijbeuk ligt in het plaveisel een enkele zerk.Hij is rechthoekig, in arduin van niet al te
beste kwaliteit en alleen aan de zijkanten enigszins versierd door lijnen in
reliëf.Het opschrift luidt :
- Ter zaliger nagedachtenis van de Eerwaarde Heer Emmanuel Franciscus De Vidts,
overste en leraar van het Klein Seminarie van Hoogstraeten, Schrijver van de
geschiedenis van Meysse (wij onderlijnen) alhier geboren 4 juli 1812 overleden
te Thienen den 21 Augustu 1872.- Elk bewust dorpsgenoot stelt belang in het
verleden van zijn omgeving en zou dan ook meer willen weten over deze
geschiedenis.
Maar hier begint het spel.
Normaal zal hij zich wenden tot onze parochiale biblitheek doch het gewenste
werk komt spijtig genoeg niet voor in de boekenlijst.
Ietwat ontgoocheld wendt hij zich tot een der oude ingezetenen van wie hij weet
dat hij belangstelling voelt voor dergelijke zakzen en dat hij gravures,
uittreksels en hand schriften over het in vroegere jaren gepubliceerde
bijhoudt.
Helaas!Niemand is in het bezit van een
exemplaar van deze geschiedenis en weet evenmin waar men er een zou kunnen
vinden.
Dan maar naar de Koninklijke Bibliotheek in Brussel getrokken waar men de
meeste kans heeft zeldzame werken te treffen, doch hoe vriendelijk de heer
hoofdbibliothecaris ook alle opzoekingen laat verrichten : geen spoor van een
dergelijk werk noch nu, noch in het verleden.
Van dit ogenblik af is men gedwongen als waarschijnlijk te beschouwen dat deze
geschiedenis niet in druk is gegeven geweest en dus niet het stadium van
handschrift is voorbijgegaan.
Vandaar de titel van deze bijdrage. Vermits men toch in de Koninklijke
Bibliotheek is dan vlug navraag in de afdeling manuscripten vanhet
Rijksarchief.
Opzoekingen leveren wel een handschrift op over Ophem dat ook zijn nut kan
hebben voor Meise op een bepaalde datum, maar een handschrift specifiek over
Meise is niet te vinden.
Het blijkt ook niet mogelijk uit te maken of E.H. De Vidts al dan niet het
staatsarchief geraadpleegd heeft, gezien de aantekeningen over de identiteit
van de bezoekers en het dooel hunner opzoekingen slechts na het overlijden van
de schrijver begonnen werden.
Een navraag bij Z.E.H.Archivaris van het Aartsbisdom levert een biografische
nota op over onze geschiedschrijver, doch niets over deze pennenvruchten. Dan
maar aangebeld bij Z.E. Superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten :jawel,
priester De Vidts heeft hier gefungeerd, zijn naam is hier in de herinnering
gebleven, maar van geschiedenis of handschrift weet men niets af.Een nuttige aanduiding evenwel : in 1849
heeft E.H. De Vidts het ambt van superior neergelegd en is tot 1851 op rust
geweest te Meise, naar alle waarschijnlijkheid in het ouderlijk huis.Dit wordt bevestigd door het feit dat hij op
17.3.1850 optreedt als peter van het vierde kind van zijn broer Judocus Bernardus,
kind dat dan ook naar zijn peter, Emmanuel genoemd wordt.
Men mag hieruit besluiten dat het in de tijdspanne 1849-1851 is dat de
geschiedenis van Meise geschreven werd of minstens de gegevens daartoe
verzameld.Het is overbodig erop te
drukken dat de omstandigheden daartoe gunstig waren :nog talrijke burgers waren
in leven die het Oostenrijks regime, de patriottenstrijd, de Franse revolutie,
napoleon, het Hollands bewind, de onafhankelijkheid beleefd hadden.Verder bestonden toen nog talrijke archiefstukken
welke thans verloren zijn gegaan of niet meer bereikbaar.
De abdij van Grimbedrgen heeft steeds vooraanstaande archivarissen gekend en
zich immer met haar voormalige parochie Meise ingelaten;priester De Vidts is alhier nog door de
laatste witheer-pastoor Margé opgeleid geworden..De naamtrek van E.K.Delestré komt trouwens
voor op vele oude stukken die nog tot voor onlangs op de pastorij alhier
voorhandig waren. Een navraag te Grimbergen geeft geen enkel positief
resultaat, wel een negatief.
E.P. De Meyer, huidig archivaris, heeft kennis van een aantekening daterend van
1901, en volgens dewelke het opgezochte handschrift toen reeds beschouwd werd
als zijnde verloren gegaan, minstens zoek geraakt.Normaal blijft er dan geen enkele weg meer
over dan na te gaan wat er met de nalatenschap van priester De Vidts is
gebeurd, gezien deze laatste weldegelijk als de bewuste schrijver
geïdentificeerd werd op het ogenblik dat zijn nabestaanden de grafzerk met
bedoeld opschriftlieten plaatsen.Alhoewel n och het Aartsbisdom, noch het Klein Seminarie kennis hadden
van een testament, was dit wellicht hier op de parochie gebleven ten gevolge
b.v. van een stichting van een jaargetijde of iets dergelijks ?Zoals steeds was onze Z.E.H.Pastoor bereid
inzage te laten nemen van het kerkarchief der vorige eeuw en hier kwam een
klein lichtpunt!
Op 2 april 1873 wordt door notaris Emile Possoz ter standplaats Wolvertem een
akte verleden waardoor de genaamde Van De Zande Emmanuel, landmeter (in het
bevolkingsregister van 1875-1866 staat hij ingeschreven met menuisier van
beroep, verblijvend te Meise, een gift verricht van zeshonderd frank obligaties
Belgische schuld 4,5 % aan de kerkfabriek van Meise, onder bedinging dat ten
eeuwigen dage in onze kerk drie jaargetijden zouden gecelebreerd worden, ten
eerste voor de zielerust van de oom van de gever wijlen priester Emmanuel
François De Vidts, het tweede voor de zielerust van de ouders (deze twee
jaargetijden te zingen in februari, telkens met de uitdeling van het brood aan
de arme), het derde voor de zielerustvan de broeders en zusters van de
priester.Volgens een inschrijving in
het parochieregister der fondatiën had deze laatste kerkelijke dienstde vom van
een mis voor afgestorven vrienden van priester De Vidts, doch dit is
waarschijnlijk een vergissing;De gift
werd namens de kerkfabriek aanvaard door Pierre Joseph Van Dievoet, boomkweker
van beroep en schatbewaarder van de Kerkfabriek; de stichting werd, zoals al de
andere, door reductie getroffen na de sedert 1814 ingetreden muntontwaarding.
Ui t dit stuk mag met voldoende waarschijnlijkheid het besluit getrokkenn
worden :
1. Dat priester De Vidts zef geen testament gemaakt heeft; hiertoe was hij door
de aard van de ziekte, welke hem meermaals en vooral in zijn laatste levensjaar
getroffen heeft, weinig geschikt;
2. Dat de stichting zeker een laatste wilsbeschikking van onze priester was,
3. Dat zijn neef, Emmanuel Van de Zande kan beschouwd worden als hebbende
hoofdzakelijk de nalatenschap van onze priester beredderd enhet dus aangewezen
is in zijn spoor het bewuste handschrift op te zoeken.
Het is echter alleszins noodzakelijk van de familieverhoudingen van De Vidts
vast te leggen op het ogenblik van en na het overlijden van de priester.
De familie De vidts (met nadruk op De, want het is een vervorming van Davidts,
de zoon van David, voornaam zonder Joodse invloed) stamt uit Grimbergen en
vestigt zich te Meise in 1765, alwaar op 2.12.1768 geboren wordt De Vidts
Gerard, vader van onze priester; hij is bakker, winkelier en landbouwer,
bovendien onder het Franse regime agent municipal of maire; later wordt hij
eerste schepen, om het burgemeesterschap te laten aan Baron van der Linden d
Hoogvorst, en woont naast de pastorij, waar thans de slagerijn staat. ??
Op 11.6.1794 huwt hij Anna Van Doren, dochter van de koster, die hem 4 kinderen
schenkt, vooraleer op 2 brumair jaar XII (5.11.1803) te overlijden. Van deze
vier kinderen blijft slechts één in leven, de oudste Cornelia,
geboren12.6.1795, die op 6.3.1822 in het huwelijk treedt met haar neef Van de Zande
Etienne of Stephane, hovenier en herbergier, later gemeenteontvanger en
onderwijzer.Doch opgepast, het is niet
de tak Van de ££Zande die de hoger aangehaalde stichting van jaargetijden
verricht heeft, maar deze die talrijke agenten in openbare dienst
(gemeentesecreatris, onderwijzer, gemeenteontvanger enz.) geleverd heeft hier
te Meise en elders.Zij overlijd op
12.1.1861.
Op 28.1.1807 gaat Gerarde De Vidts een tweede huwelijk aan met Huysegoms
Elizabeth uit Grimbergen landbouwster geboren 1.3.1771.Zij overlijdt 12.1.1861.
Kinderen uit dit huwelijk :
1. Joanna Catharina ° 18.11.1807, x Van de Zande Carolus Josephus, meester
schrijnwerker (dit is de goede tak) die + 29.6.1872
2. Maria Catharina, ° 6.3.1809, x 4.1.1845 Robberechts, landbouwer te Kapelle-op-den-Bos
en verdwijnt uit Meise
3. Charles, ° 5.11.1810, bakker, + 21.12.1831 ten huize van zijn moeder 4.
Emmanuel Franciscus, onze schrijver
5. Judocus Bernardus, ° 18.9.1814, bakker en gemeenteraadslid sedert 1848, +
18.9.1851 en laat 4 kinderen na : Josephus ° 30.7.1844, Maria Elisabeth °
22.3.1846, Petrus 27.3.1848, Emmanuel 17.3.1850.
Te Meise waren dus mogelijk als nabastaanden van onze schrijver op het ogenblik
van zijn overlijden :
a) de kinderen van zijnoverleden
halfzuster Cornelia
b) zijn zuster Joanna Catharina met haar kinderen, waarvan de oudste in leven
de stichter is der jaargetijden Emmanuel Van de £Zande, die tevens petekind en
naamgenoot is van de schrijver.Inderdaad is deze opgetekend als peter in de doopakte van 1.8.1843, met
de titel van superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten.Niet aanwezig zijnde
te Meise op dat ogenblik het huidig ritje Hoogstraten Meise was toen een
hele expeditie werd hij vervangen (zoals in de doopakte formeel verklaard
wordt door lappeter Stephaan Van de Zande, zijn half oom, waarvan hoger
sprake)
c) de kinderen van zijnoverleden
broeder Judocus Bernard
Hoe was de samenstelling van het gezin dat verbleef in het vaderlijk huis van
onze priester ?
Zijn moeder bleef in leven tot 1861, stond te boek als rentenierster en woonde
in wijk A nr. 33 naast de pastorij.
Volgens het eerste bevolkingsregister gaande van 1847 tot 1856 vinden wij bij
haar :
Haar zoon Judocus Bernardus die stierf in 1851, haar schoondochter
Robberechts Marie Elisabeth die stierf 18.2.1852, 30 jaar oud en met een
tussenpoos van enkele maanden haar echtgenoot volgt in het graf.De vier kinderen van de overleden echtgenoten
staan ingeschreven bij hun grootmoeder, de moeder van de priester.
In het bevolkingsregister 1857 -1866 vinden wij voor dezelfde woning :
Huysegoms Elizabeth weduwe De Vidts Gerard, moeder van de priester + 12.1.1861,
De Vidts Joanna Catharina, haar dochter, volle zuster van de priester, 4
kinderen van dit gezin, neven en nichten van de priester, waaronder stichter
Emmanuel.
Elisabeth en Pieter De Vidts, wezen van Judocus Bernardus, nicht en neef van de
priester; Josephus heeft reeds de vrijheid gekozen en zal later aan lager wal
geraken; van Emmanuel op dit ogenblik geen spoor, doch hij zal later de
voetstappen drukken van Josephus, zoals trouwens Pieter.
Het bevolkingsregister 1866 1880 geeft steeds voor hetzelfde huis :
De Vidts Joanna Catharina, zuster van de priester;
Van de Zande Carolus Josephus, haar man, zwager van de priester, komt voor deze
te overlijden op 29.6.1872.
Hun 3 nog in leven zijnde kinderen , waarvan Emmanuel, de stichter, de oudste
is en de enige man.
Van de weeskinderen De Vidts is er geen spoor meer.Inderdaad zijn De Vidts Elisabeth en De Vidts
Pierre in december 1964 overgeschreven naar Brussel, doch blijken later hun
onderstandsdomicilie te Meise bhouden te hebben, wat doet veronderstellen dat
zij in een wezenhuis opgenomen werden.
Onder deze omstandigheden is het als vast staand te beschouwen dat, toen onze
schrijver einde augustus 1872 overleed, zijn nalatenschap nbeheerd werd door
zijn neef en petekind Emmanuel Van de Zande en dat in die richting het verloren
ha ndschrift moet gezocht worden.
Wat is er met Emmanuel Van de Zande, zijn moeder en zijn twee zusters gebeurd
?Zij hebben Meise verlaten en hiermede
verdween de naam De Vidts uit Meise.
Een der dochters Maria Catharina Van de Zande wordt overgeschreven naar
St.-Gillis Brussel op 12.5.1875.
De moeder, zuster van de priester en laatste alhier met die naam, gaat met haar
dochter Anna Maria naar St.-Jans Molenbeek op 10.8.1877; Anna Maria was toen 30
jaar oude, ogenschijnlijk ongehuwd en dit is ze wellicht gebleven.Ten slotte emmanuel Van de Zande,
vermoedelijk houder van het handschrift, gaat eveneens naar St.-Jans Molenbeek
op 20.7.1880, wellicht zijn moeder en zuster vervoegend.
Daarna is men hun spoor bijster; getracht zal worden iets meer te vernemen op
het gemeentebestuur van St.-Jans Molenbeek; Emman uel Van de Zande was toen 37
jaar en praktisch zeker vrijgezel.
Nog een klein lichtpunt : alhoewel voor goed uit Meise weg (het ouderlijk huis
werd ingenomen door de kostersfamilie Joos) werd toch niet alle contact
verbroken : Maria Catharina Van de Zande, hoger vermeld, ° 4.10.1851, op
12.5.1875 naar St.-Gilles gegaan, is niet ongehuwd gebleven.Als weduwe Van Ghiest Gustave + 8.1.1920
heeft zij een legaat van Fr 6.000 gemaakt aan het toenmalig Weldadigheidsbureel
van Meise; wellicht geeft dit nog enige aanduiding ?
Hier eindigt de inventaris van wat hier te Meise of zonder te veel moeite
elders tot nog toe is kunnen vernomen worden en in verband gebracht met het
verloren handschrift.
Met dank zou alle bijkomende aanduiding in ontvangst genomen worden en alle
verdere medewerking ter zake van harte begroet.
Braak : Deze halsketen, ereteken van de Koning van
de Gilde, werd verfraaid dank zij de steun van Lodewijk de Albert, heer van
Grimbergen, erfrechtelijke voorzitter van de gilde.
In het vermeld verslag deze bewering : De braak van de Sint-Sebastiaansgilde
van Sint-Brixius-Rode dateert van het einde der XVIde eeuw en is wellicht een
van de oudste van heel de streek, eveneens de gilde.Hier moet een parallel getrokken worden met
de braak van de gilde van Meise, die een erepenning heeft met het jaartal 1597.
Vlaggen : De gilde bezit twee vlaggen.De oudste dateert van 1854, de andere van 1905.
Beker : draagt het wapenschild van de schenker Baron Vander Linden d Hoogvorst
en het beeld van een hert met stralend kruis tussen het gewei.
Een andere beker met inschrift : Koning van Brabant Gooiek september 1958.
Oud gildenboekje, tinnen pot, wandschotel en gedenkpenningen.Op 11 juli 1960 werd de titel van Koninklijke
Maatschappij verleend aan onze oude gilde.
In genoemd verslag lees ik deze plezierige anekdote :
De kermis van Rode in 1798, verteld door pastoor Heylen : In augustus 1798 is
er overal afgekondigd (door het bezettende Franse revolutiebestuur) dat men op zondagen
geen Speelman mocht houden en niet mocht dansen.Ondanks het vermeld verbod hebben we de
speelman doen komen en s achternoens is men daar lustig aan t dansen
gevallen.
Half achternoen heeft de Commissaris van Grimbergen Bresson zes soldaten naar
Rode gezonden.
In de eerste herberg waar ze aankwamen was men snarig bezig met dansen.Men gaf de soldaten te drinken.Zij droegen hen geen dansen aan.Vandaar
gingen ze naar de andere herbergen, wierden daar ook wel gedaan en lieten alles
passeren.Tegen de avond waren ze goed
besnoven, keerden terug naar de eerste herberg en wilden het dansen beletten
en dan kwam er ruzie zonder erge gevolgen.
Eveneens uit voornoemd verslag : verkoop van kerkmeubelen in 1799.
In november 1799 werden de kloosters en kapellen verkocht (niet de parochiekerken),
zo lezen we in de geschriften van pastoor Heylen Grimbergen.
Kapel van Rode heeft ook geplekt gestaen en met voorwaarde van voor drie maand
afgebroken te worden.Die van Rode
hebben dan een verzoekschrift opgestuurd zeggende dat hun kerke geen kapel was,
maar gelijk een parochiekerk, hebbende een kerkhof, een afzonderlijke koster en
inkomsten en goederen voor de armen die afgescheiden zijn van die van
Meise.Dit verzoekschrift werd
ingewilligd en de kerk van Rode is blijven bestaan.Het was veilig te Rode.
Wij hebben kunnen vaststellen dat het te Rode gedurende de Franse revolutie
tamelijk veilig was.Het bewijs : hier
waren verschillende priesters verscholen wanneer de kerkvervolging het hevigst
was en ook de vrouw van de commissaris Bresson vluchtte naar Rode wanneer de
jongens van de Boerenkrijg te Grimbergen aan de slag waren in 1798.
Deze laatste rubrieken hebben niets te maken met het gildeleven maar vermits ze
overgenomen werden uit het verslag van de secretaris Frans Van Hoeck, hebben we
geroordeeld dat, om elke verwarring te voorkomen, het best was deze gegevens
hier in te lassen.
368 De Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde van
Sint-Brixius-Rode
In het beiaardboekje Meise (1951) lees ik deze
overweging : DeSint-Sebastiaansgilde
van Rode is wellicht van iets jongere
datum (dan die van Meise).
Ik durf dit niet te beweren, want het ontstaan van beide gildenzoals van vele
andere ligt nog in het duister.De
geschiedschrijverGramaye verklaart in zijn
Antiquitates Belgicae : Sint-Brixius-Rode
is beroemd wegens zijn oude schuttersvereniging deze tekst is verschenen in
1606.
Uit een verslag opgemaakt door Frans Van Hoeck kunnen we zeer interessante
gegevens plukken. (Deze tekst werd op
P.C. gezet door ondergetekende en door de huidige secretaris Van den Troost
bijgewerkt).
De stichting van de gilde zou dateren uit de XVde eeuw hij zet het jaar 1412
voorop, maar met een vraagteken.
Vermoedelijk werd onze Sint-Sebastiaansgilde gesticht in de jaren 1400 of 1500
door de Edele Prins de Berghes die in die tijd een kasteel bewoonde in onze
parochie.Het kasteel behoorde bij het
Hof te Rode.
In 1549 was de gilde aanwezig in de processie te Wolvertem.In 1559, 1760,
1764, 1773 staat dezelfde vermelding, doch doorgehaald : de deelname was dus
voorzien doch heeft niet plaats gehad.
Ook in augustus 1565 trok de gilde van Sint-Brixius naar het haagspel te
Brussel en behaalde er prijzen.
De gilde kocht een weide, genaamd Achterste Broeck, groot een half bunder en
een grond van vijftig roeden voor het bouwen van een gildenhuis (in de
nabijheid van de wip staande op de eigendom van Leemans).
In de XVIIde eeuw werd het hoofdmanschap waargenomen door de heren die te Wolvertem woonden, namelijk de La-Tour-Taxis.
De ledenlijst is gekend tot 24.7.1655 toen E.Bulens de ouderman was.Dit wil zeggen, het oudste lid van de gilde.
In het jaar 1911 hebben de leden de statuten van de gilde, die dateren van1620
volledig herzien en aangepast aan de behoeften van deze tijd.
De godsdienstige grondslag en het parochiaal karakter van de gilde is duidelijk
omschreven in art.1 : De Sint-Sebastiaansgilde heeft tot doel de Eerwachtuit
te maken in de jaarlijkse processies en in de processie alle eerste zondagen
der maand, in de kerk na de Hoogmis.
De bevolking van Meise mag trots zijn op twee oude
schutterzsgilden die dooheen de wisselvalligheid der tijden, de tragische
gebeurtenissen die we beleefd hebben, flink en ongedeerd stand hielden en nog
krachtig en jong blijven.
De Gilde Sint-Sebastiaan Meise centrum
Deze gilde droeg vroeger de naam handbooggilde van
Sint-Martinus en Sint-Sebastiaan.
Uit de overgebleven documenten kan niet worden uitgemaakt in welke tijdsperiode
de gilde werd gesticht.
De secretaris Doms, hierover ondervraagd, kon desbetreffend geen nauwkeurige
gegevensverschaffen hij heeft in zijn
bezit ledenlijsten en andere stukken die betrekking hebben op het beheer van de
gilde, maar deze archieven dateren van 1740.Het is evident dat de gilde vroeger werd gesticht, want aan de braak is
nog een erepenning gehecht die het jaartal 1597 draagt.Deze gedenkpenning werd als herinnering en
beloning geschonken voor het bijwonen en opluisteren van de dorpsfeesten.
In augustus 1565 nam de gilde deel aan een haagspel schietwedstrijd meestal
aanhorig van landjuweel.De gilde was
eigenaarster in 1572 van het Schuttershof nabij de Amelgemweg.
In 1652 was Anna Vander Ee- hoofdman.Aan vrouwe Van Leenenborgh gaf zij op 23.6.1652, die vergaderingswoning
het nieuw huis alsook een half bunder te Limbos nabij de St.-Annakapel (St.-Martinuskapel ?).Deze schenking werd gedaan in haar hotel te
Brussel op last van een jaargetijde voor Amman Jan Vander Ee en zijn vrouw
Marie-Anne d Alverade dAguilain.Deze
schenking werd vastgelegd in een schepenbrief van 18.1.1677.In 1684 lichtte de gilde een rente van 200
gulden voor de heropbouw van het door de Fransen afgebrande gildenhuis.
Notaris Hendrik Van Hemelrijck te Grimbergen verkocht op 4.4.1745 vanwege de
gilde een bos te Meise aan Jan Van den Broeck, schepen en Joanna Van den
Broeck, inwoners van Nieuwenrode (schepenambt van Meise van 25.9.1751 in het
rijksarchief).
Het is niet vermetel het onstaan van deze gilde naar een vroegere datum te
verleggen en te situeren in de periode dat de oude gilden werden gesticht,
namelijk in de XVde eeuw.
Het geslacht Van der Linden heeft steeds veel interesse gehad voor de
schuttersgilden en in de oude rapporten staat vermeld dat op 14 mei 1740
Ignatirus Franciscus Vander Linden hoofdman was van deze gilde.In 1820 wordt nog geschreven dat Vander
Linden toen riolen liet aanleggen rondom het kerkhof en la maison des
serments dite Gildenhuys près le cabaret lEmpereur.
Het jaar van de koningsschieting hebben ook de vrouwen van de gildeleden de
gelegenheid om hun schietvaardigheid te bewijzen.
Het lag in de traditie dat op de dag van de koningsschieting de godsdienstige
plechtigheid,het lof of de namiddagvespers maar mochten beginnen na het
afschieten van de koningsvogel om aan de nieuwe koning de gelegenheid te geven
het lof bij te wonen.
Voor het aanleggen van de autosnelweg stond de dorpswip op een weide, dicht bij
de oude tramhalte ongeveer aan de ingang van de Astridlaan.
Ze werd eerst verplaatst naar een weide, gelegen aan de verbindingsweg
Krogstraat Van Doorslaerlaan en daarna opgericht in de omgeving van de
begraafplaats (Kerkhof).
Deze gilde bezit een zeer mooie oude braak, een prachtig vaandel, lansen en
andere kentekens.Bij ontbinding van van
de gilde worden de wapens onder de bewaring van de geestelijke en wettelijke
overheid van de gemeente gesteld.
De boer van Amelgem hadeen overvloedige oogst en geen voldoende
ruimte om te bergen. Een deel van de oogst zou beschadigd worden en dit verlies
maakte hem zeer bezorgd.
Terwijl de boer stond te dubben trad een keurig geklede man op hem toe en vroeg
: Waarom ziet U er zo bekommerd uit?De landsmanverklaart zijn moeilijk geval.
In de dialoog met de onbekende heeft de boer zijn ziel aan de duivelverkocht,
op voorwaarde dat in de loop van de nacht een nieuwe schuur zou gebouwd worden
en volledig afgewerkt voor het kraaien van de haan.
Gekweld door gewetenswroeging vertelde hij aan zijn vrouw wat hem was
overkomen.
Zijn echtgenote zweeg als een graf, maar dacht na om uit de knel van de duivel
te geraken.
Ze ging s morgens heel vroeg met de lantaarn in de hand naar het kippenhok
maakte lawaai en de haan begon te kraaien.De schuur was niet voltooid de duivels sloegen op de vlucht en de
verkoop van de ziel was te niet.Deze
lepe boerin was de duivel te slim af.
Met zulke boerin in het aards paradijs zou Satan het niet gehaald hebben en
alles zou beter verlopen zijn voor de nakomelingen.
Jan Vanden Eynde (Meise) Toneel Lindemans en Jef Verbesselt
Poppenspel Jef De cuyper
Ring TV Jef De Cuyper
De geschiedenis van deze hoeve, nu beter gekend
onder de naam De duivelschuur loopt ver terug in het verleden, zeker tot in
de Frankische tijd en sommige deskundigen beweren tot aan de Romeinse
bezetting.
Dr. Verbesselt geeft zijn zienswijze : De Frankische stamhouder Amalhari uit
de IVde eeuw is o.i. niet de eerste bezitter geweest van het goed dat reeds
vroeger in het bezit moet geweest zijn van een gallo-Romeinse veldheer.
Amalhari zou de kern vormen van de naam Amelgem een taal leeft en woorden
ondergaan in de volksmond andere uitspraken en daarna ook andere schrijfwijzen.Bijzonder de klanken sem, hem, betekenend
hoeve, plaats, worden veel aan de stam van het woord toegevoegd.De afstammelingen van Amalhari die het
geslacht Amelrenghem vormden hebben deze hoeve in de XIIde eeuw in bezit
gehouden.Later werd dit domein eigendom
van de abdij van Grimbergen.De bebouwde
oppervlakte bedroeg 140 bunders, de jaarlijkse wisselbouw wintergraan,
lentebezaaiïng, braak of dries werden steeds toegepast.
De hoevegebouwen waren aan alle kanten omgeven door weiden en er werd aan
druiventeelt gedaan want voor de hoeve lag een wijngaard van ongeveer 1 bunder
en 7 roeden groot en achteraan een vijver.Bij alle belangrijke hoeven werd een vijver uitgegraven om over voldoende
water te beschikken in tijd van schaarste en ook als er brand ontstond.Met betrekking tot deze vijvers heb ik
dikwijls horen spreken van brandput.
De hoeve die er nu staat werd opgebouwd in de XVIIde eeuw.Alleen de stallen zijn volledig
gemoderniseerd en dit na de brand van 1966.
Vermoedelijk werd omstreeks 1690 de splitsing van de bedrijfsoppervlakte
doorgevoerd en zo onstond nevens Groot Amelgem 80 ha een andere hoeve
Klein Amelgem of Klein Hof 45 ha.De duur van de pacht : 9 jaar.Verplichtingen van depachters
.De huurprijs : voor akkers 11 gulden,
voor weiden 12 gulden.Ze waren vrij van
tienden, maar moesten enkele leveringen in natura doen : o.a. Klein Hof een
vet kalf leveren en houillevrachten (kolen naar de mijnen halen).
Deze pachters mochten geen gronden van andere eigenaars bewerken uit vrees dat
ze hiervoor de mest zouden gebruiken.Er
was ook nog de verplichting van 200 schapen te houden om over voldoende mest te
beschikken.Alles was gericht op de
vruchtbaarheid van de gronden.De opzeg
moest geschieden een half jaar voor het eindigen van de pacht.
De eerste pachter na de heropbouw van Amelgem in het begin van de XVIIde eeuw
is geweest Jan Van Bever afkomstig van het hof Bever-Strombeek.Een neef van Jan Van Bever huurde het hof te
Hamme.In 1704 hebben we als pachter op
Groot Amelgem de genaamde Jan Heynbeke en na hem Cosmas Leemans.In 1786
Guillaume Sterckx uit St.-Maartens Lennik die huwde met de oudste dochter van
Leemans.Ze waren de ouders van
kardinaal Sterckx, geboren te Groot-Amelgem op 2 november 1792.Tijdens het Frans bewind zijn de
kloostergoederen ook Amelgem tot nationaal domein verklaard.Alsdan is het gezin Sterckx verhuisd naar het
Hof te Oppem dicht bij de kerk waar de kardinaal een bidkapel deed
bouwen.Deze staat langs de nieuwe baan
naar Asse.
In de eerste helft van de XIXde eeuw was Amelgem zwartgoed eigendom
geworden van Baron Van der Linden.
Simon Margé laatste witheer pastoor van Meise en voordien provisor van de
abdij van Grimbergen, zat de baron dusdanig aan zijn vel dat deze op 13.3.1818
beloofde elk jaareen somme van honderd
croonen te betalen aan de rechthebbende abdij (pastoraal archief).
In Amelgem had men twee watermolens de ene lag waaarschijnlijk aan de vijver
tussen de twee hoeven en de andere bestaat nog : de Elveriksmolen.
Deze wijk ligt niet op het grondgebied van Meise (van voor de fuzie) maar blijft nauw
verbonden met onze gemeente.
Dichter gelegen bij het centrum van Meise dan bij de dorpskom van de gemeente
Brussegen (nu Merchtem) waartoe ze
behoort (tot de fuzie) , en een
betere verbindingsweg, dragen ertoe bij dat de inwoners gericht blijven op
Meise.Deze hebben vaste relaties met de
Meisenaren en zijn meestal aangesloten bij de sociale organisaties van Meise (zoals de K.V.L.V., nu vrouwen met vaart).
De gewoonten uit het verleden houden stand.Is het historische erfelijkheid?Amelgem is tot heden een edel brokje natuurreservaat, typisch Brabants,
glooiend landschap nog ongeschonden ontsnapt aan grondspeculaties, aan de
woelende bulldozers.Het is topografisch
gebleven wat het in vroegere tijden was.
Amelgem de structuur : Kapel met hof enkele boerderijen wat tuinbouw en
smalle wegen totaal landelijk.
De kapel van Amelgem was in 1155 door Niklaas, bisschop van Kamerijk aan de
abdij van Grimbergen toegewezen.
Amelogem was in 1247 nog een zelfstandige parochie met een hofkapel en een
prachtig domein.
Op de hoeve Amelgem verbleven kloosterlingen en lekebroeders van de abdij van
Grimbergen.
Door besluit van bisschop Wilhelmus van Kamerrijk werd Amelgem een
ondergeschikte kerk van Meise en werd ze later bij Ophem gevoegd.
De oude kapel werd in 1636 vervangen door het gebouw dat nog bestaat en prelaat
Outers deed ze versieren met prachtige schilderijen.Deze zijn verdwenen.
8 september O.L.Vrouwgeboorte feestdag van de parochie werd gevierd met een
godsdienstige plechtigheid, hoogmis en processie.
Deze werd bijgewoond door de gilde van de edele handboog van St.-Sebastiaan en
van St.-Gregorius van Meise en Ophem; ook door de drossaard van het land van
Grimbergen en van beide baanderheren alsook de familie Boechout.
Welke weg deze processie volgde kan moeilijk beantwoord worden.Toch weten wij dat het rustaltaar opgericht
was tussen Amelgem en Ophem, waarschijnlijk op de Heirbaan.In dit geval was de baan van de Karelijck
naar Ophem vermoedelijk de processieweg.
Op de Heirbaan heeft men een mooi zicht op de parochie Amelgem en dit was een
geschikt verhoog om huizen en velden te zegenen.
Na de processie had een plechtige ontvangst plaats door de Abt van Grimbergen
in de grote zaal van de hoeve van Groot Amelgem zaal die nog bestaat.Naar alle waarschijnlijkheid was hier ook een
begankenis ter ere van St.-Gilles.Dit
zou verklaren dat nu nog de herberg (ondertussen
gesloten) bestaat die op het uihangbord de naam van de heilige draagt.
Rondom de kapel woonden begijntjes en het is best mogelijk dat daar een klein
begijnhof bestaan heeft.
Zo, in de XIIde eeuw Elisabeth en Oda die aan de petancie van de abdij van
Grimbergen 20 stuivers schonk.De
begijnhoven ontstonden op het einde van de XIIde eeuw.
Er wordt ook verondersteld dat een perceel grond rondom de kapel bestemd was
tot begraafplaats.
Peeter van Rode op welcke goeden staat de Kapelle van Amelgem met het
kerckhoff daeromme gelegen.
Vanaf de XIIde eeuw komt de naam Hasselt voor in
bepaalde akten.Van de Capella de
Hasselt werd voor het eerst melding gemaakt in het begin van de XIIIde eeuw en
eveneens van Arnoldus, pastoor van Hasselt.In 1211 verbleef Boudewijn van Hasselt, een leenman van de heren van
Grimbergen, op dit landgoed.
Omtrent 1270 zijn twee Norbertinessen met name Ida en Margareta uit het
klooster van Nieuwenrode overgekomen naar het Hof van Hasselt dat eveneens aan
het moederhuis van deze orde in Grimbergen toebehoorde.
In de XVde eeuw is het gebouw door brand vernield en werd het terug
opgebouwd.Het nieuwe hof ter Hasselt
was eigendom van een Milanese familie Caïmo, een lid van deze familie was advokaat
bij de Grote Raad te Mechelen; een ander was bisschop van Brugge en zijn
kazuivel bevindt zich in de kerk van Puurs, hoofd van de dekenij waarvan Meise
toen afhing.Is deze kazuivel soms via
Hasselt daar gekomen ?
Dan volgde Vander Goten, waarschijnlijk een familielid door
aanverwantschap.Dr Verbesselt schrijft
in zijn werk Parochiewezen van Brabant dat de heren van Hasselt te Wolvertem
begraven werden.Dit is echter niet het
geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel
Douglas Scot-prozaïsch omgezet in Deschot zie de zerk tegen de muur van de
achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
De
bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen
MHERT
IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne
keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1696
Op het einde van de XIXde eeuw is het Hof ter
hasselt het strijdtoneel geworden van een dorpspolitiek met panache.
In het centrum ging het tussen de twee fanfares de horzels en de ressen de
bastions van beide kampen.
De inwoners van de gehuchten waren niet zo nauw betrokken, bij deze
fanfarepolitiek; zij hadden niet zoveel contact met het centrum, de
verbindingswegen waren slecht en de verkeersmiddelen waren niet zoals nu.
Ge moogt geloven dat beide groepen het opnamen voor de goede zaak op zijn
Breugheliaans en de hartstochten waren zo opgezweept dat men nooit zijn gebuur
zou aanspreken als hij tot de andere partij behoorde.In dit politiek dorpsgebeuren stak
overvloedige stof voor een sappige revue, want de acteurs wisten niet dat ze
hun rol zo slecht speelden.
Op een zeker moment rukt de strijd los op een hoger vlak naar de top.De scène tussen de twee kopstukken, de
kasteelheren, met als dekor de poëtische groene zone van het Hof ter
Hasselten van het kasteel van de rijke
gebuur.Het Hof ter Hasselt was de
residentie van de generaal, de majordomus van de Keizerin, in de volksmond de
Kommandant van Boechout. Op het naburige kasteel woonde de kopman van de
anderen.
De twee hovingen van deze kastelen waren belendend en de grens werd weldra de
frontlijn.De generaal greep naar de
vooruitstrevende militaire taktiek en om zijn tegenstander te pesten, zou hij
langs de frontlijn een heuvel, versterkt door ijzeren netwerk, doen optrekken.
In de volkstaal spreekt men van een berg om te laten verstaan dat de top
hoog boven de grond uitstak.Deze
uitkijkpost zou het mogelijk maken de handel en de wandel, de bewegingen van
het andere kamp gade te slaan.
De generaal koesterde de zoete hoop dat hij door de kracht van zijn geniale
taktiek de man van de oppositie die uit Schaarbeek afkomstig was terug naar
zijn geboortestad zou jagen.
De buurman ging niet op de vlucht.Hij
hield voet bij stuk.De dorpspolitiek
kan koppige vastberadenheid zo hard maken als beton en de rede verliest meestal
haar vat op de mens die vast zit in de klauwen van een al te enge, al te
driftige dorpspolitiek.
De ractie bleef niet uit, de buurman konsulteerde zijn bevoegde technici om
de afweer en de verdediging te organiseren.
Na grondig onderzoek en rijp overleg, zo luidt de klassieke formule en deze
past hier, viel eindelijk de gewichtige beslissing : langs de scheidingslijn
rijen kaarspopulieren planten.Deze
bomen groeien snel de hoogte in en na enkele jaren was het groene gordijn dicht
genoeg om de uitkijkpost onschadelijk te maken.De man was ook tevreden over zijn vondst en verklaarde : zo zullen de
mensen zien dat ik niet zal verhuizen.
Ik geef dit luimig proefje uit de heroïsche periode van de gemeentepolitiek
omdat zon verheven staaltje niet voorkomt in de geschiedenis of de folklore
van andere gemeenten.
De strijd tussen stammen en kasteelheren is legendarisch en heeft dichters en
schrijvers geïnspireerd.Maar die twist
ontstond meestal uit familievete, uit jaloersheid of met aan de bron een idylle
of liefdeshistorie.
Maar in Meise niets van dit alles het was de politieke strijd om het
meesterschap.De dorpspolitiek werd
bijna instinctmatig gevoerd, soms met machiavellistische metode en geenszins
met de bedoeling om goed te doen voor allen want de partij had voorrang op het
gemeenschapsbelang, ook niet uit eigenbelang want de leiders haalden er geen
voordeel uit.Alleen maar om meester te
blijven, want de macht werd door velen nog beschouwd als een feodaal
bezit.Programma had weinig betekenis,
persoonlijke aanvallen waren schering en inslag.
De gemeenteverkiezing was de beslissende match waar supporters uit beide kampen
wel eens slaags geraakten.
In die jaren van gedirigeerde tweedracht draaide de motor van de gemeentelijke
vooruitgang zeer langzaam.
Wij verheugen ons erover dat het Hof ter Hasselt aan al deze tribulaties niet
is ten onder gegaan dat het mooie reservaat van de gemeente behouden
bleef.Wel werd het kasteel nogmaals erg
beschadigd door brand, maar daarna met veel kunstzin herbouwd door de eigenaars
De Smedt Van Ginderachter.