Apomictie en Parthenocarpie
Gisteren is mijn frank gevallen, alhoewel het nu euro’s zijn.
De prachtige, gestekelde braam aan de achterinkom, die er vanzelf gekomen is, is een geval van apomictie. Altijd is al opgevallen dat deze struik zeer nauw verwant leek met de Himalaya die een twintigtal meter verder in de kippenren staat.
Apomictie is het vermogen kiemkrachtig zaad voort te brengen zonder bestuiving, zonder mannelijke cel. Een onbevruchte cel uit de nucellus ( deel van de zaadknop waarin de eicel ligt ) groeit uit tot een complete vrucht.
Mijn beide bramen zijn dus identiek.
Apomictie komt o.a. voor bij okkernoten.
Apomictie is niet te vergelijken met de parthonocarpie bij de pitvruchten. Bij parthocarpie worden geen pitten gevormd, biologisch het bijzonderste van de vruchten. U zult al wel een Confrence peer aangetroffen hebben zonder pitten.
De Himalaya braam wordt nu correct benaamd als Rubus armeniacus Focke, naar zijn oorspronggebied Armenië. Vroeger waren er meerdere, andere wetenschappelijke namen.
De soort werd rond 1835 in Duitsland binnengebracht door Booth. De naam werd Theodore Reimers.
In 1885 introduceerde Luther Burbank deze in Amerika. Derek Jennings, de schepper van o.a. de Taybes, vertelde mij dat deze verstrooide prof ook bramen uit de Himalaya binnenkreeg en deze verwisselde. Als deze braam als Himalaya terug in Duitsland arriveerde, merkte men dat het in feite hun Theodore Reimers was.
Ik vind Himalaya een lekkere braam die begin augustus, als een van de vroege bramen rijpt. Van de stekels heb je geen last bij het plukken. De nieuwe scheuten bind je aan. In het verleden had ik er tweemaal van 9,10 m. Wel heb je elk najeaar,winter stevige handschoenen nodig om de afgedragen takken weg te knippen tot tegen de grond.
Vorig jaar met de wateroverlast is wel een exemplaar bezweken in mijn bramengallerij.
FOTO’S
Eerst 2 foto’s van het exemplaar in de kippenren.
Dan van de braam aan de achterinkom, uitnodigend bij rijpheid om er in het voorbijgaan telkens van te snoepen!
|