Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
16-09-2010
Onze ouders
Onze ouders
Wat zegt ALLAH (s.w.t.) in de Qoraan over de plichten t.o.v. de ouders:
In Soerat al-Baqarah zegt Hij (s.w.t.) over de Bani Israiel:
En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israel aanvaardden (zeggend): Aanbidt niets dan ALLAH, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwant, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de salaat en geeft de zakaat. "vervolgens onttrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden (al-Baqarah 2 ayah 83)
Ook in het testament hebben de ouders een belangrijke plaats: In Soerat al-Baqarah zegt ALLAH (s.w.t.) hierover:
"het is jullie verplicht wanneer de dood een van jullie nabij is, als hij bezit nalaat, een testament te maken voor de ouders en de verwanten, volgens wat redelijk is, dit is een verplichting voor de Moetaqoen (zij die ALLAH (s.w.t.) vrezen)? (al-Baqarah 2 ayah 180)
En over de bijdragen die wij moeten geven zegt Hij (s.w.t.):
Zij vragen jou wat het is dat zij als bijdrage moeten geven. Zeg: "Wat jullie aan goeds geven (als bijdrage) is bestemd voor de ouders en de verwanten en de wezen en de armen en de reiziger zonder proviand. "En wat jullie aan goeds doen: voorwaar. ALLAH is daarover Alwetend.? (al-Baqarah 2 ayah 215)
De ouders staan vooraan, van degenen voor wie je goede daden moet doen en moet geven van wat je van ALLAH (s.w.t.) hebt gekregen.
ALLAH (s.w.t.) zegt in de Qoraan dat wij Hem moeten aanbidden en onze ouders goed moeten behandelen: deze twee staan naast elkaar, als horende bij elkaar, en de een kan niet goed gedaan worden zonder dat de andere word gedaan:
"En aanbidt ALLAH en kent Hem in niets een deelgenoot toe, en weest goed voor de ouders en de verwanten en de wezen en de behoeftigen de verwante buren en de niet-verwante buren en de goede vrienden en de reiziger en de slaven waarover jullie beschikken Voorwaar, ALLAH houdt niet van de trotse hoogmoedigen?
Als wij onze ouders niet goed behandelen dan zijn wij trots- we denken immers dat wij die plicht niet hebben- en wij zijn hoogmoedig- we denken dat het niet uitmaakt of wij naast hen staan of niet.
De heel bekende ayah uit de Qoraan waar ALLAH (s.w.t.) ons zegt:
"En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden, en goedheid betrachten (goed doen) tegenover de ouders. Als een van de twee of beiden de ouderdom bereiken in jouw aanwezigheid, zeg dan nooit 'foei/oef' tegen hen, snauw hen niet af en spreekt tot hen een vriendelijk woord.
En wees zachtmoedig voor beiden, en nederig en liefdevol, en zeg: O mijn Heer, schenk hun Genade, zoals zij mij opvoedden toen ik klein was" (Al-Israa 17 : 23-24)
Lees in de Qoraan de ayaat over de Profeten, die voor hun ouders aan ALLAH (s.w.t.) het goede vragen en gehoorzamen aan het bevel van Hem om goed met hun ouders om te gaan. En zeker zijn de Profeten naar ons gestuurd als voorbeelden van goed gedrag en leiding voor de mensheid.
Lees over de Profeten Loeqmaan, Jachjaa, Iesaa en Noeh (vrede zij met hen), dat ALLAH (s.w.t.) hen beschrijft als goed zijnde voor hun ouders. En dit laat ons zeker zien wat voor hoge positie dit bij ALLAH (s.w.t.) heeft, dat Hij (s.w.t.) Zijn profeten (vrede zij met hen) hiermee beschrijft.
Lees wat ALLAH (s.w.t.) zegt in Soerat Loeqmaan, de Soerah waarin staat dat de Profeet Loeqmaan ('alaihi asalaam) zoveel goede kennis doorgaf aan zijn zoon. En ALLAH (s.w.t.) zegt hier:
"En wij bevolen de mens (goedheid) jegens zijn ouders. Zijn moeder droeg hem in zwakheid op zwakheid, en het zogen van hem duurde twee jaren. Wees daarom mij en jouw ouders dankbaar. Tot mij is de terugkeer.
En als zij jou dwingen dat jij iets aan Mij toekent, zonder dat jij er kennis over hebt: gehoorzaam hen dan niet. En vergezel hen vriendelijk op de wereld. En volg de weg van degenen die zich tot Mij hebben gewend. Daarna is tot Mij jullie terugkeer. Dan zal Ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen " (Loeqmaan 31 : 14-15)
ALLAH (s.w.t.) spreekt in de Qoraan over de Profeten Jachjaa en Iesaa (vrede zij met hen). Lees in Soerat Maryam:
?En hij (Jachjaa) was goed voor zijn ouders en hij was niet arrogant en ongehoorzaam.?
"Hij (Iesaa) zei: "Voorwaar, ik ben een dienaar van ALLAH. Hij heeft mij het Schrift gegeven en mij tot Profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen de salaat te verrichten en de zakaat (te betalen) zolang ik leef. En om goed te zijn voor mijn moeder. En Hij heeft mij niet als een arrogante ongehoorzame gemaakt... ."
De Profeet Noeh ('alaihi asalaam) vroeg ALLAH (s.w.t.) om vergeving voor zijn ouders:
'Mijn Heer, vergeef mij en mijn ouders en wie mijn huis binnentreedt als gelovige, en de gelovige mannen en de gelovige vrouwen... .' (Noeh 71 : 28)
Zoals jullie hierboven kunnen lezen, wordt ALLAH s (s.w.t.) gebod om goed te zijn voor de ouders vaak gevolgd door het gebod om goed te zijn voor je verwanten (familie) en je buren. Ook in de ahadieth worden vaak goedheid aan de ouders en aan de familie en de buren samen genoemd. Over de familie, meestal wordt deze genoemd als 'baarmoederbanden', 'silla-t-ul-rahm', die wij goed horen aan te houden. In ahadieth wordt duidelijk gemaakt wat de veroordeling is van degene die zijn ouders en zijn familie en buren niet goed behandelt.
Welke hoge plaats heeft ALLAH (s.w.t.) gegeven aan 'Birr-ul-waalidein', de goede omgang met de ouders?!
Abdoellaah ibn Mas'oed (r.a.) verhaalt: "Ik vroeg de Profeet : 'Welke handeling is het meest geliefd bij ALLAH?' Hij antwoordde: 'Het gebed op de daarvoor gegeven tijd verrichten' Ik vroeg: 'En daarna?' Hij antwoordde: 'goedheid betrachten tegenover de ouders' Ik vroeg: 'En daarna?' Hij antwoordde: ?Djihaad op de weg van ALLAH'. (overgeleverd door Boechaarie en Moeslim)
Abdoellaah ibn Amroe ibn Al-'aas (r.a.) vertelde, dat een man bij de profeet kwam en zei: 'Ik wil plechtig de eed bij u afleggen, dat ik zal emigreren en voor de zaak van ALLAH zal strijden om Zijn beloning te krijgen.' Hij zei: 'En leeft een van jouw ouders nog?' De man zei: 'Ja, zij leven allebei nog' Hij zei: 'Zoek jij de beloning van ALLAH?' Hij zei: 'Ja.' Hij zei: ' Ga terug naar jouw ouders en wees de beste metgezel voor hun.' (overgeleverd door Boechaarie en Moeslim)
Ibn al-Qayyim (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft over dit onderwerp gezegd:
Er zijn vier soorten liefde die we moeten onderscheiden, en degenen die afdwalen dwalen af omdat ze dit onderscheid niet maken. De eerste van deze is, de liefde voor Allah, maar dit alleen is niet voldoende om een persoon te redden van de bestraffing van Allah en om Zijn beloning te ontvangen. De Veelgodendienaars, aanbidders van het kruis, Joden en anderen houden allen van Allah. De tweede (soort liefde) is, liefde voor datgene waar Allah van houdt. Dit is wat een persoon in de Islam brengt en uit Kufr (ongeloof). De meest geliefde mensen bij Allah zijn degenen die het meest correct en het meest toegewijd zijn in deze soort liefde. De derde soort is, liefde omwille van Allah, welke een van de vereisten is van de liefde voor datgene waar Allah van houdt. De liefde van een persoon voor datgene waar Allah van houdt kan niet compleet zijn tot diegene ook liefde heeft omwille van Allah. De vierde (soort liefde) is, liefde voor iets naast Allah, en deze liefde heeft te maken met shirk (afgoderij). Iedereen die van dingen houdt naast Allah maar niet omwille van Allah heeft datgene gelijkgesteld (als concurrent) aan Allah. Dit is de liefde van de Mushrikeen (veelgodendienaars). Er blijft een vijfde soort liefde over welke niets te maken heeft met het onderwerp; dit is de natuurlijke liefde, welke de menselijke behoefte is voor datgene wat hoort bij zijn (menselijke) natuur, zoals de liefde van een dorstige persoon voor water en van een hongerige persoon voor voedsel, of de liefde voor slaap, of (de liefde) voor je vrouw en kinderen. Hier is niks mis mee, tenzij het een persoon afleidt van het gedenken van Allah en hem weerhoudt om van Allah te houden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
O jullie die geloven, laat jullie bezittingen en jullie kinderen jullie niet afleiden van het gedenken van Allah.[Qs. al-Munaafiqoon 63:9]
Mannen die niet door handel en niet door verkoop worden afgeleid van de gedachtenis van Allah[Qs. al-Noor 24:37]
(Al-Jawaab al-Kaafi, 1/134)
En hij heeft gezegd (moge Allah tevreden met hem zijn):
Het verschil tussen liefde omwille van Allah en liefde voor iets naast Allah is een van de belangrijkste verschillen. Iedereen dient dit onderscheid te maken en is ook verplicht om dat te doen. Liefde omwille van Allah is een teken van de perfectie van het geloof, maar liefde voor iets naast Allah is de essentie (kern) van Shirk (afgoderij). Het verschil tussen deze twee is, dat de liefde van een persoon omwille van Allah verbonden is aan zijn liefde voor Allah; als deze liefde sterk wordt in zijn hart, dan sommeert deze liefde dat hij zal houden van datgene waar Allah van houdt. Als hij houdt van datgene waar zijn Heer van houdt en hij houdt van degenen die de vrienden van Allah zijn, dan is deze liefde omwille van Allah. Dus hij houdt van Zijn Boodschappers, Profeten, Engelen en vrienden omdat Allah van hen houdt, en hij haat degenen die hen haten omdat Allah zulke mensen haat. Het teken (eigenschap) van de liefde en haat omwille van Allah is dat zijn (van de persoon) haat voor degene die Allah haat niet eenvoudigweg in liefde zal veranderen omdat deze persoon (die wordt gehaat) hem vriendelijk behandeld, hem een dienst bewijst of in een van zijn behoeftes voorziet; en zijn liefde voor degenen van wie Allah houdt zal niet simpelweg in haat veranderen omdat deze persoon iets doet wat diegene verontrust of pijn doet, of dit nou per ongeluk is of expres, uit gehoorzaamheid voor Allah of omdat de persoon vindt dat hij dat moet doen om de een of andere reden, of omdat de persoon een boosdoener is, die misschien zijn kwaad zal opgeven en berouw zal tonen. De gehele religie draait om vier principes: liefde en haat, en hieruit volgend, handeling (daad) en zelfonthouding. De persoon van wie de liefde en haat, handeling en zelfonthouding, allemaal omwille van Allah zijn, heeft zijn geloof geperfectioneerd zodat wanneer hij (de persoon) houdt van, hij dit (houden van) doet omwille van Allah, wanneer hij haat, hij haat omwille van Allah, wanneer hij iets doet, hij het doet omwille van Allah, en wanneer hij zich van iets onthoudt, hij zich onthoudt omwille van Allah. Wanneer hij in deze vier categorieën tekort schiet, dan schiet hij tekort in zijn geloof en toewijding aan het geloof. Dit is in tegenstelling tot de liefde voor dingen naast Allah, welke uit twee types bestaat. De ene type staat haaks op het principe van Tawheed en is shirk; de andere gaat de perfectie van oprechtheid en liefde tegenover Allah tegen, maar plaatst een persoon niet buiten de Islam.
De eerste soort is als de liefde van de Mushrikeen (veelgodendienaars) voor hun idolen (afgodsbeelden) en goden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
En er zijn er onder de mensen die naast Allah afgoden nemen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah[Qs al-Baqarah 2:165]
Deze Mushrikeen houden van hun idolen en goden naast Allah zoals zij van Allah houden. Deze liefde en toewijding wordt vergezeld door angst, hoop, aanbidding en smeekbeden. Deze liefde is puur Shirk welke Allah niet vergeeft. Geloof kan niet worden geperfectioneerd tenzij een persoon deze idolen beschouwd als vijanden en ze intens haat, en de mensen haat die hen aanbidden, en hen beschouwd als vijanden en zich inspant tegen hen. Dit is de boodschap met welke Allah al Zijn Boodschappers heeft gezonden en al Zijn boeken heeft geopenbaard. Hij heeft de Hel gecreëerd voor de mensen van Shirk die van deze concurrenten houden, en Hij heeft het Paradijs gecreëerd voor degenen die zich tegen hen inspannen en hen omwille van Hem als vijanden beschouwen en om Zijn Tevredenheid te verdienen. Iemand die iets aanbidt van nabij de Troon tot de laagste diepten van de aarde en een god aanneemt en een beschermer naast Allah en een ander wezen toevoegt in zijn aanbidding met Hem, zal worden onteigend door datgene wat hij aanbad (datgene zal dus afstand nemen van zijn aanbidder) wanneer hij het het meest nodig heeft [dus op de Dag des oordeels].
De tweede soort is, liefde voor de dingen die Allah aantrekkelijk heeft gemaakt voor mensen, zoals vrouwen, kinderen, goud, zilver, gebrandmerkte mooie paarden, vee en (goed geploegde) land. Mensen houden van deze dingen met een soort verlangen, zoals de liefde van een hongerige persoon voor voedsel en een dorstige persoon voor water. Deze liefde bestaat uit drie soorten. Als een persoon van deze dingen houdt omwille van Allah en deze dingen ziet als een manier om Allah te gehoorzamen, dan zal hij daarvoor worden beloond; het zal worden meegerekend (beschouwd) als een onderdeel van liefde omwille van Allah en een manier om Hem te bereiken, en hij (deze persoon) zal nog steeds genieten van deze dingen. Dit is hoe de beste van de schepping [dus de Profeet (salallahoe alayhi wa sallam)] was, voor wie vrouwen en parfum in deze wereld geliefd waren gemaakt, en zijn liefde voor deze dingen hielpen hem om meer van Allah te houden en om Zijn Boodschap uit te dragen en Zijn geboden te volbrengen. Als een persoon houdt van deze zaken omdat ze horen bij zijn natuur en zijn eigen verlangens, maar hij deze dingen niet prefereert boven datgene waar Allah van houdt en tevreden mee is, en hij deze neemt vanwege zijn natuurlijke neiging, dan valt dat onder de zaken die zijn toegestaan, en zal hij niet worden gestraft voor deze dingen, maar zijn liefde voor Allah en omwille van Allah zullen een beetje tekort schieten. Als zijn enige doel in het leven is om deze dingen te verkrijgen, en hij deze dingen prioriteit geeft boven datgene waar Allah van houdt en tevreden mee is, dan doet hij zichzelf onrecht en volgt hij zijn eigen begeertes.
De eerste is de liefde van al-Saabiqoon (degenen die het voornaamst zijn in Islam); de tweede is de liefde van al-muqtasidoon (degenen die gemiddeld zijn) en de derde is de liefde van al-zaalimoon (de boosdoeners).
Verhaal van de Sahabah - Sohaib (radiallaho anho) bekeert zich tot de Islam
Verhaal: Sohaib (radiallaho anho) bekeert zich tot de Islam
Sohaib en Amaar (radiallaho anhuma) werden in dezelfde periode Moslim. De Profeet (sallalaho alaihi wasallam) logeerde bij Arqam, toen beiden afzonderlijk kwamen met dezelfde intentie om zich te bekeren tot de Islam en elkaar ontmoetten bij het huis. Sohaib (radiallaho anho) leed ook veel van de ongelovige vervolgers, zoals andere Moslims uit die tijd. Tenslotte besloot hij naar Medina te emigreren. De Quraish lieten dit niet toe, en niet lang na zijn vertrek, ging een groep hem achterna om hem terug te brengen naar Mekka. Toen de groep hem naderde riep hij hun toe:
Jullie weten dat ik een betere boogschutter ben dan jullie allen. Zolang als ik slechts 1 pijl heb, zullen jullie niet in staat zijn mij te benaderen, en als ik al mijn pijlen heb verschoten, zal ik jullie met mijn zwaard bevechten zolang als het in mijn handen is. Als jullie willen, kunnen jullie mijn huis en bezittingen krijgen, dat ik in Mekka heb achtergelaten en mijn twee vrouwelijke slaven.
En zij waren het met hem eens. Hij vertelde hun de plaats waar het geld was, en zij lieten hem zijn weg vervolgen naar Medina. Bij deze openbaarde Allah de volgende verzen van de Quran aan de Profeet (sallalaho alaihi wasalllam):
En er is onder de mensen die zichzelf verkoopt, het welbehagen van Allah zoekend. En Allah is meest genadig voor de dienaren. Soerah al-Baqarah 207
De Profeet van Allah(sallalaho alaihi wasallam) was in Quba. Toen hij Sohaib zag aankomen zei hij:
Een goede koop, Abu Yahia (Sohaib)!
Sohaib (radiallaho anho) vertelt:
De Heilige Profeet (sallalaho alaihi wasallam) at toen dadels. Ik at samen met hem. Een van mijn ogen deed mij zeer. Hij zei: Sohaib, je neemt dadels terwijl je een ontstoken oog hebt. Ik antwoordde: Maar ik neem ze van de kant van het andere oog, dat niet ontstoken is, O Profeet van Allah. De Profeet (sallalaho alaihi wasallam) was zeer ingenomen met mijn vinnig antwoord.
Sohaib (radiallaho anho) was zeer edelmoedig en hij gaf zijn geld kwistig aan anderen uit. Umar (radiallaho anho) vertelde hem dat hij erg verkwistend was. Hijreageerde hierop door te stellen:
Maar ik besteed alleen waar het juist is.
Toen Umar (radiallaho anho) op sterven lag, gaf hij te kennen dat het zijn wens was, dat zijn overlijdensdienst door Sohaib (radiallaho anho) geleid zou worden.
Moslims geloven in al-qadr (de voorbeschikking), goed of slecht die Allah voor al Zijn schepselen volgens Zijn allesomvattende kennis heeft voorbestemd. Allah heeft alles geschapen in perfecte verhoudingen en Hij is de absolute Beheerser en Regeerder. Zijn bepaling van de aard van de dingen was al gevestigd 50.000 jaar voordat Hij de hemelen en de aarde schiep.
Allah zegt in de Koran:
?Geen onheil gebeurt op de aarde of in jullie nafs (zelf) maar het is opgeschreven in het Boek van bepalingen, voordat Wij het tot bestaan brengen. Dat is zeker gemakkelijk voor Allah? (Surah 57 : Ayah 22)
En in een overlevering (hadith) lezen we:
Abdullah ibn Amr ibn al-Aas heeft overgeleverd: Ik hoorde Allah?s boodschapper zeggen: ?Allah bepaalde de bestemming van de schepping 50.000 jaar voordat Hij de hemelen en de aarde schiep? (Overgeleverd door Moeslim)
Alles in de hemelen en op de aarde vindt plaats met Zijn kennis en door zijn bevel. En niets valt buiten de kennis van Allah. Goed en slecht bestaan door Allah?s bevel en iedereen verkrijgt het een of het ander door zijn eigen keus en door het gebruik van zijn eigen wil. Niettemin, bestaat het goede alleen met de hulp van Allah en het slechte bestaat niet tegen Zijn wil maar alleen met Zijn verlof. De mens heeft de kracht te handelen zoals hij wil en wordt niet gedwongen bij alles wat hij doet. Maar zijn kracht en vrije wil vallen binnen de wil van Allah. Allah kent het heden, verleden en de toekomst van ieder schepsel. De mens schept niet kiest zijn eigen daden niet totaal met zijn eigen wil. Hij (de mens) handelt niet totaal onafhankelijk van en superieur aan de Wil van Allah. Het is aan de mens om Allah wel of niet te gehoorzamen. Hij heeft de keus welke weg hij wil bewandelen, maar Allah weet wat we gaan doen.
Ali heeft overleverd dat de Profeet heeft gezegd: ?Er is niemand van jullie waarvoor er geen zetel in het Paradijs of de Hel is toegewezen en voor wie het niet is opgeschreven of hij een ongelukkig of gelukkig persoon zal zijn.?
Een man zei: ?O, boodschapper van Allah, zouden wij dan niet moeten vertrouwen op ons lot (bestemming) en onze daden opgeven?? Daarop zei de boodschapper van Allah (Moge Allah?s vrede en zegeningen met hem zijn): ?Voor wie behoort tot het gezelschap van geluk, zullen goede werken makkelijker gemaakt worden en wie behoort tot het gezelschap van ellende zullen slechte daden makkelijker worden gemaakt?
Vervolgens reciteerde hij: ?Voor hem die geeft (liefdadigheid) en zich houdt aan zijn plicht jegens Allah en Hem vreest en gelooft in de beste beloning van Allah, Wij zullen voor hem het pad van goedheid makkelijk maken, maar hij die een begerige vrek is en denkt dat hij onafhankelijk is, Wij zullen voor hem het pad van slechtheid makkelijk maken.? (Surah 92 : Ayah 5-10) (Overgeleverd door Moeslim)
Verhalen van de Sahabah - Safiyyah (radiallaho anha) doodt een jood
Verhaal: Safiyyah (radiallaho anha) doodt een jood
Safiyyah (radiallaho anha) was een tante van de Profeet Muhammad (sallalaho alaihi wasallam) en een zuster van Hamza (radiallaho anho). Ze vocht mee in de strijd om Uhud. Toen de moslims een keer aan het verliezen waren en enkele van hun het slachtveld ontvluchtten, sloeg ze met haar speer op hun gezichten en prikkelde hun om terug te gaan en door te vechten.
In de oorlog van Khandaq had de profeet alle moslimvrouwen in een vesting verzameld en Hasan bin Thabit (radiallaho anho) was de opdracht gegeven om hun te beschermen. De joden, die altijd op de loer stonden om van zulke gelegenheden misbruik te maken, omsingelden de plek van de vrouwen en stuurden 1 van hun erop uit om uit te maken of er ook mannen bij de dames waren. Safiyyah (ra) zag toevallig een jood het fort naderen. Ze zei aan Hasan:
Er komt een jood om ons te bespioneren. Ga op hem af en dood hem.
Hassan (ra) kon de moed hiervoor niet opbrengen. Safiyyah (ra) bewapende zich toen met een haring van een tent, ging buiten de vesting en bracht de jood een slag toe op het hoofd waardoor deze ter plaatse dood neer viel. Ze kwam terug en zei aan Hasan:
De man is dood. Ik heb zijn kleren en de armen van zijn lichaam niet verwijderd, omdat ik mij als vrouw schaam om dat te doen. Ga jij nu en verwijder alles van zijn lichaam. Breng ook zijn hoofd als je die van zijn lichaam hebt gescheiden.
Hassan kon dit ook niet uitvoeren. Safiyyah ging er toen zelf op uit, bracht zijn hoofd en gooide het over de muur te midden van de andere joden. Toen ze dit zagen, zeiden ze:
Wij vonden het vreemd dat Muhammad de dames alleen in het fort kon houden. Zeker, er zijn mensen binnen om de vrouwen te bewaken.
Moraal:
Safiyyah (ra) overleed in 20 na Hidjrah op drieenzeventig jarige leeftijd. In de oorlog van Khandaq was zij 58 jaar oud. Een vrouw op zo een leeftijd, dezer dagen, kan nauwelijks haar huishoudelijke werkzaamheden verrichten. Maar kijk naar Safiyya (radiallaho anha) die er zelf op uitgaat en de jood doodt.
Wellicht hebben velen van jullie dit al eerder gelezen maar wou het toch plaatsen voor degenen die het nog niet weten.
De volgende ahadieth (overleveringen), zijn door Ibn-Abbas aan Moeaaz ibn Djabal ( r.a., moge de vrede van Allah op hun beide zijn.) overgeleverd:
"Op een dag waren we samen met de boodschapper van Allah in een huis van een van de Ansaar.(een bewoner van de stad Medina die de moslims hielp). We vormden een djamaa'ah(gemeenschap). We waren diep in gesprek toen we van buiten een stem hoorden, die zei: "De gastheer en al degenen die binnen zijn: mag ik binnenkomen? Ik heb een wens, ik moet met jullie praten!" Hierop keek iedereen naar het gezicht van de profeet En hij zei vervolgens: "Weten jullie wie dit is?" We zeiden allemaal tegelijk: "Allah en zijn profeet weten het het best." De profeet zei: "Dit is lain (vervloekte) Iblies; de Satan; moge de vloek van Allah op hem rusten". Toen de profeet dit had gezegd, zei Oemar (een van de metgezellen, r.a.): "Jaa Rasoel-Allah, geef mij uw toestemming om hem te doden." De profeet gaf geen toestemming. En zei: " Jaa, (O) Oemar weet jij niet dat hij uitstel (van Allah) heeft gekregen tot een bepaalde tijd?.....Laat hem". Daarna zei de profeet: "Doe de deur open, laat hem binnen komen. Hij is hier gekomen met Allah's Bevel. Probeer te begrijpen wat hij jullie gaat zeggen, luister goed naar hem!" Rawi vertelt verder: "De deur werd voor hem geopend. Hij kwam binnen. We konden hem zien. Hij zag er uit als een oude schele man, zonder baard. Hij had maar zes of zeven haren die op paardenharen leken, en aan zijn kin hingen. Zijn ogen keken naar boven. Zijn hoofd was zo groot als een die van een olifant, en zijn lippen leken op buffel-lippen. Daarna groette hij ons (met de salaam = vredesgroet): "Salaam (vrede) zij jou Mohammed en vrede op jullie, O djamaa'ah, moeslimien (moslimgemeenschap)" De profeet antwoorde: "De salaam, (vredesgroet) is van Allah, jaa lain (O, vervloekte)". (Het is voor de moslims verboden om de ontkenners (kaafirs) met de islamitische vredesgroet te groeten. In dit geval werd de duivel NIET teruggegroet omdat hij ook een ontkenner (kaafir) is ). De profeet zei: "Je zei dat je voor iets kwam. Waar kom je voor?" Iblies, de duivel zei: "Mijn Heer (Allah) heeft een engel naar mij toegestuurd, die tegen mij zei: "Allah beveelt je, om naar de (profeet) Mohammed te gaan. Maar doe dit in bescheidenheid en in een vernederde toestand. Je moet de profeet vertellen, hoe jij de kinderen van Adam hebt verleid en bedrogen. Alles wat hij (de profeet) je vraagt moet je met de waarheid beantwoorden. Als je de waarheid niet verteld, zal Allah as van je maken, een wind sturen en jou zo voor je vijanden belachelijk maken." "Dus zo komt het dus Jaa (O) Mohammed, dat ik met deze opdracht naar jou ben gekomen. Je mag vragen wat je wilt. En als ik jou de waarheid niet zou vertellen, zullen mijn vijanden zich met mij amuseren, het is zeker heel vernederend als je vijanden met je spotten, (en dat kan ik niet toestaan)." De profeet: "Aangezien het feit dat jij de waarheid zult vertellen: vertel me dan, van wie jij het meest een afgunst hebt (niet mag)". De duivel: "Dat ben jij! Jaa (O), Mohammed! Onder de schepselen van Allah, is er niemand, die ik niet minder mag!" De profeet: "En na mij? Wie mag je verder niet?" Iblies: "De Moettaqie (degene met taqwa = godvrees ) jonge mensen, die al hun bezittingen hebben weggeven op de weg van Allah". De profeet: "Daarna, van wie heb je het meeste afkeer?" Iblies: "De geduldige oelamaa (Qor'aan-geleerden) die van allerlei twijfelachtige zaken afstand houden". De profeet: "En daarna?" Iblies: "Iemand die bij het schoonmaken, de onreine plek drie maal wast, en doorgaat met dit te doen". De profeet: "En daarna?" Iblies: "De geduldige arme persoon, die zijn benodigdheden aan niemand vertelt, en niet over zijn toestand klaagt (bij anderen). De profeet: "Hoe weet jij dat deze arme een geduldige is?" Iblies: "Jaa (O), Mohammed, hij zal zijn benodigdheden niet aan iemand, die (zelf) ook in deze toestand verkeert, vertellen. Wie zijn behoeftes drie dagen achter elkaar wel aan iemand vertelt, zal niet tot 'de geduldige' bij Allah gerekend worden. Dus zo merk ik aan zijn houding of hij geduldig is". De profeet: "En daarna?" Iblies: "De dankbare rijke." De profeet: "Hoe weet jij of deze persoon dankbaar is?" Iblies: "Je ziet hem halal (geoorloofde) dingen kopen en naar zijn familie brengen."
De profeet vroeg ditmaal iets anders: "Als mijn oemmah (volgelingen) opstaat voor het gebed, wat gebeurt er dan met jou?" Iblies: "Jaa (O), Mohammed dan begin ik heel erg te beven!" De profeet: "Waarom gebeurt dat, jaa, lain (o, vervloekte)?" Iblies: "Omdat als een dienaar van Allah soedjoed doet (zich neerbuigt tot op de grond, voor Allah), Hij hem dan een graad verhoogt". De profeet: "En als ze vasten, wat gebeurt er dan met jou?" Iblies: "Dan wordt ik vastgebonden, totdat zij het vasten verbreken". De profeet (s.a.w): "En als ze de hadj (verplichte bedevaart naar Mekka) verrichten?" Iblies: "Dan wordt ik gek." De profeet: "En wat als ze de heilige Qor'aan lezen, wat gebeurt er dan met jou?" Iblies: "Jaa (O) Mohammed, dan is het heel erg met mij gesteld. Dan is het alsof degene die aalmoezen geeft een zaag pakt, en mij ermee doormidden zaagt" De profeet vroeg de reden hiervan.
Iblies zei: " Dat zal ik je vertellen, Het geven van aalmoezen heeft vier mooie schoonheden: Allah zal zijn baraka (zegeningen, in dit geval zijn bezit) vermeerderen. Allah zal hem geliefd maken onder het volk. Allah zal hem door middel van de gegeven sadaqa (liefdadigheid) een sed (een stuw, dam, belemmering) tussen hem en de jahannam (Hel) maken. Allah zal zijn problemen, moeilijkheden, en vloeken van hem wegnemen". Hierna vroeg de profeet hem over zijn metgezellen: "Hoe denk je over Aboe Bakr?" (De beste vriend en eerste rechtvaardige opvolger na de het overlijden van de profeet). Iblies: "Hij was het niet met mij eens in de tijd van djahilija (de tijd van onwetendheid voor de komst van de Islam). Nu hij de Islam betreden heeft, zal hij mij nooit gehoorzamen!." De profeet: "En hoe denk je over Oemar ibn Ghattab? "(De tweede grote opvolger na de profeet) Iblies: "Ik zweer bij Allah, waar ik hem zag, ben ik van hem weggelopen". De profeet: "En over Osman ibn Afwan?". (De derde rechtvaardige opvolger na de profeet). Iblies: "Ik schaam me zo erg voor hem zoals de engelen zich voor de meest Barmhartige schamen". De profeet: En Ali ibn Aboe Talieb. (De vierde rechtvaardige opvolger en schoonzoon van de profeet). Iblies: "Oh, Ik wou dat ik verlost van hem was. Als hij alleen bleef en mij ook met rust liet. Maar hij laat mij niet met rust". (Dit wil zeggen dat hij de boze influisteringen van de duivel niet in acht nam en het niet volgde). De profeet: "Al-hamdoe-liellah (alle lof aan Allah), die mij veel geluk heeft gegeven. tot een bepaalde tijd, en die jou zondig heeft gemaakt (door je schuld) tot een bepaalde tijd, (Dag der Opstanding". Iblies: "Waar is het geluk van je oemmah (moslimgemeenschap)? Zolang de mens er is, zal ik (Iblies) er ook zijn. Hoe kun je dan opgelucht zijn? Ik zwem in hun bloed. Ik ga tot in hun vlees. Zij weten dit niet en kunnen mij niet zien. Ik zweer bij Allah, Die mij geschapen heeft en Die mij tot De Dag der Opstanding het leven heeft gegeven; dat ik hen allemaal ongepast zal laten gedragen. Zowel de onwetende als hun geleerden! De fasiq (zondaren) zowel als degenen die ibadah doen (Allah aanbidden). Ze zullen geen van allen aan mij ontkomen! Behalve de reine, oprechte dienaren van Allah (moechlies), die kan ik niet ongepast laten gedragen! Hierna vroeg de profeet: "Wie zijn volgens jou de moechlies?" (Degenen die ichlaas hebben dit zijn de rechtgeschapen dienaren van God, die met pure reine intentie Allah aanbidden). Iblies: "Weet je niet, Jaa (O) Mohammed dat dat degenen zijn die hun bezit (materie) niet lief hebben. Hij kan geen dienaar van mij zijn. Hij die zijn dinar (Arabisch muntstuk), niet lief heeft en er niet van houdt om geprezen te worden , van hem weet ik dat hij rechtgeschapen is. En hem laat ik alleen! Ik loop weg van hem. Als een dienaar zijn geld wel lief, heeft of ervan houdt om geprezen te worden en van wie zijn/haar hart aan wereldse dingen verbonden is; hij/zij is het die mij het meest gehoorzaam is! Jaa (O), Mohammed weet je niet, dat liefde voor het wereldse bezit een van de grootste zonde (bij Allah) is? (omdat men materie makkelijk aanbidt, en zijn Schepper ervan; Allah hierdoor heel snel vergeet). En hij ging verder: "Jaa (O), Mohammed weet je niet dat ik 70.000 kinderen heb. Deze zijn allemaal op verschillende plaatsen. En mijn 70.000 kinderen hebben ieder weer 70.000 duivels bij hen. Een gedeelte van hen, heb ik naar de oelama (moslimgeleerden) gestuurd. Een andere groep naar de jongeren. Weer een ander gedeelte naar de "martelaren" (dus voordat ze het martelaarschap wilden; dit is de hoogste graad om voor Allah in de strijd te sterven en in het Paradijs te komen. Deze gaf hij twijfels over het wel of niet sterven voor Allah). En een ander gedeelte naar de oude vrouwen. (Deze oude vrouwen hebben vaak een leven vol met bida'h (toevoegingen, nieuwigheden aan de Islam), en proberen dit ook op een koppige wijze over te brengen op de jongere generatie). "Terugkomend bij de jongeren; wij kunnen heel goed met elkaar opschieten. En mijn kinderen kunnen ook goed met jullie kinderen opschieten. (denk bijvoorbeeld aan de opstandigheid van tieners tegen hun ouders) "Een gedeelte (van deze duivels) zijn bij de abids (mensen die ibadah doen = Allah aanbidden). Weer een ander gedeelte bij de zahids (mensen die zeer veel ibadah doen). Zij (de duivels) gaan naar hen toe, en zorgen ervoor dat ze veranderen (dus de ene keer doen ze veel ibadah, en de andere keer weer niet). Je zult ze zomaar, zonder reden zien vloeken. En zo hebben ze geen ichlaas (zuiverheid) meer, ze hebben hun ibadah zonder ichlaas (pure intentie, recht vanuit het hart door de liefde voor Allah), gedaan, maar ze zullen dit niet in de gaten hebben. "Weet je niet jaa (O) Mohommed, dat de leugen bij mij is en dat ik de eerste leugenaar ben. Wie liegt is mijn vriend, en wie zweert bij een leugen is mijn geliefde. Weet je niet jaa (O), Mohammed dat ik heb gelogen en in naam van Allah heb gezworen bij Adam en Hawwa (Eva). ("En jij zwoer tot hen: Ik ben voor u zeker een oprechte raadgever". staat er in de Qor'aan over Iblies.) "Met leugens amuseer ik mij! " "Roddelen is mijn fruit en mijn vrolijkheid". "Wie op zijn talaq (het recht om te scheiden) zweert; wordt een zondaar, ook al heeft hij dit 1 keer gedaan en heeft hij gelijk. Wie (van) zijn talaq (alle drie de rechten) heeft gebruikt zal een zondaar zijn en is zijn vrouw haram(verboden) voor hem (ze kunnen niet meer samen blijven). En als zij toch samen kinderen krijgen, dan zullen deze kinderen waladi zina's (buitenechtelijk) zijn". "Als hij op wil staan om het gebed te doen, dan hou ik hem op, door waswasa (boze influisteringen) aan hem te geven. Dan zeg ik: "Je hebt nog tijd zat. Je hebt het nu zo druk, maak dit eerst maar af. Je doet het straks wel". En zo zal hij buiten de salaat (islamitisch gebed) tijd zijn gebed doen. En door deze reden wordt de salaat in zijn gezicht gegooid. (d.w.z. niet geaccepteerd). Als hij mij hiermee overwint, dan stuur ik een menselijk duivel naar hem toe, die hem van het gebed zal afhouden". "Als hij mij weer overwint, dan zal ik hem tijdens de salaat (islamitisch gebed) lastig gaan vallen. Als hij bidt dan zal ik hem over zijn gezicht aaien en zijn voorhoofd kussen (voor zijn gehoorzaamheid). Ik zal zeggen dat hij een blijvende ondeugd heeft gedaan. Zo zal ik zijn gemak verstoren. Jaa (O) Mohammed, je weet dat als iemand, vaak links en rechts kijkt tijdens de salaat, Allah zijn salaat niet zal accepteren, en het in zijn gezicht zal gooien (zijn salaat wordt niet geaccepteerd). "Als ik dit ook niet kan bereiken bij iemand, zal ik (als hij het gebed alleen doet) tegen hem zeggen dat hij de salaat snel moet afmaken. En dat zal hij als een haan; die snel zijn eten met zijn snavel uit het grind pikt, doen. Als mij dit weer niet lukt, dan probeer ik, het gebed te verstoren, als ze met djamaa'ah (gezamenlijk) bidden. Dan zet ik de roekoe (gebogen houding tijdens het gebed) en de soedjoed (geknielde houding tijdens het gebed) afhalen en eerder (dan de imaam: voorganger in het gebed) naar de soedjoed en roekoe gaan. Allah zal de hoofden van deze mensen (in het hiernamaals) in ezelskoppen veranderen, omdat zij dit hebben gedaan. Als dit mij ook niet lukt, dan zeg ik tegen hem dat hij met zijn vingers moet gaan knakken; zo gedenkt hij mij. Als dit mij ook niet lukt (zo niet verleid worden), dan blaas ik tijdens de salaat (islamitisch gebed) in zijn neus, zodat hij gaat gapen. Als hij zijn hand niet voor zijn mond doet, dan zal er een kleine duivel in zijn mond binnengaan; die zijn wil voor wereldse dingen groter maakt. (Materialistisch wordt, hierdoor kan hij niet met pure reine gedachten aan het gebed deelnemen, de wereldse dingen zullen steeds in zijn hoofd tollen). "Hierna zal deze persoon ons blijven gehoorzamen. Naar ons luisteren en doen wat wij zeggen. Hierna ging hij verder: "Ik ga naar degenen die arm, hulpeloos en zielig zijn en beveel ze om de salaat (islamitisch gebed) NIET te verrichten; "De salaat is niet bestemd voor jullie; maar voor degenen die rijkdom en welzijn hebben". "Dan ga ik naar de zieken, en zeg; "Laat de salaat (islamitisch gebed), want Allah zegt in Qor'aan, dat Hij geen ongemak wenst, voor de zieken. Als je beter bent zal je veel kunnen bidden! "En zo zal hij het gebed nalaten en zelfs ongelovig worden. Mocht hij aan deze ziekte overlijden, dan zal hij Allah in Gazaab (woede) vinden. Jaa (O), Mohammed, als er leugens in mijn woorden zijn, dan moge een schorpioen mij steken. Als ik lieg, moge Allah as van mij maken. Mohammed ben jij opgelucht over je oemmah (volgelingen) terwijl ik 1/6 van hen uit het geloof heb gehaald?" De profeet gaat verder met zijn vragen: "Wie, is volgens jou de gelukkigste persoon?" Iblies: "Dat zijn degenen, die de salaat (islamitisch gebed) bewust nalaten". De profeet: "Wat houdt jou het meeste af van je werk? Iblies: "Islamitische bijeenkomsten". De profeet: "Hoe eet jij?" Iblies: "Met mijn linkerhand en mijn vingertoppen". De profeet: "Als de wind des doods blaast en de hitte heerst, wat gebruik jij als je schaduw?" Iblies: "De (lange) nagels van de mensen". De profeet: "Wie is jouw vriend waar mee je zit?" Iblies: "Degenen die rente nemen". De profeet: "Wie is jouw vriend?" Iblies: "Degenen die overspel plegen". De profeet: "Wie is met jou bed-vriend?" (partner in bed) Iblies: "De dronkaard". De profeet: "Wie is jouw bezoeker?" Iblies: "Dieven." De profeet: "Wie zijn jouw boodschappers?" Iblies: "Tovenaars." De profeet: "Wat is de noer (het licht) van je ogen?" Iblies: "Dat zijn mannen die van hun vrouwen scheiden." De profeet: "Wie is jouw lieveling?" Iblies: "Degenen die niet deelnemen aan de djoemaa'ah (gezamenlijk vrijdagsgebed in de moskee)." De profeet stelt nu andere soorten vragen: "Jaa lain (O vervloekte); wat breekt jouw hart?" Iblies: "Het gehinnik van paarden die op djihaad (in de heilige oorlog) op weg gaan voor Allah". De profeet: "Wat laat jouw gelaat smelten?" Iblies: "Zondaars die Allah om vergiffenis vragen voor hun zonden". De profeet: "Wat verscheurt je hart?" Iblies: "Het horen van mensen die dag en nacht vergiffenis vragen aan Allah". (Wegens hun zonden). De profeet: "Wat laat je gezicht rimpelen?" Iblies: "Het geven van aalmoezen, in het geheim". De profeet: "Wat verblindt je ogen?" Iblies: "Het verrichten van vrijwillige nachtgebeden". De profeet: "Wat doet jouw hoofd neerbuigen?" Iblies: "De vele salaat's (islamitische gebeden) die in djamaa'ah (een groep) verricht worden". Iblies: "Ik eet van ieder dier dat niet in naam van Allah geslacht is. (Dus geslacht wordt zonder dat men zegt : "Bismillah = in naam van Allah" ). Ik eet van voedsel waar rente in zit en waar verboden (haram) geld in is gemengd". "Ik ben ook, mede-eigenaar van goederen waar geen toevlucht tegen mij (Iblies) bij Allah wordt gezocht". (Dus zonder het zeggen van: a'oedzoe billaahie mie nasj-sjaitaanier radjiem: Ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen het kwaad van Satan, de vervloekte). "Ook bij sexuele gemeenschap als er geen toevlucht tegen de duivel bij Allah is gezocht heb ik Iblies (duivel) samen met hem en met zijn vrouw gemeenschap". (Dus ook zonder het zeggen van : a'oedzoe billahie mie nasj-sjaitaanir radjiem = ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen het kwaad van satan de vervloekte.) "Ik heb aan Allah een huis gevraagd. En daarom heb ik de sauna's gekregen". "Ik heb om een gebedsplaats gevraagd en heb de markten gekregen.. "Ik heb om een boek gevraagd en heb daar de gedichten(bundels) voor gekregen". "Ik heb om een bed-vriend gevraagd en heb de dronkaards ervoor gekregen". "Ik heb om een hulp gevraagd en heb de qadarijja's hiervoor gekregen". (Dit zijn groepsringen die de Qaadr (het lot of voortbestemming van Allah) ontkennen). "Ik heb om broeders en zusters gevraagd en heb de mensen die hun tijd aan masijjah (nutteloze dingen) verspillen gekregen". (Zie Qor'aan in hoofdstuk 17 vers 27) De profeet zei hierop: "De reden dat ik je geloof, is omdat je het bewijst met verzen uit de Qor'aan". Iblies: "Ik heb van Allah gewild dat ik de kinderen van Adam kon zien en zij mij niet. Dit is ook gebeurd. "Ik heb gevraagd aan Allah, of Hij een weg voor mij kon banen in het bloed van de kinderen van Adam. (en dit is ook gebeurd)". "Ik heb al deze dingen gekregen en ik zal je zeggen dat ik meer mensen aan mijn kant heb dan jij zult hebben tot De Dag des Oordeels". hij (Iblies) vertelt verder: "Ik heb een zoon die de taak heeft om ibadaha's (aanbiddingen) die in het geheim worden gedaan te openbaren. (Als een dienaar iets goed heeft gedaan en dit probeert te verbergen, zonder hoogmoed te hebben, dan zorgt de duivel ervoor dat hij het toch naar voren brengt). "Als de duivel overwint dan verliest degene die ibadah (aanbidding) deed 99 van zijn 100 zegeningen. Hij houdt er dus maar een over. Dus krijgt een dienaar die iets goed doet, en dit geheim houdt krijgt hier 100 zegeningen voor.) "Ik heb ook een andere zoon die de mensen verblindt als zij naar islamitische bijeenkomsten gaan, waar geleerden lesgeven. Ze beginnen slaperig te worden, kunnen niet goed slapen, ze gaan gapen en worden snel afgeleid. Zo krijgen ze ook geen zegening". Iblies vertelt verder: "Als een vrouw in het bijzijn van mannen zit (die niet wettig zijn voor haar); komt er een duivel bij haar op schoot zitten, zodat zij voor degenen die naar haar kijken aantrekkelijk wordt gemaakt/lijkt. Daarna zal hij haar bevelen om zich opvallend te gedragen. Dit zal zij doen. En hierna zal hij haar schaamtegevoelens met zijn nagels (weg) scheuren. (Dit wordt figuurlijk bedoeld, als dit gordijn weggescheurd is, door haar eigen toedoen, dan zal zij zich zoals Iblies het al aangaf, voor niets meer schamen. Ze zal haar grenzen steeds verzetten; En op het laatst zal ze geen schaamtegevoelens meer over hebben voor haar gedrag). Iblies verteld over zichzelf: "Jaa (O), Mohammed ik kan de mens NIET af laten dwalen. Ik kan alleen maar waswasa (boze influisteringen) geven, en iets aantrekkelijk/mooi laten zien. Dat is alles! Als ik de macht had om de mensen te laten dwalen, dan zou ik een ieder die "laa ilaaha ill-Allah..." zeggen, (zou getuigen dat er geen god is behalve Allah, en dat Mohammed de laatste boodschapper van Allah is), en ieder die zou vasten en bidden, doen laten afdwalen. Zoals jij alleen maar de boodschapper van Allah bent, en de mensen geen hiedajah (leiding) kan geven, (hen het ware geloof niet kan opdringen, die keus aan hen laat) zou er geen enkele ongelovige overgebleven zijn als jij ze hiedajah (leiding) kon geven. Jij bent alleen maar de boodschapper van Allah, die de taal heeft om het ware geloof te verkondigen. Hij verteld verder: "Als ik de macht had gekregen, zou ik iedereen die "laa ilaaha ill-Allah ..." zegt en iedereen die vast en de salaat (islamitisch gebed) doet, allemaal tot het slechte pad dwingen. Zoals jij ook geen hiedja (leiding) hebt dus kaafirs (ontkenners) in moslims veranderen. Jij bent alleen de gezant van Allah, alleen maar een verkondiger. Als jij hiedja (leiding) kon geven dan zou er geen enkele kaafir (ontkenner) op de wereld zijn." De profeet vroeg aan Iblies of hij geen vergiffenis aan Allah kon vragen en terug kon keren tot Allah. "Ik kan je bemiddelaar zijn (ik geef je mijn woord) dat jij, naar de Djennah (het Paradijs) kan gaan". Iblies: "Jaa Rasoel-Allah (O boodschapper van Allah), het zal volgens de Wil van Allah gaan. De inkt die deze Wet heeft geschreven is opgedroogd. Het kan niet meer worden veranderd. Deze dingen zullen tot de Qiejamah (Opstanding) gebeuren. Degene die jou tot profeet heeft gemaakt. Degene die jou tussen de mensheid heeft gekozen, als de verkorene. Jij bent de heer van de Djennah (Paradijs) gemeenschap. Ik, Iblies, ben de heer van de zondaars en van de gemeenschap van de Hel". Dit zijn mijn woorden tot jou. Alles wat ik heb gezegd is de waarheid. Alle lof aan Allah. Allah is de enige Schepper. Hij heeft geen begin noch einde. Salaam (vrede) aan Mohammed en alle andere profeten.
Hoop dat jullie hieruit een wijze les hebben getrokken.
Allah beveelt nooit iets of de Satan neemt daartegen twee tegengestelde houdingen aan: ofwel tekortkoming en achteloosheid ofwel overijverigheid en overdrijving. Het maakt [hem] niet uit via welke van deze twee fouten hij het wint van de dienaar. Hij komt naar het hart van de dienaar en onderzoekt deze. Als hij hierin lusteloosheid en het zoeken naar uitweggetjes vindt, dan pakt hij hem via deze voordeel. Hij belemmert hem en zorgt ervoor dat hij gaat zitten. Hij treft hem met luiheid, lusteloosheid en sloomheid. Hij opent voor hem de deur naar herinterpretaties (taweel), hoop enzovoorts totdat de dienaar misschien aan geen enkele bevel gehoor geeft.
Als hij in het hart van de dienaar alertheid, serieusheid, een verlangen om te werken en potentie aantreft, dan onthoudt de Satan zich van het aanvallen via de manieren hierboven. In plaats daarvan beveelt hij hem om zich nog harder in te spannen. Hij overtuigt hem dat hetgeen hij doet niet voldoende voor hem is. Zijn ambitie moet groter zijn dan dat. Hij moet harder werken dan de andere mensen die werken. Hij zou niet moeten slapen wanner zij slapen. Hij zou zijn vasten niet moeten breken wanneer zij hun vasten breken. Hij zou niet moeten rusten wanneer zij rusten. Als iemand van hen zijn handen en gezicht drie keer wast, dan zou hij deze zeven keer moeten wassen. Als iemand de wudhu (rituele wassing) doet voor het gebed, dan moet hij de ghusl (rituele bad) doen. [Hij beveelt hem om] soortgelijke daden van overdrijving en extreme te doen. Hij zorgt ervoor dat hij naar extremen gaat en buiten de grenzen treedt. Hij doet hem op dezelfde manier afdwalen van het rechte pad als dat hij de eerste persoon (boven beschreven) doet afwijken van het rechte pad en ervoor zorgt dat hij niet dichterbij dit pad kan komen.
Satans intentie voor beiden is om hen van het rechte pad af te houden: de eerste door hem niet dichtbij of in de buurt hiervan te laten komen en de tweede door hem het te laten passeren en eraan voorbij te laten gaan. Velen van de schepping worden misleid door deze twee strategieën. Er is geen ontsnappen aan behalve door een diepe kennis, geloof en de kracht om de Satan te bevechten en op het middelste pad (de middenweg) te blijven.
Verhaal van de Sahabah - Van Mushrik tot Moejahied
Van Mushrik tot Moejahied
Amr ibn al-Jamuh was in de jahiliyyah-tijd een van de leiders van Yathrib. Hij was het hoofd van de Banoe Salamah en stond bekend als hij een van de meest vrijgevenste en moedigste mensen van de stad.
Een van de voorrechten die de leiders van de stad genoten was dat ze een eigen afgodsbeeld in huis mochten hebben. Men hoopte, dat dit afgodsbeeld de leider in al zijn bezigheden zou zegenen. Hij werd geacht om het afgodsbeeld bij speciale gelegenheden offers te brengen en er in tijden van nood steun bij te zoeken. Het afgodsbeeld van Amr heette Manat. Hij had het van een kostbare houtsoort laten vervaardigen. Hij gaf het afgodsbeeld veel aandacht, tijd en geld bij de verzorging en sprenkelde er ook kostbare parfums over.
Amr was bijna zestig jaar, toen de eerste stralen van het islamitische licht in de huizen van Yathrib begonnen door te dringen. Huis na huis werd in het nieuwe geloof ingeleid, door Moes´ab ibn Oemayr, de eerste da´i (geloofsverkondiger), die voor de hidjra naar Yathrib was gestuurd. Door hem waren de drie zonen van Amr Moeawwadh, Moeadh en Khallad moslim geworden. Een van hun tijdgenoten was de beroemde Moeadh ibn Jabal. Amr´s vrouw, Hind, was net als haar drie zonen moslim geworden, maar Amr zelf wist hier niets van.
Hind zag dat steeds meer mensen in Yathrib tot de islam overgingen en geen enkele leider van de stad nog shirk bedreef, behalve haar man en een paar individuen. Ze hield erg veel van haar man en was trots op hem, maar ze was erg bezorgd dat hij als een kafir zou sterven en uiteindelijk in het hellevuur terecht zou komen.
In die tijd begin Amr zich steeds ongemakkelijker te voelen. Hij was bang dat zijn zonen de godsdienst van zijn voorvaderen op zouden geven en het onderricht van Moes´ab ibn Oemayr zouden volgen Deze had er in korte tijd voor gezorgd, dat vele mensen de afgoderij de rug toekeerden en de godsdienst van Mohammed(s.a.w.s) binnentraden.
Daarom zij Amr tegen zijn vrouw: "Wees voorzichtig en zorg ervoor, dat de kinderen niet met deze man (bedoelende op Moes´ab ibn Oemayr) in contact komen, voordat we een mening over hem gevormd hebben."
"Ik hoor en gehoorzaam," antwoordde zij. "Maar wil je niet van je zoon Moeadh horen, wat voor een relatie hij met die man heeft?"
"Wee over u! Heeft Moeadh zich zonder mijn medeweten van de godsdienst afgewend?"
De goede vrouw had medelijden met de oude man en zei: "Helemaal niet. Maar hij is bij een paar bijeenkomsten van de da´i geweest en heeft wat dingen, die hij onderwees uit het hoofd geleerd."
"Zeg hem dat hij hier moet komen," zei hij.
Toen Moeadh kwam, beval hij: "Laat me iets horen van wat deze man preekt."
Moeadh reciteerde de Fatiha (het openingsvers van de heilige Qor´aan):
"In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. De Barmhartige, de Genadevolle. Meester van de Dag des Oordeels. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp. Leid ons op het rechte pad Het pad dergenen, aan wie Gij gunsten hebt geschonken niet dat van hen, op wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden." [Surah al-Fatiha]
"Wat is dit een perfecte bewoording en hoe mooi klinkt het," riep de vader uit. "Is alles zoals dit?"
"Jawel, vader. Wil je hem trouw zweren? Al je mensen hebben dat gedaan", drong Moeadh aan.
De oude man bleef een tijdje stil en zei toen: "Dat zal ik niet doen voor ik Manat hierover heb geraadpleegd en gehoord heb, wat hij zegt."
"Wat zou Manat kunnen zeggen, vader? Het is slechts een stuk hout. Het kan niet denken of spreken."
De oude man antwoordde scherp: "Ik heb je al gezegd, dat ik niets zonder hem doe."
Later op die dag ging Amr voor Manat staan. Het was een gewoonte van de afgodaanbidders om een oude vrouw achter het afgodsbeeld te plaatsen als ze ermee wilden spreken. De vrouw sprak dan namens het afgodsbeeld en verwoordde, zo meenden ze, wat de afgod haar influisterde. Amr stond met een diep ontzag voor het afgodsbeeld en prees hem uitbundig. Toen zei hij:
"O Manat, u weet beslist, dat er een propagandist uit Mekka hier bij ons is gekomen, die niemand dan u kwaad wenst te doen. Hij is hier alleen gekomen om onze aanbidding aan u een halt toe te roepen. Ik wil hem, ondanks de prachtige woorden, die ik van hem gehoord heb, geen trouw zweren. Maar ik ben hier gekomen om uw goede raad te ontvangen. Adviseer me dus alstublieft."
Manat gaf geen antwoord. Amr vervolgde:
"Misschien bent u boos. Maar tot nu toe heb ik u geen kwaad berokkend. Het hindert niet, ik zal u een paar dagen met rust laten, tot uw slechte bui voorbij is."
Amr´s zonen wisten hoe afhankelijk hun vader van Manat geworden was en dat hij in de loop der tijd bijna een verlengstuk ervan was geworden. Ze beseften echter dat de plaats, die het afgodsbeeld in hun vaders hart innam niet meer zo onwankelbaar was als tevoren. Ze moesten hem helpen om afstand van Manat te nemen. Zo moest zijn weg naar het geloof in Allah worden.
Op een nacht gingen de zonen van Amr samen met hun vriend Moeadh ibn Jabal naar Manat. Ze namen het afgodsbeeld van zijn plaats en gooiden het in een beerput van de Banoe Salamah. Ze keerden weer naar huis terug zonder dat iemand wist, wat zij gedaan hadden. Toen Amr de volgende ochtend wakker werd, ging hij met stille eerbied naar het afgodsbeeld om het respectvol te begroeten, maar hij kon het niet vinden.
"Wee over u allen," riep hij. "Wie heeft afgelopen nacht onze god aangevallen?"
Niemand gaf antwoord. Hij ging, kokend van woede de daders van dit misdrijf bedreigend, op zoek naar het afgodsbeeld. Uiteindelijk vond hij het ondersteboven in de beerput. Hij waste en parfumeerde het en zette het op zijn gewone plaats terug en zei:
"Ik zal er wel achterkomen, wie u dit heeft aangedaan en ik zal hem vernederen."
De volgende nacht deden de jongens hetzelfde met het afgodsbeeld. De oude man vond het, waste en parfumeerde het zoals hij de dag daarvoor had gedaan en zette het terug op zijn vaste plaats. Dit gebeurde verschillende malen tot Amr op een nacht een zwaard om de nek van het afgodsbeeld bond en zei:
"O Manat, ik weet niet wie u dit aandoet. Maar als u maar een beetje positieve kracht in u hebt, verdedig u dan tegen dit kwaad. Hier heb ik een zwaard voor u."
De jongeren wachtten tot Amr diep in slaap was. Ze namen het zwaard van de nek van het afgodsbeeld en gooiden het beeld in de beerput. Amr vond het afgodsbeeld met zijn gezicht naar beneden in de beerput terug, terwijl het zwaard nergens te vinden was. Uiteindelijk was hij overtuigd, dat het afgodsbeeld geen macht had en het niet verdiende om aanbeden te worden. Toen duurde het niet meer lang voordat hij moslim werd.
Amr proefde al gauw de zoetheid van de iman oftewel het geloof, in de Enige Ware God. Maar tegelijkertijd. Voelde hij diepe pijn en woedde bij zichzelf als hij aan al die tijd terugdacht, wat hij met shirk had doorgebracht. Hij had de nieuwe godsdienst volledig geaccepteerd en plaatste zichzelf, zijn welvaart en zijn kinderen in dienst van Allah en Zijn Profeet .
De diepte van zijn geloof kwam in de Slag van Uhud tot uiting. Amr zag zijn drie zonen zich voor het gevecht klaar maken. Hij keek naar de drie vastbesloten jonge mannen, die vol vuur waren om het martelaarschap, het succes en de tevredenheid van Allah te verkrijgen. Dit had grote invloed op hem en hij besloot met hen op jihad mee te gaan en onder de vlag van de Boodschapper van Allah te strijden. De jongens waren het er helemaal niet mee eens, dat hun vader dit besluit zou uitvoeren. Hij was al behoorlijk oud en erg zwak.
"Vader," zeiden zij, "het is zeker dat Allah jou excuseert. Waarom zadel je jezelf dan nog met deze last op?"
De oude man werd erg kwaad en liep regelrecht naar de Profeet om over zijn zoons te klagen:
"O Rasoeloellah! Mijn zoons willen mij van de bron van goedheid weghouden en beweren dat ik te oud en te afgeleefd ben. Bij Allah, ik verlang om op deze manier het paradijs te verkrijgen ook al ben ik oud en zwak."
"Laat hem maar," zei de Profeet tegen de zoons. "Misschien zal Allah, de Almachtige en de grote hem het martelaarschap belonen."
Spoedig was het tijd om naar het slagveld te gaan. Amr nam afscheid van zijn vrouw en ging samen met mijn drie zonen en een groot deel van zijn stam, de Banoe Salamah, op weg.
"O Heer, geef mij het martelaarschap en stuur me niet uit t veld geslagen terug naar mijn familie." Hij keek naar de richting van Medina en al wijzend ernaar bad hij: "O Allah laat me nooit me daar nooit meer terug keren, laat me hier sterven als shahied"
Op het hevigst van de strijd was Amr in de voorste linies te zien, springend op zijn goede been (het andere was gedeeltelijk verlamd) en roepend:
"Ik verlang naar het paradijs, ik verlang naar het paradijs."
Zijn zoon Khallad bleef dicht bij hem en beiden vochten moedig om de Profeet te verdedigen terwijl veel van de andere moslims op jacht naar buit gingen. Vader en zoon vielen op het slagveld en stierven kort na elkaar. Na het slagveld probeerde een paar sahabah Amr met een ezel terug te brengen naar Medina om hem daar te begraven, maar de ezel deed geen stap richting Medina. Immers Amr smeekte Allah om nooit meer terug te keren naar Medina. Hij hield zich aan de belofte met Allah en Allah hield Zich aan Zijn belofte. Waarna de Profeet beviel om de slachtoffers ter plekke te begraven.
Nadat de moslims terug te waren in Medina, gingen een paar vrienden van Amr naar zijn vrouw vertelde haar het slecht nieuws over haar man. Maar zij antwoordde: "wat is er gebeurd met de Boodschapper van Allah?" Waarop de vrienden verbaasde zeiden: "je zoon Khallad is ook gestorven." "Wat is er gebeurd met de Profeet ?" antwoordde ze weer. Waarop de mannen zeiden: "Met de Profeet gaat alles goed." "Alhamdoellilah," zei ze, "Al het ongeluk is daarmee dan verwenen."
Een man die in het gezelschap van Abdoellah ibn Masoed was, zei: Ik wens niet van de mensen van de Rechterkant te zijn, maar ik wens van de Moeqarraboen (degenen die dicht bij Allah zullen worden gebracht) te zijn. Abdoellah zei hierop: Maar hier is een man die (uit vrees voor Allah) wenst dat hij niet meer opgewekt zal worden als hij sterft. Hij bedoelde hier zichzelf mee.
Op een dag verliet hij zijn huis, en de mensen achtervolgden hem. Hij zei toen tegen hen: Hebben jullie iets nodig? Zij zeiden: Nee, maar wij wilden met jou meelopen. Hij zei: Ga terug, want het is een vernedering voor degene die volgt, en een beproeving voor degene die gevolgd wordt.
Hij zei ook: Als jullie datgene over mij wisten, wat ik over mezelf weet, dan zouden jullie zand over mijn hoofd gieten.
Niemand van jullie dient in zijn religie een persoon blindelings te volgen; als hij (degene die wordt gevolgd) gelooft, dan gelooft hij, en als hij niet gelooft, dan gelooft hij niet. En als jullie toch blindelings willen volgen, volg dan de overledene, want de levende is niet veilig van beproevingen.
Zoek naar je hart tijdens drie gelegenheden:1.tijdens het luisteren naar de Qor-aan 2.tijdens de bijeenkomsten van gedenking (van Allah) en3.tijdens het alleenzijn. Als je het (jouw hart) tijdens deze gelegenheden niet vindt, vraag Allah dan of Hij jou wil begunstigen met een hart, want, voorwaar, je hebt geen hart.
Voorwaar, de mensen zijn bekwaam geworden in hun uitspraken. Degene wiens uitspraak dan overeenkomt met zijn handeling, die persoon heeft zijn deel (van de beloning) verkregen. En degene wiens uitspraak strijdig is met zijn handeling, diegene berispt (slechts) zichzelf.
Waarlijk, ik geloof dat een persoon kennis vergeet die hij ooit wel had, door een zonde die hij begaat.
Kennis is niet het vele overleveren (van ahaadieth), maar kennis is de vrees (voor Allah).
Er is niets op het oppervlak van de aarde dat meer behoefte heeft aan een lang gevangenschap dan de tong.
En een man zei tegen hem: Leer mij bondige en profijtelijke woorden! Abdoellah zei hierop: Aanbid Allah en ken geen enkele deelgenoot aan Hem toe in de aanbidding, volg de Qor-aan overal waar hij jou naartoe leidt, accepteer de waarheid van degene die ermee komt, zelfs als hij een verre (geen verwante) en gehate persoon is, en verwerp de valsheid van degene die ermee komt, zelfs als hij een geliefde en verwante persoon is.
Wees bronnen van de kennis, lichten van de leiding, verbondenen aan de huizen, lampen van de nacht, reinigers van de harten, dragers van versleten kleding, dan zullen jullie bekend zijn (bij Degene) in de Hemel, en onbekend bij degenen op de aarde.
Zolang je in het gebed bent, ben je aan het kloppen op de deur van een Koning, en degene die op de deur van een Koning klopt: de deur zal voor hem geopend worden.
Er zullen aan het einde der tijden mensen zijn, hun beste daden zullen zijn: elkaar beschuldigen. Zij worden de stinkenden genoemd.
Als een persoon ervan houdt om rechtvaardigheid te eisen van zichzelf, laat hem anderen dan behandelen zoals hij zelf behandeld wenst te worden.
Verhalen van de Sahabah - Wael (radiallaho anho) liet zijn haar knippen
Wael (radiallaho anho) liet zijn haar knippen
Wael bin Hajr (ra) zegt:
Ik bezocht eens de profeet van Allah (sallalaho alaihi wasallam) toen mijn hoofdharen lang waren. Terwijl ik met hem zat sprak hij: Zubab, Zubab (betekent: iets slechts/onheilspellends). Ik dacht dat dit ging om mijn haren. Ik keerde naar huis terug en liet mijn haren knippen. De volgende dag ging ik weer naar hem, hij zei: Ik heb nooit naar je haren verwezen toen ik gisteren de woorden uitte. In elk geval, het is goed dat je je haren liet knippen.
Moraal:
Dit voorval toont weer duidelijk de gemoedstoestand van die mensen. Zij dulden geen uitstel om te handelen naar de wensen van de Heilige profeet van Allah (saw), of zij het nou juist of verkeerd begrepen. Zij vonden het niet nodig om verdere vragen te stellen.
In de vroegere jaren was spreken tijdens de Salaat toegestaan. Eens bezocht Abdullah bin Masood (Ra) de profeet van Allah (saw) terwijl hij bezig was zijn Salaat te verrichten. Hij begroette hem met Assalamo alaikom, maar ontving geen antwoord, omdat spreken tijdens de Salaat inmiddels verboden was geworden.
Hij vertelt hierover:
Omdat ik geen antwoord terug kreeg, begonnen allerlei verklaringen mijn gedachten bezig te houden. Ik dacht dat hij misschien ontevreden was over mij, of dat hij boos was op mij wegens een of andere zaak enz. Toen de Profeet (saw) zijn Salaat beeindigde, gaf hij mij door dat Allah verboden had te spreken tijdens de Salaat. Ik zuchtte van opluchting.
Als iemand sterft komt de Engel Des Doods om zijn ziel te nemen, ongeacht wie hij is.De stervende persoon ziet hem, hoort hem en spreekt met hem, maar niet met zijn ogen, zijn oren of zijn tong. Als hij naar een andere wereld overgaat, ziet, hoort en spreekt op een manier die wij de levenden niet kunnen waarnemen.
Nadat de ziel genomen is, en als het een zuivere ziel is, dan wordt hij begroet door zijn familie die in het hiernamaals is en die deTtuinen bewonen, zij komen de ziel juichend en met grote vreugde begroeten. Zij vragen de ziel over de toestand van degenen die nog in deze wereld leven.
Daarna dragen de engelen de ziel van de ene hemel naar de volgende, tot hij in de aanwezigheid van Allah (Alle eer is aan Hem en moge Hij geprezen zijn!) komt. Dan keert de ziel zich om en ziet dat het lichaam gewassen en gekleed wordt en dat het begraven wordt. De ziel zegt: "Neem mij voorwaarts! Neem mij voorwaarts!" of "Waar nemen jullie mij naar toe?" Maar de mensen kunnen het niet horen.
Als het lichaam in het graf is gezet, plaatst de ziel zich tussen het lichaam en het lijkkleed, op deze manier kan de ondervraging plaatsvinden. Daarna hoort de ziel de voetstappen van de laatste mensen verdwijnen, die bij de begrafenis waren en de aarde is over hem uitgespreid. De aarde weerhoudt de engelen echter niet om hem te benaderen. Zelfs als er een steen voor hem was uitgehold en hij daarin was geplaatst en de opening met lood verzegeld was, zou dat de engelen nog niet weerhouden om hem te benaderen. Allah (SWT) heeft de aarde en de stenen net zo voor de engelen gemaakt, als Hij lucht voor de vogels heeft gemaakt.
Als een gelovige op het punt staat om deze wereld te verlaten en over te gaan naar de Volgende Wereld , dan dalen de engelen uit de hemel af met gezichten die stralen als de zon en zitten om hem heen in een menigte zover het oog reikt. Dan komt de Engel Des Doods en zit bij zijn hoofd en zegt: "Goede ziel, kom naar buiten naar de vergeving en het genoegen van Allah! En de ziel verschijnt, zoals een druppel water uit een waterzak stroomt en de engel pakt het vast. Als hij het gepakt heeft, laten de andere engelen het geen moment in zijn hand. Zij nemen het en plaatsen het in een geparfumeerd kleed (wit zijde kleed, dat is de reden dat de mannen het hier niet mogen dragen anders mogen ze het in het Hiernamaals niet dragen) en de geuren daarvan lijken op de zoetste geur van muskus, die op aarde gevonden kan worden.
Dan dragen ze hem naar boven en telkens als zij langs een groep engelen komen, vragen die: "Wie is deze goede ziel!" en de engelen met de ziel antwoorden: "Die en die, de zoon van die en die," en zij gebruiken de mooiste namen waarmee de mensen hem in deze wereld hebben genoemd. Zij brengen hem naar de laagste hemel en vragen of er een poort voor hem kan geopend worden. Die wordt wordt voor hem geopend, en de engelen van elke hemel die dicht bij Allah staan begeleiden hem naar de volgende hemel tot hij de hemel bereikt, waar Allah de Grote is. Allah (SWT) zegt: "Schrijf het boek van mijn slaaf in ILLIYUM in en breng hem terug naar de aarde. Ik hem hen daaruit geschapen en ik breng hen daar weer naar toe en ik breng hen daar weer uit voort.
Zijn ziel wordt dan weer naar zijn lichaam toegebracht en wordt tussen het lijk kleed en het lichaam geplaatst zodat de ondervraging kan plaatsvinden. Twee engelen genaamd Moenkar en Nakir komen naar hem toe. Zij laten hem zitten en zeggen tegen hem: "Wie is jouw Heer?" Hij antwoordt: Mijn Heer is Allah. Zij vragen hem: "Wat is jouw godsdienst?" Hij antwoordt: "Mijn godsdienst is de Islam" Zij vragen hem: "Wie is deze man die onder u was gestuurd?" Hij antwoordt: "Mohammed , de boodschapper van Allah" Zij vragen hem: Hoe ben je deze dingen te weten gekomen? Hij antwoordt: Ik las het Boek van Allah (Koran), geloofde erin en verklaarde dat het waar was. Dan verklaard een stem uit de hoogte: "Mijn slaaf heeft de waarheid gesproken, spreidt daarom de tapijten uit de Tuin voor hem uit en open de poort van de Tuin voor hem!" Dan komt er wat van de geur en het parfum van de Tuin bij hem, zijn graf breidt zich uit, zover het oog reikt, een man met prachtige kleding en een zoete geur komt naar hem toe en zegt: "Verheug je in dat wat je pleziert, want dit is de dag dat je beloofd is." Hij vraagt: "Wie ben je? Je hebt een uiterlijk , dat veel goeds voorspeld." Hij antwoordt: "Ik ben je goede daden." Dan zegt hij: "O Heer, laat het laaste uur spoedig slaan, zodat ik bij mijn familie en bezittingen kan zijn.
Als een ongelovige op het punt staat om deze wereld te verlaten en naar een Volgende Wereld overgaat, komen engelen met zwarte gezichten en ruig haar en kleding uit de hemel naar beneden en zitten in grote menigte om hem heen, zover het oog reikt. Dan komt de Engel Des Doods en gaat bij zijn hoofd zitten en zegt: "Slechte ziel, kom naar buiten voor de wraak en de woede van Allah!" De ziel verdeeld zich over het hele lichaam en wordt uit het lichaam getrokken zoals een pin uit natte wol wordt getrokken (De pijn is gelijk aan heel wat zwaarden door je lichaam tegelijk). Dan neemt de engel dat over. Als hij hem te pakken heeft, laten de andere engelen het geen moment in zijn hand. Zij nemen hem en wikkelen hem in een ruigbehaard kleed waar een stank vanaf komt, zoals de ergste stank van een lichaam in deze wereld.
Dan nemen ze hem naar boven en telkens als ze voorbij een groep engelen komen, vragen dezen: Wie is deze slechte ziel? en de engelen met de ziel antwoorden: "Die en die, de zoon van die en die," en zij gebruiken de ergste benamingen die de mensen op deze wereld hem hebben gegeven. Dan brengen ze hem naar de laagste hemel en vragen of de poort voor hem geopend kan worden. Deze gaat niet open."
De poorten van de hemel zullen niet worden geopend, noch zullen zij in het paradijs komen, tot een kameel door het oog van een naald gaat.
Dan zegt Allah, de Almachtige en de Majesteitelijke: "Schrijf zijn boek in SIJDJIN in, in de diepste aarde." Daarna wordt de ziel naar beneden gegooid.
Dan keert zijn ziel naar zijn lichaam terug en twee engelen (genaamd Moenkar en Nakir) komen naar hem toe en zeggen tegen hem: "Wie is u Heer?" Hij antwoordt: "Helaas, helaas, ik weet het niet! Helaas, helaas, ik weet het niet!" Dan klinkt een stem uit de hoogte en zegt: "Mijn slaaf heeft gelogen, spreid dus de tapijten van het Vuur voor hem uit en open de poort van het Vuur voor hem!" Daarna komt er een hete wind naar hem toe, zijn graf wordt zo nauw voor hem, dat zijn ribben samengeperst worden en een man met een afschuwelijk uiterlijk en kleding en een vieze lucht komt naar hem toe en zegt: "Wees bedroeft over de rekening , die je in schande hebt gebracht, want dit is de dag die je beloofd werd ." Hij vraagd: "Wie ben jij? Je hebt een uiterlijk dat kwaad voorspeld." Hij antwoordt: "Ik ben je slechte daden." Dan zegt hij: "O Heer, laat het Laatste Uur niet komen.
ILLIYUM: Eèn van de hoogste hemelen. SIJDJIN: Eén van de dieptes van het hellevuur. MOENKAR EN NAKIR: Engelen van het verhoor in het graf. Er wordt ook gezegd de Engelen van de Bestraffing voor de ongelovige.
1. Hoe kan iemand met een gezond verstand, het Paradijs en alles wat het bevat verruilen voor het genot van één uur?
2. Wanneer je (iets van) de schepping vreest, voel je je er door afgestoten en ren je er van weg, maar wanneer je de Schepper vreest, voel je je dicht bij Hem en ren je naar Hem toe.
3. Als kennis zonder handeling zou baten, waarom heeft Allaah dan de geleerden van de Mensen van het Boek veroordeeld? En als handelen zonder oprechtheid zou baten, waarom veroordeelt Hij dan de hypocrieten?
4. Verban de gedachte, want als je dat niet doet, dan wordt het een idee. Verban het idee, want als je dat niet doet, dan wordt het een begeerte. Vecht dus tegen dat (die begeerte), want als je dat niet doet, dan zal het een vastberadenheid worden en een passie. Als je dat niet verbant, dan zal het een daad worden. En als je het niet vervangt met het tegenovergestelde, dan zal het een constante gewoonte worden. En op dat punt zal het moeilijk voor je worden om het te veranderen.
5. Wanneer een abd (dienaar) van Allaah een vastgestelde (voorbestemde) aangelegenheid (gebeurtenis) overkomt, (iets) wat hij niet leuk vindt, dan zou hij er zes perspectieven over moeten hebben (hij zou er op deze zes manieren tegen aan moeten kijken):
1. Het perspectief van Tauwhied: En dat Allaah Degene is die het voorbestemd heeft, het gewild en het geschapen heeft. En wat Allaah wil, dat gebeurt, en wat Hij niet wil, dat gebeurt niet.
2. Het perspectief van Eerlijkheid: En dat Hij heeft voorgeschreven dat deze gebeurtenis zal plaatsvinden in het verleden en dat er eerlijkheid zit in Zijn Goddelijke bepaling.
3. Het perspectief van Genade: En dat de genade van deze persoon zijn woede en wraak moet vervangen, met betrekking tot hetgeen dat was voorbestemd.
4. Het perspectief van Wijsheid: En dat het de oneindige Wijsheid van Allaah was dat het teweegbracht. Hij bepaalde het niet tevergeefs, noch bracht Hij het Goddelijke ten uitvoer zonder dat het een doel heeft.
5. Het perspectief van Loven: En dat aan Allaah de complete en gehele lof toekomt voor hetgeen bepaald was vanuit ieder oogpunt.
6. Het perspectief van Aanbidding tot Allaah (Oeboediyyah): En dat hij een pure aanbidder van Allaah is vanuit ieder standpunt. Zijn Meesters Bepalingen en Voorbestemmingen gebeuren bij hem krachtens (het feit) dat hij Allaahs bezit en slaaf is. Allaah bestuurt hem onder Zijn voorbestemde bepalingen net zoals Hij hem bestuurt onder Zijn religieuse bepalingen. Dus het (de voorbestemde gebeurtenis) wordt een plaats waar deze bepalingen hem overkomen.
6. Weinig succes (van Allaah), slechte inzichten, het zich niet bewust zijn van de waarheid, corruptie van het hart, luiheid in het maken van dhikr, tijdsverspilling, afkeer van de schepping, vervreemding tussen de dienaar en zijn Heer, de verhindering dat de smeekbede beantwoord wordt, verharding van het hart, de beëindiging van zegening van iemands voorziening en levensduur, de verhindering van kennis, omhuld zijn in vernedering, het vernederd worden door toedoen van de vijand, samentrekking van de borst, verlengde droefheid en leed, een ellendig leven in armoede, en een sombere bestaan. Zij allen worden teweeg gebracht door zondes en het nalaten van het gedenken van Allaah, zoals gewassen gemaakt worden met water en branden door vuur. En het tegengestelde van deze dingen komen voort uit gehoorzaamheid jegens Allaah.
7. Als je geest zichzelf zou bevrijden van de besturing door jouw begeerten, dan zou de gemoedstoestand ernaar terug keren.
8. Je bent de verblijfplaats van begeerten binnengetreden, en heb je dus je leven op het spel gezet.
9. Er werd eens tegen een toegewijde aanbidder van Allaah gezegd: Tot wanneer ga jij door jouw ziel uit te putten? Hij antwoordde: Het is zijn ontspanning die ik zoek.
10. De vrouwen van deze wereld zijn mooi gemaakt voor hen die kunnen zien, om te testen wie van hen, hen verkiest boven de vrouwen uit het Hiernamaals. Dus degene die de omvang van verschillen kent, hij zal datgene kiezen wat verdient om gekozen te worden.
Verhaal van de Sahabah - Ibn-Hizam (Radiallaho anho) geeft het bedelen op
Verhaal: Ibn-Hizam (Radiallaho anho) geeft het bedelen op
Hakim bin Hizam (Radiallaho anho) kwam bij de Heilige Profeet (Salallaho alaihi wasallam) en bedelde om hulp. De Heilige Profeet (Salallaho alaihi wasallam) gaf Hizam iets. Een volgende keer vroeg hij de Heilige Profeet (Salallaho alaihi wasallam) weer om wat steun. Ook deze keer kreeg hij wat. Toen hij voor derde keer langs kwam om te bedelen, zei de Heilige Profeet (Salallaho alaihi wasallam) na hem iets gegeven te hebben:
"Hakim, geld heeft een bedrieglijk uiterlijk. Het schijnt zeer zoet te zijn, maar is dat in de werkelijkheid vaak niet. Het is een zegen wanneer het verdiend is met tevredenheid van hart, maar er is geen voldoening in, wanneer het met hebzucht verkregen is."
Hakim zei:
"O, Profeet van Allah, ik zal vanaf nu niemand meer lastig vallen."
Abu Bakr (Radiallaho anho) bood ten tijde van zijn Khilafat Hakim aan hem te helpen uit de 'Baitul Mal', maar hij weigerde. Ook Umar (Radiallaho anho) als Amir-ul-Mominun verzocht Hakim verschillende keren iets van hem te accepteren, maar hij stemde niet toe.
Moraal:
Onze hebzucht en gierigheid kennen geen grenzen. Dit is waarom wij geen zegeningen vinden in wat wij verdienen.
Tafsier van Ibn al-Qayyim over ayah 124 van soerah Taa Haa [Soerah Taa Haa 20:124]
Tafsier van Ibn al-Qayyim over ayah 124 van soerah Taa Haa [Soerah Taa Haa 20:124]
En degene die Mijn leiding volgt, zal niet dwalen, noch triest zijn En degene die zich wegkeert van Mijn herdenking zal een nauw leven leiden, en zal op de dag van de opstanding door Ons blind verzameld worden, waarop hij zal zeggen: O Mijn Heer, waarom hebt U mij blind verzamelt, terwijl ik voorheen kon zien? Hij zal zeggen: Dit omdat Mijn tekenen tot jou gekomen zijn, en jij hen vergat, zo ook, zal jij vandaag vergeten worden.[Soerah Taa Haa 20:124]
Ibn al-Qayyim zegt hierover:
En degene die zich wegkeert van Mijn herdenking zal een nauw leven leiden Een nauw leven werd door meerdere als de straf van het vuur beschreven, en hebben gezegd dat dit één van de verzen is die erop duidt dat de straf van het graf bestaat, want Allah zegt daarna:
En zal door Ons op de dag van de opstanding blind verzameld worden, waarop hij zal zeggen: O Mijn Heer, waarom hebt U mij blind verzamelt, terwijl ik voorheen kon zien. Jij zal in de straf gelaten worden, net zoals jij het liet om Mijn verzen in praktijk te brengen, op deze manier heeft Allah de straf van het graf (het nauwe leven) en de straf van het hiernamaals vermeldt
Vervolgens gaat ibn al-Qayyim verder en zegt:
Wat wij hieruit kunnen begrijpen is dat degene die zich wegkeerd van Zijn herdenking en dit is de leiding die gegeven werd (door Allah) en wanneer men die volgt men niet zal dwalen noch triest zal worden dat men dan een nauw leven zal leiden. In tegenstelling tot degene die zich aan de belofte houdt, hij werd door Hem een goed leven belooft in dit leven, en een beloning in het hiernamaals, De Allerhoogste heeft gezegd:
De man of vrouw die het goede doen, terwijl zij geloven (in Allah en de beloning) zullen wij van een goed leven voorzien (op deze wereld) en Wij zullen hen (in het hiernamaals) belonen volgens het beste dat zij verrichtten. [Soerah An-Nahl 16:97]
Allah heeft degene die zich dus aan deze belofte houdt belooft van een goed leven en een snel welslagen in dit leven, en een grote beloning in het hiernamaals volgens de beste daden die hij verrichtte. Dit in tegenstelling tot degene dit dit nauwe leven zal leiden in zijn graf, en die vergeten zal worden, en gelaten zal worden in de straf van het vuur!
Verhaal van de Sahabah - Jabir's enthousiasme om te vechten
Verhaal: Jabir's enthousiasme om te vechten
Toen de veldslag van Uhud voorbij was, keerden de overgebleven Sahabah, vermoeid en gebroken, terug naar Medina. De Quraish waren ook op hun terugtocht naar Mekka en kampeerden op een plaats genaamd Hamra al Asad. Hun leider, Abu Sufyan, zat in overleg met zijn luitenanten. Ze zeiden tegen elkaar:
"De moslims hebben een nederlaag geleden in Uhud. Hun moreel zal zeer laag zijn. Dit is de beste tijd om Muhammad af te maken."
Daarom besloten zij om terug te keren en Medina aan te vallen. Toen de Profeet (saw) ingelicht werd over deze plannen, gaf hij de opdracht aan al de Sahabah die deelgenomen hadden aan de slag in Uhud en net teruggekeerd waren, om uit Medina te vertrekken en de vijand onderweg op te vangen.
Jabir (radiallaho anho) kwam bij de Profeet (saw) en zei:
"O Profeet van Allah! Ik was zeer enthousiast om te vechten in Uhud, maar mijn vader verhinderde mij om te gaan, met de verontschulkdiging dat er geen ander familielid zou zijn om te passen op mijn zusters. Vandaar dat alleen 1 van ons kon deelnemen aan de strijd. Omdat hij zich voorgenomen had om te gaan, beval hij mij achter te blijven met de familie. Hij kreeg het meest begeerde einde (martelaarsdood) in Uhud. Nu ben ik erg enthousiast deze keer met u mee te gaan en de Quraish te bevechten."
De Profeet (saw) gaf hem toen toestemming om te gaan. Hij was de enige persoon in die veldslag die niet in Uhud gevochten had.
Moraal:
Jabir's vader stierf de martelaarsdood in Uhud. Hij liet een grote familie achter voor jabir om voor te zorgen, niets om van te leven en groete schulden om te betalen. De schulden waren gemaakt bij een van de joden, die zoals wij weten geen zwak plekje in hun hart hadden voor degenen die hun geld schuldig waren. ook zijn zeven zusters om wie hij niet toegestaan werd om naar Uhud te gaan, waren er om verzorgd te worden. Kijk nu, ondanks al deze moeilijkheden, verzoekt Jabir (ra) de Geliefde Profeet (saw) om naar het slagveld te gaan. Zijn geest is werkelijk wonderlijk! Dit is toch werkelijk een schitterend voorbeeld.
Regelmatig komen wij mensen tegen die menen alles beter te weten, die menen anderen steeds een lesje te moeten leren, enz. enz. Dergelijk gedrag wordt zelfs door mensen met een voorbeeldfunctie tentoongespreid, zelfs in gebedshuizen, bij begrafenisdiensten e.a. openbare gelegenheden. Hoogmoedig gedrag maakt blind; arrogante mensen staan vrijwel nooit open voor meningen en visies van anderen, wat het voeren van een verantwoord beleid vaak in de weg staat. Wij gingen na wat de Koran over dergelijk gedrag vermeldt.
Voor wat betreft degenen die anderen met minachting behandelen en met stemverheffing spreken vermeldt de Koran, enigszins humoristisch: Wend uw aangezicht niet met minachting van de mensen af, en wandel niet hoogmoedig in het land; waarlijk, God heeft geen verwaande bluffer lief. En volg de rechte weg in uw gang en laat uw stem dalen; waarlijk, de afschuwelijkste der stemmen is het balken der ezels. ( 31:18-19)
De lezer zal ongetwijfeld ook wel mensen tegenkomen die opscheppen over iets dat ze niet zelf tot stand hebben gebracht, ofwel andermans eer opstrijken. Ook hierover is de Koran duidelijk: Denk niet, dat degenen die zich verheugen over hetgeen zij gedaan hebben en graag geprezen willen worden over hetgeen zij niet gedaan hebben ... voor hen is een pijnlijke kastijding. (3:187)
Aangaande degenen die graag met kop en schouders boven anderen wensen uit te steken: Wandel niet hoogmoedig in het land, want u kunt de aarde niet doorsnijden, en ook niet de bergen in hoogte bereiken. Dit alles het kwaad daarvan is hatelijk in de ogen van uw Heer. (17:37-38)
De beste manier om mensen voor zich te winnen is door hen met zachtheid te behandelen: Derhalve is het aan Gods genade toe te schrijven dat u hen zacht- moedig bejegent, en was u ruw, hardvochtig geweest, dan zouden zij zich van rondom u verstrooid hebben. (3:158)
Vandaar dat men zich ook in discussies netjes en correct dient te gedragen (16:125); arrogant gedrag en stemverheffing zullen de mensen slechts afstoten. Er zijn ook lieden die menen boodschappen van God naar believen te moeten interpreteren en in hun voordeel toe te passen. Hierover zegt de Koran: Waarlijk, aangaande degenen die over de mededelingen van God twisten, zonder enig gezag dat tot hen is gekomen. Er is niets in hun harten, dan (de begeerte) om groot te worden, hetgeen zij nooit zullen bereiken. (40:56)
De hoogmoedigen zullen geen leiding van God krijgen en blind zijn voor Zijn tekenen: Ik (God) zal degenen, die onrechtmatig hoogmoedig op de aarde zijn, van Mijn mededelingen afwenden. En indien zij ieder teken zien, dan zullen zij daarin niet geloven. (7:146)
In het bijzonder leidinggevenden dienen zich zeer bewust te zijn van hun gedrag, hetgeen blijkt uit een overlevering van de profeet Mohammed: Een publieke functie is iets wat je toevertrouwd wordt en iets wat op de Dag der Opstanding schande en spijt veroorzaakt, behalve voor degene die haar met gevoel voor rechtvaardigheid aanvaardt en de erbij behorende verplichtingen vervult. (zie ook 38:26)
Niet alleen de Koran veroordeelt arrogant gedrag, maar ook de samenleving is het er over eens dat dergelijk gedrag zeer afkeurenswaardig is, gezien bijv. de volgende spreuken: hoogmoed komt voor de val; eenvoud siert de mens. Wij bevelen aan dat een ieder, in het bijzonder degenen onder ons die een voorbeeldfunctie bekleden, zich op gepaste wijze tegenover de medemensen gedragen, naar het voorbeeld van de profeet Mohammed en andere zeer gewaardeerde, doch zeer bescheiden figuren uit de historie van de mensheid. Dit zal het begrip voor de medemensen alleen maar ten goede komen en het opent de ogen voor steekhoudende argumenten van anderen. Arrogantie en trots verzegelen de harten; trotse mensen staan totaal niet open voor andere meningen dan de hunne. Ieder argument of voorstel van anderen afkomstig, hoe goed en positief ook bedoeld, zien zij steeds als een aanval op hun persoonlijkheid, hun trots en hun beleid, en voor het verdedigen van zichzelf rest hen vaak niets anders dan razen en tieren. En als u, lezer, ooit lieden tegenkomt die zich schuldig maken aan arrogantie, trots, hoogmoed, eigendunk, grootheidswaanzin, of hoe u het ook wilt noemen, zoek dan troost in de Koran, vers 10:65: Laat hun taal u niet bedroeven; waarlijk, de macht is geheel en al Gods; Hij is de Horende, de Wetende.
Soorten ziekten die het Hart aanvallen en hun genezing
Soorten ziekten die het Hart aanvallen en hun genezing
Er zijn twee soorten ziekten die het hart aanvallen; de ene is twijfel en dwaling, en de andere lust en verlangen. Beiden worden vermeld in de Quran. Allah zegt over de ziekte van de twijfel:
In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren [Surah al-Baqara 2:10]
En Hij heeft gezegd:
En opdat degenen in wier harten een ziekte (huichelarij) is en de ongelovigen zullen zeggen: Wat wil Allah met dit voorbeeld zeggen? [Surah Al-Muddaththir 74:31]
Allah zegt over degenen die weigeren de Quran en de Sunnah tot de basis van hun oordeel te maken:
En wanneer zij tot Allah en Zijn boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, dan is er een groep onder hen die zich afwendt. Maar indien het recht aan hun kant is, begeven zij zich nederig naar hem. Is er een ziekte in hun harten, of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah en Zijn Boodschapper onrechtvaardig voor hen zijn? Integendeel, zij zijn degenen die de onrechtvaardigen zijn. [Surah an-Noor 24:48-50]
Dit is de ziekte van twijfel en dwaling.
Ook zegt Allah over lust en verlangen, in dit geval overspel (ontucht):
O vrouwen van de Profeet, jullie zijn zoals geen van de andere vrouwen, als jullie (Allah) vrezen. Weest daarom niet minzaam in jullie manier van spreken, waardoor degene in wiens hart een ziekte (van huichelarij, of slechte verlangens naar overspel(ontucht)) is, begeerte gaat voelen ..[Surah Al-Ahzab 33:32]
De voorziening van de juiste (genees)middellen tegen de ziekten van het hart (verwijzend naar zowel geestelijke als emotionele kwalen) komen alleen van de Profeten, alaihim as salam, en Boodschappers van Allah. Het hart wordt beter, wanneer het kennis verwerft over zijn Heer en Schepper, en in Zijn Namen, Eigenschapen, Daden en Geboden. Het hart wordt ook beter, wanneer het het verwerven van de Tevredenheid van Allaah verkiest (boven andere zaken) en datgene verkiest waar Hij van houdt, terwijl Zijn Verboden worden vermeden en datgene wat zou kunnen leiden naar Zijn ontevredenheid. Er is geen leven, gezondheid of welzijn voor het hart, behalve via deze methode, welke alleen de Boodschappers kunnen leveren. Het is verkeerd om te denken dat iemand ooit het welzijn van het hart kan bereiken via enige andere weg dan door de leiding van de Boodschappers van Allah. Deze misvattingen (fouten) komen voort uit het verwarren van de ware welzijn van het hart met het vervullen en versterken van zijn lagere dierlijke lusten en verlangens. Op deze manier zal het hart ver weg blijven van het verkrijgen van zijn ware welzijn en kracht, en zal zelfs zijn bestaan in gevaar zijn. Zij die geen onderscheid maken tussen deze twee wegen, zouden moeten rouwen om het leven en de gezondheid van hun hart, of in feite vanwege het ontbreken daarvan. Laat zulke mensen ook treuren over het feit dat het licht van de ware leiding ontbreekt bij hen, en omdat zij zich volledig in een oceaan van duisternis bevinden.
Verhalen van de Sahabah - Oemm Haram (radiallaho ta'ala anha) in de veldslag om Cyprus
Verhaal: Oemm Haram (radiallaho taala anha) in de veldslag om Cyprus
Oemm Haram (radiallaho anha) was een tante van Anas (radiallaho anho). De Profeet Muhammad (sallalaho alaihi wasallam) bezocht haar vaak en soms deed hij ook zijn middagdutje thuis bij haar. Eens sliep hij thuis bij haar, toen hij glimlachend wakker werd. Oemm Haram zei:
O Profeet! U bent dierbaarder dan mijn ouders, zeg mij wat u heeft doen glimlachen.
Hij zei: Ik zag in mijn droom enkele van mijn volgelingen die voor de Jihad over zee gingen. Zij leken in hun schepen op koningen, zittend op hun troon.
Oemm Haram (ra) zei: O Profeet van Allah! Bid dat ik ook 1 van die mensen mag zijn.
Hij antwoordde: Wees verzekerd, je zal 1 van hun zijn.
Hij ging weer slapen en werd voor de tweede keer glimlachend wakker. Op de vraag van Oem Haram zei hij: Ik zag nog meer mensen die voor Jihad over de zee gingen.
Oemm Haram (ra) verzocht hem te bidden voor haar dat zij zich ook bij hun kon aansluiten.
Hij zei: Neen. Jij bent alleen met de eerste groep.
Gedurende het Khalifaat van Uthmaan (radhiallaho anho) vroeg Amir Muawiyah, de gouverneur van Syrië, toestemming om een expeditieleger naar het eiland Cyprus uit te rusten. Toestemming werd door Uthman (ra) verleend. Oemm Haram (ra) maakte samen met haar man Ubadah (ra) deel uit van die legermacht. Toen ze zich na de veldslag op het eiland opmaakte om te vertrekken, viel ze van haar muildier, brak haar nek en overleed. Ze werd in Cyprus begraven.
Moraal:
Kijk naar de geest van Oemm Haram. Ze wilde zich bij beide expedities aansluiten. Daar het voorbestemd was dat zij tijdens de eerste expeditie zou komen te overlijden, bad de Boodschapper van Allah (saw) niet voor haar deelname in de tweede.