Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
Half acht de wekker rinkelt, Amien opent zijn ogen het eerst wat hij zegt is; "Ik dank Allah, die mij laat sterven en in de ochtend weer tot leven brengt". Hij trekt zijn gordijnen open en kijkt naar buiten de zonnestralen bedekken zijn gezicht. Hij glimlacht en loopt naar de badkamer om zijn woedu (wassen voordat je gaat bidden) te nemen.
"Amien opschieten het ontbijt is klaar", roept zijn moeder. Amien komt de badkamer uit en spreekt de volgende woorden: "Ik getuig dat er geen God is dan Allah en dat Mohammed* zijn profeet is". Dan loopt hij naar zijn kamer om daar zijn gebed te verrichten. Als hij klaar is trekt hij zijn kleren aan en terwijl hij dat doet zegt hij "ik dank Allah die mij deze kleren heeft gegeven". Tevreden kijkt hij in de spiegel, hij pakt zijn schooltas en loopt naar beneden .
Hij groet zijn moeder met Salaam en gaat dan aan tafel zitten. Moeder kijkt trots toe hoe haar zoon zijn eerste hap neemt terwijl hij de naam van Allah uitspreekt. Er wordt aan de deur gebeld, zijn moeder doet open. Daar staat Anas het buurjongetje, hij vraagt naar Amien die op hem af komt lopen. "Salaam" zegt, Amien, en Anas antwoord; "hoi Amien fiets je mee naar school? Kunnen we samen Latifa dat vervelende kind uit onze klas tegemoet rijden en haar lekker pesten". Amien kijkt hem aan en zegt; "Nee Anas ik rij niet met jou mee om iemand te pesten, als jij mijn vriend wil zijn dan pest je niemand, want dat doet mijn beste vriend ook niet". Anas kijkt hem aan en zegt. "Jouw beste vriend???? Wie is jou beste vriend dan, jij hebt helemaal geen beste vriend". Amien kijkt hem aan en zegt dan, "die heb ik wel en hij heet Mohammed*". Anas kijkt hem aan en zegt; "nou goed ga jij maar lekker naar je best vriend dan". Amien glimlacht en zegt: "dat zal ik zeker doen op een dag.."
Anas begrijpt niet zo goed wat Amien bedoelt; Hij denkt; "Wie is die beste vriend van Amien? En waarom antwoord hij met, dat zal ik zeker doen op een dag? Ik ken geen Mohammed* die Amien zou moeten kennen en in de klas zit ook niemand die Mohammed* heet". Hij fiets naar school, hij is een beetje jaloers omdat hij weet dat Amien een andere beste vriend heeft. Op school komt hij Omar en Ali tegen, hij loopt op ze af en verteld ze over wat Amien heeft gezegd. Omar zegt, "nou die best vriend van hem kan helemaal niet zo bijzonder zijn, ik ben veel beter dan hij. Ik zal er voor zorgen dat ik Amien zijn beste vriend word". Op dat moment fietst Amien het schoolplein op. Omar loopt op hem af en vraagt Amien of hij straks met hem mee naar huis gaat om met zijn nieuwe pistool te spelen. Amien kijkt hem aan en zegt; "Nee ik ga niet met jou mee om met een pistool te spelen, dat deed mijn beste vriend Mohammed* ook nooit. Mijn best vriend Mohammed* is vredelievend. En een pistool is een wapen waar mensen elkaar pijn mee doen dus ik speel daar niet mee". Omar staat versteld en zegt dan, "nou ga jij maar lekker met je beste vriend spelen. En ik geloof helemaal niet dat jij een beste vriend hebt die zo goed is". Amien zegt, "en toch heb ik die, en op een dag zullen ook jullie hem ontmoeten". Omar loopt terug naar Ali en Anas en verteld, "Amien wilde niet met mij mee om te spelen hij begon weer over zijn beste vriend". Ali antwoord, "nou dan zal ik het nu eens proberen. Ik heb gisteren een nieuw computer spelletje gehaald en ik weet zeker dat Amien het geweldig zou vinden om er mee te spelen. Ik weet zeker dat hij dan mijn beste vriend wordt".
Dus loopt Ali op Amien af. "Hallo Amien". "Salaam" zegt Amien terug. En dan steldt Ali zijn vraag; "Zeg Amien ik heb een nieuw computer spelletje gekregen het is echt een geweldig spel als je er een keer mee hebt gespeelt wil je niks anders meer doen. Wat zou je er van vinden om na schooltijd mee te gaan? Dan mag je er mee spelen". Amien antwoord; "Nee Ali want dat zou mijn beste vriend Mohammed* ook niet doen. Computer spelletjes zorgen ervoor dat je, je huiswerk niet maakt en je salaat niet doet. Nee, sorry voor mij en mijn beste vriend geen computer spelletjes". Ali antwoord, "nou ik kan me niet voorstellen dat jou beste vriend zo bijzonder is, ik denk dat je liegt je hebt helemaal geen beste vriend". Amien glimlacht weer en zegt, "Ali ik heb een beste vriend en als je hem zou kennen zou je niemand anders meer als vriend willen". Ali zegt, "nou ga jij maar naar je beste vriend toe dan". Amien antwoord, "dat zal ik zeker doen op een dag!".
Ali loopt terug naar Anas en Omar en verteld dat ook hij is afgewezen door Amien. Nou stonden ze elkaar aan te kijken, ze waren toch best jaloers dat Amien zo een goed beste vriend heeft. Anas zegt, "Ik wil deze vriend van Amien toch best ontmoeten". En ook Ali en Omar willen hem graag ontmoeten. Ze besluiten om na schooltijd naar Amien toe te gaan om hem te vragen of hij ze wil voorstellen aan zijn beste vriend.
Dan gaat de bel en de kinderen lopen naar het klas lokaal. De juf zegt; "Goede morgen allemaal! Het onderwerp van vandaag is Pesten, wat vinden jullie nou van pesten? Er worden verschillende reacties gegeven. Zo zegt Samier de stoerste jongen uit de klas bijvoorbeeld; "nou als ik iemand er gek vind bij lopen heb ik alle recht om hem uit te lachen, moet hij zich maar normaal kleden".
Omdat dit de populairste jongens is uit de klas begint iedereen te lachen. Behalve Amien die steekt zijn vinger op, de jufrouw geeft hem de beurt en Amien zegt, "Ik ben het hier niet mee eens, met pesten kwets je mensen en ik zou het ook niet leuk vinden om gekwetst te worden. Ik vind dat ieder mens in zijn waarde gelaten moet worden. Je moet een mens behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden". Nu zijn echt alle ogen op Amien gericht, ze geloven niet wat ze horen, ze schamen zich een beetje.
De juf loopt op Amien af en zegt; "Dat heb je heel mooi gezegd Amien, en dat is wat ik jullie vandaag wilde gaan leren, want je moet inderdaad elk mens behandelen zoals je zelf behandeld wil worden, het maakt niet uit hoe iemand eruit ziet". En dan vraagt ze. "Amien van wie heb jij deze wijze woorden geleerd?" Amien glimlacht en zegt dan; "Dit heb ik van mijn beste vriend Mohammed* geleerd". Ook de juf lacht en zegt dan: "dan heb jij een hele wijze vriend je mag trots op hem zijn". De klas kijkt Amien nog steeds aan, zelfs de populairste jongen uit de klas kijkt hem een beetje jaloers aan.
De juf gaat verder met de les, en als de tijd om is gaat de bel de kinderen pakken hun spulletjes bij elkaar en lopen de klas uit.
Amien pakt zijn fiets en wil net wegrijden. Maar dan ziet hij dat Ali, Omar en Anas naar hem toe lopen, dus blijft hij even staan. De jongens vragen alle drie tegelijker tijd: "Amien vertel ons eens wat meer over je beste vriend, het lijkt ons een goede jongen, zou je hem aan ons willen voorstellen?".
En Amien antwoord; "Dat zou ik heel graag willen doen, maar mijn beste vriend is al een hele lange tijd geleden dood gegaan. En ook ik heb hem niet gekend." Amien kijkt nu een beetje verdrietig."
De jongens vragen nu, "maar Amien wat erg voor je, maar je praat over hem alsof hij nog leeft?" Amien zegt, "dat is ook zo want in mijn hart en in mijn gedachten leeft hij nog elke dag" Omar vraagt Amien om wat meer over Mohammed* te vertellen.
En dan verteld Amien, "Mijn beste vriend Mohammed*, dat is onze profeet hij had ook beste vrienden en een aantal van die vrienden heten net als ons, Amien, Omar, Ali en Anas. Dit waren vrienden die hem altijd beschermden en altijd bij hem waren ze hadden nooit ruzie. En Mohammed* was altijd goed voor kinderen en hij leerde ze om goed te zijn voor anderen".
Ali zegt, "ik wou dat ik hem ook had gekend, zodat hij mij al die goede dingen kon leren".
En daarop zei Amien, "Wij kunnen ook beste vrienden worden van Mohammed* net als de echt Omar Ali Anas en Amien. We kunnen anderen goede dingen leren en goed zijn voor andere kinderen. Ik heb gelezen dat als je doet wat Mohammed* altijd heeft gedaan tijdens zijn leven, dat je hem op een dag zal mogen ontmoeten van Allah".
"Maar Amien wij weten niet wat Mohammed* in zijn leven heeft gedaan, dus kunnen we ook niet zijn beste vrienden worden" ,zegt Omar een beetje teleurgesteld.
"Maar dat geeft niet" zegt Amien, "want, onze vriend Mohammed* heeft gezegd, "iets wat je nog niet kent kun je altijd leren". Ik zal jullie de belangrijkste dingen vertellen. Onze vriend Mohammed*, loog nooit, verrichte altijd zijn gebed, dacht heel veel aan Allah, hij was goed voor andere mensen, maakt geen ruzie en hij bleef zijn vrienden altijd trouw".
De jongens waren heel blij om dit te horen, ze namen elkaar bij de hand en besloten om ook de beste vrienden van De Profeet* te worden. Vanaf deze dag zijn de jongens altijd samen. Ze doen alleen maar goede dingen, verrichten hun salaat (gebed), denken veel aan Allah, blijven elkaar altijd trouw. En vertellen andere kinderen keer op keer over hun beste vriend Mohammed*.
Het leven van onze Profeet Mohammed (vrede en zegeningen met hem)
Mohammed (v.z.m.h.) was een wees. Zijn vader was al gestorven voor Mohammed (v.z.m.h.) geboren werd en zijn moeder stierf toen hij nog erg jong was. Daarom werd Mohammed (v.z.m.h.) opgevoed door zijn grootvader, Abdul Mutallib en later door zijn oom, Abu Talib. Beiden hielden erg veel van de wees Mohammed (v.z.m.h.) en beiden besteedden veel zorg aan hem. Toen Mohammed (v.z.m.h.) groot en sterk genoeg was om te werken, ging hij schapen hoeden aan de rand van Mekka, de stad waarin hij leefde. Mohammed (v.z.m.h.) was nog een jongen toen hij als schaapsherder werkte. Later, toen hij was opgegroeid als jongeman, nam zijn oom Abu Talib hem mee op zijn handelsreizen. Mekkanen als Abu Talib waren handelaren en de reizen die ze maakten waren erg lang. Hun kamelen brachten veel verschillende goederen naar Mekka. Dit was een zeer goede en boeiende ervaring voor Mohammed (v.z.m.h.) en toen hij ouder werd leidde hij zelf de karavanen.
In Mekka leefde een rijke weduwe, genaamd Khadija. Zij bezat karavanen en nam Mohammed (v.z.m.h.) in dienst om die voor haar te leiden. Khadija had een zeer wijze keuze gemaakt, Mohammed (v.z.m.h.) was een goede betrouwbare zakenman en een zeer succesvolle. Later trouwden Mohammed (v.z.m.h.) en Khadija en gingen samen met hun kinderen in Mekka wonen en leidden een gelukkig en vredig leven.
Met de voorbijgaande jaren en het ouder worden van Mohammed (v.z.m.h.), begon hij dieper na te denken over veel dingen. Hoewel zijn eigen gezin erg gelukkig was , maakte hij zich zorgen om allerlei problemen. Mohammed (v.z.m.h.) wandelde vaak door de bergen buiten Mekka en in een grot in de berg Hira zat en dacht hij in vrede en eenzaamheid.
Mohammed (v.z.m.h.) was lang verontrust door de situatie, die in Mekka bestond: de mensen hielpen de armen niet. Ze deden geen moeite voor de zorg van wezen of genezing van de zieken naar een goede gezondheid. De Mekkanen leken alleen geïnteresseerd in het hebben van geld en als ze dat hadden wilden ze meer! Deze gedachten verontrustte Mohammed* (v.z.m.h.) vele jaren.
Op een dag, Mohammed* (v.z.m.h.) was 40 jaar oud en zat in de grot op de berg Hira toen een engel voor hem verscheen. De engel, genaamd Gabriel zei tegen Mohammed (v.z.m.h.):
"Lees voor in de naam van jouw Heer die jou heeft geschapen. Geschapen heeft Hij de mens uit een bloedklonter".
Ineens wist Mohammed (v.z.m.h.) wat de betekenis was. Hij moest naar Mekka gaan en de mensen vertellen dat Allah de mens heeft gecreëerd, Allah heeft alles geschapen wat mensen nodig hebben om te leven. Daarom zou men dankbaar moeten zijn aan Allah. Men zou alleen moeten bidden tot Allah en alleen Hem moeten gehoorzamen. Het is Allahs wil dat de armen en de zieken verzorgd worden, en dat men zou moeten streven met alle macht om goed te doen en eerbare levens te lijden. Na de dood zal men rijkelijk beloond worden voor de moeite. Maar degenen die met opzet slecht doen zullen een vreselijke straf krijgen behalve als ze oprecht berouw over hun daden hebben en Allah om vergiffenis vragen.
Allereerst was Mohammed (v.z.m.h.) erg verward, hij had nooit eerder een engel gezien. Maar toch realiseerde hij zich dat de engel hem antwoorden op vele vragen had gegeven die hem hadden beziggehouden. Voor enige tijd had Mohammed (v.z.m.h.) zich altijd afgevraagd wie hem altijd had geholpen, nu wist hij het: Allah. Hij vroeg zich af waarom de Mekkanen zo gierig en gemeen waren, nu wist hij ook waarom: omdat zij ongehoorzaam waren aan Allah. Allah had de mensen geschapen en alles wat in de wereld is, en daarom moeten de mensen gehoorzaam zijn aan Allah.
Toen Mohammed (v.z.m.h.) terugging naar Mekka vertelde hij alles wat gebeurd was aan zijn vrouw Khadija en wat de engel Gabriel had gezegd. Zijn vrouw zei hem: Allah zou je nooit in ongenade laten vallen. Je doet vele goede dingen. Je houdt families bijeen. Je draagt de last van de zwakken, je helpt de armen en de behoeftige, je vermaakt je gasten en verdraagt moeilijkheden op de weg van waarheidsliefde. Mohammed (v.z.m.h.) was erg blij dat zijn vrouw net als hij geloofde en vertrouwde in Allah. Hij begon zijn vrienden te vertellen over de engel Gabriel en wat de engel hem had verteld. Eerst waren er maar enkelen die aandacht besteedden aan Mohammed (v.z.m.h.). De meeste negeerden hem, te druk met geld verdienen en geen tijd of zin om aan Allah te denken.
Gedurende deze tijd en erna bleef de engel Gabriel voor Mohammed (v.z.m.h.) verschijnen en herinnerde hem aan dezelfde dingen. Mohammed (v.z.m.h.) was gekozen tot Allahs profeet en het was zijn taak om de mensen te vertellen goed te doen en geen andere Allah te aanbidden. Mohammed (v.z.m.h.) moest ook vertellen dat ze hun geld moesten besteden aan het helpen van arme mensen die zelf te weinig geld hadden. Tenslotte begon Mohammed (v.z.m.h.) de Mekkanen te benaderen. Hij koos mooie woorden om te vertellen over Allahs wensen, zodat hij ze hierdoor kon aantrekken: als je genoeg te eten hebt en er is een arme man die honger heeft, dan moet je iets van jouw voedsel te eten geven en iets van jouw kleding te dragen geven. De zieken moeten genezen worden en de wezen moeten goed verzorgd worden. Als je dit alles doet zoals Allah wenst dan zul je beloond worden. Maar als je weigert, waarschuwde Mohammed (v.z.m.h.) dan zul je ernstig gestraft worden. Helaas, de Mekkanen lachten Mohammed (v.z.m.h.) uit. Nog erger: zij weigerde Allah te aanbidden en gingen door te geloven dat het belangrijker was veel geld te hebben. Sommigen gooiden zelfs stenen naar Mohammed (v.z.m.h.) en ze doodden sommigen die hem volgden en alleen in Allah geloofden.
Hun vijandigheid nam toe en de Mekkanen besloten dat Mohammed (v.z.m.h.), zijn gezin, zijn familie en vrienden verdreven moesten worden uit de stad. Daarom stuurden ze hem naar een vallei in de bergen buiten Mekka en niemand mocht hem opzoeken of voedsel brengen. Ze moesten drie jaar op die verlaten plek leven, ze waren zo hongerig geworden dat ze bladeren van de bomen aten, omdat er niet genoeg voedsel was.
Het leven was zo slecht, dat Khadija, de vrouw van Mohammed (v.z.m.h.) overleed. Mohammed (v.z.m.h.) was erg verdrietig. Toen kwam de engel Gabriel die hem uitlegde dat Allah hem wilde helpen. Hij moest zijn familie en volgelingen meenemen van Mekka naar een ander stad, genaamd Medina. De mensen daar waren gewillig naar Allah te luisteren, zo vertelde de engel aan Mohammed (v.z.m.h.). Dit vertelde Mohammed (v.z.m.h.) aan zijn volgelingen. Iedereen die geloofde in Allah en alleen Allah aanbad verliet Mekka. De laatste die vertrokken waren Mohammed (v.z.m.h.) en zijn beste vriend, Abu Bakr. Maar de mensen van Mekka waren niet blij dat Mohammed (v.z.m.h.) vertrok. Nu wilden ze hem vermoorden, omdat hij hun gewaarschuwd had wegens hun slechte daden. Maar Mohammed (v.z.m.h.) was in staat te vertrekken toen de Mekkanen op weg waren hem te vermoorden. Ali, de moedige jonge neef van Mohammed (v.z.m.h.) legde zichzelf in het bed van Mohammed (v.z.m.h.) zodat de Mekkanen zouden denken dat de profeet daar nog steeds was. Maar Mohammed (v.z.m.h.) en Abu Bakr waren allang op weg, en om te voorkomen dat iemand hun vond verstopten ze zich in een grot. Toen de mensen ontdekten dat het Ali was in Mohammed (v.z.m.h.) s bed en dat de profeet weg was werden ze woedend. Maar ze konden niets doen, omdat Mohammed (v.z.m.h.) allang buiten hun bereik was.
Medina was heel anders dan Mekka. Hier had Mohammed (v.z.m.h.) meer vrienden dan vijanden. Maar de Mekkanen lieten hem niet met rust. Ze volgden hem naar Medina om oorlog te voeren met hem. Maar Allah hielp de profeet en zijn volgelingen, en beschermde hen tegen hun vijanden.
In Medina bleef Mohammed (v.z.m.h.) Allahs boodschappen ontvangen van de engel Gabriel. Deze boodschappen zijn neergeschreven in een boek, genaamd de Koran. In de Koran kunnen we alles lezen wat Allah heeft gezegd tegen de mensen.
De profeet en zijn vrienden bouwden een moskee in Medina en hier deden ze vijf keer per dag het gebed. Een keer per jaar vastten ze een maand: gedurende die dagen aten en dronken ze niet op de dag (dit is in de maand Ramadan). Ze trainden zichzelf zonder voedsel en drinken te zijn . Door deze ervaring leerden ze weinig te eten. Hierdoor was er genoeg voedsel over om weg te geven aan de armen. Ze geven aan de armen ook van hun geld.
Mohammed (v.z.m.h.) en zijn familie geloofden in Allah en aanbaden Hem alleen. Ze waren gehoorzaam aan Allah en volgden zijn bevelen. Daarom worden ze moslims genoemd. Degenen die in Allah geloven, alleen Allah aanbidden en handelen volgens de Koran zijn moslims. Maar degenen die niet in Allah geloven en weigeren hem te gehoorzamen en zelfs de moslims willen doden door oorlogen te voeren tegen hen zijn geen moslims. Dat zijn de ongelovigen.
Vele jaren moesten Mohammed (v.z.m.h.) en zijn volgelingen zichzelf verdedigen tegen de aanvallen van zijn vijanden en vele keren werden ze gedwongen tegen hen te vechten. In deze slagen hielp Allah Mohammed (v.z.m.h.) en de moslims. Na enige tijd begrepen de ongelovigen dat door Allahs hulp Mohammed (v.z.m.h.) veel sterker was dan zij waren. Tenslotte zeiden ze tegen zichzelf te stoppen met vechten, want niemand is sterker dan Allah; het was beter voor hen ook in Allah te geloven en hem te aanbidden. Mohammed (v.z.m.h.) en de moslims waren erg blij dat de lange oorlog tenslotte aan een eind was gekomen. Allah hielp hun zoals Hij had beloofd en ze konden terug naar Mekka, waar ze eens de eerste kleine groep van mensen waren die in Allah geloofden. Toen ze in Mekka aankwamen hielden ze een gezamenlijk gebed. Daarna bleven sommigen in Mekka, anderen die een huis hadden in Medina gingen terug.
Deze moslims in Medina reisden elk jaar naar Mekka omdat de Kaaba daar is. De Kaaba is een grote stenen gebouw zonder ramen. Het lijkt op een grote kubus. Het was gebouwd door profeet Ibrahiem (v.z.m.h.) die vele jaren leefde voor Mohammed (v.z.m.h.) . Als je de Kaaba ziet dan zul je herinnerd worden aan wat Allah Zijn mensheid heeft verteld en wat de mensheid zou moeten doen:
GELOVEN IN ALLAH, ALLEEN ALLAH AANBIDDEN EN ALTIJD STREVEN NAAR GOED DOEN.
Dat zijn Allahs bevelen aan de mensheid. Allah heeft vele profeten gezonden met boodschappen van Hem, de Schepper van mens en heelal. Mohammed (v.z.m.h.) was de laatste van Allahs vele profeten, na zijn dood liet hij de Koran achter waarin Allahs boodschappen zijn neergeschreven. In de Koran zijn ook veel verhalen van andere profeten die lang voor Mohammed (v.z.m.h.) leefden.
Ik ga een groots huis bouwen, zei de dikke meneer haastig. Ik ga het grootste en mooiste huis bouwen van de hele wereld. Let jij maar eens op! Ik wil een stevig huis bouwen, Dirk. Het kan me niet schelen hoe lang ik daar over doe, zei de lange meneer rustig. Jaap, riep dikke Dirk angstig. Er komt een flinke storm dus moet je wel snel zijn. Een flinke windvlaag bezorgde de twee mannen dik kippenvel. Bah, straks gaat het nog regenen ook, mopperde Dirk. De ochtend begint al weer lekker.
Beide mannen wilden graag een stevig en veilig huis bouwen voor hun vrouw en kinderen. Ze hadden wel tentjes, maar die waren niet zo sterk. Elke keer als er dan storm was dan gingen de tentjes plat. Iedereen was dan nat en doorweekt. Al het eten voor een hele week spoelde zo de berg af het dal in. Daar moest dan toch echt een eind aan komen.
Eh wat ga jij nou doen, Jaap, vroeg dikke Dirk onzeker. Ik, vroeg lange Jaap verbaasd. Hij was het niet gewend dat mensen hem iets vroegen. Ik ga eerst naar de moskee en vragen of Allah het werk wat ik ga doen wil zegenen. Bah, zegt dikke Dirk. Ik bouw het huis en dan draag ik het hele huis op aan Allah. Dat is veel beter. En wat ga je daarna doen? Daarna ga ik naar de meest ervaren timmerman in de stad en hem vraag ik om raad. Ha, snuift dikke Dirk afwijzend. Ik ga ALLE timmermannen om raad vragen. Dan mis ik niets!
Lange Jaap liep rustig naar de wijze timmerman toe, terwijl dikke Dirk zich rot rende om iedere timmerman in de stad te kunnen spreken. Lange Jaap zag dikke Dirk in de verte al aankomen wanneer hij bij de wijze timmerman aankomt. Dikke Dirk was helemaal bezweet en hijgend brulde hij, Ik ga eerst, ik ga eerst, en draafde op de wijze timmerman af.
OKÉ, wijze uil. Hoe maak ik het beste huis in de wereld. De wijze timmerman antwoordde langzaam, Begin bij het begin. Begin onderaan. Zorg dat je met beide benen op de grond staat." Ja en? Verder, riep dikke Dirk gehaast. Kom op man, praat eens wat sneller. Ik wil het vandaag nog weten! Weer antwoordde de wijze timmerman met, Begin bij het begin. Begin onderaan. Zorg dat je met beide benen op de grond staat." Nou eh, brult dikke Dirk spottend, volgens mij ben je niet helemaal lekker. Met beide benen op de grond staan. Pfff. Denk je soms dat ik huppelend een huis ga bouwen ofzo. En boos loopt hij weg, terug naar huis of waar eigenlijk zijn huis gebouwd moet worden.
Lange Jaap schudde met zijn hoofd, Vergeef mijn vriend. Hij is nogal ongeduldig. De wijze timmerman glimlachte slechts en zei verder niets.
Ik wil, insha Allah (als God het wil), een veilig en droog onderkomen bieden voor mijn gezin, maar ik heb niet de kennis hoe ik het moet bouwen," zei lange Jaap rustig. De timmerman vertelde hem hetzelfde als wat hij dikke Dirk vertelde. Lange Jaap bleef wel geduldig luisteren. Wijze timmerman, je hebt veel te vertellen en ik zal geduldig luisteren. Ik zal je stap voor stap uitleggen hoe je je huis kunt bouwen. Ga er maar goed voor zitten want dit kan wel even duren, zei de wijze timmerman met een warme glimlach. Ik hang aan je lippen. Vertel asjeblieft nog meer. Dan ziet hij ineens de lange schaduwen. Och heden, het is bijna tijd om te eten. Ik moet naar huis. Tenminste, ik moet naar de plaats waar ik nog het huis moet bouwen, zegt lange Jaap terwijl hij naar de horizon kijkt. Vlug gaat hij terug naar de berg om een goed huis te bouwen.
Op de heuvel zijn dikke Dirk en lange Jaap begonnen met het bouwen van hun huizen. Dikke Dirk begon in een sneltreinvaart te bouwen. Alles wat de timmerlieden vertelden probeerde hij ook meteen uit. Oh dit gaat niet goed, jammerde dikke Dirk. Ik wil het snel en goed doen, maar er zitten nog gaten tussen het hout. De muren staan scheef en de grond is ook nog ongelijk. Toch gaat hij dapper verder. Ik moet de mensen laten zien dat ik het kan, anders ben ik niets! De gaten en kieren kan ik altijd wel dicht gooien met verf. Ha! Wat ben ik toch slim!
Lange Jaap haalde eerst een paar keer diep adem, dankte Allah en begon rustig met bouwen. Hij begon netjes bij het begin en deed precies wat de wijze timmerman hem vertelde. Alles wat hij deed droeg hij op aan Allah, uit dank voor al de zegeningen die hij ontving. De mensen uit het dorp blij maken dat kon hij toch niet, die wisten zelf niet wat ze wilden.
Ha, schreeuwt dikke Dirk. Nu komt het leuke werk. Kledderen met verf, en liet zo een hele emmer verf over het dak leeglopen. Nou, dat kan veel sneller, zei hij ongeduldig. Hup, nog een paar emmers over het dak heen. Het leek wel een zee van verf wat naar beneden kwam. Kijk toch eens, alle gaten en kieren zitten nu dicht. Ben ik niet geweldig, brult hij van de daken terwijl hij zichzelf op de borst klopt.
Nou, zo is het wel leuk, maar het wordt wel een zooitje, sprak lange Jaap wat bezorgt. Ik doe het liever rustig aan en laat de kwast het werk doen, en plakte een aantal kwasten aan elkaar waardoor hij een hele grote kwast kreeg. Rustig aan zette hij het hele huis in de verf. Verven en schuren, buurman. Dat geeft een goed resultaat. Verven en schuren. Dat deed hij een paar keer. En dan nog even afwerken met een kwast en klaar, zegt hij heel tevreden. Bedankt Allah, U bent Geweldig riep lange Jaap met een brede glimlach.
De huizen waren eindelijk gebouwd, maar lange Jaap deed er bijna vijf keer langer over dan dikke Dirk. Beide huizen leken erg veel op elkaar en ze zagen er zo van een afstand erg goed uit. Iedereen was dolblij en ze trokken gelijk het huis in. Het huis van dikke Dirk was de hele dag gevuld met klachten van de vrouw en kinderen. Het huis van lange Jaap was de hele dag gevuld met het bedanken van Allah.
Die nacht was er een hevige storm. Het eerste uur was er niets aan de hand en beide huizen stonden met beide benen op de grond. Daarna begon het huis van dikke Dirk te scheuren. Eerst kleine scheuren en wanneer de wind harder tegen de muren aan blies kwamen er hele grote scheuren in. Hele planken met grote stroken gedroogde verf werden van het huis afgerukt. Toen de wind eindelijk de deur vond kwam hij eens binnen kijken en nam het hele huis maar mee. Weg was het nieuwe huis. Dikke Dirk, vrouw en kinderen stonden te bibberen van de kou. Regen kwam met bakken naar beneden. Ze waren tot op hun hemd kletsnat. Gelukkig deed lange Jaap zijn deur open zodat ze konden schuilen voor de storm. Ze waren maar al te blij met dit aanbod en liepen naar binnen terwijl ze Allah bedankten.
Het opbouwen van je geloof is net als het bouwen van een huis. Richt je naar de bron (Koran) en naar de overleveringen van de Profeet. Als je je geloof wilt opbouwen, praat dan met de grootste Bouwmeester die er is. Allah. Wees niet zoals dikke Dirk en vraag iedereen om raad. Dit brengt alleen maar verwarring. Lees de Koran en lees over Mohammed (vrede zij met hem), de Profeet. Doe het stap voor stap. Rustig aan. Neem de tijd. Richt je op Allah en dank Hem voor alles en je zult zien dat het beter gaat. Als je Allah om hulp vraagt voordat je aan iets begint, dan zul je zien dat het ook beter gaat. Allah vindt het geweldig als je Hem om hulp vraagt en Hij zal je altijd helpen. Hoe vaak je ook blijft vragen. Doen hoor! Allah is geduldig!
Liefde voor Mohammed, Rasoeloellah (het dertiende jaar van het profeetschap)
Op een donker nacht vertrokken Aboe Bakr en Rasoeloellah (De boodschapper van Allah) uit Mekka om naar Medina te gaan. Ze wilden zich bij de andere moslims in Mekka voegen. Ze liepen de hele nacht lang. Tegen de ochtend kwamen ze aan bij een grot, die Thaur heette. Ze waren bang dat de ongelovigen zouden proberen om hen te vinden, daarom besloten ze zich in de grot te verbergen, tot de ongelovigen hun zoektocht zouden opgeven. "Laat ons de grot binnengaan", zei Rasoeloellah.
Aboe Bakr antwoordde:"O, Rasoeloellah, wacht buiten en laat mij naar binnen gaan om te controleren of er giftige insecten of gevaarlijke slangen in zitten." Toen ging Aboe Bakr naar binnen. De grot was precies groot genoeg om twee mannen te verbergen. Hij merkte, dat er veel gaten in de rots zaten. Hij was bang dat 's nachts giftige slangen en insecten uit de gaten zouden komen. Hij scheurde zijn bovenjas aan stukken en gebruikte de stof om de gaten in de grot dicht te stoppen. Nadat de grot klaar was vroeg hij Rasoeloellah binnen te komen. Toen Rasoeloellah hem zo zag vroeg hij:" Wat is er met je kleding gebeurt?!" Aboe Bakr vertelde hem dat hij het had gebruikt om de gaten in de grot dicht te maken zodat er geen insecten of slangen uit konden komen om Rasoeloellah kwaad te doen. Rasoeloellah moest ontzettend lachen hij hield veel van zijn vriend Aboe Bakr.
Ze hadden de hele nacht gereisd en Rasoeloellah ging slapen. In de grot zag Aboe Bakr dat er nog een gat over was. Rasoeloellah was in slaap gevallen met zijn hoofd op Aboe Bakrs been. Aboe Bakr wilde hem niet storen, daarom strekte hij zijn andere been en maakte het gat met zijn voet dicht.
Er zat in dat gat toevallig een slang. De slang beet in Aboe Bakrs voet. Hij voelde een hevige pijn, maar haalde zijn voet niet uit het gat. Tranen kwamen in Aboe Bakrs ogen en vielen op het gezicht van Rasoeloellah. Rasoeloellah werd wakker en zag dat Aboe Bakr vreselijke pijn had. "Wat is er met je gebeurd, mijn vriend?" Vroeg Rasoeloellah. Aboe Bakr vertelde hem het verhaal. Rasoeloellah deed wat spuug op de wond. Toen voelde Aboe Bakr geen pijn meer.
Aboe Bakr en ook de metgezellen hielden zoveel van Rasoeloellah, dat ze alles zouden doen om hem een plezier of een genoegen te doen. Ze waren bereid om elk offer voor de zaak van de islam te maken. Moge Allah hun zielen zegenen.
Voor de tijd dat de Profeet Mohammed (vzmh) begon met het verkondigen van Allahs woord, waren er veel Arabieren die liever een zoon dan een dochter hadden. Zonen waren sterk en konden hard werken. Zij hadden veel voordelen voor hun ouders en familie. Maar dochters waren zwak, dachten de Arabieren. En dat niet alleen, meisjes waren vervelend en een last en een kostenpost voor de familie.
Veel Arabische vaders konden geen meisjes gebruiken en wanneer er een dochter geboren werd in plaats van een zoon, dan waren zij helemaal niet blij. Sommigen werden erg boos door de geboorte van een dochter en begroeven haar levend. Gelukkig was er een vader die naar de Profeet (vzmh) ging en hij biechtte deze verschrikkelijke misdaad op.
Deze vader was ooit een fanatieke afgod aanbidder, zoals alle Arabieren voordat de Profeet Mohammed (vzmh) tot hen kwam en hun de weg naar de Islam wees. Voordat hij een moslim werd, had deze Arabier een dochter. Een lief klein meisje die hem altijd kuste. Wanneer haar vader haar riep, kwam het kleine meisje naar hem toegerend en stond altijd klaar om haar liefde voor haar vader te tonen.
Op een dag riep de vader haar en natuurlijk kwam zij snel aanrennen. Hij nam haar mee op een lange wandeling en het meisje rende en huppelde blij naast haar vader op weg, het arme kleine ding. Ze had nooit gedacht dat een vreselijk lot haar te wachten stond. Na een tijdje kwamen vader en dochter bij een waterbron. Plotseling, zonder waarschuwing pakte hij haar op en gooide haar in de bron. Het kleine meisje was vreselijk bang en gilde in angst: Papa oh Papa! Maar de vader weigerde om naar haar smeken en hulpgeroep te luisteren. In plaats daarvan gooide hij een lading aarde in de bron om zijn dochter te begraven en toen ging hij naar huis, haar achterlatend om te sterven.
Het was een hartverscheurend verhaal. De vader was vol van wroeging door de vreselijke moord die hij had gepleegd. De vader zou de rest van zijn leven moeten lijden onder dit schuldgevoel.
Natuurlijk was de Profeet (vzmh) vervuld van afschuw toen hij hoorde wat de vader had gedaan. Zijn hart deed zeer van verdriet. Tranen welden op in zijn ogen en liepen over zijn gezicht en zijn baard in. De Profeet (vzmh) moest zo huilen dat zijn gezicht en baard helemaal nat werden. Toen zijn vrienden de Profeet (vzmh) zo zagen huilen, werden zij allen erg ongelukkig en ook hen ogen vulden zich met tranen. Zij wisten dat het terecht was dat de Profeet (vzmh) zoveel tranen vergoot voor het kleine meisje die zon vreselijke dood was gestorven. Want had hij zijn volk niet geleerd dat zij lief moesten hebben? Alle kinderen, jongens en meisjes? En had hij niet gezegd: Allah houdt van diegene die zorgt voor zijn familie, speciaal diegenen die zorgen voor meisjes
En was de Profeet (vzmh) niet de grootste kindervriend die de wereld ooit gezien heeft?
Safwaan ibnoe Soelaym en zijn minachting voor geld
Safwaan ibnoe Soelaym en zijn minachting voor geld
In de tijd dat cOmar ibn cAbd ul-cAziez gouverneur was van Medina, arriveerde de leider der gelovigen Soelaymaan ibnoe Maalik in de stad van de Profeet (vrede zij met hem) en ging de mensen voor in het middaggebed. Vervolgens opende hij de deur 'al-Maqsoera' en ging zitten, leunend tegen de mihrab. Hij richtte zijn gezicht tot de mensen onder wie zich de bekende Safwaan ibnoe Soelaym az-Zoehriy bevond, maar hij herkende hem niet. Soelaymaan vroeg aan cOmar: "O cOmar, wie is die man? Ik heb nooit zo'n edele man als hem gezien die zoveel gemoedsrust uitstraalt."
cOmar antwoordde: "O leider der gelovigen, dat is Safwaan ibnoe Soelaym."
Soelaymaan ibnoe Maalik riep toen zijn bediende en zei: "O bediende, breng voor mij een zak met vijfhonderd goudstukken." Waarop de dienaar dit bracht en Soelaymaan tegen hem zei: "Zie je die man die nu bezig is met het gebed, ga naar hem toe en schenk hem deze goudstukken?" Soelaymaan beschreef Safwaan ibnoe Soelaym duidelijk, zodat de dienaar hem zou herkennen.
De bediende van de leider der gelovigen stapte met de goudstukken af op Safwaan en ging naast hem zitten. Toen Safwaan de man opmerkte maakte hij zijn gebed af, keek de kant van de bediende op en vroeg: "Waarmee kan ik jou van dienst zijn?"
De bediende antwoordde, terwijl hij wees naar Soelaymaan ibnoe Maalik: "De leider der gelovigen droeg mij op om jou deze zak met goudstukken te overhandigen met de boodschap dit geld te gebruiken ten voordele van jouw gezin."
Safwaan zei hierop tegen de bediende: "Ik ben niet degene naar wie jij gestuurd bent."
Hierop vroeg de bediende verbaasd: "Bent u dan niet Safwaan ibnoe Soelaym?"
Safwaan antwoordde: "Ja, ik ben zeker Safwaan ibnoe Soelaym!"
De bediende bevestigde nogmaals: "Dan ben ik naar jou gestuurd."
Safwan vertelde hem: "Ga terug en vraag om bevestiging, als je dit hebt gedaan, keer dan naar mij terug."
De bediende zei: "Houd ondertussen deze goudstukken bij jou, terwijl ik om een bevestiging ga vragen."
Hierop zei Safwaan: "Nee, als ik het vasthoud, dan heb ik het reeds van jou aangenomen. Ga beter om bevestiging vragen, zolang ik hier blijf zitten."
De bediende maakte rechts ommekeer en vertrok. Hierop pakte Safwaan zijn schoeisel en vertrok ook. Hij was niet meer te zien, totdat de leider der gelovigen Soelaymaan ibnoe Maalik uit Medina was vertrokken.
Dit is het verhaal van een gewone man, die handelt in strijd met Allah`s plan. Wanneer u uzelf hierin weerspiegelt ziet, heb dan berouw en zondig verder niet.
Het was eens midden in de nacht, toen de dood een bezoekje bracht. De slapende riep: `wie klopt daar aan?` `Ik ben Malak al-mawt, laat me binnengaan.`
De man kreeg het koud en weer heet, rilde, badende in het doodszweet. Schreeuwende tegen zijn slapende vrouw, laat hem weggaan, alsjeblieft, gauw.
Engel des doods, neem mijn leven niet. Ik ben nog niet klaar, zoals je ziet. Mijn familie is afhankelijk van mij, geef me nog wat tijd erbij.
De engel klopte, weer en weer, `vriend, je leven nemen doet niet zeer. Het is je ziel, waar God om vraagt, het helpt niet als je nu nog klaagt.`
Hysterisch huilend riep de man, Ò engel, de dood, ik ben zo bang ervan. Ik geef je goud, ik word je slaaf, maar zend me toch niet naar het graf.`
`laat me erin vriend`, zei de engel toen, `kom uit je bed, ga de deur opendoen. Want, laat jij me nu niet zelf erin, dan kom ik door de deur als een djinn.`
De man pakte een pistool om zich te weren, alsof dat een engel zou kunnen deren. Ik schiet nog liever je hoofd eraf, dan ga jij wellicht naar je eigen graf.`
Maar de engel stond al naast zijn bed, `Vriend, je ondergang is al ingezet. Engelen sterven immers niet, dom mens, leg je pistool weg, `t is Gods wens.`
Waarom ben je zo bang, vertel eens man, om te sterven volgens Allah`s plan? Glimlach nu maar en laat geen traan, wees blij, dat je tot hem terug mag gaan.`
Ò engel, ik schaam me en buig mijn hoofd, vergetn was ik God, Zijn naam, zijn geloof. Werkend voor geld verdeed ik mijn tijd, zelfs niet denkend aan eigen gezondheid.
Allah`s geboden gehoorzaamde ik niet,vijf keer bidden? Dat deed ik niet. Ik zag Ramadan komen en gaan, maar hadgeen tijd vol berouw te staan.
De plicht van Haj heb ik uitgesteld, dat vond ik zonde van tijd en geld. Alle liefdadigheid heb ik genegeerd, wel heb ik steeds meer rente begeerd.
Ik zag geen kwaad in een slokje wijn, vond het gezellig met vrouwen te zijn. O engel, neem me alsjeblieft niet mee, spaar mijn leven nog een jaar of twee.
Dan gehoorzaam ik de regels van de Koran, vijf keer bidde, van nu af aan. Het vasten en de hadj zal ik volbrengen, en me niet in andermans zaken mengen.
Ik zal aan andren geen rente vragen, en liefdadigheid geven alle dagen. Ik zal me niet over het wijnglas buigen, maar van Allah`s eenheid getuigen.
`Wij engelen doen alles op Gods bevel, wij kunnen niets doen tegen Zijn wil. De DOOD is voorbeschikt voor iedereen, man, vrouw of kind; uitgezonderd geen.
Dit is je laatste moment, kom erbij, je verleden trekt aan je voorbij. Hoewel ik je angsten begrijpen kan, is het nu te laat voor tranen, man.
Jarenlang heb je op aarde kunnen leven, je hebt nooit geld aan armen gegeven. Je ouders heb je niet gerespecteerd, en nooit iets van je fouten geleerd.
je negeerde dagelijks de roep van de azaan, je las nooit eens een stuk uit de koran. Beloften brak jij altijd, je leven lang, voor jou waren zelfs je vrienden bang.
Goederen opgepot, gigantische winst, jouw personeel verdiende het minst. Geld verdienen was je grootste plezier, ontspannen deed je met gokken en bier.
Met vitaminepillen hield jij je gezond, terwijl je nooit aan iemands ziekbed stond. Ook heb je nooit een liter bloed gegeven, voor het redden van een andermans leven.
o mens, je hebt zoveel verkeerd gedaan, en met hulp-acties aan de kant gestaan. Jij hebt andere mensen nooit vergeven, kijk zelf maar eens terug op je leven.
Het paradijs voor jou? Geen idee, eerder de hel, een grote vlammenzee. Je kunt je zonden niet afbetalen, ik ben hier om je ziel te halen.
Er is een trieste eind aan dit verhaal, de man had tot dan geen enkele kwaal. Sprong schreeuwend uit zijn bed, kwam ten val, en viel plotseling dood. Hartaanval?
O lezer, wellicht heeft dit verhaal, voor u een boodschap, een moraal. als de dood komt, zijn we onvoorbereid, dus gebruik iedere minuut van uw tijd. Verander uw leven nu het nog kan, zodat u het paradijs binnen kan.
"Dat gaat jou helemaal niets aan! Waarom wil jij dat weten?" zei de moeder wat geïrriteerd.
"Ik wil het gewoon weten. Mag ik alstublieft weten hoeveel u verdient per uur?" vroeg Mohammed nogmaals.
"Als je het graag wilt weten, ik verdien 7 euro per uur."
"Oh, " zei Mohammed met een gebogen hoofd. Hij keek zijn moeder aan en vroeg "moeder, kan ik dan misschien alstublieft 4 euro lenen van u?"
De moeder begon boos te worden en zei: "als dit de reden is dat je me vroeg hoeveel ik verdien zodat je geld van me kan lenen voor een stom speeltje of iets stoms dan kun je nu meteen richting je kamer lopen om meteen naar bed te gaan en denk er goed over na hoe egoïstisch je wel niet bent. Ik werk lang en hard, elke dag opnieuw en heb geen tijd voor kinderachtige spelletjes."
De kleine Mohammed marcheerde stilletjes en teleurgesteld naar zijn kamer. Hij had zo hard die 4 euro nodig anders kon hij niet kopen wat hij al zo lang wilde hebben. De moeder moest denken aan haar zoon zijn vraag. Hoe durfde hij zoiets te vragen aan haar om geld te kunnen krijgen. Na een uur nadat de moeder wat kalmer was geworden bedacht de moeder zich of ze niet wat te hard is geweest tegen haar zoon. Misschien was er een reden dat hij dat geld nodig had want hij vraagt toch echter nooit om geld. Met een knagend geweten ging de moeder bij haar zoon kijken. "Slaap je?" vroeg ze.
"Nee moeder, Ik ben wakker" antwoordde Mohammed.
"Ik heb nagedacht en misschien ben ik toch wat hard geweest tegenover jou" zei de moeder. "Het was een lange zware vermoeide dag en dat heb ik op jou afgereageerd. Hier heb je die 4 euro waarom je vroeg."
Mohammed schoot rechtovereind en bedankte zijn moeder. "Oh,dank u wel moeder, dank u wel!" riep hij uit blijdschap. Hij friemelde wat onder zijn kussen en pakte wat kleingeld erbij die hij onder zijn kussen verstopt had. De moeder keek verbaasd en werd boos toen ze zag dat Mohammed al zelf geld had. Mohammed begon langzaam zijn geld te tellen, uit blijdschap schitterden zijn ogen toen hij het geld zag en moest meer en meer glimlachen. Wat was Mohammed blij. Nu kon hij eindelijk kopen wat hij wilde.
"Waarom wil je meer geld als je al geld hebt?" Vroeg de moeder.
"Omdat ik niet genoeg had, maar nu wel" zei Mohammed. "Moeder, ik heb nu 7 euro... Kan ik een uur kopen van uw tijd?"
Een Sjaikh vertelde over de wonderen van "Bismillaah." Tijdens één van zijn vertellingen was er ook een joods meisje in het publiek aanwezig. Horende over de wonderen van "Bismillaah" werd haar hart geraakt en nam zij de Islam aan. Vanaf dat moment was "Bismillaah" constant op haar lippen, op elk moment van de dag en bij elke handeling gebruikte zij het woord "Bismillaah", b.v. tijdens zitten, staan, slapen, wakker worden, eten, drinken, lopen, wandelen, naar binnen /buiten gaan, iets pakken, iets weggeven, enz.
Vanwege het uitspreken van "Bismillaah" waren haar ouders woedend op haar en ze begonnen haar op allerlei manieren tegen te werken en druk op haar uit te oefenen om het af te leren. De ouders beraamden een plan, om het meisje van iets te beschuldigen zodat zij ter dood veroordeeld kon worden. De vader van het meisje was de adviseur van de Koning.
Op een dag gaf de vader, de ring van de Koning, die met diamanten was ingelegd in bewaring aan zijn dochter. Het meisje zei: "Bismillaah" en deed de ring in haar zak. 's Nachts toen het meisje sliep, sloop de vader naar de kamer van het meisje en stal de ring uit haar zak en gooide de ring dezelfde nacht in de rivier. Een vis slikte de ring in.
's Ochtends gooide een visser zijn net uit en door 'een wonder' kwam dezelfde vis in zijn net terecht. Op zijn beurt verkocht de visser de vis aan de adviseur en hij gaf de vis aan zijn dochter om het klaar te maken voor een feestmaal. Soebhaan-Allaaaah!!!
Het meisje zei: "Bismillaah" en nam de vis aan en "Bismillaah" zeggende sneed ze de vis open. Plotseling zag zij de ring in de buik van de vis, met "Bismillaah" haalde ze de ring uit de buik van de vis en "Bismillaah" zeggende deed ze de ring weer in haar zak. Daarna maakte ze de vis klaar en diende het eten op.
Na het eten vroeg de vader onschuldig in het openbaar, zijn dochter naar de diamanten ring van de Koning. Het meisje haalde de ring uit haar zak tijdens het reciteren van "Bismillah". De vader schrok zich te pletter. Vanwege dit wonder mislukte de plan van haar vader. Allah is de Beste Plannenmaker. Allah, de Machtige en Schone, had door de zegeningen van "Bismillaah" (In naam van Allah) het meisje gered van de doodstraf. Soebhaan-Allaaaah!!!
Er was eens een jongentje, die elke dag langs de deuren ging om spulletjes te verkopen, om zo zijn schoolgeld te kunnen betalen, aangezien zijn ouders arm waren. Op een dag had hij maar 10 cent in zijn zak en had erge trek gekregen in eten. Hij besloot om bij de volgende deur waar hij aanbelde, om iets te eten te vragen.
Maar toen hij daar aankwam had hij niet genoeg moed om erom te vragen. Dus in plaats van wat eten vroeg hij om een glas water. De aardige mevrouw die opendeed vond dat hij er een beetje hongerig uitzag, en besloot om hem een groot glas melk te geven. hij dronk heel langzaam en genoot van elke slok ervan. toen hij het ophad vroeg hij aan de vrouw: "Hoeveel geld ben ik u schuldig?" De vrouw zei: "Je bent mij niks verschuldigd hoor, ik heb altijd geleerd dat je geen geld mag vragen voor liefdadigheid"
De kleine jongen bedankte haar uit de grond van zijn hart.
Toen Faisel Ahmad het huis verliet, voelde hij zich veel sterker- niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk, zijn geloof in Allah (swt) en mensen was weer gegroeid.
Vóórdat hij namelijk bij dat huis aankwam was hij van plan om alles op te geven. Maar nu niet meer, nu voelde hij zich sterker dan ooit te voren.
Jaren later.......
Deze zelfde vrouw werd erg ziek. Geen van de plaatselijke doctoren konden begrijpen wat er mis was met haar. Ze stuurden haar naar de grote stad waar het ziekenhuis meer gespecialiseerd was, en zij zouden kunnen uitzoeken wat haar mankeerde.
Dokter Faisel Achmed werd opgeroepen.
Toen hij had gehoord vanuit welk dorp zij kwam, vulden zijn ogen zich met een vreemd licht. Haastig ging hij naar beneden en ging naar haar kamer.
Gekleed in zijn dokterskleding ging hij naar binnen.
Hij herkende haar meteen....
Hij ging terug naar de behandelkamer en was vastbesloten om alles te doen om haar leven te redden. Hij gaf haar een speciale behandeling.
Maar Al-Hamdoelilah na een hele lange zware periode, was de strijd gestreden en was de vrouw weer beter geworden.
Dokter Achmed vroeg aan de financiële afdeling, of ze hem de rekening wilden sturen.
Hij keek erna, toen schreef hij iets onder aan de rekening en stuurde de rekening naar haar kamer.
Toen, de vrouw de rekening kreeg en opende, ze was er zeker van dat het de rest van haar leven zou kosten om het alles te betalen. Viel haar oog op iets wat op de rekening was geschreven.
Ze las de woorden : "Rekening volledig betaald met een glas melk"
Ondertekend,
Dr. Faisel Achmed
Tranen van vreugde kwamen uit haar ogen en ze besloot om te gaan bidden: "Dank U, Allah, dat Uw liefde is uitgespreid over menselijke harten en handen."
Twee jongens gingen eens op weg om een leraar te zoeken. Zij reisden vele dagen en nachten. Een van hen was de zoon van een bedelaar. Hij heette Mahmud en wilde alles over zijn geloof leren. Hij was erg enthousiast om een Sjaikh te vinden die hem les zou geven. De ander was de zoon van een rijke zakenman. Zijn naam was Hakiem en zijn verlangen om te leren was niet van hemzelf, maar van zijn vader. Deze wilde dat hij een geleerde zou worden en had al zijn hele loopbaan voor hem uitgestippeld.
Op de twintigste dag van hun reis stonden ze voor de eenvoudige woning van de Sjaikh Ahmad. Hakiem klopte ongeduldig op de deur. Toen de Sjaikh de deur opende, kuste Mahmud met respect zijn hand, en zei: "O meester, we willen uw leerlingen worden. Aanvaard ons alstublieft." De Sjaikh bekeek hen van top tot teen en zei: "Voor jullie mijn huis binnen mogen komen, moeten jullie die berg beklimmen en mij het ei van een arend brengen."
De jongens gingen op weg en zochten naar het nest van de arend. Maar toen zij de voet van de berg bereikten, zei Hakiem: " Ik weiger deze berg te beklimmen voor één ei. Ik wacht hier wel op je tot je terugkomt." Mahmud keek naar zijn vriend en zei: "Wees gehoorzaam Hakiem, dan kunnen we allebei leerlingen worden van deze wijze Sjaikh." Maar Hakiem ging tegen een boomstam zitten en deed alsof hij meteen in slaap viel.
Mahmud klom en klom en op zijn tocht kwam hij zelfs wilde dieren tegen en kreeg steeds meer honger. Hij hield echter vol totdat hij werkelijk het nest van een arend zag. Er lag één ei in. Hij nam het onmiddellijk en begon aan de lange afdaling, terug naar het huis van de Sjaikh.
Toen hij uiteindelijk de boom bereikte waar Hakiem tegen zat te slapen, rende hij naar hem toe en riep: "Kijk, Hakiem, ik heb inderdaad een arendsei gevonden." Hakiem vroeg of hij het even mocht zien en Mahmud gaf het aan hem. "Mahmud", zei Hakiem, "Je zult wel erg moe zijn van die klim. Waarom ga je niet even wat rusten onder die boom?"
Daar had Mahmud eigenlijk wel zin in. "Heel even dan", zei hij en toen hij zich uitstrekte werd hij overmand door de vermoeienissen van de klim en viel in een diepe slaap.
Hakiem grijnsde en liet hem daar achter, waarna hij het ei naar de wijze Sjaikh bracht. Deze liet hem binnen en terwijl Hakiem het ei voor zich uit hield, liep hij naar de Sjaikh toe. Hij zei: "Ik heb gedaan wat u van ons vroeg, vertel me nu alstublieft de geheimen van alle dingen zodat mijn vader tevreden over mij kan zijn."
De Sjaikh vroeg zachtjes: "Hoeveel eieren waren er in de nest?" Hakiem werd nerveus, want hij had deze vraag niet verwacht. Hij loog snel dat er twee eieren hadden gelegen. Toen zei de Sjaikh tegen hem: "Dit is niet het ei dat ik wil hebben. Breng het terug naar het nest en breng me het andere ei." Hakiem werd kwaad en riep: "Ik ga die berg nooit van mijn leven voor jou beklimmen, oude man." En hij gooide het ei op de grond.
Op dat moment kwam Mahmud helemaal overstuur aan de deur. "Meester, ik heb gefaald mijn taak te volbrengen", zei hij. Maar de Sjaikh antwoordde: "Nee, je hebt het heel goed gedaan, want de schrammen op je benen en de scheuren in je kleren zijn voldoende bewijs dat jij je taak hebt volbracht. Mahmud werd door de Sjaikh naar zijn madrassa (school) gebracht, waar hij hem voorstelde aan de andere leerlingen.
Godsbewustzijn
Al gauw bleek hij de oogappel van de Sjaikh te worden. De andere leerlingen waren een beetje jaloers op hem. Maar omdat ze geleerd hadden dat afgunst een slechte eigenschap is, vroegen ze openlijk aan de Sjaikh waarom hij meer van Mahmud hield dan van zijn andere leerlingen. "Ik zal het jullie laten zien waarom", zei hij. De volgende morgen gaf hij al zijn leerlingen een kip en een scherp mesje. "Ieder van jullie moet zijn kip slachten op een plaats waar hij door niemand gezien kan worden", zei hij, en alle leerlingen vertrokken met hun kip.
Mahmud liep en liep, maar hij vond geen enkele geschikte plaats. Alle leerlingen waren al terug bij de Sjaikh en hadden hun geslachte kippen op de binnen plaats gelegd. Uiteindelijk kwam Mahmud aanlopen. Treurig hield hij zijn kip, die nog springlevend was, onder zijn arm en liep langzaam naar de Sjaikh. "Waar kom jij vandaan, Mahmud", zei de Sjaikh, "iedereen heeft zijn kip al geslacht en jij loopt nog te treuzelen?"
"Ik ben overal geweest", verzuchtte Mahmud, "maar ik kan géén plek vinden waar Allah Soebhanahoe wa Ta'aala mij niet kan zien..."
"Begrijpen jullie nu waarom ik van Mahmud hou?", vroeg de Sjaikh.
Beheers je tong
Mahmud was nu al jaren leerling van zijn Sjaikh, toen hij de Sjaikh hoorde vertellen over het misbruik van worden. Hij zei: "De zwaarste last die we van de ene naar de andere plaats kunnen dragen bestaat uit worden. Als we iets horen en we vertellen het door aan iemand anders, is dat een zware last. Waarom praten wij graag over anderen? Misschien denken wij dat het ons macht geeft iets te weten over iemand anders. Maar het is vals gevoel.
Waarom zeggen we met dezelfde tong waarmee we Allah Subhana wa ta'Ala herdenken, "ik haat je", tegen iemand? Is dat niet het domste wat we kunnen doen?"
Zoet en bitter
Toen de oudste dochter van de Sjaikh de huwbare leeftijd had bereikt waren er veel huwelijkskandidaten. De Sjaikh besloot hen op de proef te stellen. Hij vroeg hen: "Ik wil dat jullie mij het zoetste brengen dat er op deze wereld bestaat." Iedereen kwam met iets zoets.
De een bracht honing, de ander zoet geurende bloemen of gebak. La het zoete dat verkrijgbaar was, werd voor de Sjaikh neergezet. Natuurlijk had Mahmud weer iets bijzonders. Hij kwam met een tong binnen die hij bij een sl*gerij had gekocht.
"Wat is dat?", vroeg de Sjaikh, "Is dit een grap, wat bedoel je hier me?" Mahmud zei: "O Sjaikh de tong is het zoetste ding ter wereld. De woorden die van een tong komen kunnen een gebroken hart heel maken en een zieke kunnen ze genezen. Zij kunnen een ongelukkig mens blij maken en de waarde van het leven weer doen inzien. Werkelijk de tong is het zoetste dat bestaat." De Sjaikh knikte en zei: "Deze ronde heb jij gewonnen."
Hij richtte zich tot het hele gezelschap en zei: "Ik wil dat jullie mij morgen het bitterste ter wereld brengen."
De volgende morgen werd de kamer van de Sjaikh vol gezet met bittere dingen.
Bittere groenten, kruiden, planten, uien, zaden, etc. Uiteindelijk kwam Mahmud binnen met een doos. Toen hij die openmaakte haalde hij er dezelfde tong van de vorige dag uit.
Verbaasd vroeg de Sjaikh: "Hoe kan het ding dat je gisteren het zoetste van de wereld hebt genoemd vandaag het bitterste zijn?" Nederig sprak Mahmud: "Mijn Sjaikh, als de tong bittere worden spreekt kan het een gelukkig persoon verdrietig maken. Het kan een hart breken en giftig zijn als van een slang." Aarzelend sprak de Sjaikh: "Ik krijg de indruk dat je de tweede ronde ook hebt gewonnen. Kom jij mar met mij eens mee naar binnen."
Toen zij binnen waren, vroeg de Sjaikh hem koffie te maken. Nadat Mahmud koffie, suiker en water in een koffiekannetje had gedaan, begon het water te koken boven het houtskoolvuurtje. "Nu ga ik je de derde vraag stellen", zei de Sjaikh, "Wat heeft dit water te vertellen?" Voor het eerst zweeg Mahmud en stond perplex.
"Denk goed na en kom mij morgen het antwoord brengen", zei de Sjaikh.
Peinzend verliet Mahmud zijn Sjaikh.
Wat mij brandt is van mij...
Hier komt de romantiek om de hoek kijken, want het bleek dat de dochter van de Sjaikh al enige tijd een oogje op deze arme maar intelligente leerling van haar vader had.
Tijdens deze test bevond zij zich in de kamer ernaast en had het gesprek gevolgd.
"Vader", zei ze poeslief, toen ze voor hem een kopje koffie maakte, "Wat een interessant geluid maakt dat borrelende water toch, wat zou dat kunnen betekenen?"
Hij bekeek haar een paar seconden met opgetrokken wenkbrauwen en zei toen: "Goed, ik zal het je vertellen. Het water vertelt, "Ik was een druppel in een wolk, daarna viel ik op de aarde. In de aarde kwam ik bij een zaadje. Dat zaadje werd een plantje en dat groeide uit tot een boom. Een houthakker hakte de boom om en maakte er brandhout van.
Toen werd dat brandhout hier in dit houtskoolkomfoortje gedaan, het werd aangestoken en doet nu het water koken. En dat water zegt: "Dat wat mij verhit is van mij."
"Wat een prachtige verhaal", zei de dochter en trok zich terug in haar eigen kamer waar ze alles opschreef en via een dienstmeisje naar Mahmud stuurde.
De volgende morgen vond weer het koffieceremonieel plaats. Terwijl Mahmud het steelpannetje langzaam heen en weer bewoog boven de vlam, vroeg de Sjaikh: "En, Mahmud, kan je me nu vertellen wat het water vertelt?"
Mahmud deed alsof hij in diepzinnige gedachten verzonken was en vertelde toen langzaam het verhaal van de brief die hij ontvangen had.
"Dus", zei hij: "Het water zegt, dat wat mij brandt is van mij." Het gezicht van de Sjaikh had een lichte blos gekregen. "Ja", zei hij, "en dat wát mij brandt is van mij"
Aboljazid Elbastami, een vrome moslim die na de Profeet
Asalaam Aleikum, Kwam dit mooie verhaal tegen en wilde die met jullie delen (alhoewel enkelen van jullie het wel zullen kennen).
Aboljazid Elbastami, een vrome moslim die na de Profeet (vzmh) en na de Sahaba leefde (Tabiien), droomde eens de Profeet (sallahu 3alayhi wassalam) die hem in zijn droom vroeg om op te staan en naar de kerk te gaan, Waar de christenen een feestdag zouden vieren, en je zal met behulp van Allah een wonder meemaken.
Aboljazid stond op en ging op weg en ging uiteindelijk in de kerk ergens tussen de christenen zitten. Daarna stond de pastoor op om zijn preek te houden. Maar nog voor hij maar een woord had uitgesproken, zei hij tegen de menigte dat hij niet eerder zal beginnen zolang een Mohammedaan in hun midden zat. Ze begonnen allemaal om zich heen te kijken tot zij iemand hadden ontdekt die zij nooit eerder tussen hen hadden gezien. Toen vroegen ze de pastoor hoe hij wist dat er tussen zoveel mensen een Mohammedaan zat. Hij zei dat de Mohammedanen te herkennen zijn aan hen wit plekje op hun voorhoofd van het vele knielen voor Allah. Hierna vroeg de pastoor Aboljazid om de kerk onmiddellijk te verlaten.
Aboljazid zwoor bij Allah dat hij pas zal weggaan als Allah het wil. Hierna zei de pastoor dat hij hem een vraag zal stellen en als hij die correct beantwoordt, zal hij in leven blijven en anders zal hij gedood worden. Aboljazid Elbastami vertrouwde op de droom en de Profeet (sallahu 3alayhi wassalam) en zei dat hij met behulp van Allah de vraag zal beantwoorden.
Goed, zei de pastoor, vertel me maar . Waarvan is er één en geen twee? Waarvan zijn er twee en geen drie? Waarvan zijn er drie en geen vier? Waarvan zijn er vier en geen vijf? Waarvan zijn er vijf en geen zes? Waarvan zijn er zes en geen zeven? Waarvan zijn er zeven en geen acht? Waarvan zijn er acht en geen negen? Waarvan zijn er negen en geen tien? Wat wordt altijd tien keer verdubbeld? Wie zijn de elf broers? Welk wonder bestaat uit 12 dingen? Wat is dertien? Wat ademt zonder dat het leeft? Welk graf zocht zelf, degene die voor dat graf bestemd was, op? Wie hebben gelogen en zijn naar het paradijs gegaan? Wie hebben de waarheid gesproken en zijn naar de hel gegaan? Wat is een boom met 12 takken, met aan elke tak 30bladeren en aan elk blad 5 vruchten waarvan er drie in de schaduw en twee in de zon zitten. "Antwoord maar, zei de pastoor tegen Aboljazid Elbastami.
Hetgeen waarvan een is en geen twee is Allah. zeg, hij is Allah de enige! Hetgeen waarvan twee zijn en geen drie zijn de dag en de nacht ! Hetgeen waarvan drie zijn en geen vier zijn de drie gebeurtenissen: de gezonken boot, het doden van het jongetje, en afbreken van de muur. (gebeurtenissen tijdens de reis van Moesa