van een 90jarige oud-politicus jan verroken
" niemands heer & niemands knecht " !
16-06-2007
De Verkiezingen achteraf bekeken
De verkiezingen achteraf bekeken
Wat nu?
Wat is er gebeurd?
Als ik de bladen lees en via krantenkoppen op Internet mijn informatie aanvul, dan moet ik vaststellen dat ik niet alleen ben met de vaststelling, dat ik er niets van versta noch van de uitslag én, dat ik nog minder versta van de verwondering bij de politieke verantwoordelijken?
Ik heb bijna 55 jaar in de actieve electorale politiek gestaan, en ik kan me niet voorstellen, dat politieke verantwoordelijken zich zo in hun prognoses kunnen vergissen, de opiniepeilers inbegrepen. De kloof met de burger moet wel erg groot geworden zijn, zodat men zulke opinieverschuivingen niet vooraf gehoord of gezien heeft?
Dat de Waalse socialisten zouden verliezen kon ik mij, vanuit de zijlijn enigszins voorstellen, maar niet zo erg en zeker niet zo in het voordeel van de Waalse liberalen, die samen met PS toch dezelfde politiek hadden gevoerd? Idem met de VLD.
Ik had een verschuiving eerder verwacht in de richting van de groenen, daar de CDH mij te nauw verbonden leek met
de PS.
Hoezeer de gebeurtenissen van Charleroi zouden meespelen, kon men van buiten Wallonië niet meten. Misschien hebben de Walen teveel naar Frankrijk gekeken en het gevecht tussen de blauwen en de roden aldaar?
Wat met de Vlaamse socialisten gebeurd is, daar staat mijn verstand helemaal bij stil. Dat ze zwaarder zouden verliezen dan de VLD, dat had toch niemand geloofd?
Hebben zij de verkeerde antwoorden gegeven op de vragen waar de mensen van wakker liggen? Of hebben ze zich van doelgroep vergist of teveel partijvreemde kandidaten op hun lijsten gezet, met het gevolg dat daar een gevoel van verlating is ontstaan bij hun traditionele kiezers? Waar zijn die traditionele kiezers naartoe?
Dat het Vlaams cartel CD&V-NVA zou winnen was m.i. algemeen verwacht, alleen met hoeveel % hing in de lucht? Maar dat het in die mate zou winnen, zodat het
onontwijkbaar zou worden bij een nieuwe regeringsvorming, dat heeft haast niemanddurven geloven? 30 zetels tegen 18 voor de liberalen en 14 voor de socialisten? Welke helderziende had zoiets durven voorspellen?
Maar het succes van De Decker is al een even grote verrassing, als het blauw kleuren van Wallonië en socialistische ramp in Vlaanderen.
Ge kunt er voor of ge kunt er tegen zijn, om zijn inhoud of stijl?
Ge moet het maar kunnen, in zo korten tijd en zonder officiële middelen. Die man is iemand (he is his own man) en heeft iets te zeggen?
Dat het Vlaams Belang niet meer dan 1% zou vooruitgaan hadden velen gehoopt. Dat men stemmen kan winnen en een zetel verliezen begrijpen veel kiezers niet. Met een zetel minder verliezen zij niet alleen hun eerste plaats, maar zakken ze met hun 17 zetels naar de derde plaats, achter de VLD met 18 zetels en voor de SP-A/Spirit met 14 zetels? Maar hierop mogen wij ons toch niet miskijken. Het zou immers kunnen dat die stilstand niet zozeer het gevolg is van de antipropaganda, maar vooral het gevolg van het succes van de van de CD&V-NVAen ook wel van het succes van DD?
En meteen zitten er 27 Vlaamse parlemetairen die hun geloof in de toekomst van Belgie verloren hebben? Ik tel: 17 VB,
5 DD en 5 NVA? Als ik mij niet vergis is dat samen 27 Vlaamse parlemetairen,
die stellen dat Vlaanderen het (zonder de Walen en de Francofonen) het evengoed zou doen als andere kleine landen in Eurpa en in de wereld,en met minder inwoners als Denmarken, Ierland,
Denemarken, Noorwegen, Finland enz
Wie dat geloof wil keren, zal andere argumenten moeten vinden? Met alleen maar karikaturen of scheldwoorden zal het niet gaan? Er zal moeten gewerkt aan herkenbare echte, geloofwaardige, constructieve gemeenschapsverhoudingen in dit land?Een voorbeeld dat door de ganse wereld mag gezien worden.
De Francofonie,die wettelijk al uit tweetaligen bestaat (gezien in het Brussels onderwijs de tweede Landstaal wordt aangeleerd) zal o.a. dringend in Vlaaderen moeten doen, wat de Vlamingen, die zich in Wallonië vestigen moeten doen én wat de taalwet (een Waalse eis) stelt nl zich aanpassen en definitief verzaken aan de mentaliteit van kolonisten.
Dit opdat men zou kunnen werken aan de echte problemen.
Als men voor een goede aanpak van de echte problemen,
zekere aanpassingen aan de instellingen nodig zijn, dan moet men daar niet verder, en zeker niet kwaadaardig, over vitten, maar zakelijk onderhandelen?
Laat ons even samen rekenen.
Er zijn 150 zetels in de Kamer.
Bij die 150 zetels, zijn er 88 Vlaamse en 62 Francofone.
Bij die 88 Vlaamse, zijn er (17 cordon) 30 CD&V-NVA.
Paars (violet) heeft in Vlaanderen nog 18+14= 32 zetels
Ze mogen er nog Groen! bijnemen, dan wordt het nog niet de helft, nl 36 van de 88?
Met De Decker naast De Gucht,
er nog bij, wordt het 41 op 88. en dan?
Gaan zij kunnen (durven) samen met de Francofonen (Walen en Brusselaars) regeren tegen een Vlaamse meerderheid?
En met welke Francofonen? 0p de 62zijn er 23 MR, 20 PS,
10 CDH, 8 Ecolo, (1 cordon). Ze moeten minstens met 35 zijn.
Als de MR en de PS samenwerken zijn ze met voldoende, anders zijn er drie partijen nodig om een parlementaire meerderheid te vormen met een Vlaamse minderheid.
Maar, zou Huysmans gezegd hebben: in de liefde en in depolitiek zegt men nooit nooit en hij vormde een regering met één stem meerderheid. En waarom niet; de meeuwen staan toch ook op één poot (en vallen toch niet)? Maar daarvoor moet ge over een cynieker met voldoende verzamelend gezag beschikken lijk Huysmans?
Dat dit nu denkbaar en doenbaar zou zijn, dat een Vlaamse minderheidspartij zulk een pervers opzet zou meespelen, is een al te gekke hypothese.
Een regering met een Vlaamse minderheid om wat te doen of niet te doen?
Wie is die kandidaat Eerste Minister die een regering wil en kan vormen tegen een Vlaamse meerderheid?
Om wat te doen?
1) Om NON te zeggen aan de Vlaamse vraag om inzake Brussel-Halle-Vilvoorde een einde te stellen aan een ongrondwettelijke toestand?
Met of zonder compensaties? Wat indien de Walen in ons plaats waren?
2) Om NON te zeggen aan een reeks vragen, gesteld door al de Vlaamse Partijen samen?
Tot hiertoe zei Reynders dat hij het er moeilijk mee heeft, omdat er hierdoor ook meer bevoegdheden zouden gaan naar het Waalse Gewest en de Franstalige Gemeenschap, waar de PS nog altijd de scepter zwaait? Dit is mijns inziens een klein partijpolitiek argument en geen staatsargument?
En voor de rest zijn ze daar weer met het 175 jaar oude liedje het einde van België.
Alsof een communautaire bevoegdheidsverdeling, niet de meest doodnormale zaak en schoonmenselijke zaak van de wereld is in elk land van de wereld waar twee verschillende cultuur gemeenschappen samen wonen?
In elk land waar twee of meer cultuurgemeenschappen samen wonen zijn er samenlevingsproblemen die op zijn minst in unionistische zin (niet in unitaire zin) moeten aangepakt worden en waarvoor een eerbaar ver-gelijk, met accent op gelijk moet gezocht worden, wars van elk compromitterend compromis, dat niets oplost maar alleen en nieuw probleem erbij maakt, zoals dit het geval was met Hertoginnedal en Egmont, waarvan de laatste puinen nog steeds niet opgeruimd zijn.
Waar Egmont, in zijn eerste versie (het zal wel niet waar zijn) iets weg had van een dronkemansakkoord, bleek het achteraf een felix culpa, een gelukkige fout van toen, want met de slag werd iedereen federealist en werd het federalisme niet langer gelijkgesteld met het einde van België. Zelfs de Libre van toen werd federalist? Maar het maakte ook de weerbaarheid van de Vlamingen wakker?
Mijn stelling is altijd geweest: niets vragen voor Vlaanderen dat niet voor Wallonië geldt.
Alles wat redelijk is in Wallonië moeten zij ook redelijk vinden voor Vlaanderen.
De grote moeilijkheid is vaak dat wij, onbewust, mentaal anders historisch gedetermineerd zijn door die kwaadaardige voorgeschiedenis van en in dit Land.
En daar hebben de levenden noch schuld of verdienste aan
Zo worden wij in Wallonië en zeker bij de Brusselse Francfonie vaak geconfronteerd met een ander redelijkheidsgevoel en een ander schaamtegevoel.
Ik noem dit een intermezzobericht, om te zeggen dat niet mijn bedoeling was en is om te stoppen met herinneringen en meningen, want ik heb nog zoveel te vertellen over tal van schone en triestige politieke herinneringen en achterschermse anekdoten, ook wat onze streek aanbelangt.
Denk aan de fusies van de gemeenten, politiek begonnen in de Vlaamse Ardennen in 1959 om in 1976 te eindigen met de oprichting van Groot-Antwerpen en Groot-Charleroi. Samenvattend, de afschaffing van zowat 2.000 gemeenten, evenveel burgemeesters en gemeentesecretarissen, meer dan dubbel zoveel schepenen . In mijn eigen arrondissement betekende dit, afschaffing zowat 50 gemeenten van de 60.
Vermits ik al die jaren lang, parlementair verslaggever was van alle fusies van het ganse land, Wallonië inbegrepen, was ik al die tijd ook de verzamelaar van alle mogelijke twistpunten en ook geestige anecdoten hierover.
Denk verder aan het snelwegenprobleem, de levensaders in de strijd voor werk in eigen streek, die de nieuwe bestuurskrachtige gemeenten moesten helpen om hun industrieterreinen levensvatbaar te maken. Ik moet ook nog vertellen hoe en waarom en door wie de A9 door ons eigengebied niet doorging, vooral tot grote schade voor de ontsluiting van Ronse.
Denk aan de omvorming van de C.O.O. tot O.C.M.W. waarvoor het eerste nationaal studiecongres van de C.V.P, met De Saeger als Minister vanVolksgezondheid te Oudenaarde doorging en die ik persoonlijk als voorzitter van de Parlementaire Commissie van Volksgezondheid door de Kamer mocht helpen sluizen.
En daar is ook nog het mysterieuze Egmontplan, waarover iedereen een oordeel had en niemand wist wat erin stond, zelfs niet toen het ter goedkeuring de partijcongressen werd voorgelegd. Maar het moest erdoor, desnoods met de karwats, alsof er geen parlement, geen wetgevende macht bestond bestond.
Daar zijn nog tal van andere gebeurtenissen waarover ik nog een en ander te vertellen heb, om te zwijgen over de moord op Vindevogel. Ik moet U onder andere nog met de feiten bewijzen, dat de man veroordeeld werd voor daden die hij niet gesteld heeft enz.
Maar vandaag eventjes over iets anders, o.a. hoe een wielergebeurtenis mij, voor de rest van mijn leven, leerde dat men met passie dezelfde woorden kan gebruiken om hettegenovergestelde te zeggen in de sport, dus ook in de politiek.
1963, toen Beheyt wereldkampioen werd i.p.v. Van Looy.
Het was voor mij een uiterst aangename verassing, toen ik vernam dat dit jaar op 1 juli, het Belgisch wielerkampioenschap te Ronse zal plaatsvinden.
Over de jaren heenwas Ronse veruit de meest
sportieve stad van zuid Oost-Vlaanderen, met als toppunt de organisatie van twee beruchte wereldkampioenschappen. Maar sinds was het zo onnatuurlijk stil geworden. Zelfs het parcours van de Ronde van Vlaanderen had Ronse verlaten. Ik weet niet als Karel van Wijnendale ooit een Ronde van Vlaanderen heeft georganiseerd zonder Ronse aan te doen? Hopelijk helpt parcours van het nationaal kampioenschap van 1 juli de mogelijkheden van Ronse weer ontdekken.
Intussen deed het nieuws van 1 juli, mij ook automatisch terug denken aan persoonlijke belevenis, toen Benonie Beheyt wereldkampioen werd.
Ik zat op de tribune tussen twee uitzonderlijke koerskenners, links van mij Jacques Godet, de chef van de Ronde van Frankrijk en rechts Cyriel Van Hauwaert, de allereerste Flandrien van voor de oorlog 1914/18. Wie reed er in mijn jeugd niet met een fiets Van Hauwaert.
Het was toen, rond de jaren 1963 ook de glorietijd van Anquetil, die deelnaam aan het kampioensco-schap. Als ik mij omdraaide zat de vrouw van Anquetil vlak achter mijn rug.
De waarheid is, dat ik mijn daar uren lang doodverveeld heb, vanwege een aangeboren allergie voor protocol en daar de dure eed gezworen heb: het zal mij nooit meer gebeuren dat ik me zo urenlang laat opsluiten.
Noteer: zolang ik in het parlement was heb ik nooit op de eerste rij gezeten, ook niet als ik fractievoorzitter was, en steeds op een hoek zodat van tijd tot tijd eens kon rechtstaan of eventjes kon verdwijnen.
"C'est scandaleux"!!!
Kort, ik was doodsblij als de sprint naderde Toen het zover was, sprongen mijn beide buren recht en riepen of liever briesten tegelijk: cestscandaleux! ! ! Onmiddellijk
gevolgd door een discussie met elkaar.
Godet stelde dat men Van Looy onmiddellijk moest declasseren omdat hij kennelijk getracht had Beheyt in de ballustrade te drijven. Een wereldkampioenschap is een individuele koers stelde hij.
Cyriel Van Hauwaert stelde dat er een ploegafspraak was geweest dat iedereen in dienst zou rijden van Van Looy en dat Beheyt een valschaard was, een soort dief enz.
Ik heb toen niet de kans gekregen om deftig afscheid te nemen van mijn tribunegenoten. Toen ik beneden kwam bij de mensen, was het daar hetzelfde tussen de echte kenners en de gelegenheidstoeschouwers. Deze keer waren de echte kenners niet te troosten dat een Belg gewonnen had; ze waren gekomen om Van Looy te zien winnen. Ze zouden het Beheyt nooit vergeven.
Binnen het half uur was de stad Ronse leeg gelopen, tot grote ramp voor enkele zelfstandigen die er op gerekend hadden dat de vele toeschouwers nog een paar uur te Ronse zouden blijven nakaarten.
En lang daarna zou voor Beheyt een soort cordon sanitair ingesteld worden; op alle volgende koersen zou hij weg-gemekkerd worden.
Sindsdien heb ik voor de rest van mijn leven begrepen: Het isniet omdat men letterlijk dezelfde woorden gebruikt dat zijhetzelfde bedoelen. Goed oppassen, ook in en over de politiek, telt niet zozeer op wat men zegt, maar wat men bedoelt.
Het kan ook dat men andere woorden gebruikt, maar hetzelfde bedoeld.
Wat met en na 10 juni?
Als ik mij niet vergis, gaat het toch over het verkiezen van een nieuw parlement?
Ik heb eerder de indruk opgedaan dat men doet alsof het over een soort presidentes verkiezingen gaat en dat de parlementsverkiezingen van minder belang zijn?
Het voorstellen van de parlementskandidaten in de arrondissementen werd tot het stikt minimum herleid?
Door wie werden die aangesteld? Is men niet bezig met het gat met de burger lelijk te verbreden? Hoeveel % van de kandidaten die op de lijsten staan kent de kiezer? Enz.
Verder zijn het, in Vlaanderen, precies louter Vlaamse verkiezingen? In Wallonië zijn het precies Waalse verkiezingen, wat de stijl betreft precies afgekeken van de Franse? Voor Vlaanderen gaat het om meer bevoegdheden, voor Wallonië over meer centen?
Zullen er na de verkiezingen nog volksvertegenwoordigers zijn, of zullen er alleen nog louter partijvevtegenwoordigers zijn, louter stemautomaten?
En zo zou ik nog 100 vragen kunnen stellen.
Ze zijn allemaal voor de "democratie", maar bedoelen ze met hetzelfdewoord hetzelfde?
Ook wij gaan morgen stemmen, wellicht voor het laatst.Niet jammeren weigen hebben het zolang en zo dikwijls mogen doen.
Wij wensen aan al onze lezers, dat ze het nog vele jaren mogen doen.
Wij doen voor de goede en hopen dat de beste mogen winnen. En gij?
Vindevogel en de semi-publieke Biecht van de Heer Dubois
Vindevogel en de semi-publieke biecht van Raadsheer Dubois
In een vorig bericht vertelde ik reeds over een speciaal telfoonbericht. Het gebeurde naar aanleiding van de voorstelling aan de pers van de wederuitgave van mijn stenografisch verslag door het Davidsfonds.
Gevraagd voor een kort interview door VTM had ik gezegd dat m.i., de voorzitter van de Krijgsraad, Dubois, met zijn brutaal optreden, een soort komedie had gespeeld.
Hierdoor wilde hij zich m.i. tegenover de vermeende straat beschermen tegen het verwijt van mildheid, wanneer hij voor Vindevogelgeen doodsvonnis zou uitspreken.
Diezelfde avond kreeg ik een telefoon uit Gent, om mij te zeggen dat mijn veronderstelling klopte en dat zij mij een bewijs hiervan konden bezorgen.
Kort daarna ontving ik een document toegestuurd, dat een verslag bevatte van een onderhoud tussen gewezen voorzitter Dubois en de gevangenisalmoezenier-emeritus De Spiegeleire.
Bij mijn vorig bericht had ik het document niet onmiddellijk bij de hand. wat thans wel het geval is.
Het dokument bestaat uit twee delen door elkaar vermengd, enerzijds een korte samenvatting van het proces en anderzijds het verhaal van de ontmoeting met Raadsheer Dubois.
Ik beperk mij tot dit laatste.
Dubois bij aalmoezenier De Spiegeleieren en diens belofte
Aalmoezenier De Spiegeleieren schrijft: Met dit geschrift wil
ik, Antoon C. De Spiegeleire, gevangenisalmoezenier-emeritus, lid van de administatieve commissie van de gevangenis,d.d. Onderpastoor op Sint Coleta parochie te Gent, voldoen aan een belofte én een voornemen, belofte gedaan in februari 1946 aan Raadsheer Dubois, en het voornemen het gesprek dat ik met hem had, in het kort in geschrift weer te geven.
Op een avond in februari 1946, rond half zeven wordt gebeld aan de deur van mijn woning, Elyseesche Velden 4, te Gent. (Ik was toen onderpastoorop de Sint Jozef parochie;)
Mijn huishoudster doet open en laat iemand binnen in de spreekkamer. Ze komt mij zeggen: een heer wil u spreken. In de voorkamer ontmoet ik de heer Dubois. Ik ken hem zeer oppervlakkig. Hij was voorzitter van de oud-leerlingenbond van het Sint Lievenscollege waar ikzelf mijn humaniora studies heb voltooid. In de woonkamer zegt de heer Dubois: Ik zou u willen spreken in verband met het proces Vindevogel. In maart 1945 was ik voorzitter van de Krijgsraad samen met met rechter Van Maldeghem en twee militairen als bijzitters
Hier laat ik hem reeds aan het woord/ Ik, Dubois, wil aan een priester mijn ware bedoeling onthullen. Zo wil ik de blaam die mij ten onrechte treft en mij pijn doet, voor de toekomst recht zetten
Ik beloofde naar hem te luisteren en notas te nemen. Naar mijn vermogen heb ik daarop volgende jaren zeer dikwijls de gelegenheid gehad mijn belofte te vervullen en aldus te pogen een misverstand recht te zetten.
(Na verwezen te hebben naar het feit, dat Vindevogel op 25 september 1945 werd terechtgesteld in de gevangenis van Gent schrijft hij verder)
Ik geef hier de korte inhoud van het gesprek. Sommige woorden en zinswendigen van de spreker staan mij nog klaar voor de geest:
Ik ,Dubois, wist zeer goed waarom ik op de zittingen van de krijgsraad de houding heb aangenomen die de toehoorders en de lezers van de veslagen als brutaal en zelfs zeer brutaal hebben gekenmerkt; (alle overdrijvingen niet te na gesproken). Want ik wist wat ik zodoende deed. Ik kende perfekt het hele dossier, ik kende de haat tegen de persoon van Vindevogel: ik kende perfekt de aktie tegen hem gevoerd, voor, na en tijdens de bevrijding; ik wist dat het doodvonnis tegen hem geeist werd en dat alleen de uitvoering van dat vonnis de haatgevoelens kon bevredigen. Maar ik kende ook het niet-officiele gebruik van de uitvoerende macht (het Ministerie van Justitie), nl dat geen bevel tot executie zou gegeven worden indien er in een zaak twee verschillende vonnissen werden uitgesproken: levenslange hechtenis in eerste aanleg en doodstraf in beroep. Het genade verzoek zou aan het staatshoofd ter ondertekenig voor gelegd worden. In het proces Vindevogel, had ik dans mon for interieur beslist het doodsvonnis niet uit te spreken. Daarom was het vonnis van de krijgsraad/ levens lange hechtenis. Omdat men niet zou kunnen beweren dat ik, Dubois, als voorzitter van de Krijgsraad, het proces in Vindevogels voordeel had doen verlopen, heb ik inderdaad mij zo brutaal aangesteld.
Daarom ook ben ik, Dubois, bij U, een priester, met wie ik geen betrekkingen onderhoud,gekomen,opdat na verloop van deze eer troebele tijden gij voor mij zoudt kunnen getuigen". Tot hier de samenvatting van het gesprek met de heer Dubois,oud-voorzitter van de Krijgsraad in de zaak Vindevogel
En de schrijver besluit.
Enkelejaren later, bij het lezen van het stenografisch verslag van het proces Vindevogel kon ik kennis nemen van een belangrijk feit dat m.i. de rechtzinnigheid van de woorden van Dubois kan bevestigen.
Het, betreft een geheime nota(enz, enz).
Voor de pleidooien werden de drie verdedigers bij de voorzitter Dubois geroepen, hebben ze over de geheime nota gesproken en heeft Dubois woordelijk gezegd: Want indien de feiten vervat in de nota juist zijn, blijft ons alleen nog iets te doen, namelijk Vindevogel vrij te spreken, en dat is toch niet mogelijk
Het gaat hier niet om de inhoud van deze geheime nota, belang alleen heeft de reaktie van de voorzitter en zijn aangehaalde woorden, de houding van het Openbaar Ministerie en het vonnis van de Krijgsraad. De woordenvan de oud-voorzitter Dubois te mijnen huize in februari 1946 krijgen daardoor de grootst mogelijke waarschijnlijkheid van rechtzinnigheid.
§ 7. SLOT
Deze getuigenis door mij persoonlijk geschreven heb ik in de loop der jaren herhaalde malen verteld aan allerlei mensen. Het waren er hoofdzakelijk die op een of andere wijze Raadsheer Dubois de hoofdoorzaak noemden van de terechtstelling van Vindevogel.
Ik verklaar in eer en geweten de juistheid van de samenvatting van het gesprek met Raadsheer Dubois in februari 1946.
Gevangenisalmoezenier-emeritus,
Antoon C. De Spiegeleire
Het document draagt geen datum. Dit document werd duidelijk later opgesteld met het doel het mede door derden te laten verspreiden. Het werd mij overgemaakt door een neef.
Het geheel bedraagt 4,5 blz waaruit ik hier alleen de semi-publieke biecht heb overgenomen. De rest gaat over het proces, als kader waarin dit getuigenis dient gelezen.
Ik heb hier zijn verhaal scrupuleus letterlijk overgenomen, tot op de komma na. De versie van het stenografisch verhaal, dat hij na het bezoek van Dubois gelezen heeft, is niet onze uitgave, maar kennelijk die van B. Van Goor. In mijn uitgave was er immers geen spraak van een geheime nota.
Enkele maanden later, na februari 1946, zal Dubois wellicht nog beter begrepen hebben, welke rol hij had gespeeld door een vonnis uit te spreken, naar zijn mening om de huilende wolven te doen zwijgen en de belaagde voor het ergste te redden.
Drie maand later zal hij begrepen hebben dat hij ongewild slechts een cynische figuranten-rol had gespeeld in een stuk dat op de meest kwaadaardige wijze werd gemonteerd door een heel klein clubje van doodsvijanden, die het zo nauw niet namen met het leven van een mens.
Niet langer dan in mei 1946, werden twee van de drie hoofdgetuigen in de zaak Vindevogel veroordeeld door de Correctionele Rechtbank van Oudenaarde, gemotiveerd als volgt:
Overwegende dat de tweede en de derde verdachte bij hen aangedrongen hadden om beide gebroeders C. en hun familie te doden, zeggende, dat het collaborateurs waren die tientallen miljoenen gewonnen hadden met de Duitsers; dat zij hen alle nodige inlichtingen verschaft hadden om de aanslag te plegen en een klein plan opgemaakt hadden om de woning van de burgerlijke partij aan te duiden;
Overwegende dat het kwaadaardig karakter van de aantijgingen van beide verdachten X en Y ten genoegen van rechte bewezen is door het feit dat zij, die te Ronse na de bevrijding de grote uitzuiveraars waren, de burgerlijke partij ongetwijfeld zouden doen aanhouden hebben indien er ten haren laste al waren het maar zware vermoedens hadden bestaan:
Dat zij X en Y trouwens misbruik hebben gemaakt van hun hoedanigheid van leden van het verzet om vrije uiting te geven aan hun gevoelens van afgunst en haat, en onder voorwendsel van vaderlandsliefde door andere weerstanders de aanslag te doen uitvoeren, terwijl zij diezelfde dag uit Brussel verdwenen om zich elders in veiligheid te stellen, en inmiddels schijnbaar in vriendschapsbetrekkingen te blijven met het slachtoffer.
Enz enz
Ik zie de heer Dubois het proces Vindevogel heropenen, met dit vonnis van twee van de drie hoofdgetuigen in de handen?
Het tragische is, dat de heer Dubois dacht dat hij alles wist over Ronse, inbegrepen de geloofwaardigheid van de getuigen ten laste, maar dat hij van zijn onwetendheid een wetenschap heeft gemaakt.
En ik vraag nog steeds af waarom men dat vonnis van Oudenaarde geen nieuw feit heeft gemaakt voor de herziening van het Proces Vindevogel.
En als de heer Dubois iets meer over de derde hoofdgetuige had gekend in relatie tot Vindevogel, had hij alleen triestig het hoofd moeten schudden over zoveel kleinheid, met alle respect voor de gewetensnood van de gewezen voorzitter. Rechters zijn tenslotte ook maar mensen.
Zijn oorlogsgeschriften vormen stellig het moeilijkste hoofdstuk uit zijn oorlogsdossier. Toegegeven vele van zijn artikels inHet Volk van Ronse, waren voor niets nuttig en voor niets nodig. Achteraf gezien hebben ze aan zijn meest perverse tegenstanders de eerste stok bezorgd om hem dodelijk te slaan.
Hoe dit geschrijf verklaren? Hij schreef al 25 jaar in dit blad. "Het Volk van Ronse" was bij de publieke opinie niet denkbaar zonder een bijdrage van zijn hand. Maar het zat in zijn stantpunten. Hij ging er van uit dat, na de capitulatie, de oorlog alleen nog een oorlog tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland was, en later tussen Duitsland en het Communisme, maar dat de gewapende oorlog voor Belgie gedaan was.
Verder ging hij ervan uit, dat er in een land als Belgie geen opiniedelicten bestonden en dat hij als journalist recht had op een vrije meningsuiting, op voorwaarde dat hij niets scheef tegen België en dat hij de Belgische wetten respecteerde en toepaste.
Zo een geesteshouding kon men zich riskeren, zolang het de overeen komst Molotov-Von Ribbentrop, tussen Rusland en Duitsland over de verdeling van Polen, de haast gezamenlijke inval stand hield, aangevuld met een wederzijds nietaanvalspakt.Er was toen hier immers nauwelijks sprake van gewapende weerstand.
Zijn recht op vrije menigsuiting zal hij ook tegenover de Duitsers laten blijken
Zo zal hij in 1941, onder het oog van de Duitsers, durven schrijven: Polen is noch Duits noch Russisch, beiden zijn voor Polen de vijand.
Maar eens het nietaanvalspakt verbroken door de Duitse inval in Rusland, is hij m.i. van mening, dat de oostfrontoorlog niets met België te maken had, dat was voor hem een oorlog tegen het Communisme.
.
Op26 april 1941 schrijft hij: Wij geloven in de dapperheid en het uithoudingsvermogen van Engeland
Over Churchil schrijft hij in dit artikel: In 1914/18 is Frankrijk op zijn man gekomen met Clémenceau, zo is nu Engeland op zijn man gekomen met Churchil, Churchil is eenman met verbeelding en wilskracht. Hij kan het hart van de menigte treffen? Hij is ter benauwder ure gekomen.
Hij had het best hierbij gelaten, maar hij schreef ook nog andere eigen meningen.
Als burgemeester was hij verantwoordelijk voor de ordehandhaving en dus tegen de gewapende weerstand. Hij wist van niets anders dan, dat gans de Belgische oorlogswetgeving tegen de gewapende weerstand was, al was het maar om elk gevaar van collectieve represailles uit te sluiten, uit diepe zorg voor de veiligheid van de burgerbevolking.
De substituut Stevigny deelde zijn wekelijkse artikels in Het Volk van Ronse in vier categorieën
1)Over de medewerking met de vijand op économisch gebied
2)Over de openbare orde en de strijd tegen de weerstand.
3) Derde categorie: pro-Duitse artikels.
4) Vierde categorie:anti-Engelse artikels.
Uit de 212 oorlogsartikels. haalde hij er 36. Het hadden er meer kunnen zijn, maar laat ons aannemen dat hij gezocht heeft naar de strafste?
Zo is het strafste dat hij éénmaal over de weerstand geschreven heeft , dat het bandieten waren.
Voor de rest bleef hij als verantwoordelijke voor de openbare orde, achter de barricade van de Belgische oorlogswetgeving staan, wanneer hij schreef, dat zij het recht niet hadden om, na de capitulatie de oorlog voort te zetten, dat ze wanorde veroorzaakten tot groot risico voor de bevolking.
Zijn strafste over Duitsland was: dat hij(nog) geloofde in de zegezekerheid van Hitler (nadat de meesten al lang dit geloof verloren waren). En verder dat Duitsland alleen om strategische redenen ons land was binnen gevallen, dat zij aan geen kwaadaardige bezetting hebben gedaan, dat de honger in het land niet de schuld is van de Duitsers maar van de Engelsen
En het strafste over de Engelsen? Dat zij de schuld waren van de partizanenoorlog, die door leeglopers werd gevoerd. Hij verweet hen, de bombardementen op ons Land , én dat alleen en , de Engelsen, de schuld droegen voor de économische wantoestanden in ons Land.
Wie dacht dat hij op zijn proces zich voor dit alles zou
verontschuldigen, was eraan voor de moeite.
Waar een beschuldiging klopte zei hij: ja. Waar een beschuldiging niet klopte zei hij: neen.
Op zijn proces bleef hij niet rond de pot draaien, maar bevestigde zonder meer, dat al die citaten conform waren met zijn mening van toen.
In het lijstje van Stevigny zit geen anti-Belgische categorie?
Zonder de vier categorieën te miskennen, moet elke objectieve waarnemer toch zelf vaststellen: in het lijstje van Stevigny is er geen sprake is van een anti-Belgische categorie? (zelfs geen anti-Franse of anti-Amerikaanse?).
En dit was zijn dodelijke vergissing nl zijn onwankelbaar geloof in de Belgische wet en in het Belgisch gerecht?
Hij kende al de regels die elke Belgische gezagsdrager en elke Belgische ambtenaar in tijden van een vreemde bezetting moest naleven.
Hij kende de Conventie van Den Haag die mede door België werd ondertekend. Hij maakte als parlementair de bespreking mee van de wet Bovesse (1935). Zonder dat hij een Burgerlijk Mobilisatieboekje nodig had, kende hij al de regels die men ten behoeve van alle Belgische gezagsdragers en ambtenaren,tussen 1935 en1940, had vastgelegd, in geval van een bezetting.
Helaas al deze regels waren zo opgevat, alsof de oorlog van 1940/45 een herhaling zou zijn van de oorlog van 1914/18? Dus zonder weerstanders, dus zonder risico van represailles.
En zo kwam hij terecht in een "nieuwsoortige" oorlog, waar dezelfde, door België ondertekende Conventie van den Haag en dezelfde Belgische wetten, aan de bezetter een parallelle bevoegdheid zouden toekennen inzake het handhaven van de openbare orde, inzover zijn belangen in het gedrang komen.
Voeg daarbij het inzagerecht van de bezetter in alle administratieve, politionele en gerechtelijke beslissingen, zoals in juni 1940 overeengekomen tussen de wettelijke Belgische overheid en de bezetter, waardoor in het ganse Land veel aangehoudenen en veroordeelden in akelige situaties vanwege de alwetende bezetter, terecht kwamen.
In de context van het proces Vindevogel, had elke aanhouding door gelijk welke politie en zeker elke veroordeling door het een Belgische rechtbank meer verklikkingswaarde dan gelijk welk feit dat men Vindevogel ten laste heeft gelegd.
Het druipt er zo af, voor elke aandachtige lezer van het proces, dat alle beschuldigingen van verklikking, kwaadaardige montages waren vanuit persoonlijke wraak oefeningen, die niets met het Vaderland en niets met de waarheid te maken hadden
Neem hierbij een minimum kennis van lokale geschiedenis en van de ganse cast, en het is zonneklaar: Vindevogel heeft niet alleen niets tegen België geschreven, maar hij heeft zich strikt aan de wankele Belgische wetten gehouden, heeft niemand verklikt; maar hij had beter zijn politieke pen thuis gelaten. Hoewel men ook dit laatste vreselijk heeft op geblazen.
Zijn laatste woorden voor het Hof zijn m.i.tragisch waar.
.
--Zij hebben dit alles kunnen doen onder de dekmantel van patriottisme
-Tegen de staat heb ik nooit geschreven en dat heb ik ook niet gewild.
-Van al de feiten die men mij ten laste legt, erken ik er geen enkel, Mijnheer de Voorzitter, maar geen enkel !
- Dat alles is laster en leugen en opstokerij.
- Nooit, Mijnheer de voorzitter, maar nooit heb ik een mens verklikt! ! !
- Wanneer het alleen voor Het Volk van Ronse was geweest, zou ik gevallen zijn; maar mijn vijanden hebben er die verklikkingen bij gesleurd om mijn eer te schenden.
Over het steno-verslag Vindevogel En brief van substirtuut Stevigny
De tekst die volgt is gedeeltelijk bedoeld als commentaar bij een documentje, namelijk een antwoordbriefje van substituut Stevigny op een aangetekende zending van mij, houdende een proeve van mijn steografisch verslag en een samenvatting naar best vermogen van zijn rekwisitorium in de zaak Vindevogel.
Ik had hem aangeschreven in mijn persoonlijke naam en, gij zult zien, hij antwoordt mij als
" Bestuurder van dagblad "De Ronsenaar" en "De Wekker" Ronse". Dit tot mijn eerste verrassing.
Ten gronde schrijft hij: "In de grote lijnen ga ik akkoord met uw verslag. Tot mijn spijt kan ik u geen afschrift geven van mijn rekwisitorium daar ik geen schriftelijk verslag opgemaakt heb, doch mij gesteund heb op korte notas" Voor den Krijgsauditeur De Substituut Stevigny"
Dit bericht is bedoeld als een tussenbericht, als nuttige en onmisbare achtergrondinfomatie voor het volgend bericht, m.i. vooral nuttig voor de lezers van de streek om alles wat nog volgt in een juiste context te plaatsen. hopelijk kan het ook voor anderen zijn nut hebben.
Ik weet thans wel, zo iets als een O.M. betrekken in een geplande publikatie, doet men niet. Maarin mijn jeugdige bezorgdheid in die kwaadaardige tijden, was ik op zoek naar een soort certifikaat voor mijn objectieviteit Vandaar ook een aangetekend schrijven aan alle advokaten van de burgerlijke partijen, van de verdediging en eveneens aan de substituut, de beschuldigende partij; in dit geval de substituut Stevigny.
Uiteindelijk was hij de enige, de eerste en de enige die onmiddellijk en spontaan en relatief positief reageerde.
Een speciale annecdote . Ik heb hem zeker niet geschreven als bestuurder en zeker niet wat betreft De Wekker Dat de substituut Stevigny die aanspreektitel gebruikt toont aan dat hij toch vertrouwd was met Oudenaarde. Gedurende de oorlog was hij verbonden aan de rechtbank van Oudenaarde, had daar nog relaties en kende dus hetblad De Wekker, dat de persoonlijke eigendom was van de drukker, dus niet van "De Ronsenaar" Wel werd De Ronsenaarbij dezelfde drukker gedrukt, Wat bij een buitenstander wel eens verwarring kon verwekken.
Daar was wel een kleine praktische afspraak, waarbij de drukker artikels van de Ronsenaar mocht overnemen en omgekeerd dat de Ronsennaar vooral lokaal nieuws uit het Oudenaarde mocht overnemen.
Praktisch kwam het erop neer dat mijn hoofdartikel uit De Ronsenaar haast
systematisch ook in De Wekker verscheen.
Meer dan waarschijnlijk was de substituut lezer van de Wekker en kende hij ook De Ronsenaar. Zo zal hij dan ook kennis gehad hebben van het toevallig gemeenschappelijk hoofdartikel in beide bladen én van de auteur, zonder enig vermoeden van mij. Noteer dat hij, via het gevang van Oudenaarde, ook goede relaties had met de almoezenier Collage, tevens proost van de Christelijke sociale werken te Oudenaarde, onmisbare nieuwsbron voor de Wekker.
En dat kon van tijd tot tijd al eens tot vewarring leiden,
Wanneer op een onbewaakt ogenblik , in het blad een paar keer een artikeltje meesloop dat niets meer direct met de sociale werken maar wel met Vindevogel te maken had, en zo ook in beide bladen terecht kwam, die waren dan
niet geschreven als proost, maar als
zelfbenoemd hulp-substituut, met alle vervelende gevolgen vandien.
Eindresultaat: De Ronsenaar verruimde de redaktie met enkele Oudenaardse medewerkers, de drukker stopte met de uitgave van De Wekker en deze werd vervangen door een nieuw blad, dat deze keer eigendom van De Ronsenaar was nl "Het Weekblad der Vlaamse Ardennen". En daarmee waren alle achterschermse intrigues en te Ronse alle pijnlijke misverstanden uit de baan.
Het is in die dubbele hoedanigheid van proost en hulpsubstituut, dat C ook in de Volksbond van Ronse zou verschijnen om daar het collaboratie proces van
Vindevogel te maken en bij mogelijk slechte afloop de eigendom van de zaal in vraag te stellen.
Om alles te verstaan moet men alles weten
Na wat voorgaat zal men wellicht iets meer gaan begrijpen, dat ik als naieve beginneling, meer dan gelukkig was met het toch eerder positieve antwoord van desubstituut Stevigny.
Mag ik er nog bijvoegen, dat dit alles evenmin iets te maken had met pure moord die op 25 september 1945
werd gepleegd.
Op dit ogenblik was de CVP uit de regering gestapt en daar vervangen door de U.D.B.die nog geen gekozenen had, maar wel twee ministers o.a.Gregoire, een weerstander, de minister van justitie die,terwijl de eerste Minister Van Acker naar Portugal was, Vindevogel liet terecht stellen. Zo simpel ging dat toen.Een bezoekske aan de Minister van X uit Ronse, namens de ganse stad, die van niets wist, én het was gebeurd.?
En daar hadden de tjeven, wie ze ook waren, op dat ogenblik, niets meer te zeggen.
Een kleine geestesoefenig.Bij Lannoo verscheen in 2004 een terecht bewierookte studie over de oorlogsburgemeesters 40/44.
Wie die studie leest en daarna het proces Vindevogel herleest, kan voor de rest van zijn leven niets anders dan besluiten: met Leo Vindevogel is iets gebeurd dat niet klopt, iets dat riekt naar een persoonlijke wraak,die niets met het vaderland te maken had.
Alle argumenten staan ,voor een aandachtige en geinformeerde lezer, in het proces; men moet hierbij alleen nog de geldende Belgische wetten en instructies kennen, zoals zij opgesteld werden tussen 1935 en 15 Mei 1940 ?
Voeg daarbij het levensverhaal van een paar van de meest gedreven getuigen ten laste en hun eigen verleden. En als ge nog twyfelt, herlees dan eens de reeds vermelde studie: "De Oorlogsburgemeesters"
Vindevogel/Soudan? Tien jaar horen,zien en zwijgen
Over Vindevogel
Tien jaar horen, zien en zwijgen
Soudan voor de kamer op 21 juni 1951
Soudan, toenmalig socialistisch burgemeester van Ronse, deed tijdens een politieke tussenkomst, die niets te maken had met de repressie, reagerend op interruptie van de gewezen liberale minister Van Glabbeke, een emotionele uitval over de rechtbanken van de repressie.
Wij vertalen letterlijk uit De Parlementaire Handelingen van die dag:
Zo, zoals wij gezien hebben gij zijt er getuige van geweest zetelden zekere militaire rechtbanken als in een theater .De massa was daar,en zij juichte de patriottische verklaringen van de magistraten toe. De massa was daar, en eiste strenge veroordelingen en de pers volgde
Hij voegde eraan toe:
op zekere ogenblikken is het goed daaraan te herinneren.
En hij zei verder ooit voor zo een rechtbank, gezegd te hebben, voordat hij zijn pleidooi ter zake begon:
Ik wil u een passage uit Michelet voorleggen,nl een uitreksel uit lhistoire de la Révolution française, en steek u deze passage goed in het hoofd het volk in colère dwingt rechters en beulen, maar terug kalm geworden keert het hen de rug toe, vol afgrijzen ( horreur)
.
Ik was toen in het parlement aanwezig. Ik weet niet of het gros van de vergadering zich afvroeg, wat en wie hij bedoelde, maar ik dacht voor mijzelf aan het proces van Vindevogel. En geen enkel Ronsenaar zal daar toen anders over gedacht hebben.
Officieel ging zijn tussenkomst over de Procureur Generaal Bekaert, in verband met zijn onderzoek in de zaak van het dynamiseren van de ijzertoren en de houding van de pers terzake; maar het voorbeeld ging uitdrukkelijk en uitsluitend over de verloedering vande Krijgsraden? En alleen het geval Vindevogel paste hierbij, als ware het hierin gegoten.
Een paar verhelderende anekdoten
a) Die emotionele nevenbeschouwing en de misprijzende verontwaardiging hierin klonk zo echt, dat de Kamervoorzitter(1939 tot 1954) Fr.Van Cauwelaert het nodig en nuttig vond, om er onmiddellijk zijn waardering over uit te spreken als volgt:de woorden die minister Soudan komt uit tespreken moeten ons allemaal verblijden. Laten wij ons allemaal verheugen, dat hier een zoonafhankelijk enverheven taal wordt gesproken (Toejuichingen op de banken van de Christelijke Volkspartij en op de meeste banken van de socialisten en Liberalen).
Natuurlijk dacht haast niemand hierbij aan het geval Vindevogel, behalve de spreker en ikzelf.?
b) Ik vond het belangrijk hier even de naam FransVan Cauwelaert te citeren, daar die een grote rol gespeeld heeft in de tragedie Vindevogel en de politieke miserie van Ronse. Zo werd in de eis van de doodstraf, zwaar gebruik gemaakt van de, tijdens de oorlog 14/18, onderschepte brieven van soldaat Vindevogel aan Van Cauwelaert, waarin hij zijn beklag had gemaakt over de taaltoestanden in het Belgisch leger. Neem daarbij het feit dat hij, in het prille begin van de jaren 20, de coalitie (het mystiek huwelijk) tussen Huysmans en van Cauwelaert, in zijn blad Het Volk van Ronse had toegejuicht. Dit werd hem nooit vergeven, temeer daar dit geleid had tot breuk in de Katholieke partij van Antwerpen én met Paul Segers, die te Ronse kind aan huis was.
(Paul Segers niet te verwarren met P.W.Segers)
Men verdacht Vindevogel ervan, zo hij ooit in het parlement zou geraken, dat hij te Ronse hetzelfde verderfelijk spelleke zou spelen als Van Cauwelaert in Antwerpen. Eigenlijk was Vindevogel voor hen nog veel erger, hij was voor hen een verkapte communist, die in 1921 te Ronse, Reeds met de Socialisten en de Volksbond had meegesleurd had in een zinloze staking. Ook dit laatste zou men hem nooit vergeven.
Deze gebeurtenissen, samen met zijn nooit aflatendeVlaamse weerbaarheid, die de eenheid van het Vaderland bedreigde, verwekte in die middens, tegen hem een dodelijke haat. Die haat zou, bij enkele vooraanstaande politieke tegenstrevers, tot aan zijn dood blijven duren.
En nog lang daarna zal blijven duren.
Maar ik wil er hier al bijvoegen, dat deze personen m.i. geen beslissend impact gehad hebben op zijn ter doodveroordeling en zeker niet op zijn executie. Daarvoor wogen zij op dat ogenblik politiek veel te licht
De financiele crisis had hen al in 1930 vleugellam gemaakt en, vlak voor de oorlog, had REX de meerderheid in Patria veroverd, tot en met de meerderheid in de eigendom van de lokalen.
Tien jaar horen, zien en zwijgen
Toen de processen gedaan waren, zelfs toen ik de wedersamenstelling in de brochure achter de rug had, wist ik al, dat ik een akelige vertoning had meegemaakt, precies in den aard als door Soudan zo prangend werd beschreven. Ik bleef achter met oneindig veel vraagtekens.
Wat zat daar allemaal achter, wie zat daar allemaal achter? Als niet-Ronsenaar wiet ik niets over vooroorlogse geschiedenis en nauwelijks iets over de oorloggeschiedenis. Waarom al die herkenbare rammelende leugens, en vanwaar al die haat, die maar al te duidelijk van strikt persoonlijken aard was? De maatschappij, het vaderland enz werden er al te herkenbaar bij gehaald uit noodzakelijkheid des middels.als een al te doorichtbaar voorhangsel.
Er waren wel een paar merkwaardige uitzonderingen. Vooral het getuigenis van de H. Portois, die ik niet kende, noch van haar noch van pluimen. Alsof men wist dat wij iets anders gingen meemaken, werd het bij zijn aantreden even stil in de zaal. Men fluistere: hij is uit het kamp van Lagache, dus een politiek tegenstrever van Vindevogel, maar dat is ne serieuse vent, iemand met groot moreel gezag te Ronse.
Wij citeren hierna alleen een klein stukje uit zijn getuigenis.
Toen alles nogal positief, te positief, klonk voor Vindevogel, onderbrak de substituut met een vraag .
"De substituut: Kan de getuige, als man van de wet, wat de politiek was van Vindevogel?
Portois: Il etait germanophile et ne sen cachait pas.
(Hij was duitsgezind en hij stak dat niet weg)
Vindevogel: Mr de voorzitter, kan getuige, die mijn administratief beheer van heel dicht heeft kunnen volgen, kan hij niet zeggen of ik, in mijn administatief leven, niet steeds onpartijdig ben geweest, en mijn eigen partijleden of zo ooit heb bevoordeligd?.
Portois: Je nai aucune raison de penser le contraire je nai pas limpression quau point de vu administatif Vindevogelétait partial".
Ik heb geen reden om het tegenovergestelde te denken Ik heb niet de indruk, dat Vindevogel partijdig was op administatief gebied.
Vooral die man deed mij definitief twijfelen en nog een paar anderen met hem.
Dit deed mij in mijn Verantwoording van de verslagbrochure o.a. schrijven:
Om in de lijn van de strikte objectiviteit te blijven, heb ik mij principieel onthouden van alle commentaar, zij het dan zelfs in de vorm van uitleg.
___Zij die zoeken naar een bijna fanatieke wil om objectief en onpartijdig te blijven, zullen niet tevergeefs zoeken".
En tot slot:
"Met deze brochure meen ik antwoord gegeven te hebben op de vaak zo angstig gestelde vraag, of er in deze tijd of er,zoniet in de voorbije, dan toch in deze woelige en gevoelsgeladen tijden nog altijd zin, plaats en papier bestaat voor objectiviteit".
Wie alleen naar zichzelf luistert, leert nooit iets bij.
Daarna heb ik tien jaar lang mijn mond gehouden en geluisterd naar vriend en tegenstrever van Vindevogel.
Als verantwoordelijke uitgever van het stenoverslag, werd ik systematisch aangesproken en alle mogelijke mensen, medestanders en tegenstanders, medestrijders en medestrijders van Vindevogel. Door voorstanders en tegen standers van het burgemeesterschap, werd ik bijgelicht en gedocumenteerd over wie is wie en wat is wat, gedurende de oorog,voor de schermen en achter
de schermen. Ook later, in het parlement, werd ik, door oud-collegas van Vindevogel, bij de arm genomen. Daar trok men o.a. mijn aandacht op de vraag: Wat met Vindevogel en de Conventie van den Haag die vlak voor de oorlog nog eens werd meegedeeld aan alle bestuuursverantwoordelijken van het ganse land, met daarbij de "gedragscode" in geval van bezetting in oorlogstijd, door de regeringen opgesteld tussen1935 en 194Oenz enz? Ik moest toegeven dat ik daar van gehoord had, ook tijdens het proces, maar bij de inhoud en de betekenis hiervan was ik nooit blijven staan. Na lezing van die dokumenten was ik er diep van overtuigd, dat Vindevogel onrechtvaardig ter dood werd veroordeeld, en dat niet terechtgesteld werd maar kortweg cynnisch werd vermoord in fuctie van louter persoonlijke wraak . Ik leerde elken dag iets bij, ontzettend veel over het levensverhaal van Vindevogel, van voor en tijdens de oorlog, maar ook veel over anderen over de getuigen ten laste en ten ontlaste, voor na en tijdens de oorlog. In t kort alles, (of bijna alles) wat men moet weten om zich een zelfstandig oordeel te vormen over de tragedie Vindevogel. (Zie documentatie bij KADOC)
Men moet onderscheid maken a) Vindevogel van 1907 tot 1940 en b) de Vindevogel van de oorlogstragedie.
Over dit laatste was mijn oordeel ongeveer klaar, na tien jaar, en kon ik voor het eerst een stuk hiervan kwijtin de Ronsenaar van september 1955.
(Iedere week over verscheidene bladzijden, vijf weken na mekaar)
Na tijdje kon men bijna eenparig horen: "indien zijnproces maar een paar maand later was voorgekomen , het zou nooit gebeurd zijn?" Of: "was hij maar gevlucht, maar zo zat hij niet.in mekaar"
Niet zolang na de executie, was haast niemand nog fier over zijn getuigenis tenlaste, dit op een vijftal na. Men kon zelfs horen: "waarom heeft men niet meer getuigen ten ontlaste opgeroepen, o.a. uit de Volksbondzelf ?"
Noteer: tragedie in de Grieks wil zeggen schuld, maar schuldeloze schuld..
Het kan wel verhelderend zijn om even te luisteren naar wat hij er zelf over zegt? Ik neem hiervoor, uit zijn betoog voor de rechtbank, enkele algemene beschouwingen, die los staan van de feitelijke beschuldigingen in zijn dossier.
1)Wanneer de gouverneur D.V. mij gevraagd heeft of hij mijn kandidatuur voor het burgemeesterschap mocht voordragen, dacht ik maar aan het voedselprobleem en aan hetoplossen van de bevoorradingsmoeilijkheden. Ik had mij daarbij voorgenomen zo matig en onpartijdig te besturen en, zoveel ik kon, te vermijden, dat ik andersdenkenden aanstoot zou geven. Ik wist wel, dat ik een burgemeester uit de minderheid was.Tot iets was ik echter wel besloten: de Vlaamse taalwetten, zoals zij waren in al hun striktheid toe te passen, daar ik er geheel mijn leven voor gestreden had en anderen had ten laste gelegd, dat zij het niet gedaan hadden. Zo zal ik misschien de misnoegdheid geprikkeld hebben van mijn oude tegenstrevers.
2) Wanneer in oktober 1943 in mijn huis een bom geworpen werd en men getracht heeft gans mijn familie om te brengen, kan men toch wel begrijpen, dat ik en mijn vrouw en kinderen het terrorisme niet meer bekeken hebben als de gewoonste mens ter wereld.
Op 24 december daaropvolgend werd viermaal op mij geschoten en lieten de moordenaars mij voor dodelijk gewond liggen.Welke mens zou dat kunnen onverschillig doormaken en zekere reacties in zijn gemoed kunnen onderdrukken? Dood of levend, ik heb alles doorstaan en de duim niet willen leggen voor mijn aanvallers en diegenen die er achter stonden Zij hebben nu de macht.
3)Er is in het oorlogsverloop te Ronse voor sommigen oorlogspolitiek; er is echter ook veel vooroorlogse politiek. Ik heb 25 jaar lang politiek gewonnen; mijn tegenstrevers hebben door de oorlog hun revanche; nu ben ik overwonnen. Zij hebben gewonnen niet met open strijd; maar in de lelijkheid van leugen en verdachtmaking. Zij hebben de macht en de middelen om mij te beschuldigen; ik zit sinds 3 september opgesloten en moet mij verdedigen met wat ik uit het geheugen kan aanvoeren en dan nog voor zoveel mijn rechters in mijn waarheidsliefde en mijn goede trouw willen geloven.
4)Ik heb bestuurd en geleefd als in een glazen huis; ik was omringd van andersdenkenden, die ik niets verdoken heb en die nu opkomen als mijn beschuldigers. Meermaals heeft men mij tijdens de oorlog er op gewezen, dat ik gevaarlijk leefde en tegen mij dossiers zouden opgemaakt worden door mijn onmiddellijke medewerkers en bedienden. Ik heb altijd geantwoord: wie wel doet, moet niet vrezen Nu stel ik vast dat ik overmoedig geweest ben.
Ik had er niet op gerekend dat men met kwade trouw aan de zaken een verkeerde voorstelling kon geven en dat ik zou moeten bewijzen iets niet gedaan te hebben.
Na de Krijgsraad kwam het Krijgshof
Verontschuldig dat ik ook hier zo weinig mogelijk namen noem en mij zoveel mogelijk beperk tot de tot de feiten.
Voor het Krijgshof werden slechts twee stukken aan het dossier toegevoegd nl een kiesmanifest uit 1922 en en verklaring van de provinciegouverneur die destijds aan Vindevogel gevraagd had om zijn kandidatuur als burgemeester te mogen voordragen. a) een kiesmanifest uit het jaar 1922. De Audteur keerde in zijn beschuldigingen zelfs nog terug tot de oorlog 14/18. niettegenstaande Vindevogel toenoorlogsvrijwilliger was geweest en alle mogelijke onderscheidingen, 8 frontstrepen, had bekomen, werd hij, zoveel jaren later, van defaitisme beschuldigd. Vooral dat hij met Van Cauwelaert had gecorrespondeerd werd zwaar in de verf gezet. Niet te geloven, maar waar.
Alsof men schrik had, dat zijn fouten van 40/45 niet volstonden om hem te veroordelen.
b) een verklaring van de Provinciegouverneur, waarin deze bevestigt dat Vindevogel niet de kandidaat van de Duitsers was, maar op verzoek van de gouverneur benoemd werd als tegenkandidaat voor de kandidaat van de Duitsers.
Achteraf gezien :Waarom werd een verklaring van Soudan verzwegen?
Achteraf stelt zich wel een vervelende vraag: 30 april 1945 was de periode waarop de eerste gevangenen uit de concentratiekampen terug keerden, wat op zich al niet bevorderlijk was voor een zakelijke en eerlijke benadering.
Onder de teruggekeerde politieke gevangenen van Ronse, waren ook die van Buchenwald, waarbij Minister Soudan, de burgemeester van Ronse samen met nog enkele andere uitgemergelde Ronsenaars..
Onderzoekers nl een paar gendarmen uit Ronse, boden zich bij Soudan aan, om van hem te vernemen of Vindevogel niet betrokken was o.a. bij de verklikking van zijn andere Ronsische medegevangenen?
Hierop reageerde Soudan, dat Vindevogel daar niets mee te maken had en ze, een voor een, de schuldige kenden, die hij bij naam noemde.
De echte schuldige was trouwens zelf een weerstander, bij wie, betrapt door de Duitsers, een ledenlijst afhandig werd gemaakt.
Maar het resultaat van die ondervraging werd echter niet bij het dossier gevoegd? Dat heb ik nooit begrepen. Zou men dit ook niet gedaan hebben indien het resultaat anders was geweest?
Nog iets, waar niemand kon nevens kijken. De voorzitter van het Hof zat bij wijlen letterlijk te vechten met de vaak en moest van tijd tot tijd door een tikje wakker gehouden worden. Onder hetpubliek in de zaal
werd gefluisterd, dat hij zwaar getroffen werd door een bericht, dat een dochter van hem in een concentratiekamp bezweken was. Die akelige tijding had hem wellicht een paar slapeloze nachten had bezorgd?.
Een mens zou voor veel minder er stil bij worden?
Ik ben er heilig van overtuigd dat uiteindelijk niet de feiten, die Vindevogel ten laste werden gelegd, aan de basis liggen van zijn ter doodveroordeling, maar dat die vooral moet gezien worden in die fatale samenloop vandramatische omstandigheden in die barbaarse tijden?.
Rechters zijn ten slotte ook maar mensen?
Maar kan dat, als de informatie klopt, zo een betrokkene een rechtzaak laten voorzitten, zonder de objectiviteit van het gerecht in vraag te stellen?
En wat te denken over de scheldende voorzitter van de krijgsraad? Dat kan toch ook niet in een beschaafd land?
Hoe een voorzitter van de Krijgsraad zoiets verantwoorden?
Zoals ik hiervoor al schreef, iets voor de vijftigste verjaardag van terechtstelling van Vindevogel, werd mijn stenoverslag opnieuw uitgegeven door het Davidsfonds Leuven.Persoonlijk heb ik daar geen enkele verdienste aan ; het initiatief hiertoe werd buiten mij om genomen. Die uitgave was voorzien van een juridische uitleiding of naschrift van de hand van Koen Baert, jurist.
Besluit: men had beter eerst de zaak Vindevogel aan herziening onderworpen i.p.v. de zaak Laplasse.
Hierbij nog een zeer belangrijke anekdote.
Bij het voorstellen van het Davidsfondsboek aan de pers, werd mij om een interview gevraagd door VTM, wat ik aanvaarde.
Bij deze opperde ik voor de TV de veronderstelling, dat de scheldendeVoorzitter van de Krijgsraad een soort toneelspel had opgevoerd.
Zoals hij tekeergegaan was had hij Vindevogel wel tien keer de doodstraf moeten laten toekennen,---- én het gebeurde niet eens éénmaal? Zulks tot grote desillusie van zijn doodsvijanden, die niet alleen op een ter dood veroordeling hadden gerekend maar ze eisten daarbij dat de terechtstelling zou gebeuren op de markt te Ronse.
Waarom zulk een scheldproces en toch geen doodsvonnis?Wat stak daarachter?
Diezelfde avond nog, kreeg ik een telefoon uit Gent.
Men deelde mij mee, dat mijn veronderstelling klopte.
Als het mij nog interesseerde zouden ze mij het schriftelijk bewijs sturen.
Dit schriftelijk bewijs berust thans ook op het archief KADOC te Leuven.
Op een bepaald ogenblik vroeg de berucht geworden voorzitter van de Krijgsraad een onderhoud aan de aalmoezenier van het gevang te Gent.(Die aalmoezenier was een oom van onze gesperkspartner)
Op uitdrukkelijke vraag van de H. Dubois,voorzitter van de Krijgsraad, schreef de aalmoezenier een uitvoerig verslag van dit onderhoud..
De H.Dubois vertelde hem, dat hij een absolute tegenstander was geweest van de doodstraf voor Vindevogel, dat heel zijn zogeheten brutaal optreden moest gezien als en poging om niet van zwakheid of onverantwoorde mildheid verdacht te worden .
Hij had het ook over de kwalijke druk op de publieke opinie te Ronse.
Hij had er ook veel moeite mee dat men Vindevogel had laten terechtstellen, dat dit strijdig was met het feit dat er twee verschillende vonnissen waren geweest.
Hij vroeg aan de aalmoezenier, verslag van zijn verklaringen te maken. Hij drong erop aan dat dit geen vertrouwelijk gesprek was, maar dat de aalmoezenier daar gebruik kon van maken waar het nuttig bleek.
Mijn gesprekspartners waren door hun oom, de aalmoezenier, in het bezit van dit vertrouwelijk document, dat ik s anderendaags via de post mocht ontvangen
Ik hoop voor de H. Dubois, dat hij hiermee toch een deel van zijn gemoedsproblemen is kwijtgeraakt.
Voor de geschiedenis heb ik, als reeds gezegd, dit document bij KADOC neergelegd bij,de rest van het dossier Vindevogel en ik heb eveneens een kopie aan een lid van de familie Vindevogel overhandigd.