"Het verhaal van Zuster Kat Fael." Of hoe een gevonden poezennestje nog goed terecht komt! (klik op bovenstaande foto) ---------------------
Growing old is mandatory. Growing up is optional. ----- Ouder worden is onvermijdelijk. Volwassen worden niet!
Als je op de groene button klikt kom je op de site van het baby-poezen-opvangcentrum van "Den Dierenvriend". Hét adres om een jonge poes te adopteren! Ga eens kijken en zeg het voort aan andere dierenvrienden aub!
Zoek je een speciaal onderwerp waarover ik ooit iets schreef? Tik dan hieronder een trefwoord in!
Zoeken in blog
Klik op het envelopje om mij een mailtje te sturen
We don't stop playing because we get old... We get old because we stop playing! -------------- We stoppen niet met te spelen omdat we oud worden... We worden pas oud als we stoppen met spelen!
Je kan maar 1 week tegelijk bekijken op mijn blog. Anders gaat het te traag open. Wil je zien wat er vorige week op stond? Klik dan op de data hier onder!
In elke 50-plusser zit een verbijsterde teenager die zich afvraagt wat er gebeurd is.
Leonardo da Vinci (1452-1519)
Italiaans kunstenaar
Als ik in de hemel kom, dan wil ik
daar graag een kat op schoot hebben.
Jan Wolkers (°26-10-1925)
Nederlands schrijver en columnist.
Katten haten dichte deuren; het
maakt niet uit aan welke kant ze staan. Als ze buiten zijn willen ze naar binnen, en
als ze binnen zijn willen ze naar buiten.
Lilian Jackson Braun (1916)
Amerikaans schijfster
Laten we eerlijk blijven; de meesten van ons
vinden het wel leuk als onze katten een tikje gemeen zijn. Ik zou me in ieder geval niet echt op mijn
gemak voelen in het gezelschap van een kat die in huis rondliep met een heilige
uitdrukking op zijn snuit.
Beverly Nichols (1898-1983) Engels
Schrijfster
Eén kat
leidt tot de volgende.
Anoniem
Katten bereiken
moeiteloos wat wij mensen niet kunnen: door het leven gaan zonder lawaai te
maken. Ernest Hemingway (1898-1961) Amerikaans
schrijver
Er zijn twee
manieren om de ellende te ontvluchten: muziek en katten. Albert Schweitzer (1875-1965) Theoloog,
filosoof en dokter.
Katten schijnen uit te gaan van het principe
dat het nooit kwaad kan om te vragen wat je
wilt.
Anoniem
Katten zijn
delicate wezens en ze kunnen de meest uiteenlopende kwalen krijgen, maar ik ben
nog nooit een kat tegengekomen die aan slapeloosheid
leed. Joseph Wood Krutch(1893-1970)
Amerikaans schrijver
Als u in een
gracht valt kunt u best angstig miauwen, want een kat willen we wel eens
redden. Toon
Verhoeven
Lang geleden werden de katten als goden
gezien. Dit zijn ze nooit vergeten.
Anoniem
Cat Proverbs
You will always be lucky if you know how to make friends with
strange cats. Colonial
In a cat's eye, all
things belong to cats. English
No matter how
much cats fight, there always seems to be plenty of kittens. Abraham Lincoln
Dogs come when they're called; cats take
a message and get back to you later. Mary
Bly
There are two means of refuge from the
miseries of life: music and cats. Albert
Schweitzer
Settling a dispute through the law is like losing a cow
for the sake of a cat. Chinese
A cat goes to a
monastery, but still she remains a cat. Congolese
The cat is a saint when there are no mice
about. Japanese
The cat is a lion to the
mouse. Albanian
A house without either a cat or
a dog is the house of a scoundrel. Portuguese
The kind man feeds his cat before sitting
down to dinner. Hebrew
Handsome cats and fat
dung heaps are the sign of a good farmer. French
Beware of people who dislike cats. Irish
Who cares well for cats will marry as happily as
he or she could ever wish. French
An old cat
will not learn how to dance. Moroccan
A cat
will teach her young ones all the tricks, except how to jump backwards. Netherlands Antillean
When the mouse laughs at the cat,
there's a hole nearby. Nigerian
As every cat
owner knows, nobody owns a cat. Ellen Perry
Berkeley
If you play with a cat, you must not mind her
scratch. Yiddish
To live long, eat like a cat,
drink like a dog. German
A cat has nine lives;
for three he plays, for three he strays, and for the last three he
stays. English-American
A cat with a straw tail
keeps away from fire. English
Those that
dislike cats will be carried to the cemetery in the rain! Dutch
After dark all cats are leopards. Native American (Zuni)
If stretching were wealth, the
cat would be rich. African
One should not send
a cat to deliver cream Yiddish
The cat--moon
eats the gray mice of night. Western
Europe
When the cat's away, the mice will play. Western Europe
It's for her own good that the cat
purrs. Irish
Cats don't catch mice to please
Khoda(God). Afgani
Fat cats and thin birds can
share a yard, but thin cats and fat birds no way! Rosicrucian
Like the cat in the tree, getting caught up
in the chase can leave us in an awkward place. Rosicrucian
The cat laps the moonbeams in the bowl of
water, thinking them to be milk. Zen Saying
If
men were now to turn their hostility towards the cat, it would not be long
before the domestic cat became a wild animal. Nigeria
In even a cat the Buddha-nature exists. Japanese Buddhist
It is useless to show the gold piece
to a cat. Zen Saying
Nature breaks through the
eyes of the cat. Irish
It's a brave bird that
makes its nest in the cat's ear. Hindi/Indian
A
rat who gnaws at a cat's tail invites destruction. Chinese
He who does not feed his cat will feed rats.
Dogs are
dogs, but cats are people.
When the cat and mouse agree, the grocer is ruined. Iranian
Beware of the cat that licks from the front but claws from
behind. Old English Proverb
A trapped cat becomes a lion. Old English
Proverb
Life's like cat vomit; if you don't clean it up right away,
you're going to step in it. Xnterna
Drowsing, they take the noble attitude of a great sphinx, who,
in a desert land, sleeps always, dreaming dreams that have no end. Charles Baudelaire
Of all God's creatures, there is only
one that cannot be made slave of the leash. That one is the cat. If man could be
crossed with the cat it would improve the man, but it would deteriorate the
cat. Mark Twain
One cat just leads to another. Ernest
Hemingway
The cat is nature's beauty. French
The dream of cats is all mice. Egyptian
I have studied many philosophers and many cats. The wisdom of
cats is infinitely superior. Hippolyte Taine
No heaven will not ever Heaven be; unless my cats are there to
welcome me. Scottish
Dogs see people as companions; cats see people as staff.
It is better to feed one cat than many mice. Norwegian
The cat does not negotiate with the mouse. Robert K. Massie
You see, the wire telegraph is a kind of a very, very long cat.
You pull his tail in New York and his head is meowing in Los Angeles. Do you
understand this? And radio operates exactly the same way: you send signals here,
they receive them there. The only difference is that there is no cat. Albert Einstein
When the cat is not home, the mice will dance on the
table. Dutch
When a Cat adopts you there is nothing to be done about it
except put up with it until the wind changes. T.S.
Eliot
A cat in her house has the teeth of a lion. Somali
A kitten can catch only a baby mouse. Ghana
The naming of cats is a difficult matter. It isn't just one of
your holiday games. You may think at first I'm mad as a hatter when I tell you a
cat must have three different names... T.S. Eliot
I love cats because I enjoy my home; and little by little, they
become its visible soul. Jean Cocteau
God is really only another artist. He invented the giraffe, the
elephant and the cat. He has no real style, He just goes on trying other
things. Pablo Picasso
The man who carries a cat by the tail learns something that can
be learned in no other way. Mark Twain
What greater gift than the love of a cat? Charles Dickens
Katten laten pootafdrukken achter op je hart. Uit "Citaten voor een katten liefhebber."
Het begrip rust komt tot uiting in een zittende kat. (Jules Renard)
Het enige mysterie aan katten is waarom ze ooit besloten hebben huisieren te worden. (Compton Mackenzie)
Als een een hond op je bed springt, doet hij dat omdat hij graag bij je wil zijn. Als een kat op je bed springt, doet ze dat omdat ze je bed zo lekker zacht vindt. (Alisha Everett)
Het is onmogelijk om niet vertederd te raken bij de aanblik van een of meer kittens. (Cynthia E. Varnado)
De kat zou's mans beste vriend kunnen zijn, maar ze zou zich nooit verlagen om dat toe te geven.
Probeer nooit koppiger te zijn dan een kat. (Ropbert A Heinlein)
Laat iets van de rust van een kat op mij overgaan. (David Harold Rowbothom)
Je bent pas iemand als je door een kat bent genegeerd.
Katten : net zo soepel als hun schaduw, de wind krijgt geen vat op ze.
Ze glippen slank en stil, door spleten, kleiner dan zijzelf. (A S J Tessimond)
Het verschil tussen katten en honden is dat honden komen als ze geroepen worden, terwijl katten een boodschap aannemen en later contact opnemen.
Ik meen het oprecht als ik zeg dat ik van katten hou... Een kat is een dier dat meer menslijke gevoelens heeft dan de meeste andere dieren. (Emily Bronte)
Vrouwen en katten doen waar ze zin in hebben, en mannen en honden kunnen daar maar beter mee leren leven. (Alan Holbrook)
Eén reden waarom kattenliefhebbers volgens mij katten bewonderen, is hun superioriteitsgevoel. Het lijkt alsof ze overal een meester in zijn, ongeacht wat ze doen of pretenderen te doen. Zelden zie je een kat die in verlegenheid verkeert. Ze hebben geen geweten, en ze hebben nooit ergens spijt van. Misschien zijn we stiekem jaloers op ze. (Barbara Webster)
Katten zijn bedoeld om ons te leren dat niet alles in de natuur een functie heeft.
Als je de beste zitplaats in huis wilt, zul je de kat moeten verplaatsen.
Katten zijn slimmer dan honden. Je krijgt acht katten nooit zo gek dat ze een slee door de sneeuw gaan trekken. (Jeff Valdez)
Onlangs heeft iemand me een schattig katje gegeven... en nu is het katje van mening dat iemand mij aan hem heeft gegeven. (Evelyn Underhill)
Het viel als snel op dat de kat nergens te bekennen was als er iets gedaan moest worden. (George Orwell)
Katten die een goed tehuis hebben, zijn eraan gewend dat er de hele tijd tegen hen wordt gepraat. (Lettice Cooper)
Van alle schepselen Gods is er maar 1 dat zich niet laat onderwerpen. Dat is de kat. Als de mens gekruist zou kunnen worden met de kat, zou dat voor de mens een verbetering betekenen, maar voor de kat een verslechtering. (Mark Twain) Katten zijn net als mannen : enorme charmeurs. (Walter Savage Landor)
Het is nauwelijks te geloven, maar sommige mensen beweren dat hun katten bijna menselijk zijn - en dat bedoelen ze dan als een compliment.
Wat katten het belangrijkst vinden aan mensen is niet hun vermogen om voedsel te produceren (want dat vinden ze vanzelfsprekend), maar hun amusemenstwaarde. (Geoffrey Household)
Ik zou een kat nooit kunnen kwetsen, ook al kan ik tegen mensen soms ronduit agressief zijn. (A.L. Rowse)
Geen huis is compleet zonder het getrippel van kleine kattenpootjes.
Is het niet prachtig hoe katten vrienden kunnen maken en mensen kunnen beïnvloeden zonder ook maar ooit een boek te lezen.
De kat heeft honger als zij met een broodkorst genoegen neemt. Katten zijn mysterieuze wezens. Er gaat meer in die hersentjes om dan we beseffen. (Sir Walter Scott)
Als ik met mijn kat speel, dan is het niet echt duidelijk of ik me nu met haar amuseer, of zij met mij. (Michel Eyquem De Montaigne)
Mijn poezenverhalen vinden jullie door in de linkerkolom op de foto van de betreffende poes te klikken. En als je op "Poezenstrips" klikt kan je lezen wat mijn poezen onderling allemaal zitten te roddelen... Mijn reisverhalen van Thailand, Egypte en Noorwegen staan ook in de zijkolom. "Mijn Jeugdherinneringen" beschrijven de jaren 60 in Antwerpen. Veel plezier!
28-12-2012
Dankbaar
Wat is het toch een rijkdom om vrienden te hebben... Mijn maatje maakte me er op attent dat "mijn vuilbakken" per ongeluk waren buitengezet, en Viva toverde mijn leven terug van zwart naar grijs Merci Viva, ik ben blij dat ik weer mijn mooie blogachtergrondkleur heb. (Onthou dat woord, heel winstgevend in Scrabble!!) En mijn artikeltje stond nog maar twee dagen op mijn blog en er hadden al vijf mensen gereageerd! Allemaal zo hartverwarmend.
En morgen verjaart mijn echtgenoot. Ik ben in dit gat aan geen zinnig kado geraakt. Ik kon hem toch moeilijk een schaap geven? Ik ga hem dus om middernacht iets anders rampzaligs geven. Benieuwd of hij er mee gaat kunnen lachen...Toen ik het ding een hele tijd geleden kocht vond ik het heel geestig... Het is een schort met een grappige tekst over hoe druk het leven van een gepensioneerde is. Maar die tekst is ondertussen nogal héél realistisch geworden. Alleszins ik probeer hem het ding te laten dragen en er een foto van te maken. Dat wil ik jullie zeker niet onthouden. Nu alleen nog terugvinden hoe ik foto's op een blog plaats. Soms lijkt het wel of ik mijn geheugen heb vergeten mee te verhuizen ;-)
Ge hebt per ongeluk "mijn vuilbak" over u heen gekregen. De berichten die hier verschenen zijn waren mijn kladblok. Het was een hoopje rommel dat ik al jaren geleden had bijgehouden onder de datum van "december 2012". Het stond daar lekker uit de weg, en als ik er ooit nog iets van nodig had kon ik het daar vinden... Dom natuurlijk. Ik ben in geen tijden op mijn blog geweest en was kompleet vergeten dat ik nog ergens "een vuilbak" had staan. En nu is die per ongeluk buiten gezet. Gelukkig waarschuwde een vriend me en heeft hij die berichten alweer netjes verwijderd.
Tot mijn verbazing waren er al mensen die op die artikeltjes gereageerd hadden!!! Jullie zijn me dus niet vergeten. Ik jullie ook niet. Ik denk dikwijls aan jullie. Ik was zelfs van plan om met kerstmis een kerstwens te plaatsen maar het is er niet van gekomen. Door wel 7035 omstandigheden.
Eén daarvan is dat Laathi, de poes, op sterven ligt. Sinds twee maanden weet ik dat ze een tumor heeft en hij valt niet te opereren. Ik probeer zoveel mogelijk tijd bij haar door te brengen en haar te verwennen. Ik vrees echter dat ze het nieuwe jaar niet meer zal halen. Het diertje dat me per toeval mijn nickname gaf toen ik mijn blog startte gaat me dus verlaten. Ze is sinds het jaar dat ze in Frankrijk woont helemaal open gebloeid, van een timide poes was ze plots heel zichtbaar en sociaal geworden. Ze heeft hier enorm genoten. Zelfs nu nog, nu ze enkel nog een skeletje met een dikke bobbel op haar schouder is, leeft ze nog heel graag. Ze wil nog spelen, ze gaat soms nog even op het terras in de zon zitten, en ze geniet eindeloos van over haar buikje kriebelen. We halen al het geluk dat er te halen valt uit de laatste dagen die ons nog samen gegund zijn.
Maar er zijn nog vele andere redenen - waarover ik onmogelijk kan uitweiden - waarom ik op dit moment niet op mijn blog kan schrijven. Hopelijk zal het over een half jaar anders zijn en kan ik jullie terug laten delen in mijn belevenissen. Ik hou nog dagelijks mijn dagboek bij. En het is er een héél dik aan het worden. Niet altijd plezant, maar toch veel dat ik met jullie zou willen delen. Maar niet nu dus.
Met mijn gezondheid gaat het nog altijd ongeveerd hetzelfde. De tinnitus is en blijft er (maar die stoort me niet) en de hyper-acusis is lichtjes verbeterd. Het leven is hier voor mij veel makkelijker. Alles is hier op de boerenbuiten zo heerlijk stil! Onze streek is heel dun bevolkt en zelfs in de supermarkten (die niet vlak bij ons dorp zijn) is het heel kalm. Ik kan er zelfs mijn boodschappen doen zonder oordopjes!!! Er gaan hier soms weken voorbij zonder dat ik mijn dopjes moet dragen.
We zijn nog altijd bezig met het interieur van ons huis te veranderen. Er bleek nogal veel niet waar te zijn van wat ons beloofd was... De verwarming bleek totaal onvoldoende. Vorige winter vroor het in sommige kamers... Dus hebben we, ongepland, een boel isolatiewerken moeten uitvoeren. De schouw van de kachel kwam plompverloren (en levensgevaarlijk) op zolder uit, we hebben dus schouwen moeten laten steken. En dit is nog maar een fractie van de haast eindeloze reeks "verborgen gebreken".
Maar niet getreurd, we steken onze handen uit de mouwen, en we zullen ze nog lang niet in onze zakken kunnen steken. ;-) Ondanks de vele tegenslagen wonen we hier altijd nog dolgraag en hebben we nog geen moment heimwee gehad naar het drukke Herentals. De mensen zijn hier zoveel vriendelijker, en iedereen heeft hier nog tijd voor een babbeltje of een grap. Ik ken hier al meer mensen dan ik op de 25 jaar in België heb leren kennen. In een kleine gemeenschap, zonder veel voorzieningen, zijn we ook op mekaar aangewezen en dat is een heel fijn gevoel.
De werken waar we mee bezig zijn zijn vrij zwaar, en ze gaan langzaam vooruit, we zijn dan meestal ook maar met zijn tweetjes om alles aan te pakken. Hoe graag ik ook altijd geklust heb, met die hyper-acusis is het lastig. Als er met machientjes moet gewerkt worden moet ik mijn doppen dragen en word ik gek van de tinnitus. Gelukkig zijn er ook veel klussen die ik in stilte kan doen. Er is werk genoeg. Ik heb al onder de struiken gekeken of er geen kaboutertjes wonen die een pootje zouden kunnen toesteken maar zonder resultaat. It's just the two of us, en de katten steken geen poot uit, die worden alleen maar dikker.
Hanuman is ondertussen al meer dan 17 jaar en nog altijd in grootse form. In België was hij zwak en graatmager, sinds hij hier woont is het terug een stevige rakker geworden. Cadfael en Phineas wegen, tot mijn groot spijt, elk bijna 6,5 kg. Niet slecht, want als ze allebei op mijn schoot zitten kan dat zeker niet slecht zijn voor mijn buik. Voor mij is zo'n schoot-avond een alternatieve vermageringskuur en krijgt mijn lichaam terug een "slankere" vorm denk ik maar.
Ik heb heel veel te vertellen en hopelijk kan dat binnen "afzienbare tijd" terug. Ik laat alleszins iets weten hoe het met Laathi gaat en zal proberen nog een paar recente foto's van mijn lieverd te posten.
Ik wens jullie, mijn ongelofelijk volhardende en trouwe bezoekers, een fijne kerstvakantie. Veel liefde, een goede gezondheid, geluk met de huisdieren, geen of vlotte verbouwingen, en veel plezier. Als een moment echt tof is vergeet dan zeker niet er bij stil te staan en er tenvolle van te genieten. Verspil geen enkel geluksmoment, alles kan toch zo snel veranderen... En voor wie met moeilijkheden te kampen heeft : geef niet op, blijf vechten voor uw ideaal, het tij keert ooit wel, blijf daar in geloven. Ik doe dat ook. Het is niet altijd makkelijk, maar het gaat. Als ik het kan, kunnen jullie dat ook.
Hele lieve, welgemeende, groeten. En bedankt dat jullie er blijkbaar toch nog altijd voor me zijn...
Laathi.
PS. En ja, mijn blog ziet er afschuwelijk uit met die zwarte achtergrond. Ik weet niet hoe dat gekomen is en ik weet ook niet hoe het op te lossen. Hopelijk is mijn tekst leesbaar...
Dieprood van schaamte, en ook een beetje van de zon, neem ik de ganzenveer ter hand om U te schrijven. Ja, ik ben hier in de Middeleeuwen terecht gekomen en het nam even tijd om me aan te passen.
Ik heb al zo lang al niet meer geblogd dat ik een foto wou plaatsen en zelfs dat lukte me niet meer. Ik weet niet meer hoe mijn Image Shack werkt... Ik ben dus niet alleen veranderd in een Middeleeuwer maar ook nog in een oude Middeleeuwer.
Het is hier prachtig om te wonen en ik maak de zotste avonturen mee. Hilarische, plezante, minder plezante en ronduit ellendige. Ondertussen bestaat mijn dagboek uit een 500-tal bladzijden, maar het is allemaal veel te persoonlijk om op het internet te zetten. Vanwege de privacy zou ik dan ook nog alle eigennamen moeten gaan veranderen en dat is helemaal onbegonnen werk.
Ik wou ook niet beginnen schrijven alvorens de allerlaatste lading verhuis uit België weg was, zodat niet iedereen zou weten dat ik in de pampa's zat maar mijn huisraad daar nog wel onbewaakt voor het grijpen stond. Die eindeloze rotklus (twee keer een 40-voet container en nog eens een gehuurde camionette) heeft enkele maanden in beslag genomen en is sinds 14 dagen geleden afgerond. Alle Belgische schepen zijn verbrand en al onze rommel is hier geraakt. We zijn doodmoe en alles staat op zijn kop. Gelukkig is het een heel groot huis en hoeven we nog net niet op de kartonnen dozen te zitten piknikken. Voor het uitpakken heb ik nog mijn hele leven, nu komt eerst de tuin aan de beurt en die is ook niet echt klein. Om jullie trouw aan mijn blog te belonen wil ik jullie graag de sfeer laten opsnuiven van mijn boerenleven dus ik zal proberen om af en toe een onschuldig hoofdstukje van mijn dagboek te plaatsen.
Als ik tenminste nog weet hoe...
Hier dus het relaas van een dag uit vorige herfst toen we onze eerste fruitbomen in de grond probeerden te steken...
Donderdag 24 november 2011.
22. Jonge bomen giet ge met
wárm water! Desnoods met lauwe Champagne.
Oh wat een heerlijke dag toch weer. Alles doet pijn.
Ik voel elk spiertje, elk pezeke. Het is een zalig gevoel om terug te werken
met een doel. En dan nog in zon machtig decor.
Om negen uur was ik alweer met vanalles bezig, de poetsvrouw
kwam de kleedkamer verder schilderen dus ook daar komt schot in. De voormiddag
spendeerde ik aan een zalig lange telefoon met een kameraad, knus in de zon met
de poezen op het terras. Even uitrusten voor wat de namiddag zou brengen. Al
goed dat ik dat gedaan heb.
Werk is hier volop, maar als de zon schijnt wil ik
daar toch even van genieten. Het vakje in zal hier toch nooit leeggeraken,
dat heb ik al lang door, dus ga ik dat ook niet betrachten. Alles op zijn tijd,
en vooral genieten van het weer nu het nog warm is. Paul heeft het hier heel
moeilijk mee. Hij loopt al dagen nors rond omdat niks vooruit gaat zoals hij
het wil en de dingen die hij zou willen doen niet gebeuren. Maar ge moet hier
met het seizoen leven. Nu is het tijd om bomen te planten, in de winter is er
een overvloed van tijd om de zaken binnen op orde te maken.
Om half twee stond Florent, de eigenaar van de plantenwinkel, hier met onze jonge
fruitbomen. Hij wees ons de meest gunstige plekken om ze te planten, legde uit
dat de putten heel groot moesten zijn, de aarde gemengd moest worden met
terreau, de punten van een zevental wortels twee centimeter bijgesnoeid net
voor het planten, en dat de baby-bomen vervolgens twee emmers water moesten krijgen.
Warm water. Heel belangrijk vond ik dat. Hij wees ons ook een goeie plek voor
de bessenstruiken en die kwam gelukkig overeen met waar ik ze al zelf had
willen plaatsen. De vijgenbomen kunnen niet in ons boomgaardje in de voortuin,
die moeten achteraan, beschut tegen de noordenwind. Ik vind dat allemaal heel
interessant. Ik hang aan zijn lippen. De man is ook heel tof want hij spreekt
uit zichzelf al stiller als hij bij mij is.
Alle 8 de bomen voor de voortuin lagen op hun plaats
en met de vijgenbomen konden we zelf onze gang gaan zolang ze maar in de
achtertuin komen. Hij legde er de nadruk op dat bomen planten zwaar werk was en
dat we de bomen die we vandaag niet konden planten een warme nacht moesten
bezorgen door eerst hun wortels goed te besproeien en ze dan binnen te leggen.
Paul en ik keken mekaar aan en we lazen in mekaars ogen : Die zwanst zeker? Wij
planten die toch efkes allemaal en tegen vanavond zitten wij in onze prille
boomgaard een aperitiefke te drinken.
Florent vertrok, wenste ons veel succes, benadrukte
nog eens hoe zwaar het werk ging zijn en dan was het aan ons. Ik haalde met de
glimlach twee steekschoppen uit de grot van Aladdin, zijnde de technische
ruimte, en stak de eerste spade in de grond. Ongeveer een centimeter diep. Ik stampte
er met mijn voet op en ik zal al drie centimeter diep. Ik zette er al
balancerend mijn tweede voet bij en geraakte aan vijf centimeter. Vervolgens
begon ik er levensgevaarlijk op en neer op te springen en hoera de schop zakte
haast 8 centimeter de grond in. Ik begon Florent al beter te begrijpen. Paul dacht wat meer
gewicht in de schaal te leggen maar zelfs zijn 85 kilo brachten niet veel
meer aarde aan de dijk.De buurman kwam langs, zag het gesukkel en kwam als steeds
met een oplossing. Hij ging zijn grondfrees halen! Een machientje op benzine - waarvoor
ik én oordoppen én daarboven oorbeschermers nodig had als ik in de buurt kwam -
maar met dat handig ding verliepen onze graafwerken toch al iets vlotter. We
kregen op die manier alleszins de bovenste 30 centimeter al
omgewoeld en konden ze met een spade wegscheppen. Ondertussen kleefde de vette,
zware klei aan onze schoenen zodat we scheef begonnen te lopen en bij elke stap
een centimeter groeiden. We werden reuzen op lemen voeten. Uiteindelijk raakten
we aan acht kuilen die weliswaar te klein bleken. Dus groef ik maar met mijn
handen verder, met kleine beetjes ging het me nog beter af dan met de schop.
Ondertussen kwam de buurvrouw langs om raad te vragen want zij moest vandaag ook haar
4 fruitbomen planten. Ik herhaalde zorgvuldig de uitleg die Florent me gegeven
had, tot en met het belangrijke feit om ze na het planten twee emmers met warm
water te geven. Plots keek Paul verbaasd op : Wárm water??? Ja, wárm water!
Dat is héél belangrijk, Florent heeft dat gezegd.
Buurvrouw stond even bouche bée als Paul, en hoe moesten
we in de tuin aan warm geraken? Ze schudde direct een oplossing uit haar mouw.
Aangezien de boomgaard dicht tegen het tuinhuis ligt ging ze daar de boiler aanzetten
in de hoop dat we tegen de avond genoeg warm water zouden hebben. Toen we terug
buiten kwamen stelde Paul mijn warm water nog altijd in vraag. Natuurlijk had
ik dat goed gehoord! Jaja, wárm water verdorie! Maar wanneer heeft Florent dat
dan gezegd? Ik heb er toch altijd bijgestaan?... Ja, dan zult gij weer niet
goed geluisterd hebben, hij heeft nadrukkelijk wárm water gezegd. Maar ik
heb hem horen zeggen : Quand ils sont plantées vous les donnerez deux seaux
deau, echt waar! Nee, hij heeft gezegd : chaud! Maar nee, hij zei seaux,
deux seaux, twee emmers dus. Tja, nu stonden we daar alledrie te twijfelen.
We besloten ons zelf dan nog maar wat belachelijker te maken en op te bellen om
te vragen of het nu deux seaux deau waren of deux seaux deau chaude.
Gelukkig nam er niemand op.
Uiteindelijk zag ik ook wel in dat warm water niet
veel uit zou halen want dat het toch koud zou zijn tegen dat de tijd dat het
tot de wortels zou doorgesijpeld zijn, en werd besloten gewoon koud water te gebruiken.
Tja, zo ben ik nu eenmaal, als iemand met kennis van zaken mij iets wil leren
dan wil ik dat ook ter harte nemen, dus als die mens mij nu had gezegd dat ik
ze na het planten een fles champagne moest geven dan had ik dat waarschijnlijk
ook gedaan. Misschien had ik er zelfs nog een schotel kaviaar als meststof bijgezet
als me dat opgedragen had geweest.
Wat we in onze tuinbouwkundige manie even vergeten
waren was dat we ook nog aannemers zijn en niet alleen boeren, en dat de
aanhangwagen nog vol palen en draad en ijzer zat van ons boodschappentochtje
van gisteren. En de buurman had de wagen dringend nodig om hout te gaan halen Als
prettige graafonderbreking laadden we dus met zijn drieën even een kleine ton bouwmateriaal
uit. Paul besloot dat het nu wel tijd was om op adem te komen en in de zon een
thee met een koekje te gaan drinken alvorens terug aan de boomplanterij te
beginnen. Maar ik zag de zon stilaan zakken
Met verse moed en een potje joghurt toog ik terug
naar mijn plantage. Ik begreep de woorden van Florent hoe langer hoe beter. Op
de duur zat ik verbeten op mijn knieën met mijn blote handen in de klei te
wroeten als een zwijn op zoek naar truffels. De aarde is hier net als de
plasticine waar we als kind mee speelden. Mijn volume groeide en groeide, ik
plakte aan alle kanten, maar er was een wedstrijd tegen de tijd begonnen en ik
wou ze proberen te winnen. Op de duur werd ik al zo slim om mijn kuilen aan te
vullen met aarde van enkele molshopen, die aarde was al fijn gezeefd er zaten
geen brokken of stenen in en ik had ze maar voor het oprapen. Maar ja, wat zijn
enkele molshoopjes aarde als ge acht putten van een halve kubieke meter moet
vullen?...
Paul kwam terug van zijn theepauze en wou en zou dan
ineens per se een tuinslang aankoppelen om mijn emmers water te vullen, maar hij
vond geen zinnige niet-lekkende koppelstukken, en verloor zo wel een half uur
tijd. Ondertussen wroette ik verder en mijn Kempense ziel langs vaderskant kwam
boven. Ik vond het heerlijk! Mijn pa had altijd in alle vroegte zijn grote
groententuin verzorgd alvorens om 8 uur naar zijn fabriek te trekken, en hier
zat ik nu zelf, te dabben als een konijn in smakelijke, superbe, vette grond.
Ik, die in mijn hele leven hooguit wat bloembollen in mijn daktuin heb geplant
en wat bloempotten heb gevuld. Zelfs het enige dier waar ik heel mijn leven een
onwezenlijke angst voor heb gehad is hier bijna mijn vriend geworden : de pier.
Ik zal ze nog niet met vreugde vastpakken zoals ik met een spin doe, maar ik ga
er met mijn hand ook geen millimeter meer voor uit de weg. Het idee dat ik hier
met een gekraakte rug zat te werken aan onze kersen- en perziken- en perenoogsten
van de volgende jaren vervulde me met puur geluk Wat een ongelooflijke
gewaarwording! Het leven kan toch vreemde wendingen nemen.
Toen de duisternis viel, en we geen put meer uit een
bobbel konden onderscheiden, was onze vijfde boom geplant. De anderen hun
wortels werden besproeid en ze kregen onderdak in het zwembadhuisje. Florent had
gelijk gehad, bomen planten ís zwaar werk, zeker in deze grond waar dan ook nog
veel zwerfstenen in plakken.
In liet mijn moddervette botten op het bordes achter
en strompelde op kousenvoeten de kasteeltrap op, regelrecht naar de waskamer.
Mijn jeans had gewoon rechtop kunnen blijven staan van vettigheid, maar dat wou
ik hem geen hele nacht aandoen want hij zal ook wel moe geweest zijn. Dus ik
spoelde de pijpen en het zitvlak uit en stopte hem in de wasmachine.
Op de middag was ik aan de klus begonnen in mijn
nieuwe jeans en mijn beste schoenen, dus van die laatste moest ik ook nog de
vettige prut afplukken. Kleedkamer klaar of niet, vanavond maak ik de doos met
mijn werkkleding open want ik heb ze broodnodig.
Aangezien ook de vijgenbomen niet geplant waren moest
ik die ook nog gaan binnenhalen. Een boer zijn werk is nooit gedaan.
Uiteindelijk ploften we allebei kapot gewerkt op ons terras. Paul trillend van
moeheid en ik met een kompleet groggy hoofd maar wel heel gelukkig. Na even
bekomen te zijn trok Paul de keuken in en ging ik wat schrijven in de markies.
Vanmiddag waren de katten al eens naar de traphal ontsnapt, dus ik vond het een
goed moment om Mathurin de toestemming te geven mee naar de verdieping lager te
laten gaan om daar alles te gaan verkennen. Hij loopt het grootste risico om
van ons terras te ontsnappen dus kan hij maar beter het huis al goed kennen
zodat hij in noodgevallen zijn weg al wat kent. Hij vond het een heerlijk
avontuur. Toen ik boven ging eten volgde hij me braaf. Na het eten riep ik dat
hij weer mee naar beneden mocht en binnen de seconde stond hij overgelukkig voor
de trapdeur te trappelen. Cadfael wandelde net voorbij dus die nodigde ik ook
maar uit. Ze waren allebei zo blij als koningen nu er weer een nieuw stuk huis
ontdekt mocht worden. Ik sleepte dus een van de zakken kattezand van 15 kilo - die ik vanmiddag
moeizaam naar boven had gezeuld - opnieuw naar beneden, om ook hier twee
kattenbakken te plaatsen. Geef me zo nog enkele weken en mijn armen gaan van
apenlengte zijn.
Uiteindelijk vond ik daarnet toch mijn paswoord terug en herinnerde ik me weer hoe Image Shack werkte, toen bleken de foto's te groot en moest ik ze in Photo Shop gaan verkleinen... En toen wist ik weer waarom bloggen zijn charme had verloren. Die foto's opladen is toch zo'n gedoe...
Een foto van gisterenavond na wat snoeiwerk.
Vanmiddag in de tuin.
En ze hebben hier alle 7 een heel gezonde eetlust!
Tijdens deze reis hebben we al dikwijls terwijl we voorbij een huis vaarden, half als grapje, opgemerkt dit huis zou ik wel willen, nee, dit in geen geval, dit zou ook wel dik in orde zijn. Of ze nu te koop stonden of niet we gaven onze mening. Enkele dagen geleden zagen we aan de oever tussen Paraza en Robia een schitterend huis te koop staan waarvan we allebei zegden en dit zouden we zéker willen. Toen we er gisterenavond op de terugweg er weer langs vaarden leek het ons nog aanlokkelijker. We fotografeerden het telefoonnummer.
Vanochtend na het ontbijt belden we de eigenaars en we spraken af om half elf binnen te wippen, of beter aan te leggen.
We wilden ons netjes aankleden maar ik vond het toch beter eerst naar daar te varen en dan ons goede kleren aan te doen anders zouden die al bezweet zijn. We legden aan, ik in mijn vuile shorts en bikini bovenstuk, Paul in zijn t-shirt over zijn onderbroek. En tijdens onze drukke aanmeerbezigheden stond tot onze grote ontzetting de bejaarde eigenaresse ons al boven aan de berm op te wachten. En wij, door een mix van gène en haast, maar sukkelen met het aanleggen. Ik trok snel binnen mijn fatsoenlijk lang kleed aan, sprong van boord en bleef direkt met mijn rok in de stekelstruiken hangen. Paul dook in zijn zwarte jeans en trok een wit hemd aan terwijl ik in de pinnekes hing We controleerde onze touwen en beklommen het steile trapje naar de tuin. Kortom, den entrée was alles.
Een française, die er in de zestig uitzag, maar achteraf 80 bleek, verwelkomde ons. Een zeer gedistingueerde maar lieve dame. Ze vertelde dat haar man een hartaanval had gekregen en niet meer kon lopen en dat hij ook geestelijk verward was, dat ze voor die redenen hun eigendom verkochten. We werden door het prachtige domein rond de villa geleid, eerst kregen we de boomgaard te zien, met perzik-, abricozen-, appel-, peren-, amandel-, vijgen- en nog vele andere fruitbomen. Het leek wel het aards paradijs. Een paradijs dat dan nog automatisch besproeid werd door water van het canal.
Achter elke hoek van het huis bleek nog een klein apart tuintje, er bevonden zich ook nog drie houten chalets. Op de heuvel voor het huis lag een overdekbaar zwembad en daarachter een overdekt terras met ingebouwde barbecue. De villa zelf was in een mediteraanse stijl gebouwd, kleine vensters met houten luiken om de warmte buiten te houden. Via een kleine donkere keuken kwamen door een deur met geslepen glas in een living met zitkuil en mezzanine waar haar echtgenoot in een rolstoel zat. De kamer was ingericht met meubelen die in een paleisje thuis hoorden. Op de benedenverdieping zagen we nog een badkamer en slaapkamer en daarachter lag een dubbele garage die omgebouwd was tot studio waar haar 99- jarige vader gewoond had. In een gang was nog een extra toilet met douche en in de ruime kelder stond de zwembadapparatuur te snorren. Centraal in het huis lag de, alweer duistere, traphal die werd gedomineerd door een mooie brede houten trap die naar de mezzanine en twee kleine slaapkamers leidde. Het huis had ontelbare ingangen, die telkens op andere stukjes groen uitgaven. Rechts van het perceel lag een wildernis waar niet mocht gebouwd worden omdat het Canal du Midi een door het UNESCO beschermde site is, achter het huis begon een steile helling. Aan de linkerkant lag nog één villa en voor de rest zagen we niets dan wijngaarden.
Ik vroeg me af waar de bewoonde wereld begon en de dame nam ons mee langs de oprit naast de twee huizen die pas na drie kilometer op een echte baan uitkwam. Nog enkele kilometers verderop, net achter het kasteel van Paraza begon pas het dorpscentrum.
Het huis was mooi, zij het wel heel ouderwets van inrichting, maar de zuidwest oriëntering, de ligging, de tuin en het uitzicht op het kanaal, en aan de andere oever de wijnvelden met daarachter een zicht op de Pyreneeën en Andorra, was ronduit uniek.
Vannacht had ik naar mijn fotos zitten kijken die ik van op het water van de villa had genomen en de prijs op 500.000 euro geschat. Toen ik er binnenkwam, de automatische afdekking van het zwembad, de sproeiinrichting en de breedte van het terrein zag deed ik er in gedachten almaar 50.000 euro bij. Na de rondleiding vroeg ik de prijs en ik had de nagel op de kop geslagen. De vraagprijs was 530.000 euro plus notariskosten.
We kregen nog de plannen te zien van toen ze het huis gebouwd hadden, de mensen hadden werkelijk alle facturen bij gehouden. Hun boekhouding was even keurig in orde als hun huis. Na bijna drie uur namen we afscheid en meerden aan in het dorpje Paraza om dat eens rustig te gaan bekijken. Allemaal nauwe straatjes met twee kastelen en een kerkje. Het leek wel alsof iedereen dood was, pas na 10 minuten wandelen zagen we drie vrolijke Fransen op een bankje zitten. We vroegen of er ergens internetaansluiting was maar daar deden ze in dit dorp nog niet aan mee. Iets verder zagen we de enorme machines die voor de wijnoogst gebruikt worden en raakten we met de wijnboeren in gesprek. Ze kenden allemaal het huis en vonden de ligging uniek omdat er nooit meer in die buurt kon bijgebouwd worden terwijl in de rest van de omgeving elk vierkante metertje verkaveld wordt. De mensen waren vrolijk en vriendelijk. Zij stelden ons voor om eens met andere Belgen te gaan praten die hier woonden. Ze wezen ons de weg, de heuvel op en al snel stonden we bij Dirk en Mireille aan de poort waar we met een eigen gemaakt fruitsapje verwelkomd werden. Ze woonden al zes jaar in een hypermodern huis in Parazas op de top van de heuvel met een uitzicht op de oude dorpskern. Ze leken me rond de 45 en de 55 jaar oud maar bleken 63 en 71 Het leek wel of iedereen er hier 15 jaar jonger uit ziet dan hij is. Zo te zien een gezonde plek. Met vanzelfsprekend ook nadelen.
Op die zes jaar waren er bij hen 1 keer hun nieuwe fietsen gestolen en was er 1 keer ingebroken. De prijzen van werkmensen waren veel hoger voor vreemdelingen dan voor de inboorlingen, en in het dorp bleken er drie clans te bestaan, waartussen wat diplomatiek schipperen nodig was. Desalniettemin wilden ze er nooit meer weg, ze hadden al hun bezittingen in België verkocht. In het dorp woonden 16 nationaliteiten en ze hadden een socio-culturele vereninging opgericht samen met authentieke bewoners. Het viel me wel op dat elke huis een alarm-installatie had.
Het meest vervelende aspect was dat het enige huis naast dat van de mooie villa net verkocht bleek aan een Duitser. Met de gekke naam Von Schwanevlügel, die Paul de rest van de dag Von Schweinevlügel genoemd heeft. (En dan nog niet voor de grap, s avonds bleek dat hij die naam gewoon verkeerd verstaan had ) Het moet een nogal eigenaardig personage zijn, dat al lang in het dorp woont, maar waar niemand echt contact mee heeft. Het is niet duidelijk of hij zelf in zijn pas gekochte huis gaat wonen of dat hij er vakantiewoning om te verhuren van gaat maken.
Als ge zo afgelegen gaat wonen wilt ge natuurlijk wel weten wie uw buren zijn. Ik zou het niet prettig vinden moest het een huurwoning worden waar elke twee weken onbekende mensen komen vakantie vieren en dat het buurhuis daarna heel de winter zou leeg staan en we daar helemaal alleen zouden zitten.
Ondertussen hadden we ook al contact opgenomen met Jacqueline en Gilles, zodat zij het huis eens op internet konden bekijken. Maar daar was net een huiselijke crisis aan de gang zodat zij zelf net besloten hadden hun zalige bed and breakfast in Générac te verkopen. Ik hoop dat ze nog van idee veranderen want dat zou toch zonde zijn. Ik ga er zo graag overnachten.
Ze bekeken het huis op het internet en vondr, de prijs voor die unieke ligging ook zeer redelijk.
Vanavond belde ik mijn jeugdvriend, die al honderden huizen in frankrijk gerestaureerd en verkocht had op, om zijn mening eens te horen. We hadden mekaar alweer in een tiental jaren niet gezien dus er was heel wat te vertellen. Hij bleek net een oud kasteel verbouwd te hebben en aan een groot project van een hondertal nieuwbouwhuizen te willen beginnen. Hij zou graag een groot gezondheidscentrum maken waar mensen kunnen komen kuren, en waar de nieuw gebouwde huizen kunnen verkocht worden aan mensen die graag in een service-villa wonen.
Toen hij hoorde over mijn hyper-acusis vroeg hij om direct langs te komen, hij zou zijn beste therapeuten optrommelen, want hij wou eerst proberen mij te laten genezen Ik zei dat ik al zo ongeveer alles geprobeerd had, maar och, eentje meer, baat het niet dan schaadt het niet. Alleszins we zouden er een rustige optrekje krijgen in zijn kasteel en dat kan ook wel best een grappig zijn. Die buurt is trouwens ook erg mooi, we zijn er 15 jaar geleden al eens met hem doorgereden. De natuur is er wild en betoverend.
Hij had het huis aan het canal in Paraza, dat we op het oog hadden, ondertussen ook al op internet bekeken, ik kreeg een volledige beschrijving van hoe het huis in mekaar stak en van alle gebruikte materialen, en hij noemde direct de twee grote nadelen van deze streek : de waanzinnige mistralwind die mensen gek kan maken, en dat de streek bekend is voor zijn banditisme omdat ze zo dicht bij de Spaanse grens ligt. Tja, de mistral hadden we vorig jaar in de buurt van Nîmes en Avignon uitgebreid meegemaakt (een verschrikking voor mijn oren) en dat Narbonne een misdadigersnest is dat wist ik al 30 jaar, van toen ik hier voor t eerst kwam.
We hebben onze plannen dan maar veranderd en in plaats van morgen aan de Katharenroute te beginnen gaan we een paar honderd kilometer naar boven rijden om mijn oude kameraad te bezoeken.
Misschien moeten we ook wel vroeger terug naar huis want ik hoorde net van mijn trouwe poespasser dat Phineas zijn zweer aan zijn staart terug is opengebarsten
Terwijl ik typte maakt Paul de boot aan kant zodat we morgen alle bagage onmiddellijk in de auto kunnen proppen en letterlijk schoon schip maken. Wat dat is iets dat ge zelf moet doen als ge bij Nichols huurt : uw boot kuisen
Al bij al hebben we vandaag weinig afstand afgelegd maar was het toch een heel bewogen dag.
Het idee om het leven niet op te geven vanwege mijn hyper-acusis, maar een heel nieuw leven in de natuur te beginnen, is iets wat pas vanmorgen in ons opkwam en wat toch nog even zal moeten bezinken denk ik. Ik ziet het me nog niet zo direct doen. Maar het is wel een plezante gedachten-oefening.
Maandag 12 september 2011, net achter de bocht van Paraza.
12. Debiel zonder flash.
De nacht was vol muggen geweest, de dag zou vol zon worden. En we begonnen er aan met een sappige goudgele meloen. De laatste reeks sluizen van onze reis lag voor de boeg. Paul besloot nog wat fotos van mij te maken voor het vertrek.
Hij snapt de ballen van de menus van de Nikon, dus hebben we voor de ikoontjes synoniemen bedacht. De portretstand (ikoon : dame met hoed) noemen we nen hond met een hoed op. De automatische stand (een groen camera-ikoon) heet bij ons debiel. Bij het fotograferen in die automatische stand ging de flitser telkens ongewenst af. Ik zei draai hem één standje terug, en Paul keek naar het ikoon (een doorstreept flits-ikoon), en repliceerde : Aaaah, ge bedoelt debiel zonder flash! Ik lag plat vant lachen
Als eerste kwam de sluis van Jouarres waar we bij de lieve sluizenier nog wat beschilderde stenen kochten en er één van zijn eigen rollen wc-papier bovenop kregen omdat we totaal zonder zaten.
Hij verkocht ook enkele oude postkaartjes, onder andere eentje van Narbonne, waar honderden vrouwen in het begin van vorige eeuw hun was zaten te doen aan de oever van de rivier. De ene naast de andere. Destijds kunnen de rivieren ook niet erg proper geweest zijn Al de rioleringen kwamen er in uit, de mensen wasten daar dan nog hun kleren in En dat allemaal in deze hitte
Ik ben al dagen op zoek naar de Aude, die hier vlak naast zou lopen, en eindelijk dacht ik hem gevonden te hebben. Ik stapte van boord en trok het binnenland in waar ik meende een sluis te zien. Even vergetend dat de Aude, gesteld dat ze dan toch zou bestaan, wel aan de andere kant van het Canal zou moeten liggen. Ik kwam uit op het meer van Jouarres. Weer geen Aude dus. Er zal deze reis beslist geen ode aan de Aude geschreven worden.
Op de middag legden we aan in Homps waar een vriendelijke fransman, toen we hem de weg vroegen, ons meteen een lift gaf naar een supermarkt. Paul had plots zin gekregen in een baguette. Vandaar. Maar tot ons groot plezier verkochten ze er gebraden kippen. We kochten de kleinste, die in vergelijking met wat wij in België gewoon zijn toch nog meer op een kleine kalkoen leek dan op een kip. Naast de winkel stond een container waar een Dienst voor Toerisme gevestigd was. Ocharme die madame, die moet zich in de zomer ook beslist een gegrilde kip voelen. We vonden er heel interessante documentatie over de route langs de Katharen-kastelen.
Terug richting kanaal wandelend kwamen we langs enkele mannen die platanen en andere bomen aan het verzagen waren. Het was dus al zover Ze gaan er echt aan, die prachtige machtige bomen
Op het kerkhofje groeiden amandel- en olijfbomen. Paul plukte een olijf en kwam tot de constatatie dat die smaak niks maar dan ook niks met die uit ons potteke te maken heeft. Wat zou er met olijven gebeuren tussen het plukken en het in het potteke steken?...
In het enige winkeltje dat we tegenkwamen kocht ik een kado voor mijn privé kok van Oud Sluys : een ovenwant en een handdoek in de vorm van een reuzekrekel. Voor mezelf koos ik een kleine stenen krekel met als opschrift : Écoute le chant du Soleil. Net wat ik me altijd voorstel als ik de duizenden krekels in mijn eigen kop hoor zingen.
Het bezoek aan Homps had wat teveel van mijn oren gevraagd. Het leek een heel slaperig dorpje, maar de druivenoogst is bezig en er rijden enorm lawaaierige machines rond.
Voor de sluis van Homps besloten we rustig onze baguette te eten terwijl de sluiswachter zijn potje kookte. Na de maaltijd heb ik een uurtje coma-zonnen op ons dak gedaan. Ik zou de Franse gewoonte van de siësta snel gewoon kunnen worden. En ik heb weeral iets bijgeleerd. Als ik vroeger veel in de zon zat werd mijn haar steeds lichter en lichter, terug naar mijn kleuterblond. Maar grijs haar wordt dus niet terug goud. Weeral een droom die niet meer moet gedroomd worden. Voor Paul werd het veel te heet, dus besloten we de sluis door te varen zo rap ze weer open ging. Het is echt opvallend dat de meeste sluizeniers die hier wonen hier zo gelukkig zijn, en echt dol op de streek. De meesten komen van andere delen van Frankrijk en vinden het hier, met zijn 300 dagen zon per jaar, de hemel op aarde. De wind nemen ze er graag bij.
In de sluis van Homps lag een Engelse boot voor ons, een vrouw van mijn leeftijd werkte met de touwen van haar achtersteven, en ik deed het touwwerk op mijn boeg. We stonden dus tijdens het versassen gezellig te kletsen. De drie man op haar voorplecht zouden alles wel goed in het oog houden. Niet dus. Plots gilde de dikke sluiswachteres. Aan haar kreet te horen was er een probleempje. En inderdaad, de boot van de Engelsen was met zijn rubberen stootrand op de bovenkant van de sluismuur blijven liggen, de voorzijde van het schip zweefde dus boven het water. De Engelsmannen gaven een duw tegen de muur en hun boot kwam met een klap op het water terecht. Mijn compagnon de route trok er zich niks van aan. Ze reageerde heel cool met een Shit happens. Ze vertelde dat ze deze reis nog een boot had zien hangen en dat haar man vroeger met zijn kinderen ging varen en dat die hun boot eens op de wal aan een klamp hadden vastgeknoopt. Het water zakte, het kind kreeg de knoop niet los, pa stond machteloos naar boven te kijken en plots knapte de klamp met de koord van de rand. Het ophangen van boten gebeurt hier blijkbaar meer dan regelmatig. Logisch ook, als iedereen zo maar een boot kan huren zonder een zinnige uitleg te krijgen of les te moeten volgen. In mei, in de Elzas, hebben wij ook maar een minimale uitleg gekregen en we moesten onze plan maar trekken. Ben ik blij dat wij daar onze eerste vaarervaring opgedaan hebben en niet direct in dit gekkenhuis van vier boten in ovale sluizen terecht gekomen zijn.
In Pechlaurier zijn we dan eindelijk de berg gaan beklimmen om het panorama te bekijken. Hier is het heel duidelijk hoe het canal langs de natuurlijke hindernissen zoals bergen en rivieren geleid is. Het kronkelt als een dronken slang door het landschap. Op het einde van een kort recht stuk boog het zich rond het kasteel van Argens-Minervois en verdween in het landschap. Van boven konden we ook het gesukkel in de sluis zien. Een koppel dat net begonnen was en de tweede sluis van hun leven voorgeschoteld kreeg Op zon moment twijfelt men tussen schateren en huilen van medelijden.
Met pijn in het hart namen we onze allerlaatste sluis, Argens. We lagen er heel relax in. Heel vreemd. De sluiswachter boog zich gezellig over de sluismuur om het babbeltje voort te zetten. Alweer een man die verliefd is op zijn streek.
In Roubia sloegen we onze touwen rond enkele platanen en gingen wandelen in het dorpje, cirkelvormig aangelegd rond een eeuwenoude kerk. Ook hier waren boeren druiven aan het verwerken. Maar het was er wel stil. Iedereen lijkt hier altijd te slapen achter zijn gesloten luiken. Op een caféterras zaten twee mensen, op een bank zagen we nog iemand zitten, en buiten enkele spelende kinderen zagen we geen kip.
De kerk was fascinerend. Tenminste wanneer we eindelijk iets begonnen te zien want het was er stikdonker (toch alleszins tot ik de lichtknop vond bij het buitengaan )
In het plafond zaten kleurige glasramen ingewerkt. Iets wat ik nog nooit gezien had. Het zou een schitterend effect geven als ze niet zo vuil waren geweest. Door de kleinere, smalle brandglasramen in de wanden schilderde de zon in duizend kleurtjes een tekening op de grauwe muren. We konden zelfs tot op het hoogzaal. Geweldig om de geschilderde ramen van op zon korte afstand te kunnen fotograferen. Ge kunt er heel speciale effecten mee bereiken. Normaal kunt ge zon glas nooit van dichtbij zien, dus hier waren toch al weer mensen aan aan t peuteren en krabbelen geweest. Zonde. Letterlijk en figuurlijk.
Ik ben duidelijk lang niet meer naar de kerk geweest want de tarieven van het stoeltjesgeld hingen hier aan de muur en dat bleek ondertussen 2 euro te zijn. In mijn jeugd was dat 1 frank
Paul was vandaag duidelijk in zijn fotograaf-modus want hij pakte de Nikon en ging nog eens te keer met zijn debiel-zonder-flash-stand. En het leverde een paar heel mooie fotos van mij en Irma op. Allebei bruin. Ik van de zon, Irma van t stof.
De oude olijfmolenpers lag ver buiten het dorp, dus dat vergaten we maar, die zou toch al gesloten zijn. We waren moe en wandelden terug naar onze Olonzac om een mooie slaapplek te gaan zoeken.
We vaarden langs gouden bomen, zilveren wuivende rietpluimen over een smaragdgroen kanaal. De natuur is hier een juweelkistje.
Net achter Paraza zochten we een makkelijk stukje oever om aan te meren voor de nacht. We kozen voor 1 boom en 1 piket, en dat werd dan onze woonplaats voor deze nacht. Onze touwen waren nog niet vastgeknoopt of er kwamen al drie koppels eenden aangezwommen. Bedelend voor wat van de tafel zou vallen
Aan de ene kant hadden we uitzicht op wijnvelden en een dorpje waarvan het kerkje om het uur zachtjes klingelde, achter de andere oever lag een soort wildernis. Vanuit de volgende bocht in de rivier hoorden we heel de avond gitaren en gezang, waarschijnlijk van de boot van de Chinezen die we s namiddags hadden zien liggen. Aangezien het akoestische muziek was en geen boenke-boenke gedreun was het niet storend. Onder de volle maan verorberden we onze kip met gebakken patatjes en sla. En zagen dat het goed was.
O-oh...Ik heb mijn blog in geen weken bekeken en ik wist helemaal niet dat dit fotoalbum ging verschijnen. Ik had het in een vorig leven voorgeprogrammeerd, ik was het totaal vergeten... Ik begrijp nog altijd niet dat er hier nog lezers komen... Maar... zoveel trouw moet beloond worden!
Bedankt voor jullie lieve reacties en mooie wensen ik wens jullie ook een héél fijn, gezond en gelukkig jaar. Ik heb ook enkele berichten op mijn gsm aangekregen maar ik kan zelf nog niets terug sms-en omdat mijn telefoon hier nog niet werkt... Sorry hiervoor.
Ik ben ontzettend ontroerd dat jullie mijn blog zijn blijven opzoeken. Het spijt me dat ik jullie verwaarloosd heb, maar ik was eigenlijk niet meer van plan om nog te bloggen. Maar aangezien sommige mensen toch wel een beetje verknocht blijken aan mijn schrijfseltjes heb ik besloten door te gaan.
Ik heb inderdaad, zoals ge al vermoedde, in mijn nieuwe leven al aardig wat geschreven. Ik denk zo een 180 bladzijden... Een nieuw leven beginnen in een vreemd land is een heel avontuur, het maakt veel emoties los en dompelt u in waanzinnige toestanden. Mijn dagboekverhalen zijn dus heel persoonlijk. En vanzelfsprekend hilarisch. Ik wil ze niet graag "zomaar op het internet gooien", maar ik zou ze wel willen delen met mijn héél trouwe lezerskring. Mijn huis is nogal een "speciaal beestje" en een beetje gekend in de streek, dus ik wil ook niet dat zomaar elke internetter te weten komt waar ik woon. Ik heb niet voor niets een plek op het einde van de wereld gewenst, en gevonden, om er in alle stilte een nieuw leven te kunnen beginnen. Ik zoek voor dit probleempje nog een oplossing, want ik ben er zeker van dat jullie mee gaan genieten van mijn knotsgekke avonturen en mijn kompleet waanzinnig huis. Ik weet nog niet hoe ik het ga oplossen, maar ik vind er wel iets op.
Eerst maak ik het reisverhaal van het Canal du Midi af omdat daar de kiem ligt van mijn totaal, maar dan ook totáál, onverwachte verhuis naar Frankrijk. Tegen dat alle hoofdstukken van dit reisverhaal gepubliceerd zijn zal ik wel een manier gevonden hebben om mijn dagboek met mijn vaste, trouwe lezers te delen. Momenteel is alles een beetje vrolijke chaos, dat kan ook niet anders als ge rond half september uw huis voor de allereerste keer ziet en er half november al hals over kop in trekt omdat ge er stapelverliefd op bent. Een verhuis zonder meubelen, met alleen het hoognodige en vanzelfsprekend de 7 poezen.
Dus hier gaan we weer!
Hieronder het verhaal dat bij het onverwacht gepubliceerde album hoorde.
Overmorgen plaats ik hoofdstuk 12, en de dag daarna het bijhorende album. Vannacht nog heb ik de foto's samen geraapt maar ik moet er nog ondertitels bij schrijven. Veel lees- en kijkplezier en bedankt voor jullie - voor mij nog steeds niet te bevatten - trouw, waar ik oprecht blij en dankbaar voor ben.
Zondag 11 september 2011.
Tussen La Redorte en de sluis van Jouarrès.
11. Pinball Wizards.
Zoals afgesproken vertrokken we zonder ontbijt naar Carcassonne. In peis en vree vaarden we na het ontwaken naar het grote bassin in het midden van de stad. De stad was stil. Een heerlijke, slaperige zondagochtend. Geen verkeer, geen treinen, dus geen oordoppen. We knabbelden rustig aan onze verse vijgjes, gisteravond geplukt.
De sluis was dicht en we moesten even wachten in het midden van het bassin van de jachthaven. Een grote cirkel waarrond de echt sjieke boten aan de kade liggen. Paul zat aan het roer. Plots kreeg de wind vat op ons, en aangezien wij geen zijmotoren hebben om bij te sturen liet Paul de boot kalm zijn eigenwijze rondje draaien. Ge kunt niet midden in een jachthaven uw motor gaan aanzetten. Aanleggen mag ook niet. Dus we hadden geen keuze. Ik zag ons heel traag naar een sjiek zwart jacht afdrijven, dus ik sprong snel naar de boord om ons met mijn handen af te duwen. We raakten mekaars botsballonnen (waar die ook voor ontworpen zijn), en ik duwde met mijn hand tegen zijn boord onze badkuip terug af.
Toen we al terug in het midden van de kom lagen komt die vent vanonder uit zijn kajuit en begint ons in bekakt Engels uit te schelden! Of we dat met onze auto soms ook doen? Hé?! Waarop ik vriendelijk terug riep : Sorry Sir, but we drifted by accident to your side because of the wind. Ik kreeg nog wat gescheld naar mijn hoofd, onder andere : You touched MY property!This boat is my PROPERTY! en toen was voor mij de maat vol, vanuit het midden van de sjieke jachthaven, pal in Carcassonne centrum, zette ik mijn keel open, de volgende historische woorden galmden door de soezende stad : Fuck you!!! Buy yourself a penis instead of a boat! Geen woord steeg nog op uit het bassin, geen bemanningslid van welke boot ook ademde nog. Na nog een welgemeende Fuck you! (ja, ik kan het niet laten, ik hou van afwerking) verdween de man snel terug naar beneden. Ik had graag mijn tekst nog eens in het Frans ook laten schallen, maar daarvoor is mijn taalbeheersing niet goed genoeg. Gelukkig lagen er genoeg Engelsen die hadden kunnen meegenieten want in de sluis sprak een man ons direct met kurkdroge engelse humor aan : Well, ... that chap wasnt really happy.
Het fijne aan zon opmerking over boten, lengtes, en penissen is dat ze die met zich mee moeten dragen. Alleen. Want mannen kunnen die niet aan hun vriendjes vertellen zonder zichzelf belachelijk te maken.
Als dat ventje nu nog meer van zijn tak had gemaakt dan had ik beslist mijn enterhaak ter hand genomen en was daar mee op hem afgezeild. Ik denk dat minstens één van mijn voorvaderen toch een kaper moet geweest zijn. Zo eentje die vloekt en kettert, maar dol is op de papegaai op zijn schouder. En de voorliefde voor sjaals heb ik ook al, dus die kan ik in t vervolg misschien ineens beter rond mijn kop binden, met zon knoopje aan de zijkant. Ik mankeer alleen nog het ooglapje. Maar misschien maken mijn oordoppen dat wel goed.
De sluis in het centrum was, eens we er in lagen, een makkie. Ik doorstond zelfs heel Carcassonne zonder oordoppen. Natuurlijk, vorige keer dat we hier waren was het vrijdagavond en spitsuur. Dat zal er ook wel wat mee te maken hebben. Of de adrenaline van mijn boze bui
Met veel gefoefel geraakten we met vier boten in de volgende sluis, de sluizenier trachtte zes Engelsen in hun enorme brede huurboot aan het verstand te brengen dat ze in de volgende driedubbele sluis van Fresquel onze boot vooraan in de sluis moesten laten aanleggen, zodat naast ons nog een medium formaat kon en naast zijn dik geval nog een kleinere boot. Maar ze snapten het niet. Na de sluis stak hij ons gewoon vrolijk zwaaiend voorbij en begreep niet dat we op die manier het volgende uur niets dan gewring en tijdverlies zouden meemaken. Aan deze sluizen naast de baan kan ik niet zonder mijn doppen beginnen, dus kon ik het ook niet gaan uitleggen. Die man was een perfecte stuurman (weliswaar niet moeilijk als ge twee extra zijmotoren hebt), maar waarom had die nu weer totaal geen ruimtelijk inzicht? Met een beetje doorzicht is vier boten van verschillende vormen en maten in een sluis planten zo eenvoudig als een tangrampuzzel van vier stukken in mekaar leggen.
En inderdaad, in Fresquel ging hij er als eerste in, maar och, ik zou me er wel achter leggen. Tot er een nog grotere, en langere, boot in zicht kwam die ook in de sluis moest. Nu begonnen de problemen pas goed. Op dat schip zat zes man, en die konden goed overweg met hun bakbeest. Ik had ze ervoor al eens geholpen met aanleggen, dus één van die mannen kwam ons een handje toesteken met de touwen. Maar daarvoor moest ik mijn kasteeltje wel eerst op zijn plaats krijgen zonder de Engelsen te rammen. Eigenlijk zijn wij gewoon veel te braaf want gisteravond vertelde een sluiswachter ons nog dat er in het hoogseizoen veel huurboten zijn met dronken bestuurders die hun boot als een pingpongballetje van sluismuur tegen poort tegen sluismuur en nog eens tegen de poort laten botsen, en dat allemaal al gierend van het lachen.
De behulpzame Fransman zei dat het haast onmogelijk was dit traject af te leggen met twee personen, hij beweerde al last te hebben als er maar drie mannen hielpen. Tja, aan hun vrouwen hadden ze niet veel hulp, want die stapten achteloos de meerpalen voorbij (in plaats van even een touw aan te pakken) en gingen met een piepklein fotoapparaatje fotokes maken alsof er totaal geen werk aan de winkel was.
Na de toch wel zware karwei en de stress van het versluizen was ik doodmoe. Paul was ondertussen ook al lichtjes gewond geraakt aan een been - op net dezelfde plek als ik, we blijken dus toch zusterzielen - dus die verdween naar ons hospitaaltje beneden. Ik zat alleen aan het stuur net op een prachtig traject. Als ge als eerste vaart is het water rimpelloos en zijn er prachtige fotos van weerspiegelingen te nemen. Maar de Fransen hun boot was sneller dus ik besloot mijn plan maar op te geven en dicht tegen de oever te gaan varen om hen te laten passeren. Toen kwam er vanachter één van de duizend bochten van het Canal een tegenligger en moest ik mijn koers weer wijzigen. Wat ik iets te bruusk deed, zodat ik Paul al vloekend van de WC hoorde vallen
Kortom, ik vaarde nog altijd als eerste, zij het enigszins zigzaggend, maar mijn echtgenoot was terug op post en ik kon alsnog mijn fotoreeks maken. Ik doopte ze de Feeëndreef. Zo mooi is de weerspiegeling van de gelijkmatige stammen op nog maagdelijk vlak water. Op de achtergrond dan nog een bruggetje en een torentje. Mijn beloning was navenant het voorafgaande gesukkel.
Achter Trèbes, in Millegrand, legden we doodmoe op de eerste zonnige plek aan om wat te bekomen. Dat is natuurlijk het voordeel van stroken waar de platanen al weg zijn. Daar hebt ge zon Ik plofte me boven op ons dak en viel in een soort coma. Na nog geen minuut gilde Paul dat zijn piket losgekomen was, en we lagen ineens dwars over het kanaal. Hij had het gemerkt toen hij vriendelijk naar een voorbijkomende boot zwaaide en hij kon blijven zwaaien. Het leek alsof het schip niet verder vaarde. Natuurlijk niet, wij draaiden gewoon mee Dus maar terug in gang geschoten om de zaken, letterlijk, weer recht te zetten. Uiteindelijk kwam mijn zonneklopke er toch nog van, zij het onder een flauw waterzonnetje. Het was windstil, laf eigenlijk, maar daar was ik me al niet meer van bewust zo snel mijn kop mijn kussen raakte..
Na mijn weldoend katzwijmtje riep Paul me aan tafel. Hij had op het achterterras een uitgebreide brunch klaargezet. Boterhammen met echt vanalles. Iets eten zou me goed doen, want we waren nog altijd maar op die paar ontbijt-vijgen aan t leven. Vanaf Carcassonne was alles er dan ook zo hectisch aan toe gegaan.
Rond drie uur waren we terug ongeveer op onze positieven, en zetten we ons terug aan t stuur. Lang zouden we niet op onze positieven blijven.
In Marseillette zat ik aan het stuur en deed Paul het trossenwerk. Hij stond op de kade, reikte naar een touw dat over bakboord hing, boog teveel naar voor, gleed weg maar viel niet in de sluis omdat zijn voet bleef haken achter het ijzeren sluisladdertje. Hij kwam in limbo in een horizontale positie tussen wal en schip te hangen met zijn onderbeen tussen twee sporten van de ladder geklemd. Ik kwam als een razende aangespurt van mijn bovendek om de boot dichter bij de muur te trekken, en mijn echtgenoot uit zijn toch wel penibele situatie te verlossen. Buiten wat bloed en binnenkort veel blauwe plekken was er wonderwel niets aan de hand. Ik ben er zeker van dat als dat een van mijn tengere knoken zou overkomen zijn, ze gebroken had geweest.
In de drie sluizen van Fonfile ging het er tof aan toe. We hadden nu drie boten met toffe mensen als compagnons en we kenden mekaar al stilaan. Allemaal senioren, wij waren de jongsten. Het was een internationaal gezelschap : Britten, Nieuw-Zeelanders en Canadezen. De boten hadden allemaal 4 of 6 man aan boord. De sfeer werd snel heel plezant en iedereen hielp iedereen. De iets oudere mensen waren blij dat ik hun touwen aanpakte, dat ze niet telkens zelf razendsnel van hun boot moesten springen. Met een van de Nieuw-Zeelanders was ik ondertussen zo verbroederd dat we maar bleven tetteren op de wal terwijl we vergaten dat de boten onder ons in de sluis wegzakten. Net op tijd realiseerden we ons dat we snel naar beneden moesten springen om ons eigen schip niet te missen. Uw touw vasthouden kunt ge evengoed van op uw boot.
In de dubbele sluis van Saint-Martin speelde zich hetzelfde scenario af, maar dan nog iets erger. Weer vergaten we door ons gebabbel aan boord te springen. Gelukkig waren we allebei nogal lenig en was een sprongetje van een meter geen ramp. Maar Toen wij als eersten in de sluis arriveerden had ik snel mijn touw rond een meerpaaltje geslagen, een lus rond de klamp aan boord gelegd en daar eventjes een knoop in gelegd Ik wou de oudere mensen snel gaan helpen dus kon ik mijn touw niet vasthouden, vandaar even die knoop. Natuurlijk raakten de Nieuw-Zeelander en ik weer vinnig aan de praat op de kademuur, en moesten we weer op het laatste moment aan boord springen, en toen viel mijn oog op mijn knoop!! Godzijdank had ik die op een verstandige manier gelegd zodanig dat ik die met 1 ruk los kon trekken! Paul had niets gemerkt want die stond vooraan het touw te leiden en ondertussen met de Canadezen te praten. Ik trok mijn knoop los en klap zei de boot en landde terug op het water. Paul dacht dat het een lichte aardschok was. Ik had verdorie de grootste beginnersfout aller tijden gemaakt en mijn boot opgehangen!!! De Brit lachte zich een breuk. Ik heb toen in t Engels onze oude Vlaamse spreuk Klappen en breien gaan niet samen uitgelegd. We besloten dan maar niet meer te breien en alleen nog te babbelen. Op onze vergeetachtige leeftijd is dat het veiligste. Het ging er echt heel geestig aan toe. Behalve dat ondertussen de Nieuw-Zeelanders de twee schokbrekers van de Brit zijn boot op dusdanige manier geramd hadden dat de ene afgebroken was en de andere vertikaal hing
Het is ook echt een ramp om met vier boten in ovale sluizen te moeten gaan liggen als er wind staat. In de Elzas waren de sluizen eenvoudige rechte bakken. Ge vaarde er recht in en vaarde er recht uit. Hier zit ge enorm veel fijn bochtenwerk te maken om aan die halfronde kademuren aan te leggen. Alle boten klemmen zich tegen mekaar vast, en dan gebeurt het wel eens dat eentje een onderdeel van een andere te grazen neemt. Als ge rondkijkt hoe sommige boten er hier uit zien t Is triestig. De meesten hun rubberen stootranden vertonen alle kleuren, overal zijn er hoeken af (dat komt natuurlijk omdat die grote bakken niet meer de vorm van een boot hebben maar van een reuze badkuip), en de rompen staan vol krassen. De onze is gelukkig alleen nog maar slijkerig door de boot met mijn blote handen van glibberige kaaimuren weg te duwen. En, eerlijk is eerlijk, hij is nog maar drie maand oud
De Nieuw-Zeelanders waren de gelukkige bezitters van zijmotoren maar die hadden ondertussen de geest gegeven, maar dat maakte hen niet echt treurig want dat maakte het varen alleen maar avontuurlijker Dat is inderdaad zo, daar weten wij nu eens echt alles van.
De Brit vertelde me over hoe fijn het was om de kanalen in Engeland te bevaren. Hoe véél avontuurlijker dat was! De bootjes zijn in ijzer in plaats van in polyesther, er zijn geen roeren of stuurwielen maar helmstokken zoals in zeilboten, de kanalen zijn veel smaller, alle sassen moeten hoogspersoonlijk manueel opengedraaid worden, en de sluispoorten zelf opengeduwd. Ge moet goed oppassen dat ge op niets meer kracht zet dan uw eigen gewicht of ge krijgt een hefboomeffect en ge gaat finaal de mist in. Gekneld geraken tussen een ijzeren boot en een stenen sluismuur, het klinkt misschien wel avontuurlijk maar echt plezant lijkt het me toch niet. De Engelse kanalen verloren voor mij helemaal hun charme toen hij vertelde dat ze daar vaarden met dikke vesten en zelfs balaclavas (bivakmutsen) voor hun gezicht tegen de koude wind. Geef mij dan maar de Midi.
Aan de (alweer dubbele) sluis van Aiguille kwamen we met zijn vieren aan en er was geen sassenier. De sluis was dicht en bleef dicht. We lagen daar met zijn vieren achter mekaar te dobberen in de hoop dat de poorten zich zouden openen want de sluis was leeg maar er gebeurde juist niets. Op de duur moest iedereen de gekste manoevers gaan uitvoeren om midden in dat kanaal te blijven liggen, er was geen plek om aan te meren, of we hadden de omheining van de sassenier zijn tuin moeten slopen. Het leek wel het ballet van de radeloze bootjes. We riepen naar enkele toeristen of zij misschien een sluiswachter zagen. En ja, die kregen madam de sluiswachtster wakker.
Eens we allemaal terug met onze boegen weer richting sluis lagen ging alles vlot. Ik besloot om nu eens niet iedereen te gaan helpen maar eindelijk de sassenier zijn ijzeren kunstwerken te gaan bekijken waar ik op de heenweg geen tijd voor had gemaakt. Beeldjes van mensen en dieren vervaardigd uit oud ijzer, zoals fietskettingen, potten, tangen, De grote figuren zaten zo in mekaar dat ze konden bewegen. Een marionet danste, een kip wiebelde op en neer, een ander ventje plaste in een echte toiletpot, Het kraakte en piepte wel allemaal erg maar het was wel geestig om zien. Op zijn sluis had hij zelfs een levensgrote zagevent gemaakt. Een beeldje dat vroeger wel eens in bruine kroegen te vinden was en dat op de toog werd gezet als iemand begon te zagen. Als de sluisdeur opendraaide bleef het beeld zich voorover buigen en weer oprichten alsof het de sluis eigenhandig opendraaide. Heel goed gevonden.
Ook een heel grappig werkje was een touwtrek-wedstrijd tussen aan de ene kant vier aftandse snijtangen en aan de andere kant van de koord vier oude knijptangen. Het beeld was hooguit een halve meter lang maar kostte wel 150 euro. Het was duidelijk dat deze sassenier zich niet als kleine neringdoener beschouwde maar wel als heus kunstenaar.
Het varen is hier een soort afvallingskoers, de ene na de andere geeft er de brui aan en zoekt een lekkere plek om te gaan koken en slapen, of blijft achter in een jachthaven. Dus toen we in de sluizen van Puichéric aankwamen hadden we al van twee boten van ons konvooike afscheid genomen. Maar we kregen er een schone nieuwe bij. Een Fransman. Met een aak van wel 18 meter. Een sluis is 32 meter lang. Om door de nauwe ingang van de ovale sluizen binnen te varen had hij ook maar één meter over. Voor een schip van dat formaat hebt ge dus wél een vaarbewijs nodig. Het werd al heel snel duidelijk dat een vaarbewijs nog niet bewijst dat ge ook effectief kunt varen. Hij lag daar met zijn boot in dat sas heen en weer van stuurboord naar bakboord te kletsen, hij maar draaien aan zijn groot roer, en zijn madam maar altijd over de gesloten sluisdeuren heen en weer rennen omdat ze niet wist langs welke kant ze nu eindelijk de touwen zou toegeworpen krijgen. En dan te bedenken dat die zware platte bak niet eens last kon hebben van de wind die onze plastic dozen zon parten speelt. En toch raakte die werkelijk alle kanten van de sluis als een echte pinball wizard. Hij had het geluk dat hij te lang was om helemaal dwars te komen liggen. Dat mankeerde er eigenlijk nog aan.
De Britten en wij lagen in ons vuistje te lachen. Ik verdacht hem ervan dat hij hoopte dat ik nog eens een opmerking in de trant van die in het bassin van Carcassonne zou maken, want die had hij hilarisch gevonden. Maar de Fransman deed mij geen kwaad, hij was alleen een beetje blasé, en dat moet ge ze gunnen zonder er commentaar op te geven, vind ik. Uiteindelijk had hij mij écht niet nodig om van zichzelf een spektakel te maken.
Eens de sluis voorbij werd het bloed van Paul zijn been afgewassen door de regen. Vanuit de kajuit gaan sturen vond hij niet sportief, dus zaten wij daar allebei aan het roer onder een grote paraplu als twee loze vissertjes. Gelukkig duurde de bui maar even en was aan de volgende sluis de zon alweer van de partij, zodat zijn wonden wat konden drogen. Ik wou dat hij aan t stuur bleef zitten met een ijszakje op zijn been, maar hij deelde liever de gezellige babbels op de kademuren.
Later renden en strompelden de Nieuw-Zeelandse vrouw en ik met onze touwen over de kademuren en kwamen we tot de constatatie dat we toch eigenlijk te oud zijn voor dit gekkenwerk. Dat ge dit beter kunt overlaten aan jongere mensen, en dat de voornaamste bagage een maxi-doos met EHBO-gerief zou moeten zijn. Maar plezier hadden we wel.
We hadden lol voor 10, maar waren moe voor 20.
Iets voor zeven verlieten we de laatste sluis van de dag, voeren La Redorte voorbij en zochten een mooie, rustige avondplek. Dat moest en zou gebeuren op de linkeroever want daar liep geen jaagpad, en zouden dus de volgende ochtend geen fietsers of joggers voorbij razen. Wat er wel was, was een steile berm vol pinnige struiken, inderdaad onbereikbaar voor iedereen die geen krokodillenvel bezit. Tijdens het oeverloze (letterlijk) gemanoevreer plukte ik toch een paar heel speciale blaadjes van een overhangende struik. Ze waren aangetast door insecten of een ziekte en de talloze gaatjes en halfgaatjes zagen er uit alsof het brandglazen van een kerk waren. Ik zou er morgen wel wat macrofotos van nemen. Binnen de minuut realiseerde ik me dat het misschien niet zon best idee was, want mijn vinger begon branderig aan te voelen. Ik zat dus duidelijk met een giftige plant te knoeien. Het leek me wijzer om mijn handen maar braaf thuis houden tot we eindelijk aan land konden. Een mens moet eigenlijk niet altijd met iets bezig zijn.
Na verscheidene mislukte pogingen om aan te leggen op een plekje waar een meter zonder stekelig groen was, slaagden we er op de duur toch in om ons zonder machete van boord te begeven. Ik legde de touwen rond twee dode platanen en door de kale takken scheen de zon weer op ons neer. Paul wou eerst de boot van het slijk en de bloedplekken ontdoen, maar er is geen beginnen aan. Ik beklom ondertussen de berm om te kijken wat er achter lag. Ik had het kunnen denken : wijnvelden. Het had dus geen zin om nog verder door al die stekeldingen te gaan klimmen. Ik besloot dan maar om op de voorplecht te gaan zitten schrijven om te rusten en wat te bekomen van de avonturen van deze welgevulde dag.
Paul besloot dat het tijd was om ook voor een welgevulde maag te zorgen. Hij had ondertussen Oud Sluys ingericht op het dak en serveerde er een overheerlijke couscous met zeven groenten. De zon ging onder achter de eindeloze wijnvelden en om halfnegen moesten we met onze stramme spieren en talloze wondjes en wonden in de pikkendonkere (vergeten kaarsen mee te nemen ) onze tafel en stoelen een verdieping lager verslepen om van de Franse dessertkaasjes te kunnen genieten.
Zoals de Engelsman daarstraks stikkapot, zwetend en hijgend, neergeploft op zijn boeg al zei : And did we actually buy this as a holiday??...
Een dag van 41 kilometer en ongeveer 20 à 25 sluizen... Een mens zou voor minder een goede nachtrust verdienen. Ik ben wel blij dat we vastliggen aan twee dikke platanen want met deze stormwind zou ik mijn piketten niet vertrouwen. En op deze plek midden in de nacht een doornvrije oever moeten gaan zoeken Nee, dat zou nu toch wel teveel van het goede zijn.
10. Van trouwe herdershond en eenzame wolf tot vergeetachtige pitbull.
Tot mijn opperste verbazing werden we alleen wakker, Jef Mast was nergens te zien. En ik had mijn boze woorden al zo goed gerepeteerd! Dat hij de naam van zijn boot best kon veranderen in LArrogance en nog iets over de lengte van zijn mast in tegenstelling tot zijn piemel en zo
We wilden proberen om voor de middagpauze zoveel mogelijk sluizen voorbij te raken zodat we in de namiddag rustig het rechte kanaal naar Bram zouden kunnen afvaren.
Met nuchtere maag vaarden we de kilometer tot La Douce en de sluis was geopend, we versasten, helemaal alleen, op nog geen 10 minuten! Er was geen kat op het kanaal. Aan de sluis van Herminis hetzelfde verhaal, zodanig dat ik Paul maar zijn ontbijtboterhammetjes aan t roer bracht, want ook de dubbele sluis van Lalande vlogen we door.
Gisteren had ik veel plezier beleefd aan goed voor mijn groepje te zorgen. Als eerste de sluis checken, zien met hoeveel we er in konden, de info doorgeven aan de collegas, netjes wachten op de laatsten en dan iedereen zo compact en veilig mogelijk in de sluis laten aanleggen zodat kleintje er zich kon tussen proppen. Ik voelde me helemaal niet De Godin van de Sluizen zoals de Amerikaansen me noemden, eerder De Herdershond van het Kanaal. Ik was gelukkig mijn groepje bij mekaar te houden. Het waren ook allemaal zon toffe mensen. Tot Jef Mast erbij kwam natuurlijk, dan was de lol er af. Dan kreeg de herdershond eerder pitbull-neigingen.
Vandaag was mijn totem eerder Eenzame Wolf dan Trouwe Herdershond, maar dat vond ik al even plezant. Helemaal alleen op mijn hoge toren het kanaal afvaren, met mijn kop tussen de bladeren. De ochtend was grijzig begonnen en ik zat daar met een dik vestje, maar al tijdens het versluizen werd het daar te warm voor en verruilde ik het voor een topje. De zon brak door, het zweet brak uit. Met ons tweetjes alleen in diepe sluizen was niet makkelijk, we gooiden onze touwen omhoog in de hoop een meerpaal te strikken maar ik ben daar echt hopeloos in. De natte koorden zijn voor mij te zwaar om een paar meter hoog te gooien, en mijn gevoel voor richting is ook niet wat het zou moeten zijn. Ik begrijp waarom ik nooit goed ben geweest in balsporten. Paul daarentegen kan binnenkort als cowboy een job vinden. Na een derde poging had hij meestal zijn meerpaal gevangen. Het is hier heel kalm, dus de sluiswachters zijn de eenzame wolven zeer behulpzaam, een babbeltje is in deze rustige zone blijkbaar welkom. De meeste mensen schijnen niet verder te varen dan Carcassonne.
Het enige dat een beetje tegenviel was dat ik mijn beste oordoppen mislegd had. Normaal doe ik ze na het aanmeren uit, maar gisterenavond, met al die treinen, had ik ze rond mijn nek laten hangen en nu vond ik ze niet meer. Dus moest ik versassen met de oorverkrachters, mijn op maat gemaakte harde monsters. Het voordeel is dat het zware geluid van het water verzacht wordt maar ik nog wel woorden kan verstaan. Och, alles heeft zijn voor- en nadelen.
Eén van de sluiswachters vertelde dat het kanaal amper anderhalve meter tot twee meter diep is. Maar het is wel tussen de 20 en 30 meter breed. Er was dus wel wat graafwerk nodig om met primitieve middelen op 15 jaar aan 280 kilometer te geraken. Daarbovenop dan nog de bruggen bouwen, de gecompliceerde sluizen construeren, en niet te vergeten het pad waarlangs de paarden de boten moesten voorttrekken aanleggen. En natuurlijk die 45.000 platanen planten met een afstand van ongeveer 7 meter (alhoewel we later van een kennis hoorden dat het Napoleon Bonaparte was die langs de Franse wegen platanen liet planten, om zijn legers in de schaduw te laten marcheren). Het kanaal is dan ook met recht en reden door de UNESCO geklasseerd en beschermd als een van de grootse werken der mensheid. Vandaar dat de zieke platanen zeker en vast zullen vervangen worden, zij het dan over een periode van 15 jaar. Ik vraag me af hoe het er hier in de herfst moet uitzien Als de plataan in ons tuintje zijn bladeren laat vallen dan ziet ge onze gazon niet meer. Laat staan wat er gebeurt als dit regiment afscheid neemt van zijn bladerdak. Zou het dan het gevoel geven of ge met uw boot over een brede bewegende bruine dreef van bladeren glijdt? En al die platanenbollen die naar beneden vallen!!! Dat moet ook zijn charme hebben. Alleszins, elk jaar wordt eind oktober het kanaal gesloten en laat men sectie per sectie leeglopen om de nodige onderhoudswerken uit te voeren. Hier zullen nogal wat bladerenblazers aan te pas komen. Misschien wel bulldozers?
Paul blijft bij hoog en laag beweren dat deze bladeren kleiner zijn dan die van onze plataan. Ik geloof er niks van. Hier lijken ze kleiner omdat alles zo weids is. Alleszins, ik pak een blad mee zodat we thuis kunnen vergelijken.
Alles ging deze ochtend zo ongelofelijk vlot dat we al pal op de middag in Bram arriveerden, waar we bij het Nicols-station water konden tanken en, zij het zeer moeizaam, mail konden versturen. De plaatselijke Nicols-gerant baatte hier een brasserietje uit met terras. Echt een zalig bruin café uit de jaren stillekes. Met een speelse jonge kater. Een streelzachte pels, gouden oogjes en een kort staartje. Hij deed me helemaal aan mijn geliefde Ming denken, die nu al bijna een jaar overleden is. Ik hielp enkele mensen om een foto te maken en raakte in gesprek met de bejaarde dame van het gezelschap. Ze woont aan het kanaal, in een beschermde site, net op de plek waar het kanaal zijn water krijgt uit een reservoir met bergwater, en waar destijds de schippers hun goederen overlaadden. Ze zei dat het er prachtig was, maar voor ons is het niet haalbaar want het is nog 27 kilometer, voorbij Castelnaudary en talloze sluizen verderop. Ze leerde me ook dat de felle wind hier de normaalste zaak is. Hete zomers, zachte winters, weinig regen, (maar als het regent dan giet het), en heel veel wind. Zo verloopt het leven hier. Haar kinderen, Parijzenaars, gaven ons verschillende tips over de fijnste abdijen en kastelen van de Katharen die we hier kunnen bezoeken. Ze vertelden over de abdij van Fontfroide, het kasteel van Peyrepertuse en de Gorges de Galamus. Het klonk allemaal even aantrekkelijk. We nodigden hun even uit aan boord, want ze hadden zon ding nog nooit van binnen gezien. Ook zij keken hun ogen uit naar de ruimte in ons Duo-ke.
De boot nog langer dan woensdag huren gaat niet, dus moesten we hier wel de terugtocht aanvangen. Uiteindelijk moeten we toch een dertigtal sluizen door om ten laatste woensdagochtend terug in Le Somail te geraken. Jammer wel, ik had er best nog een weekje aan willen breien.
En dus keerden we, met spijt in ons hart, onze Olonzac met zijn boeg weer noordwaarts.
Na enkele kilometers zagen we onze piepkleine lieveling aangemeerd liggen. Op het dekje van de boot met een naam die langer is dan het vaartuig zelf Charinne II Marennes hielden de twee Fransen hun siësta. Meneer lag te slapen en madame was aan t breien. We keerden even terug om een afscheidsbabbeltje te maken. Ze vertelden dat ze al zoveel eekhoorns gezien hadden. Ik heb er nog maar ééntje gezien. Maar wij zagen dan weer veel bever-achtigen (beverratten ofte Myocastor Coypus). Een dier dat hier in de 20er jaren van vorige eeuw uit Zuid-Amerika geïmporteerd is voor zijn pels, maar sommige dieren ontsnapten of werden later in de natuur losgelaten omdat pelsenmantels out waren. Nu vormen ze een probleem omdat ze gaten in de oevers graven We namen voor t laatst afscheid van Charinne II, over twee weken zullen zij weer thuis zijn. Ze doen het rustig aan, ze leggen maximum 30 kilometer per dag af. Twee gelukkige dobberende gepensioneerden met alle tijd van de wereld. Zalig.
De eerste sluis op onze terugweg was een makkie. Naar beneden versassen is zo veel eenvoudiger. Geen geworstel tegen het binnenstormende water, want de sluis loopt leeg, geen getrek aan touwen, gewoon bootje met de losse pols aan een touw rond een meerpaal laten zakken, en vooral geen lawaai, want het water spuit achter de nog gesloten sluispoort het kanaal in. Ge kunt het bij manier van spreken met uw handen in uw zakken.
Toen ik de sluiswachter ging roepen sprak ik met zijn buurvrouw, die had een boom vol vijgen. De meesten lagen te rotten op de grond. Zo zonde. Ik vroeg of ik er wat van haar mocht kopen maar ze liet me er gewoon een paar handenvol plukken. Lekker voor bij onze pannenkoekenpauze die we na het versluizen gepland hadden.
Aan de sluis stond een blauwe bidon en daar kunt ge uw piketten in ontsmetten om de platanenziekte niet verder te verspreiden. Het was de eerste die ik zag, jammer dat ze er niet meer de aandacht op vestigen.
De pannenkoeken met stroop smaakten heerlijk. Zoiets is veel lekkerder op een koelere dag. Na een zoete hap begint de stuurman meestal te soezelen en dan grijp ik mijn kans om te varen. Mijn nieuwe spelletje is om net naast de overhangende takken te scheren, en zo goed te mikken dat ik ze op 30 cm van mijn hoofd passeer. Het is een prima vaaroefening. Mijn passagier wordt dan wel wat van links naar rechts gerold, maar in t slaap gewiegd worden is gezellig.
Aangezien ik nu toch aan het stuur zat besloot ik daar maar ineens te blijven en alle sluizen zelf te nemen. De wind was heel hevig en het was een kwestie van goed te mikken, maar na mijn zelf uitgevonden vaaroefening lukte het heel goed. Wel fijn om zo hoog op uw boot te zitten en uw matroos het gesleur en gesukkel met de natte touwen te zien doen.
En toen kwamen we aan de eerste etappe van de dubbele sluis van Lalande, en het weerzien met de vriendelijkste sluiswachter van de Midi. Ook daar ging alles perfect, de wind blies me wel weg, maar met een paar keer terug gas geven en wat achteruit waaien kwam ik wel aan de kant. Ik was toch alleen in de sluis, dus het maakte niet uit bij welke paaltjes ik aanmeerde. Ik zag wel dat er in de onderste etage boten lagen, maar daar maakte ik me geen zorgen over, die zouden wel weg zijn tegen dat ik een verdieping lager moest.
Het water kwam op het laagste punt en traag zwaaiden de sasdeuren open. Wat ik toen zag deed me haast van mijn stuurzetel vallen Ik zag een horizontale mast
Jef Mast himself. Een déjà-vu van t zuiverste water. De sassenier gaf opdracht om die rotzeilboot eerst mijn sluis binnen te laten varen en vervolgens zijn plaats in te gaan nemen. Dat impliceerde dat ik met die hevige wind op amper 10 meter afstand van stuurboord naar bakboord moest maneuvreren en dat zonder snelheid, wat het beest kompleet onbestuurbaar maakt. Op zich nog niet het allerergste, maar ik moest mezelf dan ook nog naast een heel groot schip vol Amerikanen mikken. Een boot die ook lekker door wind tegen de stuurboordmuur geklemd zat. Met de dood op mijn neusgaten begon ik aan mijn maneuver. Ik was panisch dat ik die kerel zijn mast zou beschadigen die meer dan een meter achter zijn schip uitstak. Enfin, ik geraakte zonder ongelukken gepasseerd, doordat Paul met zijn volle gewicht aan de touwen bleef hangen tot ik er voorbij was. Maar dan moest ik op die paar meter afstand me zien te lanceren naar de overkant. Ik geraakte er net toen een windvlaag mijn boot richting Amerikanen duwde. Ik gaf wat gas, trachtte terug een meter achteruit te geraken om opnieuw te beginnen, meer dan een meter dierf ik niet want daar lag het sexsymbool van Jef Mast. Uiteindelijk kwam ik weer naast de Amerikanen te liggen maar Paul kreeg de meertouwen niet bijtijds rond de meerpalen gezwierd, dus daar ging ik weer richting Amerika. Ik zag alle sterren van de Amerikaanse vlag. Op dat moment begonnen de 8 Amerikanen te juichen als bij een rugbymatch : Let her go girl! Dont worry! Youre doing fine! Youre going real great!!! Zachtjes vleide de wind me tegen hun schip, kon Paul zijn touwen gooien en me naar de bakboordmuur trekken. Na hun vriendelijke woorden smolten mijn zenuwen weg als sneeuw voor de zon. Ik begon direkt een praatje te maken en ze snapten onmiddellijk dat ik zo bang was geweest voor die zeiler. Eén van hen merkte al op : Hes not a nice guy, isnt he?... Neeje! Neeje! Nog veel erger!!! Hes a real pain in the ass!!! Toen moesten zij mijn plaats in nemen in het bovenste sas en sloten de deuren zich tussen ons. Door mijn getetter met mijn Amerikanen was ik toch wel vergeten om Jef Mast uit te schelden zeker!! En ik had zo geoefend op mijn tekst verdomme! Pfffft, op 48 uur van trouwe herdershond tot eenzame wolf tot vergeetachtige pitbull. Wat een hondenleven. Maar niet zo erg als dat van die Amerikanen want die hadden nog vele, vele versassingen met Jef Mast voor de boeg
Ik kon zonder aanleggen direct het wachtbekken doorvaren en kwam zonder problemen in Herminis te liggen. Alleen. Oef.
Mijn doel was om terug La Douce - de laatste sluis voor Carcassonne - te halen, om op dezelfde plek als vannacht te slapen, zodat we morgenvroeg direct aan de hel van Carcassonne konden beginnen, om in die lawaaitoestand zéker niet te moeten stranden voor de lunchpauze van de sasseniers. En dat doel haalde ik 10 minuten voor de sluis van La Douce sloot. Perfect.
We vaarden verder langs de 200 à 300 jaar oude platanen waarvan er sommige de vorm hebben van een kandelaar met 6 kaarsen. Toch zo erg dat ze weg moeten. We vonden moeiteloos onze mooie plek van vanmorgen terug, maar deze keer was er geen zonsondergang - bij gebrek aan zon - en besloten we het aperitief op onze voorplecht te houden. Een dag met alle soorten weer eindigde weer in een dofgrijze tint. Ons voorterras had een natuurlijk dak van platanentakken. We zaten er met zijn tweeën als in een knus nestje.
Het avondmaal werd geserveerd op het achterterras. Cassoulet met gebakken patatjes en als dessert enkele van de versgeplukte vijgen.
Ik ben blij dat we het stuk van Carcassonne tot Bram nu toch ook gezien hebben. De vegetatie was hier al een beetje anders dan in het stuk net boven Béziers, omdat we hier een stuk hoger zaten. Hier zagen we niet alleen wijngaarden maar ook af en toe weiden, maïsvelden en vee. Tussen de platanen groeiden ook al eens enkele eiken en naaldbomen. Zelfs het water had hier een andere groentint. Nergens maar dan ook nergens heb ik mensen in het Canal zien zwemmen. Dat werd ook afgeraden. In zekere zin is het een open riool Het afvalwater van de dorpjes komt er in terecht, en dat van de duizenden boten die hier per jaar rondvaren ook. En uiteindelijk is hier niet echt stroming, want het is geen rivier maar een kanaal. De enige waterbeweging die hier voorkomt is die van de wind en van de talloze versluizingen. Ik zou wel eens graag in de winter een leeggelopen segment zien, wat daar allemaal op de bodem moet liggen En toch is hier veel leven in en op het water, want regelmatig zien we vissers, en de eenden zijn ook niet bepaald mager.
En wij zijn ook zeker niet meer mager dankzij de goede keuken van Oud Sluys.
We besloten op tijd te vertrekken, eerst één
kilometer te varen en te ontbijten, voor we de driedubbele sluis van Fonfile
zouden nemen. Daar konden we netjes aanschuiven, want we konden toch maar met
de tweede shift mee naar boven. Tijd genoeg voor een licht gekookt eitje en
daarna eens langs de sluis in aktie te wandelen. Dit soort van sassen, met
sluizeniers, zijn ideale plekken om te verbroederen met de collegas. Eén van
de boten is bemand door Amerikanen van onze leeftijd, en er ligt altijd een
gitaar aan boord. Bleek dat het muzikanten uit San Francisco waren. Héél fijne
mensen, jammer genoeg zijn ze vandaag gehaast want ze moeten voor 7 uur in
Carcassonne geraken om hun boot in te leveren Dat zal niet simpel worden.
Gelukkig konden ze met de eerste shift mee. De vrouw kwam nog snel teruggelopen
om ons mailadres te vragen en ons het hunne te geven. Ietwat gegeneerd gaf ze
hun knotsgekke adres hellobugguts at Yahoo. Ze bleken als punkgroep begonnen
te zijn Tja, dat draagt ge natuurlijk de rest van uw leven mee, als ge uw
mailadres niet verandert.
Na een dik half uurtje was het onze beurt. We mochten
eigenlijk maar met drie boten het sas in, maar we zorgden ervoor dat het
kleintje van het Franse koppel er toch nog bij kon. De sassenier was zelfs zo
vriendelijk om mijn toegeworpen touw aan te nemen. Met wat gewring vonden we
met zijn vieren een plekje in het sas. Dicht bijeen is warm. Zeker hier, en nu,
in de gloeiende zon. Een zon waarvan mijn leraar Frans zou gezegd hebben, in
zijn smakelijke zuid-franse dialect : Le soleij qui sjangte danj le cjiel!
In Marseillette was het ondertussen 33° en dat was
toch wat te warm voor mijn dikke jogbroek. Ik trok ze uit, wou aan land
springen, tot Paul gilde : Ge hebt uw bikinibroek niet aan, ge staat daar in
uw onderbroek! Dat had helemaal mooi geweest, in onderbroek, met doppen en
leren handschoenen De sluiswachter van La Marseillette was ook
alweer zo een lieverd die begreep dat ik dat kleine Franse bootje er echt bij
wou, en hij hielp mee de indeling van de sluis te organiseren zodat we niemand
van ons groepje moesten achterlaten. Hij nam zelfs de touwen aan!
Na de sluis haalden we stilaan een supersjieke, 30 meter lange zeer traag varende
aak in. De Allouette. Paul zag het niet zitten dat enorme ding voorbij te
steken, maar om daar nu 6 km
achter te gaan hangen vond ik ook maar niks. Uiteindelijk was de schipper zelf
zo charmant om ons aan te bieden voorbij te varen. Duidelijk een zeer ervaren
man. Aan 8 per uur een inhaalmanoever doen, we voelden ons net
vrachtwagenchauffeurs. Het duurde en duurde maar het lukte. Alhoewel het een
Pyrrhus-overwinning bleek. De volgende sluis, in Trèbes, ging net dicht, dus
wij moesten wachten tot na de middagpauze. Niet erg want het was bloedheet, we
zochten een wachtplek in volle zon en ik ging me een uurtje laten braden.
LAllouette kwam er aan en voor zijn 30 meter werd de middagpauze even onderbroken.
Een schip van 30 meter
in een sluis van 32 meter,
het leek geen makkie. Maar nee hoor! Met amper twee man kregen ze het ding op
zijn plaats, met 1 poging slingerde de koord zich om de meerpaal en de zaak was
gepiept. Het blijkt een schip van de Orient Express te zijn. Het is af te huren
voor vier of 12 personen voor een week, aan de ronde prijs van 17.000 euro. All-in.
Gids en excursies. Mja. Wel stom om zon boot te huren en dan met een taxi
rondgereden te worden naar de bezienswaardigheden Geef mij dan maar onze
plastiek wastobbe.
De toffe sluiswachter legde eindelijk het zieke
platanenraadsel uit. De bomen gaan over een periode van 15 jaar systematisch
gerooid worden. Het nieuwe, dure, resistent exemplaar wordt net tussen de twee
gerooide geplant en eens die groeit dienen de verrottende wortels van de oude
exemplaren als voeding. De wortels uitdoen is onmogelijk want dan is de oever
van het kanaal weg. Actuele begroting van de operatie: 50 miljoen Euro
Omdat we toch moesten wachten begonnen we zelf ook
aan onze lunchpauze. Op het bovendek en het terras scheen de zon bloedheet,
maar onze tafel op de voorplecht lag in de schaduw. Dankbaar maakte Paul daar
gebruik van om er slaatje van tomaten en komkommers met tonijn en ananas te
serveren. Een restaurant met zicht op de sluis! Toch wel geweldig, een boot waar ge over maar liefst vier
eetzalen beschikt.
Op minder dan een half uur waren we de drie
verdiepingen door, we konden aan een zalig recht stukje beginnen. Spiegelglad
water met heerlijke reflecties van de reuzenbomen. Paul moest zich even beneden
met zonneolie gaan bezig houden dus kon ik varen. Zalig! Ik begin ondertussen
terug een echte te worden. Ik stuur door bochten met de sigaret in mijn mond
en mijn Nikon voor mijn neus. Gemakkelijk is het niet, en een zicht is het zeker
niet, maar mijn jongenszieltje jubelt. Plots sprong er een piepkleine kikker
aan boord. Daar zat ik dan : 1 hand nodig om te sturen en twee handen om mijn
lens af te stellen Maar met knieën kunt ge ook sturen. Ik zwalpte van links
naar rechts, en aangezien we altijd vooraan varen, vraag ik mij af welke
bedenkingen achterop komend verkeer weer moet gehad hebben betreffende vrouwen
aan het stuur. Maar ja, die konden mijn klein prachtig kikkertje ook niet zien
natuurlijk! Gelukkig kwam Paul snel terug boven en kon ik me met mijn nieuwste
huisdier bezighouden. Het heeft toch enkele fascinerende fotos opgeleverd.
Eindelijk zagen we overdag een bever! Het blijkt een
muskusrat te zijn. Hij zwom het kanaal over met een tak in zijn bek in het
midden van het dorpje Trèbes, en er zwommen ook nog witte zwanen langs de
zomerse terrassen.
Een tegenligger had een tuintje op zijn boot, met
vooraan twee standbeelden van zwanen en daartussenin een koppel zeer levendige
hondjes. Prachtige boegbeelden. Ge ziet soms echt kabouterhuisjes voorbijvaren.
Op dit traject zagen we ook de eerste gerooide
platanen. De oever wordt tegelijk met het rooien versterkt maar gelukkig op een
diervriendelijke manier. Er wordt een soort kippengaas langs gelegd waar de
planten na een tijdje doorgroeien en het metaal verbergen. Ik zag enkele nieuwe
plataantjes staan maar ik hoop maar dat het wilde scheuten waren en geen nieuw
geplante. Anders zou het wel zielig zijn want het waren sprieteltjes van nog
geen meter hoog Op die manier gaat het lang duren eer ze in hun volwassen
glorie het kanaal gaan omzomen
Ondertussen passeerden we nog de sluizen van Villedubert
en lEveque, heel gezellig met onze vier boten, de vrolijke Fransen, de lieve
Amerikanen en het avontuurlijke franse gepensioneerde koppel uit de Charente in
hun klein bootje.
In Fresquel begon de eerste fase van de versassing
van de hel. We meerden aan om te wachten op het openen van de sluis en voor ons
lag een zeilboot. Met gestreken mast vanzelfsprekend. De man kwam onmiddellijk op
ons af en begon een warrige uitleg dat hij als eerste moest versassen en steeds
de stuurboortkant moest krijgen. Omdat zijn gestreken mast, die horizontaal
over heel de lengte van zijn boot lag (en vooraan en achteraan er nog een flink
stuk uitstak) anders zeker de wanden zou raken. Bovenop vond hij ook nog dat we
een meerpaal verder moesten gaan wachten. OK, ik maak mijn touwen terug los
maar glijd daarbij met één been van de oever, eindelijk hing ik dan toch weer
eens tussen wal en schip. Ik had geen houvast meer op het riet en daar ging ik.
Allemaal voor een totaal nutteloos maneuver, want binnen de paar minuten ging
de sluis open. Zonder die vent zijn gedoe had het een fijne plek
geweest want de Amerikanen waren op hun didgeridoos en mondharpjes aan t
spelen. Echt lieve mensen. Maar het arrogante kereltje ging bij elk schip zijn
uitleg doen over hoe hij het allemaal wou georganiseerd hebben.
De man met de grote zeilboot kreeg zonder probleem zijn
stuurboordzijde in de sluis En toch werd
het nog een ellende van jewelste. Hij maakte zijn boot in het midden van de
sluismuur vast zodanig dat wij aan bakboord lagen met de grote Amerikanenboot
achter ons. Die zeilboot wou niet één meerpaaltje naar voor schuiven om het
kleine bootje erbij te laten! Dégoutant. Enfin, op de duur heeft hij het toch
gedaan, ik vreesde dat hij aan al onze snuiten zag dat we niet akkoord waren om
onze kleine achter te laten. De eigenaar van het jacht is een verdraaid
arrogante kerel en hij moet met zijn sjiek zeilschip nog helemaal tot La Rochelle in Bretagne
Vervolgens wisten we niet of we in het wachtbekken moesten
wachten of ineens naar de volgende dubbele sluis doorvaren, in tegenlicht
konden we de gebaren van de sluiswachter
in zijn hoge toren niet zien. Dus beklom ik maar zijn toren en kreeg ik van die
kerel ook nog eens mijn bak vol. Ik sleepte de boord aan touwen het volgende
sas in, om toch maar zeker goed te liggen voor die snob met zijn zeilboot. Het
laatste wat ik wou was een schadeclaim omdat we zijn piemel beschadigd hadden. Ik kon dan ook de boot nog niet houden hij legde zich
dwars in de sluis op amper 20 centimeter voor de boeg van superman.
Vreselijke momenten.
In het laatste sluisje van Fresquel waren we er als
eerste in maar daar kwam het luxe jacht al aan Wéér hetzelfde scenario!
Opnieuw geen plaats laten voor het kleine bootje. Dus de twee grote logge boten
moesten zich weer herschikken en op mekaar stompen zodat kleintje toch nog
mee kon.
Als ik hem in de volgende sluis nog aan mijn been heb
dan zaag ik zijn mast doormidden en rijg die vent aan t spit en maak ik
Cochon à lArrogantaise. Weer was de sluiswachter een toffe mens, maar hier
begon een drukke baan vlak naast de oever en werden mijn oren al zwaar
geteisterd.
De sluis van St.Jean bevond zich op amper 10 meter van twee
autobanen met voorbijbrullend verkeer, het voorgeborchte van Carcassonne. Het
geraas van water, motos en autos kwam van overal en zonder doppen was er geen
beginnen aan. Het versluizen duurde nu ook veel langer omdat we die ellendeling
met zijn mast altijd moesten dwingen zich een paar meter verder te leggen om
onze kleine er bij te laten. Onze lieve Amerikaanse buurvrouwen wilden graag
een babbeltje maken terwijl we daar allemaal op de kant onze boten met volle
kracht stonden tegen de houden, maar ik verstond geen woord. Ik voelde me
hopeloos verloren. Een uur geleden hadden ze nog gezegd dat ze zo enorm veel
respect voor me hadden dat ik zon avontuurlijke reizen nog ondernam met mijn
hyper-acusis en dat ze zoveel plezier aan me beleefden omdat ik altijd lachte.
Ze vonden dat ik geweldig met mijn idiote handicap omging en noemden me Our
Goddess of the Lock. Ikke, de godin van de sluis??? Bleek dat ze me onderling zo
waren gaan noemen omdat ik er altijd voor probeerde te zorgen de schikking in
de sluis zo te organiseren dat heel onze bende mee kon, ook het kleintje. Wij
proberen altijd vooraan in de sluis te gaan liggen, zo dicht als toegelaten
tegen de poorten, op die manier is er nog veel plaats voor anderen die zo dicht
bij het binnen stuwende water niet durven te gaan liggen. We vangen op die
manier wel de volle pot van de stroming op, maar dat is best verfrissend. Het
lijkt wel een reuzendouche.
Maar aan deze lawaaierige hellesluis konden ze dan
eens zien hoe goed ik met mijn verrotte ziekte omging Als een komplete,
hulpeloze stuntel! Ik had kunnen bleiten van ellende, vooral omdat ik toch zo
graag die zeilbootkwiet eens had uitgekafferd, maar dat gaat moeilijk met
oordoppen in, want ge hoort niet wat ze antwoorden en ge kunt uw scheldkanonnade
dan niet aanpassen.
Gelukkig was ook deze sluizenier een man met een hart
voor zijn beroep, hij zag mijn problemen, nam een touw over, en ik kon even in
de kajuit gaan zitten om mijn kop wat relatieve rust te gunnen. Nu niet dat het
onderin een voldonderende sluis stil is, maar kom, het hielp toch iets.
En ik die dacht dat we de hel gehad hadden. Maar nee,
alles kan erger, Fresquel en St.Jean bleken slechts een lauw vagevuur. Ineens
zaten we midden in Carcassonne! In onze zwembroek. De laatste sluis ligt net in
het midden van de stad aan het treinstation. Mijn kop was ondertussen veranderd
in een stoomketel onder druk. En daar kwam arrogante La Rochelle ook weer aangetuft
Het gepensioneerde Franse koppel uit de Charente nam
afscheid, ze bleven midden in de stad liggen. Wij sasten verder, weg uit de
waanzinnige drukte. Paul had op de kaart een bocht gezien waar we enkel konden
gestoord worden door de trein. De volgende sluis konden we toch niet meer halen
want het was ondertussen bijna 7 uur, dus vaarden we maar verder tot de bocht
met het kasteel. Het was er prachtig! In een zeer wild stukje natuur legden we
aan en begonnen we op het dak aan een maaltje van dolmades, olijven en
kip-taboulé. In de laatste stralen van de zon begonnen we onze verhuis naar
beneden. Het was inderdaad een heel fijne plek, zeker omdat we amper twee
kilometer van de stad lagen. De treinen zijn weliswaar oorverdovend. Maar
aangezien al mijn onderdelen, van knieën, tot ellebogen, tot schouders en rug
pijn doen en moe zijn, zal ik zeker goed slapen.
Canal Du Midi, ergens tussen sluis 49 van St. Martin
en sluis 48 van Fonfile.
8. Een kleuter op wandel met
een Sint Bernard, genaamd Don Quichote.
Wakker worden op een idyllische plek, het is niet
iedereen gegeven. Misschien is gegeven ook niet het juiste woord want we
hadden er gisteren flink voor gewerkt. De wind leek vandaag iets minder, maar
wat we vergeten waren was dat we speciaal een luwe plek voor de nacht gekozen
hadden. Na het ontbijt gooiden we de trosjes los, zaten alweer midden in de
wind en kregen we ons bakske weer amper onder controle. Ik moest denken aan het
jonge koppel dat ik gisterennamiddag een boot zag huren bij Nicols in Le Somail,
die op de vraag van de verhuurder doodleuk antwoordden dat ze buiten met een
klein motorbootje nog nooit gevaren hadden. De man wou hen een instructie-dvd
geven (waarom hebben wij die in mei trouwens niet gekregen???) maar ze hadden
geen computer. Ze zouden hun plan wel trekken. Jaja, dat zal wel. Ik wil die
arme mensen vandaag niet tegenkomen want ik vrees dat die jankend aan de oever
gaan liggen, al dan niet met averij. Voor de eerste keer varen met een boot die
groter is dan de onze, én maar met zijn tweetjes zijn, én in deze wind. O-oh.
Maar wij, wij kenden het klappen van de zweep
ondertussen, we hadden zelfs al geleerd om aan te waaien in plaats van aan te
leggen, ons kon niks meer gebeuren. Griet Piraat en Kapitein Haddock hadden hun
zaakjes mooi voor mekaar. We passeerden de engte van het Pont Canal de Répudre
(een overloop van het Canal voor het geval het flink regent), al zwierend en
zwaaiend en draaiend, als een soort windmolen die vaarde. We kunnen de naam van
de boot al beter van Olonzac in Don Quichote omtoveren. Maar kom, we
geraakten de hindernis toch weer zonder schade voorbij. Mja, die wind maakt het
toch wel moeilijk. Blij dat we er weer heelhuids doorgekomen waren zaten we
terug als twee Roi Soleils op ons dak aan het stuur en bekeken we de vaarkaart
nog eens grondig. Hm, vanaf hier begon het sluizen-traject
De eerste sluis was die van Argens-Minervois. Na vier dagen zonder sluizen rondgetoerd te hebben
was ik het bestaan van zoiets als sluizen eigenlijk al vergeten. En och, in mei
waren we zoveel sluizen gepasseerd en we waren daar op de duur heel handig in
geworden. Het zou wel loslopen. Niets was echter minder waar.
De sluizen op het Canal du Midi zijn niet rechthoekig
maar ovaal, maar bovenal, niet automatisch. We voeren de sluis binnen, ik
probeerde de wegwaaiende boot met vrouw en macht met een touw langs een
meerpaal te leiden, maar ik kon zo hoog niet gooien. De wind blies mijn lasso
naar alle kanten behalve over die paal. Ondertussen was er zoveel geraas van
water dat ik mijn doppen moest insteken. Ik hoorde Paul roepen dat ik op een
knop moest drukken, maar ik had geen flauw benul van waar die knop dan wel zou
te vinden zijn. Ondertussen klom ik langs de sluisladder naar boven, met mijn
boot aan zijn leiband - een kleuter die een Sint Bernard of een Deense dog in
goede banen tracht te leiden - zwierde mijn koord rond een meerpaal en zocht
een knop. De bewuste knop bleek zich aan de overkant van de sluis te bevinden
Pijnlijk. Ondertussen was er een levensechte sluiswachter uit het huisje
gekomen en die stond met zijn handen in zijn zakken op de Comedy Capers toe
te kijken. Inderdaad, dat had ik ergens gelezen, sluiswachters dienen niet om
uw touwen op te vangen, hun job bestaat uit het openen en sluiten van de sluis,
meer niet. We overleefden die sluis. We vroegen de sluiswachter of de sluizen op
het Canal du Midi niet geautomatiseerd zijn, maar nee, hier zijn overal
sluiswachters die zelf op de knop duwen. Dat wisten we dan ook alweer. Van pure alteratie door heel de operatie vergaten we
gewoon aan te leggen om het kasteel te bezoeken
Nog geen twee kilometer verder zagen we de volgende
sluis al opdagen, die van Pechlaurier. Hier hadden we pech, we konden er niet
direct invaren.
Aangezien de sluis in werking was moesten we even
aanleggen en wachten tot de boten die van de bovenloop kwamen de sluis zouden
verlaten.
We geraakten niet aangelegd, we waaiden alle kanten
op, behalve naar de verplichte wachtoever. Ik was ondertussen al aan land kunnen
springen, had al het voortouw en achtertouw van de boot vast, maar ik kon hem
niet tegenhouden. Zonder wind kan een kind die boot voorttrekken, maar met wind
begint ons gevaarte een heel eigen leven te leiden. Voor ons lag een soortgelijke boot met twee Duitsers
te wachten. De man schoot ons ter hulp. Hij kende het gevoel, hij vond ook dat
hij niet met een boot maar met een wastobbe op weg was.
Toen we de sluis mochten invaren begon het letterlijk
oeverloze gesukkel opnieuw. Probeer met die wind maar recht in het gat van de
sluis te varen Aan de andere kant van de sluis, 50 meter stroomopwaarts,
zag een Amerikaanse schipper ons gestuntel en besloot een pootje toe te steken.
Hij leerde me hoe bij veel wind een touw te gooien (niet meer dan drie lussen,
dat geeft gewicht genoeg om niet weg te vliegen en is niet te zwaar om te
kunnen mikken), hij sleepte de boot mee tot vooraan in de sluis. Ik was de man
eeuwig dankbaar. Hij legde ook uit niet te proberen de sluis op de motor uit te
varen eens we er door konden, maar de boot er handmatig uit te slepen, op die
manier hebt ge meer controle. (En krijgt ge heel ruwe handen. Maar kom, t is
vakantie, ge moet er iets voor over hebben.) Overbodig te zeggen dat er van al
onze heldendaden weer fotos noch film bestaan, want we hebben onze vier handen
broodnodig om ons avontuur tot een goed einde te brengen.
Aan de oever zagen we verscheidene boten wiens
bemanning ook maar uit twee personen bestond en waarvan de vrouw met de touwen
op de oever stond te worstelen en de man boven aan het stuurwiel stond te
draaien als komplete nitwit. In deze omstandigheden zijn boten met een
bemanning van vier of zes man wel in het voordeel. Boten met een bemanning van
twee zijn gedoemd tot ofwel een slappe lachbui ofwel een echtscheiding. Het
Duitse koppel was ondertussen al duidelijk aan de voorbereidingen van dat
laatste bezig
De volgende was de dubbele sluis van Oignon. Verschillende
boten lagen aangemeerd in de verbreding voor de gesloten sluis. Maar de sluis
blééf maar gesloten en op de boot voor ons werd de tafel gedekt, kwam de obligate
fles wijn op tafel, en voor de schipper een Tourtel. We vroegen wat ze van plan
waren, hier blijven liggen of versluizen, en toen kregen we de uitleg
De sluiswachter nam zijn lunchpauze dus zou er niet
al te snel versast worden. Fransen lunchen niet met een broodtrommeltje. Die
maken warm eten. Als ge hier werkmannen laat komen dan brengen die hun
gasvuurtje mee en nemen een middagpauze om gedurende anderhalf of twee uur hun
kostje te koken en te verorberen, om dan pas terug de slijpschijf en de
boormachine ter hand te nemen.
Dat hebben we dan noodgedwongen ook maar gedaan. Niet
de slijpschijf ter hand genomen, maar Paul avocados met ananas en garnaaltjes
laten bereiden en ik onze avonturen van de ochtend noteren. Ik moet wel, want
tegen vanavond ben ik alles toch al weer vergeten. Een fijne bezigheid, wat
huiselijke arbeid, in bikini in de zon, op ons onderste terrasje uit de wind.
Er konden maar drie bootjes tegelijk in de dubbele
sluis, dus wij moesten wachten op de tweede shift. Helemaal niet echt erg om nog
eens een half uurtje extra in de zon te moeten liggen.
De versluizing in twee verdiepingen was weer de
gewone georganiseerde chaos, maar iedereen sukkelt even erg, dus er is niets om
zich voor te generen. De meeste mensen zijn heel relax en kunnen er ook goed
mee lachen. De Duitsers hun boot is wel aan alle hoeken al zwaar beschadigd.
Die heeft er echt al danig de kantjes afgevaren zoals ze in Antwerpen zeggen.
Vanaf nu zouden om de paar kilometer sluizen met 1, 2
of 3 verdiepingen moeten passeren. Maar ook deze speciale manier werd al rap
een gewoonte, hoewel het nog altijd rondspringen was als vlooien in een
vlooiencircus.
Homps bleek een lieflijk stadje en jachthaventje,
maar wij komen om te varen, dingen gaan bezichtigen kunnen we even goed met de
auto doen. Wij willen varen, varen, varen
De sasseniers wonen in de schitterende sashuizen en
sommigen hebben er ook een klein handeltje rond gebouwd. Ze verkopen
zelfgemaakte confituren, wijn, souveniertjes, kruiden, water Een echt
gezellige boel. Ondertussen ging de nieuwe manier van versluizen me al zo goed
af dat ik tijdens de aktie met het boottouw in mijn handen alvast eens naar het
kraampje ging om een beschilderde kei en een kadertje uit te kiezen. Gaan
shoppen met uw boot aan de hand. Het was een heel nieuwe ervaring. Tegen dat de
sluis vol was en we moesten uitvaren had de weegschaal in mij vanzelfsprekend
haar keuze nog niet kunnen maken, dus waaiden we achter de sluis even aan voor
de uiteindelijke aankoop.
Twee plezante beschilderde keien, eentje met een
lavendelplant en eentje met een olijfboom, die als presse-papier konden dienst
doen. Een oprecht noodzakelijke aankoop want ons vaarplan vloog altijd weg, en
dat zou met deze zware stenen erop alvast niet meer gebeuren. Mijn oog was ook
nog op enkele naïeve schilderijtjes gevallen. Prints op stukjes multiplex, geen
grote kunst, maar wel geestig en voor ocharme 3 euro t stuk. Echt een heel
plezante manier van neringdoenerij hebben die sasseniers gevonden. Hoe
primitief hun kraampjes dan ook mogen zijn, hun draagbare computer om de
sluizen te bedienen is dat zeker niet. Er komt geen mankracht meer aan te pas,
gewoon kijken of alle boten veilig in het sas liggen en op de juiste knopjes
drukken.
In Jouarres verkochten ze tekeningen op houten
plankjes, de volgende sluizenier zijn bijverdienste bestond uit metaal gemaakte
dieren aan de man te brengen. Gelukkig stond ik aan de verkeerde kant van de
sluis, dus daar kon ik me alvast niet door laten verleiden. Onze boot lag ook
vooraan in de sluis en ik kreeg als eerste de volle lading water voor de boeg
dus ik moest echt wel al mijn kracht gebruiken om de boot in toom te houden.
Shoppen was er deze keer echt niet bij.
Onderweg zagen we verscheidene aqueducs, plaatsen
waar het canal over een brug over een rivier loopt en veel overlopen. Als het
kanaal vol is kunnen ze moeilijk de stop er uit trekken dus zijn er af en toe
voorzieningen getroffen om het desgewenst te laten overlopen in een
onderliggende waterloop. Sommigen overlopen zijn voorzien van een geplaveide
brug waarover de paarden met droge hoefjes konden lopen terwijl ze de boten
voorttrokken. Het graven van het kanaal heeft amper 15 jaar geduurd,
van 1665 tot 1681 - tijdens de regering van Louis XIV - het was op dat ogenblik
de grootste bouwwerf ter wereld.
In de meeste sluizen was plaats voor vier boten, als
ge het een beetje handig aanpakte. Eén heel klein, heel laag bootje raakte er
altijd nog bij. Het behoorde toe aan een man die al van juni onderweg was. Het
was een pezige, gepensioneerde Fransman uit de Charentes, die in de zomer de
mast en het zeil van zijn bootje haalde en een paar maanden de kanalen ging
bevaren. Hij bleek ook nog in het mini-dingetje te slapen én te koken.
Ongelofelijk! Terwijl we praatten, (versassen is altijd verbroederen met
iedereen omdat ge allemaal samen gehokt ligt en haast op mekaars schoot terecht
komt, gewild of ongewild) volgde mijn oog zijn meertouw. Tot mijn opperste
verbazing bleek dat vastgehouden te worden door een dame van makkelijk 100 kilo! Dus die moest
ook nog in dat kleine bootje slapen!!! Een sluis later kregen we te horen dat
ook de dochter al eens op bezoek kwam om een traject mee te varen, maar dat
daarvoor de boot eigenlijk iets te klein was In het overdekte gedeelte kunt ge
niet rechtop staan, ge kunt er enkel als mummies uzelf in schuiven. Hoe ge daar
nog kunt koken, ik snap er niks van. Ik veronderstel dat ze zoals vele mensen
op de oever hun eten klaarmaken op barbeques.
Het is grappig om de verschillen te bestuderen tussen
de vaarders. De meesten hebben gehuurde boten, in polyesther, log, breed, met
grote ramen en terrassen op verschillende niveaus. Anderen hebben een eigen
luxe jacht. Sommigen hebben heuse tot loodzware woonboten omgebouwde ellenlange
aken, met planten op het dek, zelfs tuintjes met prieeltjes waarin vredig een
poes of hond op het kunstgras ligt. En weer anderen hebben eigenhandig een
gedrocht uit oud metaal en hout ineengeflanst waar ge zelfs nog geen kippenhok
van zou durven maken. En toch blijft dat drijven.
Sommigen, zoals wij, vertrekken met voldoende
proviand voor enkele dagen en meren aan met piketten aan de oevers van het
kanaal, (waar enkele moedigen na de zware werkdag zelfs nog proberen hun eigen
vis te vangen!!) anderen kiezen resoluut om geparkeerd te liggen in de dure jachthavens
(25 euro per nacht) waar ze hun vaartuig op electriciteit en water kunnen
aansluiten, en op restaurant kunnen gaan dineren.
Maar één ding hebben ze allemaal gemeen : het zijn
echte levensgenieters. Iedereen wuift naar mekaar, of roept een bonjour, of
iets grappigs, en op alle franse boten staat de fles wijn op tafel.
Op deze hete dag hadden ook veel boten boegbeelden.
Zonnende mensen die lekker loom op de voorplecht liggen te soezen terwijl de
schipper stuurt. Leven aan 8
kilometer per uur, het is zalig. Alhoewel het ook zijn
stressy momenten kent, nog afgezien van het gejakker aan de sluizen. Door een
winderig, ietwat ongelukkig uitgevallen maneuver, sloeg plots onze glazen
terrasdeur dicht. Op slot. We waren buitengesloten uit onze kajuit gelukkig
had ik een keukenraampje openstaan langs waar ik naar binnen kon klimmen. En
nog gelukkiger was ik toen bleek dat het aanrecht deze keer niet vol afwas
stond. Zonder kleerscheuren raakte ik terug binnen en begon direct een systeem
te ontwerpen om in de deurrail te steken, zodat dit voorval ons alvast niet
meer kon gebeuren.
Vandaag konden we heel de dag in zwemkledij varen,
enkel voor het versassen draag ik een dikke winterse jogbroek. Een ietwat idioot
zicht zon dikke broek onder een bikinitopje, maar op die manier verzamel ik
veel minder schrammen en blauwe plekken op mijn benen. Mijn handen werden op de
duur heel pijnlijk van al het getrek aan touwen, dus was mijn outfit op de duur
gecompleteerd door een paar werkmanshandschoenen. Ik ben niet direct het toppunt
van elegantie, maar het is hier wel de ideale versas-kledij.
Net toen we de dubbele sluis van Saint Martin
uitvoeren bleek het 7 uur. Dan zit de sluiswachters hun dag er op en moet ge
wel blijven slapen op het stuk kanaal voor de volgende sluis die pas om 9 s
ochtends terug begint te werken. We zijn dus gestrand voor de driedubbele sluis
van Fonfile. Een mooi stuk kanaal met aan de rechteroever alleen maar
uitgestrekte wijnvelden, achter de andere oever loopt echter een baan. Gelukkig
geen drukke.
De zes boten die in dit traject ingesloten raakten
zochten allemaal een slaapplek. Sommigen kozen vlak voor de sluis te gaan
liggen, zodat ze morgenvroeg als eerste weg kunnen. Anderen gingen langs de
oever met de baan liggen om van de laatste zonnestralen te genieten. Wij kozen
de wijngaardenoever zodat ik enkele druifjes kon gaan plukken voor bij de
kaastafel.
In een wip stonden onze tafel en stoelen op het
bovenste terras en konden we onze tomates crevettes zitten oppeuzelen tussen de
takken van een eikenboom, waar doorheen het laatste zonlicht viel. Als dessert
verorberden we een assortiment Franse kazen met sla en olijven. De kok van Oud Sluys was weer in grootse vorm
vandaag.
Ik vraag me af waar de beginners vandaag naartoe
gewaaid en eventueel gestrand zijn, en of het Duitse koppel ondertussen al
gescheiden is. Niks beter voor een ongelukkig huwelijk dan samen te gaan varen.
Bij thuiskomst is er geen twijfel meer en zet ge direct de scheiding in gang.
Nu is het 10 uur, op de baan passeert om het kwartier
een auto, ik hoor wat bladeren ritselen en af en toe een waterwezentje plonzen.
De schipper/kok is een welverdiende douche aan het nemen en ik, de matroos en
boottrekker, zit op mijn terras met enkele motten op mijn vestje, een
alcoholvrij biertje binnen handbereik, te typen met handen die zo ruw zijn als
schuurpapier. Oh, wat kan het leven zalig zijn.
Op de Olonzac. Canal du Midi. Ergens achter Le Somail.
7. Mosselen in de bomen.
Na een geaccidenteerde nacht, met talloze toiletbezoeken, toch zalig wakker geworden op onze verlaten plek van het kanaal. (Ben ik blij met het nieuwe electrische toilet op dit type boot, de tijd van het met de hand vol- en leegpompen van de toiletpot is voorgoed voorbij.) Nog voor de ontbijttafel gedekt was kregen we al bezoek. Vijf eenden die duidelijk iets van ons verwachtten. Het leken wel onze poezen op zondag, als ze weten dat er hesp wordt uitgedeeld. Ik vond het veel te ongezond om die dieren ons zwaar zelfgebakken brood te voeren, hier is geschikt voedsel genoeg te vinden. Na een half uur bedelen besloten ze zich maar aan de ochtendwas te begeven. Dan ziet ge letterlijk het gezegde : De zorgen van u laten afglijden als water van een eendenrug, uitgebeeld worden. Het water glijdt in afgeronde plasjes van hun verenkleed zonder ook maar een pluimpje nat te maken. Op de duur waren ze ons gierige gezelschap zo beu dat ze besloten op de oever in het gras hun ontbijt te gaan opdissen.
Het was een ochtend vol zon maar we werden weggeblazen door een fikse wind. Die maakt het varen er niet makkelijker op. Zolang er geen tegenliggers zijn en er niet moet aangemeerd worden is het sportief varen. Maar ons aanlegmaneuver in de haven van Capestang zal wel in de vaargeschiedenis vermeld worden, vrees ik.
Er lagen veel boten en de vrije plekjes waren smal. We lagen in het midden te beslissen waar we ons tussen zouden wringen en onze boot besloot naar de wind te luisteren in plaats van naar zijn kapitein. Tot onze opperste verbazing, en afschuw, werden we naar het allerkleinste plekje geblazen. We hadden amper twee meter over en die moesten we proberen te verdelen om de oude schuit achter ons, en het moderne jacht voor ons, geen halve meter korter te maken. Ik sprong als een jonge geit met mijn enterhaak van boeg naar steven om de schade zoveel mogelijk te beperken. Als bij wonder lagen we plots aangemeerd. Ik stond daar met de boot aan zijn leiband en toen zag ik dat het een betalende haven was en dat we eerst de capitainerie moesten bezoeken. Dat was puur tijdverlies want we stopten hier gewoon even om water te kopen en onze mail te verzenden. Dit haventje had WiFi. Dus besloten we ons maneuver nog eens te herhalen om aan de overkant aan te leggen waar geen bordjes stonden. Ook daar lanceerden we ons, dreven in een smal plaatsje, en slaagden er in om zonder averij aan te leggen. En inderdaad op deze oever stonden die bordjes niet, hier plakten ze van de overkant onzichtbaar op de grond Ik zag dat er achter de brug geen kade was maar gewone, natuurlijke oever en we besloten daar dan maar even de piketten in de grond te gaan slaan.
Ik installeerde me op de achterplecht en begon vrolijk te typen terwijl Paul de oude stenen brug overwandelde om in de dienst van toerisme te gaan vragen waar we water en muggenmelk konden kopen en hoe het zat met de internet dienst. Bleek dat die pas om twee uur beschikbaar was. De Lidl was 2 kilometer fietsen, dus besloten we Nicols in Le Somail te bellen, misschien waren daar ook wel winkels. En inderdaad daar bleek op enkele kilometer een grote supermarkt, maar daar hebben we onze auto tot onze beschikking, en moest Paul niet met 12 flessen water balancerend op zijn fiets terug naar de boot rijden. Een veel comfortabelere oplossing. Internet dachten we te vinden in het kleine haventje vlak voor Le Somail, in Port la Robine. Fijn, op die manier hadden wij in het grote Capestang niets te zoeken. Voor de derde keer besloten we terug af te meren, de wind hielp ons een handje. Zij het in de verkeerde richting. Enfin, in Capestang zullen ze ons en onze Olonzac niet snel vergeten want ze hebben hem uitgebreid langs alle kanten kunnen bekijken.
We voeren verder langs de eindeloze, gedoemde, platanen - 42.000 van de 45.000 zullen alvast gerooid vanwege hun schimmelziekte - met daarachter uitgestrekte wijngaarden. We passeerden Port La Robine maar dat haventje bleek afgesloten met een bareel, dus vaarden we maar verder. In een ondertussen razende wind.
We vaarden onder één van de zeldzame ezelsrug-bruggetjes (uitgedacht door Leonardo da Vinci), recht Le Somail binnen. Het kleine mooie dorpje waar het bootverhuurbedrijf zich bevindt. We hadden geluk, de mensen die ná ons gehuurd hadden, hadden blijkbaar afgezegd en we mochten de boot, zoals oorspronkelijk gewenst, nu toch de volle 10 dagen huren! Tot onze grote vreugde moesten we ons bootje dus niet nu zaterdag al terug binnenbrengen en hebben we nog een week tijd om het kanaal richting Carcassonne te gaan verkennen.
We sloegen water in, sloten de batterij aan op het electriciteitsnet, en reden naar een supermarkt om onze etensvoorraad nog wat uit te breiden. Verse avocados, mosselen, een Chinois-taart, een meloen en enkele pakken drinkwater. Bij de apotheek haalden we een muggenspray, want heel soms komt er een mug aan te pas.
Paul mocht in het kantoortje van Nicols onze reisverhalen versturen en ondertussen redde ik hun hond van zijn ellendige, veel te lange, en in de war geraakte touw.
In Le Somail waaide het zo mogelijk nog harder dan elders omdat het dorp in een vlakte ligt. We besloten nog een uurtje verder te varen in de hoop een plek in de luwte te vinden. Onderweg zagen we andere boten zich voor de nacht nestelen. Aanmeren werd niet meer gedaan, iedereen liet zich gewoon aan-waaien. Tegen deze wind was geen boot, hoe groot ook, opgewassen. Paul zocht op de vaarkaart een bocht uit de wind en met zicht op de zonsondergang. Ondertussen passeerden we een koppel prachtige zwarte zwanen die blijkbaar wél konden navigeren bij sterke wind. Een kilometer verder vonden we een droomplekje, we lieten ons naar de oever waaien, ik maakte de boot voorlopig vast aan enkele platanen, en we konden gaan genieten van onze nieuwe thuis. Omdat er langs de oever een rudimentair bospaadje liep konden we de boot niet aan de bomen laten liggen. Te gevaarlijk moest er iemand het paadje gebruiken en over de touwen struikelen. Snel sloeg Paul de pikketten in de grond, ik legde de knopen, en klaar was kees. Ondertussen hadden de twee zwarte zwanen ons ingehaald, ze kwamen nieuwsgierig rond onze boot dobberen.
We sleepten onze terrastafel en twee stoelen naar ons dak en binnen het kwartier zaten we daar prinsheerlijk te aperitieven met zicht op de bergen in de verte en de zwanen die rond onze boot allerlei groen opvisten, en met de bewegingsloze platanentakken op nog geen 30 centimeter boven ons hoofd, als een natuurlijke luster. Paul maakte de uien en de look schoon en ik schreef ondertussen mijn reisverhaal.
Het gerecht dat op tafel verscheen was lekkerder dan we in eender welk gastronomisch restaurant onderweg hadden kunnen eten. Ja, ons Oud Sluys heeft er weer een ster bij! De piepkleine moules de bouchot (sommige amper een centimeter groot) in hun soepje van ui en look, geserveerd met zacht vers brood en gezouten boter, waren méér dan verrukkellijk. Ik viel er op aan zoals op de vlierbesjes gisteren. Het decor was natuurlijk ook met geen woorden te beschrijven. Van tussen onze bladstille bladeren zagen we de zon ondergaan en de maan opkomen. In ons vrij duistere decor zwommen nog twee bevers of otters voorbij. Deze keer maakten ze zelfs geluidjes.
De eenzame fietser die over de andere oever naar huis fietste zag ons niet eens zitten in ons hoge nest. Dat is ook één van de voordelen van dit model boot, het is enorm hoog, we torenen boven alle boten uit. We mogen dan klein zijn, we hebben alleszins overal het beste uitzicht. Natuurlijk hoge boten vangen veel wind Maar met deze boot zou ik wel het hele Canal du Midi willen afvaren, de volle 240 kilometer lang, van Toulouse tot Marseillan aan de Middellandse zee. Het kanaal, dat nu 300 jaar oud is en er destijds voor zorgde dat er via de Garonne in Toulouse een verbinding kwam tussen de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan, is waarschijnlijk nog even belangrijk voor de economie als het toen was. Zij het nu niet meer door de commerciële vaart maar dankzij de duizenden boottoeristen die van de schoonheid komen genieten en voor een bloeiende toeristische sector zorgen. Dat zou wel eens kunnen veranderen eens de platanen gerooid zijn...
Zo mogelijk werd ik vandaag nog ongelukkiger wakker dan gisteren. Aan al de stress heb ik een flinke buikloop overgehouden en een kop als een ketel. Het Canal du Midi bleek heel mooi, maar in mijn ogen, of beter gezegd, in mijn oren, heel lawaaierig. De wind, het klotsen van het water, het grotere aantal boten als tijdens onze vorige tocht in de Elzas, Ik besloot me maar terug onder mijn dons te stoppen in de kajuit met mijn doppen diep in mijn geteisterde oren gepropt. Niet direct de manier om van een kanaaltocht te genieten Alles samen leidde dit tot een reuze onweer. Deze keer niet buiten, maar binnen in de boot.
Alles was gelopen zoals ik al twee weken verwacht en voorzien had, als we per se de Belgische vrienden zouden moeten gaan bezoeken alvorens we aan de boottocht begonnen. Ik was het eigenlijk allemaal kots, kotsbeu.
De orkaan raasde uiteindelijk over, mijn oren waren er nu nog een pak slechter aan toe, maar we vaarden dan toch maar verder. De natuur was mooi, de zon straalde, maar ik voelde me rotter dan ooit. Om uiteindelijk aan het lawaai van de boot te ontsnappen besloot ik, na de tunnel du Malpas, even aan land te gaan en het oppidum van Ensérune te gaan bezoeken. De oude Keltische en Gallische resten van een 12de eeuws dorpje lagen boven op een heuvel. Te sudderen in de zon. De lucht rook heerlijk naar kruiden en warmte. De droge kruiden leken in bloei te staan. Allemaal witte ronde bloemetjes. Tot ik ze nader ging bekijken. Het bleken helemaal geen bloemen te zijn! Het waren huisjesslakken. Wit met roze schelpen van amper een centimeter groot. De dode sprietels zaten er vol van. Waar de diertjes van in leven bleven was me een raadsel.
De door cypressen omringde archeologische opgraving was interessant, maar nog veel boeiender was het museum. Er lag werkelijk een schat aan gebruiksvoorwerpen en juwelen tentoongesteld die er werden - en nog steeds worden - opgegraven. Het mooie was ook dat in elke kast een foto lag van het ogenblik dat de voorwerpen ontdekt werden - nog half bedolven met aarde - en telkens een inventarisje van wat er op die plek allemaal opgegraven was (tot en met de insekten), en daarachter stonden of lagen dan de betreffende, mooi gerestaureerde en opgepoetste, vondsten te pronken. Aardewerk, maar ook Romeins glas, parels, zwaarden, gespen, tegels, spingerief, weegschaaltjes, Indrukwekkend. Zo fijn, zo intact.
In het winkeltje kocht ik een grappige verkleur-ring met een Keltisch symbooltje. In het doosje was hij donkerblauw, vanaf het moment dat ik hem aan mijn vinger schoof veranderde hij in roze en daarna in goud. Iets later zag hij al terug blauw. Echt een speelgoedje voor het-negertje-in-mij. Er lag ook een houten doosje met een bomentarot. Stuk voor stuk kaarten met fijn getekende bomen met daarrond runen en keltische motieven. Kortom : onweerstaanbaar.
In de tuin voor het museum kon ik me neerploffen op een stoeltje en een cola drinken. Mijn ogen en oren deden pijn, ik was doodmoe, en na de flinke klim was het een verademing even te kunnen zitten in de rust van een enkele krekel, en de schitterende bomenkaarten één voor één in het zonlicht te kunnen bekijken. Bomen waarvan de blaadjes niet konden ritselen.
Wat deze heuvel extra speciaal maakte was het uitzicht op het uitgedroogde meer van Montadis. Een droge vijver waaruit stervormige kanalen vertrokken. Een zeer bizarre constructie uit de 13de eeuw. Al maar goed dat Von Däniken deze hoogst mysterieuze plek nooit gezien heeft, want ik mag er niet aan denken aan welke ruimtewezens hij dit kunstwerk zou toegeschreven hebben.
De weg naar beneden ging veel sneller, een warme bries streelde het landschap en verdampte ons zweet. Ik zou na dit fijne uitje wel weer tegen het lawaai van de boot en het water kunnen.
Niets was minder waar. We voeren tot aan de 9 sluisjes van Fonserannes, vlak voor Béziers, en maakten daar rechtsomkeer. Het had geen zin verder te varen want de dame van de dienst voor Toerisme had verteld dat hier het mooie, met platanen omzoomde deel, van het canal eindigde. Na Béziers zouden we toch maar door fabrieksterreinen varen. En trouwens, we hadden de sluizenreeks twee dagen geleden al van op het land bezichtigd.
En inderdaad, het deel voor Béziers is wondermooi, dat zag ik nu ik hetzelfde traject met mijn ogen open vaarde. De oevers van het kanaal zijn hier niet met beton of hout afgewerkt, de oevers zijn natuurlijk en de enorme wortels van de platanen reiken tot in het water. De bermen zijn meestal vrij hoog maar op het bovendek van onze Duo kunnen we er overheen kijken. Mensen in lage bootjes zien alleen maar gras en dat lijkt me vrij saai. Alhoewel, als ze naar boven kijken kunnen ze wel genieten van de enorme kruinen van de platanen, die zo groot zijn dat ze op smalle stukken van het kanaal mekaar bijna raken. Soms lijken we door een tunnel van groen te varen.
Ik wou per se dit najaar het kanaal nog zien, ten eerste omdat ik niet weet of ik volgende lente het lawaai van een boot nog zal kunnen verdragen, en ten tweede omdat de platanen ziek zijn. Ze zullen moeten gerooid worden. En dan is de charme van het Canal du Midi hopeloos verloren. Er is al een boel protest tegen het rooien van de prachtige, oude bomen gerezen, en president Sarkozy zelf zou zich er nu achter scharen om de bomen alsnog te redden. Toch zijn er al veel waar 1 of 2 groene strepen rond hun stam geschilderd zijn. Die zijn alvast ten dode opgeschreven. Zo triest. Platanen zijn weliswaar snelle groeiers, maar om deze bomenpracht te evenaren zal het toch makkelijk 20 of 30 jaar vergen. En dan nog...
Alleszins, hoe slecht ik me ook voel, ik heb deze schoonheid toch nog kunnen zien alvorens ze zal verdwijnen. Hopelijk wordt er een manier gevonden om de meeste bomen te redden
Omdat mijn kop vol zat met lawaai zijn we vroeg aangemeerd. Een mooie verlaten bocht in het kanaal, de meertouwen rond twee enorme plataanstammen, en we hadden onze thuis gevonden. Ik liep de steile oever op en stond aan de voet van de heuvel waarop het oppidum lag dat we eerder op de dag bezochten. De vegetatie was kruidig en haalde mijn benen open, maar de roerloze stilte was als kalmerende zalf op mijn oren. Ik dwaalde verder en verder tot aan de voet van de heuvel, en kwam terecht in een aards paradijs vol wilde perenbomen, amandelbomen en vlierstruiken. De vlierbessen waren overrijp. Ofwel waren ze verdroogd, ofwel was het bessenmoes. Ik kon ze niet plukken, ik moest gewoon in de trossen bijten. Wel uitkijken dat ik geen spinnetjes of andere insecten verzwolg. Ik stopte mijn kop in de bessen en vrat als een wild dier besjes. Nog nooit had ik zon zoete vlier gegeten! Ik vergat mijn pijnlijke ogen, mijn geteisterde oren en werd alleen nog mond. Ik ben er zeker van dat ik wat spinnen mee verorberd heb, maar ik heb ze alleszins niet geproefd. Toen ik de terugweg aanvatte was mijn rechterhand plakkerig paars en fotos nemen was er niet meer bij. Toen ik uiteindelijk terug aan boord sprong schrok Paul zich een hoedje. Hij dacht dat Dracula aan boord stapte. Mijn tanden waren oranje, heel de omgeving van mijn mond was paarsrood gekleurd, elk rimpeltje was een rood riviertje geworden. Ik zag er uit alsof ik net een dier verscheurd had. Hoe mijn handen er uit zagen wist ik wel, maar aan hoe mijn snuit er na dit zalige avontuur zou uit zien had ik natuurlijk niet gedacht.
De stilte van onze ligplaats was een zegen. De wind was gaan liggen, geen geruis, geen geklots. We aten vis uit blik met groenten en gebakken aardappeltjes op ons terrasje. Uit plastic borden met plastic bestek. Heerlijk. In de oeverrand hoorden we diertjes ritselen, op het water zagen we kringen, leven zit er hier genoeg. Plots zwom er zelfs een bever of een otter voorbij. Geluidloos. Alleen zijn neus, ogen en rug staken boven water, en zacht gleed hij verder, een lange V in het spiegelgladde wateroppervlak achter zich latend.
Op ons bovendek genoten we van een zonsondergang achter de platanen. Hun bladeren werden scherp zwart afgetekend tegen de oranje lucht. Een verkleurende Japanse pentekening. In een oorverdovende stilte. Geen huis of boot in de verste verte te zien. Alleen natuur en dan plots alles pikzwart met enkel een zwijgende halve maan die doorheen het gebladerte glimlachte.
Na enkele uren temidden van het gesnurk stapte ik verdrietig en uitgeput uit mijn bed. Zo triest dat ik me net op deze langverwachte dag zo slecht en moe moest voelen. Na een ontbijt buiten op de koele berg vertrokken we terug richting kust. Ik was zo moe dat ik heel de weg sliep. Ik werd even half-wakker om in Le Somail mee de boot in te laden en ook dat viel dik tegen want er stond een felle wind, die de miljoenen bladeren van de platanen aan de rand van het water liet ratelen als mitraillettes. Zonder oordoppen was er geen beginnen aan. De uitleg van de botenman kon ik niet volgen. Gelukkig wist ik alles nog van de vorige keer.
Dit Nicols-filiaal werkte duidelijk efficiënter als het vorige, hier zag ik dat ze mensen knopen leerden leggen, en alleen al hoe de touwen opgerold waren maakte duidelijk dat het er hier veel strikter aan toe ging. We kregen een gloednieuwe boot toevertrouwd. Er waren enkele verbeteringen aan het nieuwe model aangebracht. Een grote extra bergplaats onder de vloer, een ijskast op electriciteit (i.p.v. op butaangas) Kortom, hij was nog comfortabeler geworden.
Ik probeerde op het achterdek te zitten maar het klotsen van het water in combinatie met het geratel van het gebladerte en mijn vermoeide kop van het gedoe van de vorige avond maakten het me onmogelijk. Er vlogen een hoop kleine insecten die me overal beten, dus duffelde ik me in een trainingspak in, ik ging even in de kajuit op mijn bed liggen en viel alweer pardoes in slaap.
Om half negen s avonds (ik had heel de namiddag gemist ) werd ik gewekt om spaghetti te eten, ik vreesde dat ik nu wel klaar wakker zou zijn (na ongeveer 20 uur slaap in totaal), maar geen uur later lag ik al terug in een soort coma. De laatste twee maanden thuis had ik al vermoed dat mijn hyper-acusis was verergerd en dat blijkt nu ook wel degelijk het geval. Hetzelfde type bootje waar ik in mei totaal geen last van had geeft me nu flinke problemen. Oordoppen dragen haalt niets uit want dan hoor ik de bladeren en de wind niet meer, maar voel en hoor ik het gedaver van de motor nog erger. Dit keer zag de boottocht er niet veelbelovend uit.
Heel de nacht heeft het gegoten. De mensen
hier zijn er best gelukkig mee want ze hadden de laatste maand geen druppel
zien vallen. We ontbeten binnen in de heel ruime lichte living. De perzen waren
niet gelukkig omdat ze niet buiten mochten en ze lagen als plukken wol opgerold
in de zetel.
Ik vond het triest om al na twee nachten
mijn oase te moeten verlaten maar ons bootje is gereserveerd voor maandag dus
moeten we nu wel stilaan in de richting van Narbonne gaan evolueren. We pakten
ons boeltje in, ik schreef nog rap iets naar mijn Amerikaanse Facebook speelkameraden
(die het natuurlijk héél exotisch vinden dat ik in Frankrijk zit), en we laadden
de auto vol.
Jacqueline gaf me bij het afscheid een
zelfgemaakt tasje naar het model waar men vroeger in deze streek het brood in
warm hield. Lief! Ze maakt alle gordijnen en tafellakens zelf. De vijf
gastenkamers zijn elk in een eigen stijl en een aparte kleur ingericht en alle
textiel is door haar ontworpen. Ik ben toch zo verliefd op dat reuze,
smaakvolle L-vormige huis met de enorme geheime, discrete tuin. Ik verliet de
plek met veel spijt in mijn hart.
Paul wou per se oude vrienden bezoeken in
de Montagne Noires dus reden we richting Narbonne. Onderweg, net voor Béziers
kruisten we de canal du Midi net op de plaats waar de 9 sluizen van Fonserannes
en de afgedankte scheeplift liggen. (Die laatste zou een Belgische uitvinding
kunnen zijn want hij is nutteloos. Tegen dat hij klaar was was hier geen
commerciëel verkeer meer, gebeurde alle vervoer met grote zeeschepen, en moest
hij dus ook nooit gebruikt worden.) We besloten even van onze route af te
wijken om de kunstwerken van nabij te gaan bekijken want de lucht was
indrukwekkend mooi om te fotograferen. We kwamen er aan op het tijdstip waarop
versluisd werd. Het was een drukte van belang, wel 30 bootjes moesten versast
worden. Elke sluis is ovaal en er kunnen een zestal pleziervaartuigen tegelijk
in. Het was dikwijls een heel gewurm maar het lukte. Dat neemt echter niet weg
dat heel het proces toch wel makkelijk een uur zal duren. Maar plots gingen de
andere sluizen open, die van hierboven. De prachtige wolk besloot dat ze er
genoeg van had om haar regen op te houden en enkel maar een decoratieve rol te
spelen. We kregen een vlaag van jewelste op onze kop. Stom genoeg was Paul op
de terugweg naar de auto het kaartje van een bed and breakfast aan de haven
van le Somail verloren Hij kon dus door de stortregen terug, bergop langs alle
sluisjes, naar het winkeltje waar ik het kaartje meegenomen had. Nat tot op
zijn ziel, en onderbroek, kwam hij terug. Om de autozetel te sparen ging hij op
het eerste halfdroge plekje zijn kliedernatte kleren uittrekken om in zijn
onderbroek verder rijden. De razende regen op het autodak had mijn kop
ondertussen in een oorlogszone veranderd.
Onderweg belden we die toffe B en B op die
aan het kanaal in Somail lag, maar die bleek tot mijn grote spijt net zijn
laatste kamer verhuurd te hebben. We konden echter wel bij een collega boeken. Maar eerst moesten we nog de bergen in om
de Belgische vrienden te bezoeken.
Op 700 meter boven de
zeespiegel, nog 200 meter
hoger dan Saint Pons, lag hun arendsnest, omringd door steile weiden voor hun
paarden en schapen. Het uitzicht vanuit hun tuin was machtig,
heel in de diepte zagen we de kathedraal (in mijn ogen het kerkske) van Saint
Pons liggen. Zoals te verwachten en te voorzien stonden ze er op dat we bij hen
bleven logeren wat de onvermijdelijke slemppartij tot een gat in de nacht ten
gevolge had. En dat nét de avond voor ik wou dat we s morgens fit zouden zijn
om onze zo verlangde boottocht van vijf dagen aan te vatten
Als enige nuchtere mens zat ik daar
gevangen op die donkere berg. Mijn kop nog vol geratel van de helse regenbui
moest ik proberen het door mekaar gebral van een paar zatte mannen te volgen.
Niet prettig. Helemáál niet prettig. Uiteindelijk ben ik alleen in de stilte
van de auto gaan zitten die ik dan nog pas terug vond door met mijn gsm-lichtje
het bos af te zoeken. Mijn beste maatje was telefonisch niet te bereiken en
daar werd mijn eenzame nacht niet prettiger door. s Nachts kwam gelukkig mijn
vriendin nog voorbij om haar hond in haar bos uit te laten, zij had ook een
excuus gevonden om de ladderzatte mannen achter te laten. We hebben dan om één
uur s nachts met een zaklamp een boswandeling gemaakt. Allebei lekker zielig
onze wanhoop uitstortend over ons miserabele gezelschap. Iets na twee kwam er
dan een zatte beer de logeerkamer ingezwalpt die zich vrolijk snurkend naast
mij in bed liet rollen. Tot zover de stilte, van wat er nog overschoot, van deze
nacht. De nacht waarvan ik mijn rust zo nodig had.
Het franse ontbijt was heel verzorgd, maar
wij zijn nu eenmaal geen zoetebekken op dat uur van de dag. Gelukkig hebben we
onze eigen ijskast bij, gevuld met salamis en kaas, waar onze Franse vrienden
met afgrijzen naar kijken als we zoiets op onze nuchtere maag naar binnen
zitten te werken.
Na het ontbijt was het nog een beetje
grijzig dus besloot ik een tukje te gaan doen in mijn vorstelijke bed. Net na
de middag brak de zon in volle glorie door en verhuisde ik van bed. Nu was
eentje naast het zwembad beter geschikt. Lekker met de poezen liggen zonnen.
Hopen eindelijk eens een tintje te geven aan dat spierwitte vel van me.
Heerlijk om een hele dag in de grote
ommuurde tuin door te brengen en u afgesloten te voelen van al wat er zich in
de wereld afspeelt. Als ik daar zou wonen zou ik net als Jacqueline niet meer
op reis willen.
Het diner was iets te rijkelijk. Het was
zo lekker dat ik me schandelijk overeten heb. Ik ben dat natuurlijk niet meer
gewoon om op restaurant te eten. Eerst een slaatje met gevulde champignons,
vervolgens een flinke loze vink gemaakt van kippewit gevuld met tapenade en
omwikkeld met lapjes spek, met aardappeltjes, vervolgens vier stukjes
delicieuze kaas en daarna toen nog een mega-vullend mascarpone-dessert. Toen
Jacqueline en ik ons naar onze privé rooktafel begaven wou mijn buik niet meer
mee. Ik liep gewoon krom. God in Frankrijk, maar dan zwanger. Jacqueline en ik
zijn vier handen op 1 buik en nu hadden we dus zeker plaats om onze handen te
leggen.
Op de glazen tafel had ze vanavond een
tafelkleed gelegd om mijn oortjes te sparen, jammer genoeg hield het
dorpsbestuur minder rekening met de rust. Onze oase van stilte werd geteisterd,
ook hier in deze uithoek, door een boenke-boenke feest. Rond 23 uur vielen de
eerste dikke druppels, het Belgische weer had ons met enige vertraging
ingehaald. Natuurlijk is er geen bui te erg die ons twee er van zou kunnen
weerhouden om al lachend onze sigaret te blijven zitten roken onder de parasol
Na een kort nachtje een rijkelijk ontbijt
opgepeuzeld in de haast lege eetzaal van de Campanile. De akoestiek was weer
gruwelijk voor me en het terras jammer genoeg gesloten. Maar de pannenkoekskes
smaakten.
De eerste taak bestond uit een Aldi te
zoeken waar we une Therèse konden kopen, anders gaan er nog veel fotokes van
onze auto getrokken worden vrees ik. Een Medion GPS was nergens te vinden, dus
zullen we onze weg maar traag voortzetten. Zoals gisteren, geflitst worden aan
112 als ge 110 moogt, is echt te onnozel. Ondertussen ging ik in een Gifi op
zoek naar een beeldje van een kip omdat Jacqueline die verzamelt, maar ook ik
kwam van een kale reis terug.
Flink dutje gedaan. Sinds we onze eigen
kopkussens meenemen kan ik me een gezellig nestje bouwen op de achterbank. Rug-
en voetsteuntjes en nachtkastjes genoeg. Met al de rommel die tussen de zetels
staat raak ik bijna aan een tweepersoonsbed. Voor korte mensen dan wel.
Wakker geworden op de Autoroute du Soleil,
en ze maakte haar naam waar. Hier was het al 32°! Hm, misschien had ik toch
niet al die lange onderbroeken en damart t-shirts van de Spitsbergenreis moeten
inpakken?...
Onderweg stopten we aan het monument van la Porte du Soleil. Een
optisch heel interessant kunstwerk dat ideaal ligt aan deze autostrade van de
zon. Een ronde opening in een dikke cirkelvormige stenen schijf, waar een
trapje doorheen loopt, dat u naar een stenen pad leidt van waaruit ge een
kolossale ronde glanzende steen ziet. Van wel 10 meter doorsnede!
Naarmate ge afstand van het monument neemt ziet ge de enorme stenen zon door
het gat van de eerste schijf opkomen of ondergaan. Heel knap gevonden. Over een
paar eeuwen zullen ze hier wel een nieuwe Stonehenge van maken, of minstens
iets dat de Mayas hier geplant hebben om het einde van de wereld aan te
kondigen.
Toch wel fijn, nu de grote vakantie en het
lawaaiseizoen voorbij is, dat het mijn beurt is om mijn kop terug uit te laten.
Na een doorregende zomer binnen gezeten te hebben is het zalig om tussen de
rotsen te rijden, bossen en dalen te zien, en af en toe uit te stappen en een
hete zon te voelen. Mijn vakantieseizoen is nu wel beperkt tot het kalme
voorjaar en najaar, en het is fijn te weten dat het dan ook nog echt mooi weer
kan zijn. De weersvoorspelling voor vandaag in Frankrijk was : stormen over het
hele land. Nochtans rijden we al heel de dag in volle zon. Ik had dus helemaal
niet zo bang moeten zijn dat mijn kop kierewiet ging worden van de knallende
regen op de ruiten, het geklets van de ruitenwissers en het geraas van autos
op kletsnatte wegen. Een mens mag al eens chance hebben.
De verwelkoming in Le Canepière door
Jacqueline en Gilles was meer dan hartelijk. Hun oude poes was dit jaar
gestorven en nu lagen er twee dikke bollen wol, die bij nader inzien, twee perzische
poezen bleken. Coco en Chanel. Op de schaal van raskat een 10, in vergelijking waarmee
onze Cadfael die we vorig jaar uit Nîmes meenamen een 1 is. Oh, wat waren dat
toch zalige dagen die we hier vorig jaar met onze jonge vondeling doorbrachten
Het voelde als thuis komen. Er logeerden
twee Belgische dames uit Doornik in de kamer die we vorig jaar hadden betrokken,
dus werden we nu naar de Chambre Rouge geleid. Prachtig! Ik voelde me
Koningin Marie Antoinette! Sjieke, stijlvolle decoratie, alles in rood en
beige. De bedsponde bestond uit een Thais houtsnijwerk. De aanpalende grote
hypermoderne badkamer voelde zich perfect thuis in het oude zuiderse landhuis.
Hoewel het avond werd was het nog 28°, en
de temperatuur van het zwembad voelde heerlijk. Na onze maanden van regen was
de aankomst hier een verademing voor onze verkleumde botten. Alleen, en in een openluchtzwembad, kan ik
nog goed zwemmen zonder oordoppen. Wat me in het Zwarte Woud in het
binnenzwembad niet lukte vanwege de griezel-akoestiek.
Bij het aperitief zaten we allemaal samen
te praten in de enorme ommuurde tuin waar de twee jonge perzen speelden en in
de bomen klommen. Ook hier hebben ze kragen rond de stammen moeten aanbrengen
om de poezen te verhinderen de tuin te verlaten. Echte kattenliefhebbers zijn
allemaal hetzelfde, welke nationaliteit ze ook hebben.
Het diner aan de lange tafel buiten was
weer heel lekker. Vijf heerlijke gangen verorberen terwijl we met zijn zessen
zachtjes konden babbelen was voor mij weer feest. Alleen van het glazen
tafelblad hadden mijn oren last. Maar dat zou Jacqueline morgen wel oplossen.
Ze waakt over mijn oortjes als over een nest jonge katten.
Och, waarom alles beginnen te vertellen. Ik laat u gewoon stukjes reisverhaal lezen... Ik had ze meer als dagboek geschreven omdat ik me zo slecht voelde, maar sommige stukken kunnen evengoed als reisverhaal dienst doen.
Dus hier gaan we weer!
Donderdag 1 september 2011.
Campanile, Vandoeuvre-lès-Nancy.
1. Paintball met aardbeismaak.
Na een maand volgepropt met ellende - een poetsvrouw die 5 jaar bij u werkt en plots blijkt te stelen als de raven (als een hele vlucht raven zelfs) en die ge dan wel moet ontslagen ; de bangelijkste overstroming die we ooit al meemaakten, waarbij het water zelfs over het voetpad onder de winkeldeur binnenstroomde en die de kelder blank zette (alhoewel blank niet het juiste woord was, maar grijsbruin beter geschikt zou zijn) ; een huurder die overhaast wou intrekken nog voor de loodgieters en dakwerkers klaar waren met de renovaties ; mijn oudste vriendin die me mijne congé gaf omdat ik in haar ogen enkel nog een bron van ergernis en een vat vol zelfmedelijden ben ; en daarbovenop nog wat kleinere ellende - brak dan toch de lang verwachte zaterdag aan. De eerste dag zonder werkvolk, mét droge kelders én gerepareerde daken, een dag om heerlijk te rusten om zondag in te pakken en maandag, zoals al lang gepland, naar Frankrijk te vertrekken. Maar nee, er ging nog een staartje aan de miserie gebreid worden. Een poezestaartje.
Zaterdagavond in bed voelde ik tranen op mijn hand vallen, deze keer eens niet van mezelf, wel van Laathi. Dikke druppels rolden uit haar rechteroog. De volgende dag bleek het al een etterende oogontsteking geworden. De dierenarts raadde telefonisch Teramysine zalf aan, Paul rende naar de apotheek van wacht, en we begonnen de verzorging. Ze zou haar geneesmiddel moeten krijgen tot 3 dagen na de genezing... Wat nu?
Geen poetsvrouw meer die voor de poezen kwam zorgen, en de in nood opgetrommelde poespasser - woont achter de hoek, ziet dolgraag katten, is 100% betrouwbaar - maar is hyper-allergisch voor katten! Hij krijgt ademnood als hij ze aanraakt. Een ware heldendaad dat die vriend ons uit de nood wou helpen. Voedstervader spelen lukt nog net, maar Laathi verzorgen zou hij echt niet kunnen zonder zelf te stikken.
Maandag namen we Laathi mee naar de dierenarts en kreeg ze gerichtere oogdruppels. Om de twee uur moest ik ze toedienen en dan zou ze op enkele dagen genezen zijn. Mijn lieve Laathi ging overal met me mee en elke twee uur liep mijn gsm af : druppeltijd!. Al snel was mijn schuchtere beestje aan de behandeling gewend, ze werd door al de aandacht zelfs minder en minder schuw. Maar de vraag bleef wel : wie ging haar druppels geven als ik weg was?...
We besloten de reis alvast tot dinsdag uit te stellen en haar dan bij de dierenarts in het hospitaal (een kooi in een kelder) achter te laten, om ocharme 4 oogdruppels per dag toegediend te krijgen! Geen prettig vooruitzicht om mijn meest timide diertje in een kooi te laten opsluiten in een onbekende omgeving bij onbekende mensen, dus stelden we de reis maar weer een dag uit. Ik zocht ondertussen een alternatief in mijn - sinds die hyper-acusis toesloeg - flink ingekrompen vriendenkring, maar vond niemand die de mogelijkheid zag haar voor die twee dagen op te vangen en die dagelijkse vier druppels te geven. We besloten dan maar de hospitalisatie uit ons hoofd te zetten en pas te vertrekken als haar oog helemaal in orde was en ze nog haar laatste 8 extra druppels had gekregen. Dinsdagnacht bood een vriendin, die erg ver weg woont, spontaan aan om ze bij haar te komen brengen, maar daar was het ondertussen te laat voor. Desalniettemin ontdooide haar vriendelijke en gemeende aanbod mijn enigszins verbitterde hart.
Om donderdag 6 uur s avonds konden we eindelijk vertrekken. Laathis oog was sinds 48 uur weer in perfecte staat, de laatste druppels waren gegeven, en mijn lieverd was aanhankelijker dan ooit. Al het picknickgerief werd ingeladen, tot en met een onderlaken voor op de matras in de boot. We waren ons stadje nog niet uit of de aardbeien vlogen ons al om de oren. Paul had twee open doosjes op de hoedenplank gezet en bij de eerste coup de frein veranderden die in losgeslagen projectielen (paintball met aardbeismaak), die natuurlijk eerst terug bijeen moesten gezocht worden, want aardbeien die gemalen worden door vestjes en fototassen en nog wat andere bagage op de achterbank Nee, echt interessant zou dat niet worden. Zeker niet voor de pels van Irma.
Al vóór Hasselt noteerden we het eerste ding dat we vergeten waren : onze mobiele Trees. Om ons voor flitspalen te waarschuwen. Vervolgens hadden we harde eitjes om te knabbelen maar bleek het potje geen zoutvat maar een zoutmolentje. Probeer maar eens in één hand een ei te houden en met de andere hand aan zon ding te draaien. Overal verkruimeld ei en zout. Maar het gesukkel loste zichzelf snel op want na twee eitjes bleek de zoutpot al leeg.
Een beter voorteken was dat we al in Limburg een hele vlucht ooievaars over de autostrade zagen vliegen. Waarom nog verder rijden? We zouden al evengoed hier onze tenten kunnen opslaan. Maar ja, dat is waar, we hebben een bootje gehuurd en gaan op het Canal du Midi varen.
Door ons veel te late vertrek zouden we nu in twee dagen naar Narbonne moeten racen, in plaats van rustig 5 dagen langs mooie streken te rijden. Jammer, zon lang traject zal voor mijn kop geen pretje worden, maar de gezondheid van mijn poes gaat voor.
We stopten in Luxemburg, Paul ging mijn sigaretten kopen en ik probeerde een waanzinnig mooie zonsondergang te fotograferen met als voorgrond een gigantische electriciteitsmast en enkele tientallen geparkeerde vrachtwagens. Echt wel een indrukwekkende foto om de reis mee te beginnen. We zullen dit maar best niet als een voorteken zien want dan vaart onze boot volgende week tegen een zuidfranse ijsberg.
Na een uur misten we onze Trees wel degelijk want we kregen de eerste lichtflits in onze ogen Ik vrees dat er morgen onderweg een nieuwe gaat gekocht worden.
De pas gewassen auto is vuil, kleurig vuil, van aardbeirood tot eigeel, de achterbank is al tot een chaos herschapen door het zoeken naar rondgeslingerd fruit, de eerste slechte foto is genomen. Dus de vakantie is begonnen! En dat op de dag dat we vroeger terug naar school hadden gemoeten. Wat een luxe!
Tot onze verbazing geraakten we zelfs nog om 22h tot een Campanile hotel in Nancy. En nog beter : vlak ernaast was een Quick die nog een half uurtje open bleef en waar we helemaal alleen op het terras konden eten! Ik kon mijn geluk niet op! Eindelijk nog eens op restaurant, al is het dan maar een hamburgertent, voor mij is dat al feest!
Met een stoeltje voor mijn kamerdeur, in volle rust onder een flinke eikenboom, kon ik mijn eerste reisverhaaltje schrijven. Het enige dat ik hoorde was het plop plop plop van de vallende eikels op het gras. Een heerlijk geluid dat waarschijnlijk niemand anders dan ik kan horen. Zalig!
De zielige foto-oogst van deze dag is te zien op :