Alles is niet altijd zo gezellig geweest, nochtans, in mijn leven. Ik herinner mij, toen ik nog in São Paulo woonde, dat ik gedurende meerdere dagen te kampen had met hevige tandpijn. Zoals alle gezonde mensen hoopte ik erop dat de pijn met de dagen zou stillen, maar zoals altijd, als de nood het hoogst is, is de oplossing het verste weg. Ik had het kunnen vol houden tot op de zaterdagmiddag en toen ik eenmaal besloot een tandarts op te zoeken was het al te laat. In het centrum van de stad rond-dwalend, slaagde ik er niet in op een open tandartskantoor te stuiten en de pijn verhoogde met de minuut, vooral toen ik besefte dat ik er misschien voor de rest van het weekeinde mee geambeteerd zou worden. Op sommige ogenblikken bibberde ik van de pijn en dan opeens merkte ik een open deur, juist onder een reclamebordje, aankondigend dat er een arts op dienst was, bovenaan een steile trap. Ik dacht er geen twee minuten over en weg was ik, de trap op. Eens boven gearriveerd kon ik geen levende ziel ontdekken en kon ik op geen andere manier mijn aankomst melden: olá, is er iemand?? Het duurde ettelijke minuten en een tweede poging vooraleer er een jongen opdaagde, zestien jaar oud misschien. Ik legde hem beleefd mijn toestand uit en hij was één en al attentie. Op mijn vraag of de arts aanwezig was antwoordde hij dat, ongelukkig genoeg, zijn vader geroepen was geweest bij een dringend geval, ergens anders. Ik zag mijn kans op verlossing vanonder mijn ogen weg sluipen en besloot aan te dringen: awel, maar zijde zeker dat ik geen andere kan vinden, hier in de buurt... ik zal het niet meer kunnen volhouden tot maandag.. Hij staarde mij, met wat medelijden aan en bood mij zijn voorstel, op een weegschaal, aan: bon, als ge wilt kan ik zelf wel eens proberen, maar ik heb geen enkele ervaring, tenware mijn vader observerend gedurende het "tanden trekken".... als ge daar vijf frank voor over hebt...?? Jaja, zeker, natuurlijk, onmiddellijk, nu, voor eens en voor altijd, gaat uwen gang en neer zette ik mij, in de stoel. Geloof me, of niet, hij heeft me een tiental pikuren gegeven, heeft me mijn tand uit getrokken in een kwestie van seconden, ik heb er nooit iets van gevoeld en heb er nooit zo weinig voor betaald. Een volmaakte tandarts. Later heb ik er toch nog wat spijt van gekregen want mogelijk was er nog redding voor die tand geweest, maar wat wilt ge, nooit is alles volmaakt!!
Een minder gelukkig bezoek aan een tandarts gebeurde in Rio. Er was heel wat aan uw tanden te doen, kondigde de man onmiddellijk aan en ge zult vele keren moeten terug keren (hier, in Brazilië, deinzen de tandartsen er niet voor terug u didactisch uit te leggen hoeveel "nieuwe auto's" d.w.z. de prijs ervan, ze in uwe mismaakte mond zullen moeten steken, vooraleer hij, min of meer, lachbaar zal zijn). Hij stelde meteen één van zijn collega's voor, een jong vrouwtje, dat waarschijnlijk het beroep nog aan het leren was en die, op haar beurt, suggereerde terstond te beginnen met een zenuwbehandeling, aan één van mijn achterste kneedtanden. Ze noemen dat hier "het kanaal maken". Gedurende verschillende opeenvolgende dagen werkte ze er geconcentreerd aan, terwijl ze haar linkerborst gedurig, maar vanzelfsprekend onwillekeurig, over mijn rechterschouder wreef, tot mijne broek begon te spannen en ik bepaalde trucks moest aanwenden om de tent te verbergen. Het duurde ook zo verschrikkelijk lang en ik begon me af te vragen hoe diep dat kanaal eigenlijk wel was en ja hoor er kwam blijkbaar geen einde aan, want in het midden van één van mijn bezoeken, schudde ze ineens haar schouders op, verloste de druk van haar borst op mijn schouder en klagend bracht ze er uit: "ik geef het op, ik zal u doorspelen aan een collega van mij" en inderdaad, daar kwam hij aan gedaverd, blijkbaar zonder goesting om de behandeling aan het kanaal voort te zetten en wel integendeel, diene weerstandige tand er voor eens en voor altijd úit te trekken. En wat kan een mens doen in zo'n geval: niet reclameren hé aub, want anders kunt ge er onmiddellijk vanonderuit trekken, met een half kanaal. Ik beefde wel een beetje bij het vooruitzicht, maar kom, diene jonge tandarts moest toch wel weten wat hij aan het doen was, natuurlijk. Pas later vernam ik dat het ook zijne eerste tand was en dat hij toch met iemand moest beginnen hé!! Hij heeft dan, schijnt het, verdere praktische lessen gevolgd in het Amazonas gebied, vooral met talloze inwoners daar, die op geen tand meer of minder, rekenden. Hij vlijde mij voorzichtig neer op de zetel, begon hier te koteren en daar te wringen en niets, de tand bewoog gene fractie van een millimeter. Oervast en er duidelijk ín geroest. Er dus een tang bij gehaald en nogmaals probeerde hij de smeerlap goed vast te knijpen, om hem eruit te wringen. En weeral nietsmedalleke hé, geen enkele beweging erin te krijgen. Dan kwam hij te voorschijn met een nog grotere tang en het zweet begon mij uit te breken. Alleen maar van het zicht. Hij draaide de stoel nog wat verder naar beneden om nog dieper over mij te kunnen bukken en waarlijk, het zweet begon hem óók uit te breken... eerst op zijn voorhoofd en dan langs zijn wangen en kin heen, op míjn voorhoofd tuimelend, wat mijn eigen stroom zweet aanzienlijk deed verhogen. En de tand, die bewoog absoluut nietske hé meneer. Hartstikke niets, zoals een eeuwenoude ijk. Ik begon het gedoe met argwaan, of beter met stralende schrik, te beschouwen. En bloeden dat het deed en dan die eerste "krak", een stuk ervan en dan de tweede "krak" en dan dieper in het tandvlees peuteren om dichter bij de wortel te geraken en een nieuwe greep op de tand te krijgen en dan die felle pijn toen hij ineens dicht bij het overgeblevenpart zenuw geraakte en dat zweet dat niet op hield, integendeel, het zijne druppelde zelfs in mijn mond, die al zo lang zo wijd open stond gerekt dat ik er zelfs krampen van kreeg en het koude zweet het warme verving, wat me deed beven van de ontzetting, tot ik er opeens genoeg van had en me recht wrong en het uit schreeuwde: "stop ermee, ik wil onmiddellijk weg" en hij me bekommerd terug omlaag duwde en er, ook beverig, uit kon wringen, geduld lieve man, hij is er bijna uit en hij met een beiteltje en een hamer te voorschijn kwam en hamer hiér en hamer dáár en nietske hé, absoluut nietske hé en ik niet meer wist wat te doen, want hij wist het ook niet meer, terwijl het bloed overal rond spetterde, sijpelde en druppelde en toen besliste hij blijkbaar het op te geven, want hij strompelde verslagen naar een aangrenzend kantoor van een andere arts, waarvan hij even later terug keerde met een oude collega in zijn schaduw, die hem daarna geduldig toonde: ge zijt het verkeerd aan het doen hé manneke, zie hier, ge moet uw beiteltje op deze andere tand leggen hé en hem vervolgens gebruiken als een hefboom hé en hup, ziezoo... de tand wipt er zó uit, tot mijn grote opluchting, want ik was al twee kilogrammen kwijt geraakt en ik zweer u: ik heb hem niets betaald hé natuurlijk en ben als 't ware gevlucht van die plaats en beter nog, ben nooit ne meer terug gekeerd naar die vuile tandartskliniek... zelfs niet aan de overkant van de straat...
PS:
Ik voel me verplicht hulde te brengen aan een tandarts die ik onlangs in De Panne ontmoet heb. Niet alleen heeft hij mij met een nieuwe glimlach gelukkiger gemaakt, maar bovendien heb ik, gedurende enkele weinige bezoeken, de angst van tandartsen verloren. Zijn mals en veroverend West-Vlaams accent, is niet te vervangen. Dank u, Dr. J. Vanlerberghe!
Een koppel, de man rond de vijvenveertig en de vrouw rond de dertig, zijn met de auto van Gent naar Oostende aan het rijden. Na een eigenaardige, drukkende, stilte zegt de vrouw opeens tegen de man dat ze haar wettelijke scheiding, de volgende morgen, zal aanvragen. Ze voegt er kalm, maar vastberaden, aan toe dat ze in haar wekelijkse dansles een andere man heeft ontmoet waarop ze stapelverliefd is gevallen. Hij is jong, knap, danst uitstekend en heeft haar zijn liefde, gisteravond nog, verklaard. Helaas is hij werkloos en daarom is ze nu van plan enkele kleine gunstjes, met hem, af te spreken.
De man zegt niets en verhoogt de snelheid van de wagen van de zapige tachtig, naar een milde negentig km per uur. De vrouw, verzekerd van zijn kalm en begrijpend karakter, voegt er aan toe dat ze er op rekent dat hun beide kinderen, zonder verdere discussie, bij haar zullen mogen blijven inwonen en dat ze daarom zeventig percent van zijn wedde zal nodig hebben..
De man, blijkbaar diep nadenkend over die laatste, slechte berichten, drijft de snelheid van de auto langzaam op tot een veilige honderd km per uur. De vrouw, eigenlijk wat verrast door zijn voortdurend begrip, maar dan toch moedig voort tertend, voegt er aan toe dat ze ook verkiest in hun huis te blijven wonen, aangezien haar verse vrijer nog niet de gelegenheid heeft gehad zichzelf een woning aan te schaffen. Bovendien en voor diezelfde reden wil ze ook over hun auto beschikken.
Ietwat verbaasd vast stellend dat hij deze buikstootjes met merkwaardig begrip aan het incasseren is maakt ze er ook gebruik van hem te waarschuwen dat ze verlangt hun bankrekeningen en hun krediet kaarten alleen op háár naam te zetten.
De man, zonder enig teken van ontreddering of wanhoop, drijft de snelheid nog wat hoger op: honderd en twintig km per uur...
Een beetje geergerd over zijn langdurig stilzwijgen keert de vrouw zich om naar hem en vraagt aarzelend: en jij, wat ben je absoluut van plan voor jezelf te behouden?
De man, volledig geconcentreerd op de autostrada, verhoogt de snelheid naar een meer aangepaste honderd en veertig km per uur, terwijl hij tussen zijn tanden mompelt: "wees gerust moeke, ik moetekik absoluut nikske hebbenéé; ´k hebbekik al méér dan genoeg....., met den airbag!"
Buurmeisjes die iedere gezonde maar verwaarloosde man wenst te hebben
Na mijn terugkeer (op bezoek) van België, in de late jaren zeventig, heb ik dan mijn eerste appartement gekocht, dicht bij de Praça da Bandeira, waar Rudo Júnior toen plechtig in deze wereld is ontvangen geweest. Alhoewel ik in die dagen soms de tranen niet kon bedwingen, altijd alleen natuurlijk, voor redens die hier niet te pas komen, betekende zijn geboorte voor mij genoeg emotie om voor ene keer in een man's leven, ze zelfs niet in het publiek meester te kunnen zijn geweest. Vanaf het eerste ogenblik lag het er met pollepels op dat hij het vér zou brengen. Evenwichtig, intelligent, sober en wilskrachtig. Een droom van een jongen. Ze zeggen dat het gene van de intelligentie geërfd wordt van de moeder. Dat legt dus dát wel uit, in alle geval
Vanaf zijn eerste kreetjes kregen we dagelijks het bezoek van twee zusters, de dochters en hún nichtje van buren, die in hetzelfde residentiegebouw, enkele verdiepen lager, woonden om, onder andere dingen, op Júnior te letten en hem te vertroetelen. Zo groeide er vlug een overwelmende vriendschap tussen ons op. Intieme onderwerpen kwamen, vanaf het begin van ons contact, regelmatig en zonder schaamte, zelfs in de aanwezigheid van de jaloerse Hilma, op tafel. Nog jong, rond de achttien, maar al ervaren op het gebied van de seks, zouden beide zusters en dat nichtje, aan elkaar, zonder zich te storen aan mijn discrete aanwezigheid, uitleggen hoe en welke seks ze precies verkozen en bedreven met hun eventuele en/of toevallige vriendjes. Ze zouden, meestal met hun drieën aan de tafel verenigd, met hun hoofd op hun armen rustend en op hun tong bijtend, tekeningetjes zitten maken van verschillende soorten harde lullen waaruit het geil er met dikke stralen uit sprong en langdurig uitwijden over hun afmetingen, vorm of graad van kromheid. Ook de zak en de respectieve kloten kregen hun beurt. Daarna zouden ze elkaar herinneren aan de penis van de ene of de andere die ze gekend hadden, gevrijd hadden of niet en verwijzend naar het materiaal van hun neven (broers van hun nichtjes), bewezen dat ze blijkbaar zelfs intieme kennis hadden van hun eigen familieleden.
Nog eigenaardiger werd het pas echt toen de jongste van die twee zuster uitlegde, vanuit de achterbank van de auto, terwijl we naar het strand aan het rijden waren, aan de oudste, die van voren zat, hoe graag ze eigenlijk de anale seks bedreef. Het is een beetje zoals naar binnen kakken vergeleek ze, zonder het minste teken van verlegenheid. Eerst doet het wat pijn, maar daarna voelt het zalig, ging ze verder. Het nichtje daarentegen, nog maagd zoals ze zelf beweerde (waarin niemand geloofde), gedurende een bezoek aan mijn werkkamer samen met de jongste zuster, bleek de alternatieve, orale en manuale, seks te verkiezen, door het gemak dat het verschafte in de auto en in de bioscoop.
Daarna zouden ze, zich opeens naar mij wendend, alsof ze mijn aanwezigheid pas toen opgemerkt hadden, uitdagend en op wraak belust, me in een hoek van de kamer drijven om daar op mijn rug en schouders te springen en me een onderdanige pardon af te dwingen, op mijn knieën, vanwege de onbeleefdheid van mijn luisteren.
Een andere keer, terwijl Hilma gezellig in de keuken aan het rondpletsen was, zou de jongste zuster, die ook de sterkste en de grootste was van de drie, mijn rechterarm over haar rechterschouder trekken, mij haar rug, bukkend, toekerend, zoals in een judogreep, om me over haar rug heen te trachten doen kantelen, wat met mijn gewicht, natuurlijk, niet gemakkelijk was. Om haar te helpen en mijn weerstand te breken zouden de twee andere meisjes mij nerveus, overal, beginnen kittelen. Het enig merkbaar resultaat daarvan, echter, zou zijn dat mijn onderlichaam in een vreselijk direct contact werd gebracht met haar achterwerk en mijn lul, die al een beetje hard was geworden van al diene vuile praat, klem zou geraken tussen haar poepspleet. Het trekken en wrijven om me toch maar omver te draaien, plus dat gekietel, zou de toestand er niet op verbeteren. Integendeel. Maar dat schrok haar ook niet af. Ook integendeel. Op den duur zou een mens zich laten doen, maar ettelijke keren voelde ik, zonder daar speciaal naar gestreefd te hebben, hun volle borsten en mollige buiken op mijn rug wrijven en in mijn hals persen, tot ik hen, uitgeput, uiteindelijk toch om genade moest smeken.
Hun moeder was nu ook precies de heiligste niet, van de vier. We zouden dikwijls, allemaal samen, op de zaterdagavonden, een toen fameuse nachtclub (ik geloof de "Assyrius", in de Av. Rio Branco), in het centrum van Rio bezoeken, waar we, samen met Hilma, met wie ik toen nog steeds relaties had, urenlang blijven dansen. Doordat Hilma nogal rap moe werd, leende ze me, in volledig vertrouwen, uit aan de moeder, die, a propos, toen al weduwe was. Ze bleek altijd goesting te hebben naar een nader kontact en perste stevig haar onderbuik tegen de mijne, terwijl ze, wuivend en lachend naar Hilma, met mij over de dansvloer zweefde. Haar armen bleven altijd kuis over mijn schouders hangen, wat hielp om haar eigenaardig gedrag niet te verraden. Een erectie was echter, praktisch altijd, onvermijdbaar. De eerste keren pleegde ik verwoedde pogingen om die rechtstreekse druk te verlossen, door me wat méér naar links of naar rechts, ten opzichte van haar buik, te bewegen, maar ze zou me gewoon volgen en opnieuw plakken, terwijl stralend van het geluk, naar mij óp kijkend. Zonder schaamte, zoals dat blijkbaar in de gehele familie de gewoonte was. De zwakke verlichting en de schaduwen van de naakte meisjes die achter grote ruiten, aan de wanden, dansten, hielpen ook méé de heersende sfeer niet te verstoren. Hilma, van haar kant, zag niets en veronderstelde niets. Op den duur werd het een normale loop van zaken en moet ik eerlijk bekennen dat ik zo verschillende keren dicht bij een orgasme ben geraakt. Ik weet niet of dat voor de moeder voldoende was, maar méér dan dat is er echt niet gebeurd, tenware die ene verdere keer, waarover ik later misschien wel eens zal uitwijden (als er vraag naar is). Zonder schaamte; van beide kanten. Iets wat me eigenlijk van mezelf verbaasde, want ik ben altijd een nogal schuchter type geweest. Vooral op dat gebied. Ik denk dat het door haar leeftijd was (rond de veertig) en zelfs haar moederlijke zorg en figuur. Een vertrouwelijke zorg, waaraan zelfs Hilma niet twijfelde. Misschien dacht ze me een pleziertje te doen? Hilma had pas enkele maanden eerder "het licht" gegeven en ze veronderstelde dat ze nog in de heilperiode zat? (er was werkelijk een scheurtje in de omgeving daar, tussen de twee kanalen, over gebleven, wat ik verwijt aan een verstrooide dokter). Of betrof het zich om een natuurlijke drang naar simpel gedrag en zuiver genot, zonder die effectief te achtervolgen of compleet te willen maken?
Met de dochters was het in feite niet veel verschillend, maar Hilma zou er aandachtiger op letten. Toch heeft ze ons nooit op iets vreemds betrapt.
Op den duur echter begon mijn vrouw, elke keer dat ze bij hen thuis (in hun eigen appartement dus) op bezoek was, telefoontjes te ontvangen van een meiske dat haar dreigend aanraadde mij te verlaten, zogezegd omdat zij (dat meiske dus) mijn minnares was. Hilma werd daar natuurlijk ontzettend kwaad van, beschuldigde mij, zonder meer, van overspel en daar begon de eerste aftakeling van ons huwelijk. Een ongetemde jaloersheid. Zonder een werkelijke reden daarvoor, alleszins, van mijn kant, te hebben ontdekt, niet inbegrepen, natuurlijk, wat juist hierboven is vermeld geweest en eerlijk gezegd niet echt als overspel mag beschouwd worden. Ikzelf ben er nooit stil blijven bij staan, maar achteraf gezien denk ik toch dat iemand van die familie, die zo dicht bij ons leefde en deelde, gedurende de prille kinderjaren van Rudo Júnior en van wie Hilma nooit iets verdacht heeft, een mogelijke bron is geweest van die bijna dagelijkse, dreigende, telefoonverbindingen.
Wat later is de oudste van die twee zusters getrouwd met een andere Vlaming, die zich op een vrolijke oudejaarsavond, eindelijk, heeft laten verlokken op het strand van Copacabana en wie ze s nachts, in haar bed, letterlijk heeft ontmaagd. Ze heeft hem twee schone kinderen gegeven.
Ik weet niet of ze haar belofte heeft gehouden en haar dochter, kind nog toen, met haar vinger heeft ontmaagd, zodat ze daar zeker nooit ne meer last van zou hebben en de seks, van jongs af aan, als iets natuurlijks zou beschouwen. Haar woorden, toen.
Het nichtje heb ik langzaam uit het oog verloren, alhoewel die mij de grootste bekoring gaf. Ze had volle ronde borsten, met naar boven gerichte schijnwerpers, die altijd duidelijk te onderscheiden waren doorheen haar onschuldige, losse, T-shirts, waaronder ze nooit een bh droeg.
Gedurende ons relatief kort verblijf in onze eerste eigendom in Rio - vermeld in mijn vorige post - had ik me (overwegend dat ik definitief de eerste trede van de trap van mijn leven achterwege had gelaten en duidelijk bereid was nu ineens verschillende treden, in ene keer, te overwinnen) ook een nieuwe wagen aan geschaft. Nieuw, is bij manier van spreken natuurlijk, want de auto was wel degelijk een goedkope occasie geweest en ik, zijn tweede of derde eigenaar, op één rij. Het betrof zich om een Dodge Dart, een pracht van een wagen en een reuze motor. Een originele V-8. Hij hief werkelijk zijn neus op terwijl men het pedaal in duwde. Ook de esthetische vorm van de wagen was indrukwekkend. Het enige probleem ermee was dat er een lek in de radiator zat. Een klein gatje, maar een gatje. En ik had het niet op tijd gemerkt. Op de firma vonden ze de auto eigenlijk ook wel een beetje té pretentieus voor mijn ambt, in beschouwing genomen de hiërarchische tabel die door de Duitse Joden was ingehuldigd. Een president mocht zichzelf oppeppen met een ingevoerde Mercedes bijvoorbeeld, of een nationale Ford Landau, een enorm grote, luxueuze, wagen. Een directeur kon weg met een Ford Galaxi. Een algemene manager was toegelaten zich een Ford Admiral aan te schaffen en een gewone manager een GM Diplomata, bijvoorbeeld. Voor een sterfbare bediende zoals ik, in het begin van zijn carriere, waren er een hele rij wagens bestemd, zoals een Ford Corcel, een VW (eender welke, uitgezonderd het model Santana), de complete lijn van Fiat (vooral het model 147), enz , maar die Dodge Dart was net een beetje boven mijn status. Bovendien was het een te sportief model: twee deuren. Méér voor de zonen van de directeurs bestemd eigenlijk. In alle geval, gekocht was gekocht en het kon me verder geen barst meer schelen of ze het goed vonden, of minder goed. Het probleem was dat lek in de radiator en waarvoor er geen enkele aanduidmeter op het dashboard bestond.
Op een zonnige namiddag nam ik de familie, samen met twee zusters, dochters van buren, waarover ik in de volgende post meer zal uitwijden, méé op uitstap naar de stranden in het zuiden van Rio. De motor had wel wat tegen geprutteld maar ik dacht bij mezelf, wie een motor heeft met acht cilinders kan er, zonder gevaar, één of twee van verliezen en ik besloot later eens ná te gaan wat er juist verkeerd was. Toevallig waren we de woning van één van mijn directeurs aan het benaderen (die me vroeger al eens vragend en zelfs afkeurend had ná gekeken toen hij die luxeauto had opgemerkt) en op het ogenblik dat ik mijn lief verwittigde dat ze naar rechts moest kijken om het huis van mijn directeur te bewonderen, gaf de motor het ineens, met een luide knal, óp. De wagen bolde nog enkele meters verder en stopte precies vóór zijn woning. Aan diezelfde kant van de straat, dan nog. Let op dat het geplande traject méér dan tien kilometer bedroeg. Ik kreeg er de stuipen van in mijn lijf. Wat een tegenslag. Ik probeerde nog tevergeefs en wat neergebukt, om nieuwsgierige blikken te ontwijken, de motor op gang te brengen, maar zelfs de startmotor geraakte niet rond. Ik besefte in weinige ogenblikken, ook omwille van de rook (en de stank die er mee gepaard ging) die van onder de motorkap te voorschijn kwam, dat het zich om een definitief defect betrof. Een vastgelopen motor. Te wijten aan oververhitting, heel waarschijnlijk. Zonder water in de radiator. En de schaamte overviel mij. Ik duwde alle passagiers in een juist voorbij passerende taxi en vluchtte als het ware van die omgeving, bang dat ik was dat de directeur zijn neus ineens buiten zou steken om te vragen wat ik daar precies aan het doen was. Van de andere kant, er was geen locale herstelling mogelijk. Ter plaatse niet, maar ook in de garage niet. Ik besloot dus geen verder geld te verspillen met het weg slepen van dat kreng.
Een paar dagen later vroeg de directeur mij, langs zijn neus weg om, of dat mijn auto was, dáár juist voor zijn deur. En zonder blikken noch blozen antwoordde ik dat jawel, dat dat wel degelijk mijn auto was, maar dat ik hem een week eerder had verkocht .
Achteraf gezien denk ik dat hij zich waarschijnlijk heeft afgevraagd hoe ik juist te weten was gekomen dat mijn gewezen auto precies voor zijn deur was terecht gekomen. In alle geval, voor alle zekerheid, ben ik daar, geniepig, nog ne keer of tien voorbij gepasseerd, nu met mijn gloednieuwe (weeral bij manier van spreken natuurlijk) Alfa Romeo, om mij ervan te verzekeren dat iemand van die rijke mensen daar in de buurt, het initiatief had genomen een wegsleepdienst te contracteren en dat vuil tuig, voor eens en voor altijd, uit de weg te ruimen. Hun respectieve eigendommen geraakten stillekes aan uit de mode, met dat autokerkhof, dáár voor hun deur
In diene tijd ook vond ik het praktischer mijn auto op de parkeerplaats van de firma te bewaren toen ik verplicht was, gedurende meerdere dagen, sommige verre streken van Brazilië af te reizen en onmogelijk, vóór de respectieve weekeinden, terug thuis zou kunnen geraken. Op één van die keren, ná mijn terugkomst, werd ik uitgenodigd mij naar het kantoor van een generaal te begeven, in de firma, waar hij mij, met de nodige discipline, beval hem uit te leggen waarom mijn auto op die parkeerplaats was blijven staan, gedurende verschillende dagen, zonder hem daarvoor eerst om toelating gevraagd te hebben. Ik moet hier bekennen dat ik wel wist dat er een generaal door de firma was aangeworven geweest, maar ik wist niet precies met welk doel. In die tijd werden alle firmas uitgenodigd militairen tussen hun ambtenaars te schuiven, met het doel de eventuele aanwezigheid vast te stellen van communistische geesten, in het algemeen en andere soorten kinderopvreters, in het bijzonder. De raad was de volgende: hoe groter de firma, hoe groter de graad. In alle geval, ik was niet aan het spelen, ik was niet onverantwoordelijk en ik moest, in gevolg van die reis, nog tientallen rapports op maken, brieven schrijven en offers prepareren en ik vond zijn manier van spreken niet toepasselijk. Bijgevolg antwoordde ik hem, met alle letters: ik weet niet hoe gij noemt, wat gij hier doet en wie u hier deze stoel heeft toegewezen om néér te zitten. Niemand heeft mij u ooit voorgesteld. Bijgevolg: ik ken u niet. Als ge iets over mijn gedrag te reclameren hebt, zoek dan een directeur op en maak uw klachten officieel. Hij heeft me nooit ne meer lastig gevallen. Later hebben ze mij gezegd dat hij verantwoordelijk was voor die parkeerplaats .
Over confrontaties gesproken, de voortdurende aanvallen en schandalen van mijn ex-vrouw Hilma (we zijn tegenwoordig de beste vrienden), voor redens die ik praktisch nooit te weten kwam, haar talloze zelfmoord pogingen, waarvoor ze vooral het venster in onze slaapkamer, op het twaalfde verdiep, gebruikte (of beter: aanstalten maakte om het daarvoor te gebruiken), het werk dat me dag en nacht in beslag nam en de vele reizen naar de vier kanten van Brazilië, maakte ons huwelijk in minder dan twee jaar kapot. We zijn dan nog drie jaar samen blijven wonen en hebben nog lange tijd hetzelfde bed gedeeld, maar de seks was gone. Ik begon er langzaam op te letten dat de jonge meid die ons al een paar jaar vergezelde, mij met andere ogen begon aan te kijken en ik, geiler en geiler door het gebrek aan seks, ook háár natuurlijk. Vanaf het moment dat ik thuis geraakte van de firma tot de vroege uren in de morgen, zou ik me afzonderen in mijn werkkamer om daar, tussen twee voortdurend bijgevulde glazen, één met bier, gemengd met tomatensap en het ander met wodka, vermengd met appelsiensap, het schrijfwerk van de firma van de gehele dag, te voltooien. Tientallen brieven, telexen, memorandums en weet ik nog meer. Soms zou mijn hoofd, op den duur, op mijn armen neer zinken en zou ik stilletjes zitten schreien van de ellende.
Om terug te keren naar verhoudingen met wat ouder vrouwvolk, een andere, niet zo gelukkige, ontmoeting met een rijpere vrouw is gebeurd in Amsterdam, ter gelegenheid van een korte reis die ik, zonder mijn eerste vrouw Hilma (want ik had haar, wijs, gesuggereerd het gespaarde geld van haar vliegtuigtickets te gebruiken voor de aankoop van ons eerste appartement in Rio), naar België had ondernomen, samen met mijn broers D. en F. en respectieve wederheften en met de hiërarchisch superieure van één van hen, zoals zijzelf, een psycholoog, erbij (ik herinner mij haar naam niet meer). We waren dus met zijn zessen, zijnde twee echte koppels en twee alleenstaanden(?), wat ons, ik veronderstelde, ook eigenlijk een koppel maakte. Zij was, schat ik, rond de zestig. We hadden allemaal goed gegeten en gedronken die avond (D. eigenlijk wat minder, want hij was toen al bekommerd over zijn publiek gedrag), wanneer zijn vrouw verrukt vóór stelde ons naar verschillende seksshops in de omgeving te begeven, waarmee ik en dat oude madammeke dadelijk akkoord gingen, terwijl D., F. en vooral zijn ernstige echtgenote, aarzelend reageerden en zedig tegen pruttelden. Eens daar geraakt greep D.'s wederheft onmiddellijk naar een grote, of beter, de grootste, artificiële penissen die in de verlokkende rekken ten toon werden gesteld en die ze dan bewonderend begon te betasten en daarna, geilend, overhandde aan haar overste, waarschijnlijk met het oog op wat ze thuis niet ter beschikking hadden, nauwkeurig de omtrek en de lengte ervan schattend, terwijl ze daarna in vuile magazijntjes, onbeschaamd, begonnen te bladeren om ons allen de belangrijkste standjes aan te wijzen en verder de rijen rekken met videos af te lopen om er de meest schandalige uit te plukken (met eigenlijk weinig verklarende titels zoals: De uitpuilende ingewanden van zuster Thereza en De gulzige voorkeur van tante Denise, enz..) om die dan, onder elkaar, luidruchtig te bespreken, terwijl F.'s vrouw ongeduldig, met ene voet al buiten de deurdrempel, wanhopig aan zijn elleboog trok, die, zonder het goed te beseffen, met zijn andere hand de toevallig grootste penis, die hem voor ontleding was overhandigd, voor eventuele vergelijking, aan het ronddraaien was en D. met zichtbare afschuw naar al die, voor hem totaal onbekende voorwerpen (hij was ooit eens Chiroleider geweest) aan het staren was. Ikzelf kon niet nalaten, alleen, de afdeling Ebony-Girls op te zoeken
Omdat we ons al veel warmer aan het voelen waren (buiten was het degelijk aan het vriezen), nam D.'s helft resoluut het besluit zeker die Live Show niet te verliezen, aangekondigd door een reeks flitsende rode lichtjes, aan de andere kant van de straat. We zijn er dus allemaal deftig naar toe gestapt, net alsof we een museum gingen bezoeken, hebben rustig onze vooraf aangewezen plaatsen ingenomen, net alsof we dat bij de haarkapper doen en eerst met een niet te verbergen walging, maar daarna met geniepige blikken, om ons heen gegluurd om vast te stellen hoeveel (andere) vuilaards er wel verenigd waren in dat enge zaaltje. We moesten, eens het spektakel begonnen was, schuchter bekennen dat die acteur op de voorgrond niet helemaal slecht geschapen was, maar in compensatie, ook niet, zelfs van verre, een klein beetje, op ons eigen materiaal geleek. Dat was blijkbaar niet iets waar de aanwezeige vrouwen akkoord mee gingen, want hun ogen peilden uit hun kassen en voortdurend stootten ze hun ellebogen tegen elkaar om dan, aandringerig, naar voren te wijzen.. ohh ziededa ohhhhh .. etdedaniegezien wadden peird!
De sukkelaar begon echter moeilijkheden te ondervinden zijn zielig voorwerp recht te blijven houden en moest er zelf, af en toe, eens goed aan schudden om de band niet plat te zien lopen. Ik kon het niet nalaten, ondertussen, met gretige ogen, scheef naar die wat oudere vriendin te gluren, met het gedacht op een eventuele toekomstige verlossing van mijn lijden, verderop in de nacht. Tot mijn verrassing echter en zonder geduld om te weten of dat stel, daar van voren, eigenlijk al tot een besluit was gekomen, begon het koppel F. aanstalten te maken óp te staan en die vieze omgeving definitief te verlaten. Ook D. zat zich ongeduldig óp te trekken en verbaasd keek ik om naar zijn vrouw en vriendin om hun reactie te zien in verband met die onverwachte en zelfs bruuske verandering van situatie. Toen ook zij tenslotte besloten dat de avond erop zat, deed ik nog wat wanhopige pogingen om die lastige bult in mijn broek opzij te schuiven, zonder opgemerkt te worden en achter F.s rug weg, de gang in te sluipen. Zogezegd, zogedaan en iedereen, zonder veel overbodige woorden, eens het hotel binnengestapt, maakte aanstalten hun respectieve kamers binnen te strompelen.
Zonder de begrijpende steun van iemand opgemerkt te hebben en ná nog eens verlangend naar het wiegend, maar min of meer breed, achterwerk van de vriendin gegluurd te hebben besloot ik mij neer te leggen bij de wens van de meerderheid en ook mijn kamer op te zoeken, alhoewel hij, mijn beste vriend, zeker méér van die avond had verwacht. Tevergeefs trachtte ik in slaap te geraken, maar voortdurend kwam het gedacht me in mijn hoofd spoken dat die vriendin waarschijnlijk een meer expliciete benadering van mijn kant had nodig geacht. Ik begon mezelf een pure egoïst te vinden. Hoe kon ik dat arme schaap, met al haar onderdrukte koorts en juist vandaag, ver van Roeselare en al het geroddel, alléén laten? Hoe ver gaat de lafheid eigenlijk? Eerst zit men haar op te hitsen en dan opeens: goede nacht hé en tot morgen. Toen de kwelling groter werd dan de schaamte besloot ik aarzelend naar D. te bellen om hem zijn oprechte mening te vragen over de reden van mijn bezorgdheid en te vragen of hij het gepast vond dat ik haar opzocht in haar kamer. Het duurde wat vooraleer hij de telefoon opnam maar het was duidelijk dat hij nog niet aan het slapen was. Alhoewel de toon van zijn stem enkele noten hoger lag dan normaal, oordeelde ik dat dat niet aan het gebeuren was omwille van t één of t ander haar dat toevallig tussen zijn tanden was geraakt. Integendeel, hij gaf mij de indruk dat hij hakkend de laatste seconden aan het afwachten was vandaar zijn kort maar duidelijk antwoord op mijn vraag: NEEJEEEEE, tedjúúú !!
Tussen de ontmoette, andere, Vlamingen in Rio, was er ook een lesbisch meisje. Een jaar of twintig, van Brussel, met altijd wat te veel speeksel in haar mond. Ik vermoed dat ik weet waarom, maar dat komt hier niet te pas.
Vooraf door iedereen verwittigd van haar particuliere situatie onthield ik mij van pogingen haar óp te peppen, wat ze blijkbaar apprecieerde. Nochtans ontbrak me soms de dichte aanwezigheid van mensen van het ander geslacht en van mijn eigen ras en oorsprong. Ze heeft me verschillende keren op gezocht, altijd s avonds, sommige keren zelfs toen ik alleen thuis was en op mijn eentje door het venster zat te staren terwijl ik een fles korte drank aan het opzuipen was. Er is nooit iets gebeurd dat nu de moeite waard is te vertellen, maar gedurende één van deze gelegenheden heb ik toevallig vast kunnen stellen dat in het gebouw aan de overkant van de straat, een paar verdiepingen lager, er een jonge kerel woonde die niets liever deed dan zijn erectie door het venster te steken en er heftig aan te staan schudden iedere keer dat er een vrouw door mijn venster keek. Belachelijk eigenlijk, maar elke keer dat ik hem trachtte te verrassen, trok hij zich snel terug. Iedereen met zijn eigen gebrek natuurlijk
In datzelfde appartement ben ik ook verschillende keren bestolen geweest. Door onbezorgdheid of onoplettendheid, zoals gebeurd is met een radio/taperecorder, origineel nog vanuit mijn oud vaderland afkomstig, die onverklaarbaar is verdwenen op een vroege zondagmorgen, terwijl ik vers brood was gaan kopen. Toen ik terug kwam was het apparaat er niet meer. Eigenaardig was wel dat er een koppel in de woonkamer sliep, een ander koppel in de gastslaapkamer, nog een koppel in de kamer van de meid en dan nog een meisje in mijn eigen slaapkamer. En niemand had iets gezien of gehoord.
Van mijn buiten geparkeerde auto, een paar weken later, hebben ze eerst mijn mistlampen gestolen en dan later een andere radio/taperecorder. Op het strand hebben ze me ook meer dan ene keer bestolen en daar was het rapper gebeurd. De dief had mijn korte broek met het geld erin, juist achter mijn rug zien liggen, op het zand. Hij is rustig voorbij komen slenteren, heeft zich een beetje gebukt, heeft de broek opgepikt, het geld er wat verder uitgepeuterd en dan de rest laten vallen.
Soms echter was de dief intelligent en kon beter een uitstekende acteur geworden zijn, had iemand hem rap genoeg kunnen ontdekken. Gedurende een reis naar Manaus, waar elektronische apparaten opmerkelijk goedkoper waren, had ik mezelf een drie-in-één toestel gekocht. Radio, TV en Taperecorder. Een batje. Terug in Rio, ik begrijp nu niet meer waarom, besloot ik een advertentie te zetten in de krant om het voor het dubbel van de betaalde prijs te verkopen. Op een bepaald uur in de morgen belt de meid mij op in de firma om verward te vragen of ze echt dat toestel had moeten méé geven aan diene mens die het juist had opgehaald. Onmiddellijk begrijpend antwoordde ik haar met een vloekwoord, geraakte thuis in minder dan zes minuten en dertig seconden en waar was hij? Verdwenen met de wind. Hij had natuurlijk mijn advertentie in de krant gelezen, waar mijn adres in stond (wat een kemel van een flater was dat geweest), had beneden in het gebouw de naam van mijn meid ontdekt, had aan mijn deur gebeld en had haar uitgelegd dat, zoals hij met mij had afgesproken, hij het toestel (en sprak daarmee haar naam uit met alle letters, net alsof ik ze zorgvuldig voor hem had gespeld) was komen áf halen. Zonder haar wantrouwige verbazing in acht te nemen, vroeg of hij haar de telefoon te gebruiken om mij op te bellen en zo alles in propere borden te plaatsen, met wat ze akkoord is gegaan. Hij draaide een willekeurig nummer, zei hallo Rudo en voegde er aan toe: zoals afgesproken, ik ben hier bij u thuis, maar uw meid weet blijkbaar van niks, en daarom bel ik u, zodat de meid persoonlijk ziet dat alles in orde is, enzovoort . Feit is dat ze er van overtuigd is geraakt dat alles in orde was en dat ze hem het apparaat werkelijk mocht overhandigen, alhoewel ze het toch een beetje eigenaardig had gevonden dat, toen hij naar mij belde, hij rechtstreeks met mij begon te spreken terwijl zij normalerwijze altijd eerst moest passeren over de telefoniste, maar toen was hij al weg, met het toestel onder zijn oksel
Eigenaardig was het ook dat ik zo gemakkelijk te bedriegen was. Verschillende collegas op het werk vroegen mij regelmatig wat geld vóór te schieten, dat ze zogezegd de volgende dag, of de dag daarop, terug zouden keren, als t God belieft en dan, gedurende zes maanden, deden alsof hun neuzen bloedden. Het waren tien real aan de mens die de koffie opdiende; vijftig real aan de pas aangeworven Duitse manager (die zijn eerste wedde maar binnen de vijftien dagen zou ontvangen en een voorschot wilde, maar ontslagen werd vooraleer de maand voorbij was); vijfhonderd real aan de meter van Júnior (mijn enige, intussen overleden, zoon; later meer daarover), die in het archief van de firma werkte en die een paar ongerepte blanke borsten had (ze had vergeten het geld dat ik haar in twee gelegenheden had overhandigd om rekeningen voor mij in de bank te betalen, echt voor dat doel te gebruiken, terwijl ze het niet vergat er haar eigen rekeningen méé te vereffenen, maar tja.. wat wilt ge, een meter is een meter en dat heeft ook wat van zijn voordelen natuurlijk - ik heb haar dan daarna, uit pure wraak, in het openbaar onterfd van haar titel en naast haar naam, op het kladblad op mijn bureau, het woord ladrã geschreven = de vrouwelijke vertaling van dief).
Gedurende mijn vele reizen naar verschillende hoofdsteden van het land verstrekten de altijd op loer liggende dieven mij andere gelegenheden er later gezellig over te kunnen schrijven. Eens, in een hotel in Salvador, is het kamermeisje er vandoor gegaan met mijn uurwerk en mijn rekenmachientje, die daar onschuldig op het nachttafeltje lagen, terwijl ik beneden aan de hotelbar, aan het klagen was met de barman, dat men tegenwoordig niemand meer kon vertrouwen.
In Rio hebben ze me zelfs ooit eens een waakhond, een Duitse schaper, gestolen, die ik speciaal gekocht had om een huis te bewaken dat ik me, samen met een vlaamse vriend, had aan geworven.
Een andere keer, in Belém, in het Noorden van Brazilië, had ik drieëntwintigduizend dollars, in biljetten, ontvangen van een daar door iedereen herkende mega-smokkelaar, die ook toevallig de eigenaar was van een krant en die daarmee een deel van een pas bestelde machine wilde betalen. Op het hotel aangekomen stak ik het geld zorgvuldig in een groot bruin stuk inpakpapier, plakte het met verschillende repen tape toe en overhandigde het aan de hotel manager, die het, in mijn aanwezigheid, in de brandkast stak. Vandaar moest ik nog naar São Luis, Teresina, Fortaleza, Natal en Recife en het pakje volgde mij ongerept toe geplakt, van brandkast naar brandkast, tot ik, twee weken later, in Rio aan kwam en ontredderd vast stelde dat er elfhonderd dollars aan ontbraken. Waar en wanneer juist de diefstal gepleegd is weet ik niet, maar ik verdenk er de hotelmanager in het hotel Reis Magos in Natal van, de dader te zijn. Hij had aandachtig het pakje zitten bekijken en ronddraaien in zijn handen vooraleer hij het in de kluis propte. Hij was waarschijnlijk naar een gaatje aan het zoeken geweest, waardoor hij later enkele biljetjes heeft kunnen vissen. De smeerlap. Mijn directeur heeft mijn redens verstaan en ik ben er ongestraft van onderuit kunnen slippen. Eerlijke Rudo
Het klinkt misschien wat vreemd, voor de meeste mensen in België, dat hier in Brazilië het grootste aantal van de aangename avontuurtjes gebeuren met meiskes, laat ons zeggen, rond de twintig, zelfs toen ik zelf al, bijvoorbeeld, ver over de dertig was. Het zal misschien te zien hebben met de voorwaarden die alleen door de "markt" geregeld worden: veel aanbod doet de waarde van de goederen dalen. Toch zijn er omstandigheden geweest in mijn leven waarin rijpere dames de hoofdrol speelden.
Van wat oudere vrouwen gesproken, ik had er één leren kennen in een typische engelse pub genaamd Lord Jim, in Rio. Op speciale aanvraag van een buitenlander die bij de firma op bezoek was en er op aandrong me dáár op een pintje te trakteren. Zoals de originele cafés in Engeland werd de bel daar ook geklonken, stipt om één uur in de morgen. Zonder dansvloer, zonder muziek, met veel luid gepraat, met een plaats om de darden te gebruiken en met grote bierglazen. Er waren, zoals altijd, veel vrije meisjes aanwezig.
De Lord Jim werd meestal op gezocht door een klasse van meer ambitieuze vrouwen, die zelfs wat engels konden stameren, om daar zo te trachten een goede buitenlandse trouwpartij aan de haak te slaan. Van geld was er natuurlijk geen sprake. Ik had er zelf ook al eens één mee genomen naar mijn appartement (wat me een felle ruzie had opgeleverd vanwege de meid die het te weten was gekomen, langs de verraderlijke portier om), maar alles bij alles was het niet precies dát wat ik aan het zoeken was. Allez, ge kent dat, rond de dertig begint alles er al een beetje slapper uit te zien en te tasten en zo Toen ik haar terug zag, die avond, stelde ik haar voor aan mijn buitenlandse gast, die er vlug in gesprek mee geraakte. De volgende dag belde hij me verrukt op om me, geheimzinnig doend, mede te delen dat zij zo uitstekend aan zijn microfoon had gezongen die nacht en dat hij haar adres had vergeten te vragen om, gedurende zijn volgende bezoek, zeker de gelegenheid niet te verliezen zijn voortdurend stampvolle klootzak (hij was zo lelijk als de pest) nog maar eens goed te kunnen ledigen in haar bekkes, zoals hij het beklemtoonde.
Op een zekere keer was ik naar São Luis, hoofdstad van de Staat Maranhão, in het noorden van Brazilië, gereisd. Voor het werk, natuurlijk. Ik was de oostkust van het land aan het bezoeken, vertrekkend vanuit Rio, rechtstreeks naar Recife, op een maandagmorgen, dan naar Fortaleza en vervolgens Teresina en was toe gekomen op de luchthaven van São Luis, de vrijdagnamiddag. Ik vond nog juist de tijd om één klant te bezoeken en was me al geestelijk aan het voorbereiden op een lang en eenzaam weekeinde, daar. Toen ik, samen met de eigenaar, de installaties van de krant bezocht, deelde hij mij opeens mee dat hij juist het bezoek had van een andere buitenlander, die daar een elektronische machine aan het herstellen was. Toen we de bewuste kamer binnen stapten herkende ik meteen de rug van de mens die gebukt op de grond zat, bijna binnenin het toestel. Het was een andere West-Vlaming, die voor een concurrent van ons, in Rio, werkte. Eén van die echt toffe mensen, altijd goed gemoed en bereid om zonder schrik gelukkig te zijn. Het tegenovergestelde van de meeste Brusselaars die s avonds laat sardientjes eten en s anderendaags, op het werk, kaviaar boeren.
Na onze plicht vervuld te hebben, besloten we diezelfde avond samen dóór te brengen. Eten, drinken en kletsen tot een gat in de nacht. Opgewekt. Lachend.
s Morgens vroeg besloten we naar de haven te trekken om er eventueel een bootje te huren en een toertje rond het eiland te maken (São Luis, zoals drie andere hoofdsteden in Brazilië, is op een eiland gelegen, op enkele tientallen meters van het continent). Ongelukkig genoeg was het onmogelijk een gemotoriseerd plezierbootje te vinden, waar we eigenlijk op zoek naar waren en moesten we ons tevreden stellen met een vissers (roei)bootje, met de visser erbij. En dus: roeien maar.
Zoals echte matrozen duurde het niet lang vooraleer we de schipper wezen naar een strandje, op het vasteland, waar we een hele reeks cafeetjes bespeurden. Het was toen al dicht bij de noenen en mijn collega was hongerig en uit op een goed en compleet middagmaal. Ik, van mijn kant, kon niet van het bier en de caipirinhas blijven. Zoals overigens de visser, die niet elke dag zon gelegenheid aangeboden kreeg. En dus, drinken maar. En dan, pissen en dan opnieuw beginnen.
Een volledige weelde. En dan de meisjes die ons van ver hadden geroken. Dat kent ge wel. Veel pissen en altijd die laatste druppels die blijven plakken, onafhankelijk van hoeveel ge eráán schudt, balanceert, nijpt en wringt en dan toch vast moet stellen dat de laatste in uw onderbroek terecht is beland. Tenslotte, al ná de vieren, maakten we een afspraak met drie van die meisjes, om s avonds terug te keren, deftig gewassen en afgekuist, om wat te gaan dansen en wie weet, de dag volledig te maken
We waren daar gearriveerd met hoog tij en hadden de boot op het strand achter gelaten, degelijk geankerd, dicht bij de waterlijn. Het bleek een bijna volmaakt plat strand te zijn want toen we terug keerden was de zee, op zijn minst, vijftig meter terug getrokken. En daar zat hij. De boot. Deftig vast geankerd in het natte zand. We waren allen al wat verduisterd geraakt door de drank, maar toen we de toestand met ontzetting aanschouwden, kregen we opeens alle helderheid van de feiten terug in het zicht. En nu schipper? Wat is er gebeurd? Wiste gij dat dan niet? Hoe kan dat toch? Waarom hebt ge ons niet verwittigd? Hoe gaan we van zen leven terug naar São Luis geraken? Vooraleer de zee nog verder terug trok moesten we vliegensvlug de boot de richting van het water in duwen. We waren met zen drieën en stevig gebouwd. Het was een kwestie van energie. Gedaan met het drinken. Beginnen met het werken. En duwen en trekken maar. En de boot verroerde zich bijna niet, in het slurpende zand. En het zweet dat ons uit brak. En de ontreddering die zich meester van ons maakte. En te moeten vast stellen dat het water zich rapper terug trok dan wij vooruit geraakten. Zooo traaaaag..
We moesten op iets anders denken. En toen kreeg ik opeens de roeispaan in het oog. Die kon als koevoet gebruikt worden. Een rot aangespoeld boomstammetje, wat verder op het zand gevonden en parallel gelegd met de bodem, juist vóór de onderkant van de boot, zou als steunpunt kunnen dienen en hup met de roeispaan, een sprongetje vooruit met die stomme boot. En nog eens. En nu aan de andere kant. En opeens waren we rapper aan het vorderen dan het tij. En ik kreeg er zelfs de goesting van. Ritme is belangrijk. Rapper. We moeten rapper zijn dan de zee Tot op het moment dat ik wat overdreef en opeens, de roeispaan in mijn handen, juist in het midden, met een luid gekraak, in tweeën brak. Verbaasd keek de schipper naar de gebroken roeispaan en dan naar mij en dan terug naar de roeispaan..
Hoe machteloos ik me ineens voelde en hoe ik opeens absoluut geen goesting meer had er méé te lachen
Op dat juiste ogenblik kwam er een familie voorbij slenteren. Een koppel met drie kinderen. En ze waren bereid ons uit de nood te helpen. We hebben samen, in volmaakte stilte, de boot naar het water geduwd. Een uur werk. En dan zijn we zwijgend de boot in gestapt. En de visser bleef maar verwijtend naar mij kijken, terwijl hij, met één spaan, eerst de stroom mee en dan de stroming tegen op roeide, naar de haven toe, op het eiland. En zwoegen maar. En zweten. In een zigzag beweging. De overgebleven spaan geregeld van hand veranderend. Twee uur lang. Verstomd van diene flater
Eens aan gekomen heb ik hem eerlijk bedankt voor de uitstap. Maar ik heb geen woord gerept over de roeispaan. Tenslotte was het zijn schuld geweest. Wat weten wij van hoog en van laag tij? Niets keren niets, plus niets, vermenigvuldigd met niets. We hebben dan natuurlijk ook de afspraak met de meisjes gemist. Maar ik was ook tenden-op. Genoeg voor diene dag.
Op het werk, enkele weken later, haalde ik een kemel uit die me bijna mijn ontslag heeft veroorzaakt (gelukkig heb ik een goede engelbewaarder, of was het mijn eigen eerlijkheid?). Ze hadden mij gevraagd een grafische wereldtentoonstelling bij te wonen in Chicago en op de terugkeer ervan even binnen te springen in het kantoor in Boston, van onze exporteur daar, met de opdracht hen te waarschuwen dat we niet helemaal tevreden waren met hun diensten, vooral daar waar het de onkosten betrof. Háhá , ge moet dat alleen maar aan mij vragen!
Na ontvangen te zijn geweest op de luchthaven door een directeur van de firma en daarna door de joodse eigenaars, werd ik uitgenodigd van een plechtig en verdiend middagmaal te genieten, moment waarop ik werk begon te maken van mijn opdracht. De directeur recht in de ogen trotserend verweet ik hem ervan dat de commerciële en technische risicos verbonden met alle verwezenlijkte zaken altijd voor onze firma in Brazilië, opdraaiden; dat de investering in mensen om de machines te verkopen, te installeren en assistentie te verstrekken, de onze was; dat de verdere investeringen om machines in onze stock te behouden, samen met alle nodige reservestukken, ook de onze was en dat het werk om voor alle nodige importdocumenten, externe financiering en de rest van het papierwerk, inclusief shipping instructions, te zorgen, ook de onze was en dat we voor dat alles samen een nominale commissie verdienden van amper twintig percent op de prijs van de verkochte machines. Van de andere kant, dat zij, de export firma, die voor niets anders hadden te zorgen dan de machines aan de fabriek te bestellen en ze op te zenden, een mark-up aan de fabrieksprijs toevoegden die, hadden wij kunnen vaststellen, ook in de buurt lag van twintig percent, iets wat ons niet alleen uitprijsde ten opzichte van de concurrentie in onze lokale markt, maar ook oneerlijk was ten opzichte van onszelf, hun naaste medewerkers.
Gedurende de loop van mijn commentaar zag ik hem langzamerhand van kleur veranderen, terwijl het eten in zijn keel bleef haperen en op den duur oordeelde hij dat het hoog tijd werd er mee op te houden, want dat moest hij toch allemaal eens dringend gaan overdragen aan de eigenaars van de firma. De rekening was vlug betaald en weg waren we, terug naar het kantoor, waar hij me aan de tafel van zijn secretaresse in de steek liet en haar de opdracht gaf mij mijn plan te laten trekken en me zelf naar een gepaste hotelkamer te laten zoeken, terwijl hij, stomend, in het bureel van de eigenaars verdween.
Ik vroeg me af of ik niet wat te drastisch was geweest met mijn argumenten en begon voor mijn job te vrezen, vooral toen ik daar binnenin het kantoor de stemmen hoorde opzwepen (want ik verkoos net wat langer te blijven plakken, om de gevolgen van mijn misdaad onmiddellijk te vernemen), toen hij, rood als een kalkoen zijn hoofd buiten de deur stak en de opdracht gaf aan zijn secretaresse een telefoonverbinding te realiseren met mijn directeurs in Rio. Hij keek me zelfs niet meer aan.
De uitloop heb ik niet kunnen volgen, want ik verkoos, op dat ogenblik, de ijskoude wind van de maand november in Boston uit te dagen en me in een voor mij onbekende straat en stad te wagen, dan te blijven wachten op een aanrazend ontslag dat natuurlijk onmiddellijk geëist en waarschijnlijk toegestaan zou worden, in naam van hun uitstekende verhoudingen en het mutueel respect, opgebouwd gedurende de laatste tien jaren.
Het ontslag is dan toch niet onmiddellijk ontvangen geworden want ik heb mezelf in een onbekend hotel laten verdwijnen voor een paar dagen, om het stof te laten zinken en de Board of Directors van mijn eigen firma heeft mij, na mijn terugkeer in Rio, de kans gegeven mijzelf, vóór hen, in een daarvoor speciaal op getrommelde vergadering, uit te leggen. En dat heb ik gedaan zonder er een woord van af te trekken, of er een woord aan toe te voegen. Ze hebben zichzelf gerust zitten bekijken en zijn tot de beslissing gekomen dat ik niet alleen gelijk had maar méér dan dat: alle gelijk van de wereld (vandaag begrijp ik dat de eigenaars van de exportfirma in de VSA, mij waarschijnlijk hebben beschuldigd anti-joods te zijn). Het incident is officieel afgesloten geweest met een brief, waarin mijn firma beweerde dat ik een Belg was en dus de engelse taal niet helemaal perfect beheerste en dat zij het allemaal misschien ook wel een beetje verkeerd hadden verstaan, waarvoor ze zich verontschuldigden. En punt. En dat was ook weeral eens opgelost. En hun mark-up is wat later gedeeld geweest door twee en mijn prestige, integendeel, vermenigvuldigd met twee en nog later ben ik verantwoordelijk geweest voor ongeveer driekwart van hun omzet, in Brazilië.
Maar het was, toen, toch op het nippertje geweest, vond ik.
Mij vanaf deze gebeurtenis helemaal in vertrouwing nemend, wat de reden is geweest van mijn relatief succes hier, deed de directeur niet terug deinzen, gedurende meerdere gelegenheden, er zichzelf van te verzekeren dat ik volledig tevreden was in en met de firma en ondermeer, vlakaf te vragen of ik nog altijd content was met mijn toen overeengekomen wedde, wat ik, stommerik, elke keer, meteen heb beantwoord: jawel meneer, ik ben volledig tevreden
(In het land van de dieven is een eerlijk mens toch nog altijd een fortuin waard, vindt ge niet?)
Outro dia, eu fiquei revirando as minhas fotos antigas e me lembrando do passado. Um monte de boas lembranças e você faz parte deste passado. Naquele tempo era tudo por amizade. Pura amizade!
Você lembra que eu morava inicialmente na Rua Barata Ribeiro nº 200, no edifício Balança mas não Cai. Pois é. Você ainda morava em São Paulo. Vez ou outra eu encontrava a Regina (entre outras meninas) na boate Clube De Paris, onde eu procurava por amigas de verdade e ela me reclamava da sua indiferença para com ela. Ela se queixava que você não dava muita bola para ela e que ela era louquinha por você. Mas eu argumentava que você também amava ela, mas que não mostrava. Que você era Suíço e que todos os Suíços eram frios, quase gelados e que continham as suas emoções. Não as mostravam em público. Só pensavam, essencialmente, no dinheiro acumulado nos bancos do País deles, mas que o amor para ela, mesmo assim, era eterno e enraizado. Que ela não se preocupasse, que você a amava
E, graças a Deus, ela acreditava. Ficou sorridente e alegre e me assegurou que o amor dela para com você também era recíproco e verdadeira e que ela jamais iria trair você, ou então botar chifres de qualquer espécie.
Depois me mudei para a Rua República Do Peru e passei a freqüentar O Bolero, na Av. Atlântica, onde as mocinhas já pensavam mais em money, money.. (lembra?) e por isso continuei cultivando as amizades conquistadas no Clube De Paris, onde as mocinhas ainda aprendiam o oficio em troca de uma cervejinha e batatas fritas, divididas comigo, é claro
E elas realmente se preocupavam comigo, se viravam para mim e perguntavam preocupadas: Oi, você está bem, Rudo? Você está aparecendo meio triste, um pouco debilitado? (era minha tática). Eu respondia que não, de jeito nenhum e coisa e tal , mas elas insistiam: você tem algum problema intimo? Eu então disse com todas as palavras: de jeito nenhum!. O problema é que eu estou com o pau duro há mais de dois dias e não consigo uma parceira que faz amor comigo, sem cobrar nada! Todas só pensam em dinheiro e você sabe como eu sou puro, só penso em amor "
É verdade, elas confirmaram. Você é um verdadeira idealista. Podemos lhe ajudar com alguma coisa? Eu balançava a cabeça, para lá e para cá. Não, não podem. Agora, se vocês permitiram, gostaria de tirar umas fotos sensuais de vocês. Do tipo, nu artístico. Deitadas na cama. De bruços. Empinando um pouquinho as suas bundinhas para cima. Ou olhando pela janela, com as coxas aparecendo. Coisas assim. E elas me asseguravam que isto não representava problema algum e lá elas posavam, com os peitos de fora, sem calcinhas , subindo no parapeito da janela, deitando na cama e assim por diante
Eu ainda tentava evitar que aparecessem as xoxotinhas, para não ficar pornográfico demais, mas elas não se importavam muito e honestamente, as fotos ficavam ótimas.
Mas, cá entre nós, isto não me aliviava. O pau ficava duro do mesmo jeito e eu acho que elas viam, porque ficavam me fitando , lá em baixo , sem piscar os olhos. O que que há? Você está com a calça inchada, porque? Elas não aceitavam isto de jeito nenhum e diziam, com todas as palavras, que pretendiam dar um jeitinho na situação. Eu, envergonhado, abaixava a cabeça e murmurava: mas e os seus namorados?. Elas imediatamente me tranqüilizavam: Como assim jamais iremos fazer alguma coisa de errada agora você não pode ir dormir neste estado.. isto pode fazer mal para a sua saúde
Em seguida elas me diziam que, se eu quisesse, elas fariam uma chupetinha em mim. Sem maldade nenhuma e eu, só ficava pensando na minha educação religiosa, os meus princípios, o meu moral e principalmente na minha consciência e eu disse isto para elas: Isto está errado!!. Como assim, elas replicavam. Não queremos e não vamos trepar com você, de jeito nenhum. Jamais iríamos transar com outros homens, que não os nossos namorados. Nossos homens. Pode esquecer! Agora, uma coisa é uma coisa; outra coisa é outra coisa. Tocar uma punhetinha, fazer uma chupetinha isto é traição?? De jeito nenhum. Isto não é nada, nada mesmo. É um favorzinho de merda. Para quem está precisando. Sem favor algum. O que nos custa? Nadinha. Abre aí a sua calça, que num instante você vai ver. Ele vai baixar sem mais demora.
E de fato, elas efetuavam respeitosamente, sem a menor maldade, uma chupeta que a pessoa nunca mais esquece. E para não demorar muito elas julgaram adequado também tocar aquela punheta braba. Metade na mão, metade na boca. Uma delicia. Tudo sem o menor sinal de pecado. De coisa errada. Simplesmente um favorzinho sem significado nenhum. Nem custando nada para mim e muito menos, custando alguma coisa para elas
Eu lhe garanto, Gilbert, eu nem reparava, muitas vezes, a cor da calcinha delas, nem o tamanho dos peitos, embora elas me garantiam que, se eu quisesse, eu podia levantar eles, os seus peitos, eu quero dizer, para não atrapalhar a minha visão lá, mais em baixo, mas nem toquei, pensando no meu moral. Juro que não me lembro, até hoje, nem a cor da xota de algumas delas. Não sei se eram vermelhas, cor de rosa ou pretas. Só sei que eu dava cada espirrada, que, Deus que me perdoe, voava longe, acima da cabeça delas, embora alguma coisa ficava grudada no cabelo, mas elas nem se importavam diziam que era um ótima vitamina para cabelo e elas aproveitavam para espalhar bem
Você está vendo Gilbert, não acontecia nada demais. Pelo contrario. Era tudo por amor à boa causa. Por pura amizade
Veranderend van onderwerp en om mijn spanning wat te lossen moet ik hier nu naar een andere gebeurtenis verwijzen. Iets wat me een andere soort van spanning heeft verstrekt. Een vreselijke herinnering. De jacht op en de dood van verlaten kinderen. En de lafheid die ermee gepaard gaat. Ook vanwege diegenen die de moed niet hebben er tegenin te treden. Ik zelf inbegrepen.
Op een zaterdagavond was ik alleen naar de Roda Viva getrokken om er mijn beurt danspartijen op te eisen, goed te eten en te ontspannen. Toen het moment er aan kwam om me naar huis te wenden, vond ik mijn auto met een platte band terug. Ik had toen pas een Alfa Romeo gekocht. Een pracht van een wagen, maar een rotte carrosserie. Doordat ik mijn zondagskostuum had aan getrokken, pronkend als een puber, verkoos ik de diensten van een ventje te aanvaarden dat daar wat verdwaasd rond liep (later heb ik hem ervan verdacht dat hij eerst zelf een lek in de band heeft aangebracht om mij dan zijn hulp aan te kunnen bieden). Ik stond hem met belangstelling, maar moe, ga te slaan, om vier uur s morgens, terwijl hij aanstalten maakte zijn bekwaamheden uiteen te plooien. Mijn bedoeling was natuurlijk te vermijden zelf te moeten neerhurken om de krick onder de juiste plaats te wringen. Had ik toch maar gekeken, ik was er beter mee geweest. Het duurde geen twee minuten en ik hoorde een dof gesteun van een brekend stuk metaal. De dommerik had een holle buis uitgekozen, gebruikt om het achterwiel in de juiste positie te klemmen. Achteraf gezien kan ik er hem zelfs niet verantwoordelijk voor houden, want het was duidelijk zijn beroep niet. Tem andere het zag er ook niet naar uit dat hij over geld beschikte om mij te vergoeden voor de aangebrachte schade. Na hem woedend weggezonden te hebben, vastgesteld te hebben dat de auto niet meer rijdbaar was, vond ik het beter een vriend van het werk op te bellen, om mij te komen wegslepen. Zoals altijd in zon omstandigheden, altijd bereidwillig, was hij daar in minder dan een half uur. Ongelukkig genoeg had zijn autootje, een FIAT 147, geen kracht genoeg om zo een zware taak uit te voeren en gaf het tekens van overbelasting, ongeveer in het midden van de te overbruggen afstand, juist voor de Central Do Brasil, het centrale spoorwegstation in het centrum van Rio. Een uiterst gevaarlijke plaats op dat uur van de morgen. Maar er was niets aan te doen en mijn vriend beloofde een echte versleepwagen te gaan opzoeken, dicht bij hem thuis, waarna hij rap verdween in de duisternis. Daar stond ik, opeens alléén. Voor alle veiligheid duwde ik de auto wat verder in de goot, sloot hem van buiten af, leunde er tegen alsof ikzelf een dief was en wachtte - ietwat beverig - op een bevredigende uitkomst. Op een bepaald moment kwam er een andere witte FIAT 147 (wat me gedurende enkele ogenblikken hopend deed opkijken) aangereden die, met zingende banden, drie meter verder vóór mij stopte en waaruit twee mannen stormden. In plaats van op mij af te streven, zoals ik al aan het verwachten was, vlogen ze het pleintje op dat juist voor het station gelegen is en begonnen ze een jongetje te achtervolgen (dat ik toen nog niet eerder had opgemerkt) en dat schreeuwend en tierend van hen trachtte te ontsnappen. Ik verstond er geen barst van en begon me met schrik af te vragen hoe dat zou aflopen en waarom ikzelf eigenlijk niets deed. Ik schatte het kind op zowat tien of elf jaar. Toen ze hem eindelijk vast konden grijpen, sleepten ze hem woedend de auto in, wreedaardig op hem slaand, waar ze hem konden bereiken, terwijl hij wanhopig tegenspartelde en in de handen van de mannen beet. Dat vergrootte nog méér hun verschrikkelijke furie en het slaan veranderde in bonken. Bevend stond ik toe te kijken hoe ze hem de auto binnenduwden en dan met grote snelheid weg gierden. Door de achterruit van hun auto zag ik nog hoe het beuken intenser werd en hoe het jongetje niet ophield met spartelen. Nooit heb ik me, met doorknikkende knieën, zó laf gevoeld.
Later heb ik begrepen dat het om betaalde uitmoording ging. Commercieanten die voor een appel en een ei de diensten huren van gewezen politiemannen, om de verlaten kinderen (meestal zakdieven) uit te moorden, niet alleen om de straat, de wijk of het station zogezegd te reinigen, maar vooral omdat het zon zalige kick geeft aan die zieke mensen, die ooit eerder al eens de beulen waren geweest van politiek achtervolgde mensen. Ik ben er nog niet goed van, maar kan het nu beter begrijpen, na de uitleg gehoord te hebben van een vriend: Brazilië is een uiterst wilde kapitalistische staat, zelfs de grens van het wrede, het primitieve en het barbaarse overschrijdend, maar het heeft ook zijn socialistische kanten, zoals het hier genoemd wordt: A privatização dos lucros e a SOCIALIZAÇÃO dos prejuízos, wat in korte woorden vertaald mag worden als: het privatiseren van de winsten en het socialiseren van de verliezen. Resultaat: het slachten van de kinderen, de ouderen, de zieken, de mismaakte en de domme in het algemeen. Gemakkelijk, hé? Kom naar Brazilië, het land van de eeuwige toekomst
(Dit verhaal heb ik vele jaren geleden geschreven. Nu is alles, op dat gebied, al wat verbeterd)
Enkele weken daarop begon Carnaval: een uitstekende gelegenheid om alle vuile zielen te wassen. Er waren, zoals gewoonlijk, enkele vrienden overgekomen vanuit São Paulo en gedurende de zondag besloten we de Av. Rio Branco, de meest belangrijkste laan in het centrum van Rio, af te wandelen, op zoek naar schoon vrouwvolk, dat, zoals wij, ook uit was op een partner die de liefde zou bedrijven voor de liefde en niet voor het geld. We waren met zijn zessen en hadden de gehele laan, ongeveer twee kilometer lang, al ene keer volledig afgetjoold en hadden er krampen van over gehouden, vooral in onze nekken, doordat we voortdurend achterom hadden moeten gluren, links- of rechtsweg, om de voorbij passerende achterwerken nauwkeurig te onderzoeken en te overwegen of de die, of de deze, wel eigenlijk de moeite waard waren, of zouden kunnen worden, om er onze kriebelende peuters in te verbergen en tot het besluit te komen dat er geen enkel, puntje bij paaltje genomen, verwaarloosd mocht worden. We besloten de straat, in de omgekeerde richting, terug op te slenteren. Het aantal mensen begon opeens rap te stijgen en voor we het beseften zaten we in het midden van een stroom opeengestapelde sardientjes, vastgedrukt aan de vier kanten, waar het onmogelijk was aan te ontsnappen. We werden mee gestuwd door een algemeen vooruitstrevende beweging. Ik trachtte tevergeefs iedereen te verwittigen dicht bij elkaar te blijven, zodat we allen samen, veilig en wel, thuis zouden geraken. Mijn aandacht werd echter opeens getrokken naar een rij geweldig bruut opmarcherende jongens, allemaal rond de zestien, zeventien jaar oud, die ons voorbij streefden en wat verderop in de massa verdwenen. Nog een ogenblik later en tot mijn plotse verbazing week de massa zich daar ineens magisch uiteen en kwamen diezelfde jongens, nu wild schreeuwend, recht op ons af. Ik dacht nog bij mezelf, wat is er nu aan het gebeuren?, vooraleer ik ontredderd vaststelde dat twee van deze jongens elk van ons omringden, om het uurwerk, het fotoapparaat, het tasje of de dure zonnebril uit onze handen en van onze halzen, te rukken en ze op de grond te slingeren, terwijl de anderen er gretig naar toe sprongen en er lachend mee wég vluchtten. In amper één ogenblik waren we allemaal van elkaar verwijderd geraakt en was het elk voor zichzelf. Mijn tweede aanvaller had ik niet gezien, maar de eerste wel. Hij keek me recht in de ogen terwijl hij mij, mijn nog van mijn plechtige Communie afkomstig gouden (verguld?) uurwerk, van mijn pols af sleurde. In een flits van een seconde legde ik hem een beentje zodat hij op zijn rug viel en ik er bovenop, op zijn buik. Er was geen ontkomen aan, dacht ik. Dat uurwerk krijg ik nú wel dadelijk terug. Koortsachtig tastte ik zijn handen af, zijn zakken en zijn hemd en niets. Verdwenen. Verdomd. Opkijkend stelde ik vast dat het volk een cirkel rond ons had gevormd en dat iedereen ons belangstellend aan het observeren was om te zien hoe dat allemaal, verder, zou aflopen. Geduld hebben, dacht ik, is het beste. Ik lachte hem wreed, in zijn aangezicht, uit. Tracht er maar van onderuit te geraken, tierde ik hem toe. Het volgende ogenblik voelde ik iemand in mijn linkerhand bijten. Zijn makker was terug gekeerd om hem te redden. Bijt maar zo veel ge wilt, maar los geraakt hij niet. En zowaar, als men woedend is doet zelfs een beet geen pijn. Maar het begon toch wat te duren vooraleer een praktisch resultaat van dat vastklemmen te verkrijgen was. Nogmaals keek ik op. Niemand maakte aanstalten te helpen. Zijn makker had het opgegeven en was vloekend terug in de menigte verdwenen. Toen riep iemand: laat hem los, ze zullen terug keren en een mes in uwe rug steken. Dat wilde ik natuurlijk ook niet. Beter recht staan om mijn rug te beschermen. Wat kan een mens nog meer doen in zon omstandigheden? Los laten, hé! En dat heb ik dan gedaan. Beter zonder uurwerk aan uw pols dan met een mes in uw rug. Tien minuten later kwam de politie erbij. Wat is er gebeurd? Wat is er gebeurd? Ahhhh nietenmedalle milhardedju goat mor goan sloap'néé
Enkele maanden daar voren was ik verhuisd naar een veel beter appartement, met twee echte en ruime slaapkamers, ook in Copacabana, dicht bij het strand. Nog altijd gehuurd natuurlijk. Van een Joodse vrouw, alias, die me daarna moeilijkheden heeft bezorgd om het contract op te zeggen. Ze wilde persé een helemaal vernieuwd appartement terug krijgen, maar kom, dat is een ander verhaal waar niemand nu nog interesse in heeft. Zoals eerder al vermeld, D. en Mama hebben ons daar ooit eens bezocht.
Mijn vele avonturen in dat appartement, vóór ik met Hilma begon te vrijen, hebben zich opgestapeld en hielpen mij mijn liefde voor mijn eerdere secretaresse te vergeten. Plaatsen zoals de Roda Viva en de Bolero, werden praktisch dagelijks bezocht, op jacht naar gewillige, hete, meiskes. Samen met twee van die gringos, allebei Zwitsers, Gilbert Ducry en Gerald Musy, de eerste ook met een duidelijke voorkeur voor negerinnetjes en de tweede, later getrouwd met een verdachte vriendin van Hilma, hadden we, op een vrijdagavond, in de Roda Viva, drie meisjes leren kennen. Zoals het hoorde, bij de eerste stralen van de nieuwe dag, na veel gegeten, gedronken, gedanst en gewreven te hebben, besloten we, met iedereens akkoord, terug naar mijn appartement te streven, om daar de fel verwachtte climax te laten schetteren. Ik had toen pas mijn eerste occasie Ford Corcel kunnen kopen, die het regelmatig áf liet weten, met zijn njé, njé, njé en dan duwen maar. We gingen juist de hoek om slaan, nog op de Av. Copacabana, met de Rua Da República do Perú, toen mijn meisje, Fátima, afkomstig van Manaus (midden in het Amazonia gebied) en heet als een strijkijzer, ons ervan trachtte te overtuigen nog wat langer van de schemerende morgen te profiteren en een wandelingetske te maken op het strand. Eigenlijk had ik echt geen goesting en wilde ik rap, maar thuis, mijn jolende gans versmoren. Doordat de andere twee koppels niet echt tegen stribbelden liet ik mezelf toch maar overhalen en weg waren we. Één van de koppels bleef in de auto vrijen en het ander ging een andere richting op en verdween wat verder in de nog halve duisternis. Dicht bij de waterlijn legden we ons neer op het zand, mijn hemd gebruikend als laken. Na wat verwoed gekust en gewreven te hebben begon de goesting zich weer van mij meester te maken en doordat het meisje (later dan getrouwd met Gilbert en aan wie ze twee schone kinderen heeft gegeven) van geen ophouden wist, begon ik, voor het eerst in mijn leven, expliciete seks op het strand als een werkelijkheid te aanvaarden. Zij had haar rokje hoog opgetild, haar slipje met beide duimen wat naar beneden duwend, had me nog wat zenuwachtig getracht te helpen met mijn eigen broekrits, alhoewel die stomweg bleef haperen aan mijn bult, om dan uiteindelijk dan toch mijn bijna stikkende vogel de koele vrijheid van het strand áán te bieden. Alhoewel het voor het bestemde doel nogal kleine hemdje en het overal indringende zand me deftig begonnen te beletten het allemaal echt plezierig te vinden, voelde ik duidelijk dat ze lekker nat was en het me gemakkelijk zou maken, zonder veel voorbereiding, naar binnen te glijden. Eens zovér was ik niet meer te stoppen. Vooraleer me degelijk aan het werk te zetten, besliste ik nog eens goed rond te gluren om er zeker van te zijn dat mijn vrienden me niet aan het gadeslaan waren. Verder weg op het strand zag ik hun nog bewegende schaduw (later vernam ik dat het derde koppel, dat in de auto gebleven was, achteraf rustig naar het appartement was gewandeld). Terwijl het meisje al hevige en opeisende heupbewegingen aan het maken was (aliás, zoals overal beweerd wordt, de beste feministische bewegingen die er bestaan) besloot ik nog eens, voor de allerláátste keer, rap op te kijken, de waterlijn zoekend. Ik kreeg de schok van mijn leven toen ik, op minder dan twee meter afstand, een politieagent neer gebukt zag zitten, terwijl hij dreigend naar onze gemeenschappelijke vereniging aan het staren was. Ik bedoel, hij had geen enkele belangstelling voor de kleur van mijn ogen. Het meisje wist intussen van geen ophouden meer en was het ritme fel aan het opdrijven. Ik trachtte haar wanhopig maar tevergeefs tegen te houden door mijn buik strak naar beneden te drukken, maar zij beschouwde dat waarschijnlijk als een aandringende aanwakkering en de enige manier om het spektakel in ene stap stop te zetten was, me kordaat terug te trekken. Wat niet zo moeilijk was, aangezien de grootte van de schuldige indringer zienlijk ineen begon te schrompelen. Nu pas had ze ook het gevaar ontdekt en waren we bekwaam ons zo goed als mogelijk op te vouwen en bevend recht te strompelen. Terwijl ik schuchtere pogingen deed om die altijd hinderende rits terug naar boven te trekken, niettegenstaande de erin verzeild geraakte schaamharen, begonnen de woorden mij in het Portugees kort te schieten om juist uit te leggen wat we n-i-e-t aan het doen waren. De mens richtte zich nu ook langzaam op, met een duidelijke bult in zijn broek en zonder iets te zeggen bleef hij onze onderlichamen áán staren, gevangenistralies in zijn ogen weerspiegelend, vermoedde ik. Ik verstond dat op dat moment alleen geld onze doodzonde kon vergeven en ik trachtte wanhopig mijn laatste centen op te scharrelen. Zoals altijd in zulke omstandigheden kon ik, alle zakken nerveus uitpluizend, niet méér dan tien reais in munten samen peuteren (zoiets van een drie Euros) en besloot daarom het meisje onder druk te zetten om óók met wat geld te voorschijn te komen. Tenslotte was het haar schuld geweest. Ik had niet echt willen vogelen op dat vuile strand. Ik wilde thuis vogelen en wieweet, ook poepen misschien, ene keer toch wel. Ongelukkig genoeg had zij zelfs geen enkele cent bij zich. En die politieagent, die bleef maar kijken, nu van onderen naar boven, zonder één woord te uiten. Ik was nog bekwaam te stotteren dat ik thuis, daar dichtbij, graag nog een check zou kunnen gaan halen, als dat hoefde. Hij moest maar zeggen hoeveel juist ik moest in vullen. Zonder geen enkele reactie van zijn kant schoof ik het samen gepeuterde geld in zijn handen en begon strategisch naar achteren weg te schuiven. Tenslotte draaide ik me toch om, om de beloofde check vlug te gaan zoeken en sleurde het meisje mee. Ik heb niet verstaan of hij op mij zou blijven wachten of verder zou stappen om aan het ander koppel ook een soortgelijke verrassing te bezorgen. Feit is dat ik niet meer terug gekeerd ben. Toen we bij de auto aankwamen was dat ander koppel daar intussen ook al verzeild geraakt. Ik was woedend kwaad op dat heet spul en ik denk dat Gilbert haar daarna heeft zitten troosten en waarschijnlijk, een paar dagen later, mijn werk plechtig heeft voltooid. Een doodzonde, Rudo
Hopend mijn wegkwijnend hart terug met liefde te kunnen doen vullen, vroeg ik, enkele weken later, aan de secretaresse van de manager van het kantoor in Rio, Hilma, mij te vergezellen naar het eindejaarsfeest van de firma. Dat was dan al op het einde van 1973. Ze stemde, tot mijn gedeeltelijke verbazing, direct toe. Op dat feest, waar ze wel de knapste was, heb ik haar gevraagd met mij te vrijen. Nogmaals was het antwoord onmiddellijk positief. In amper twee maanden waren we officieel verloofd en zijn we getrouwd. Ondanks mijn zwaar vermoeden dat ze soms één van haar vijzen miste. Maar toen ik dát met absolute zekerheid vast stelde had ik al aan haar moeder beloofd, dat we, om in hetzelfde bed, bij haar thuis, te mogen slapen, we toch rap zouden trouwen. De verschillende feesten in Aperibé (een klein dorpje in het binnenland van de Staat van Rio De Janeiro), waar haar moeder, samen met nog negen andere broers en zusters, woonden, waren werkelijk weelderig. Drie of vier van die buitenlandse vrienden gingen geregeld met ons mee. Ongeveer vier uren rijden vanuit Rio. De uitgestrekte natuur, weiden met meertjes, kromme bomen die welgezegende schaduw verstrekten, paarden, koeien en honden. De vrijheid. De ontspannen sfeer. Alles wat ik wilde en nodig had. Het enige wat mij nogal tegen stak was dat haar moeder altijd en persoonlijk enkele kippen, in mijn aanwezigheid, om zeep wilde brengen, waar ik verwoed trachtte van te ontvluchtten. Maar ze was me altijd een stap vóór. Hilmas zusters, allemaal schone, zedige en brave(re) meisjes, uitzondering gemaakt voor haar oudste zus die een tang was, trachtten tevergeefs een vrijer tussen die buitenlanders los te peuteren. Zonder succes.
Van die oudste zuster gesproken, ze was getrouwd met de zoon van een rijke boer van de streek. Belangrijke ambtenaar van het plaatselijk kantoor van de Banco Do Brasil en gierig zoals ik, hadden we een gemeenschappelijke droom: zich onze eigen boerderij aan te schaffen in de streek en koeien en kalfkes kweken en verhandelen. Zo geraakten we soms in diepe hoopvolle gesprekken, terwijl we met ons tweeën, één half simpel kiekentje opvraten in een dichtbij gelegen café. Drank, onvermeidelijkerwijze, was er altijd en in overvloed bij. Omdat we het uur wat uit het oog verloren hadden nodigde die zuster ons uit om bij haar, in de woonkamer van haar appartement, op de grond, de nacht door te brengen. Toevallig was daar ook een vriendin van haar, van Niteroí (een strandstad juist vóór Rio gelegen), ongehuwd maar toch met een zoontje van een jaar of twaalf, plus een vriendje van hem, misschien dertien. Men besloot alle vrouwen in de enige slaapkamer te verzamelen, terwijl de twee mannen en de twee jongetjes, de woonkamer zouden betrekken. Mijn zogezegde schoonbroer, groot maar uiterst tenger van gestalte, lag dicht bij de muur; dan ik, ook op de grond en dan de twee jongens, samen op een min of meer brede sofá, aan de andere muur. Wat de verhouding betreft tussen die twee jongens, er was mij niets speciaals opgevallen, tot op dat ogenblik toch, maar die jonge vriend van de zoon van die vriendin had me erg lang en bewust de gehele avond zitten aanstaren. Het duurde niet lang vooraleer ik diep in slaap geraakte, bevorderd door de vele pintjes. Ik lag op mijn zijde, naar de rug van mijn schoonbroer toe gedraaid, maar op een veilige afstand natuurlijk. Ik moet eerlijk toegeven dat ik af en toe wel eens, onvrijwillig, met een halfharde, of zelfs met een hele harde piemel, midden in de nacht wakker wordt, maar deze keer was het vroeger gebeurd dan gewoonlijk. Die ene jongen, vriendje van dat zoontje, was naar beneden van de sofá gezakt, was naast mij, gehurkt, op zijn knieën gaan zitten en had, gebogen over mijn rug, zijn hand door de gulp van mijn onderbroek kunnen prutsen, waar hij, teder, met mijn harde piemel aan het spelen was. Was het een vrouwmens geweest, dan zou ik mijzelf toch nog een bult verschoten hebben, maar een jongen? Ik sprong direct recht, pakte mijn neergezakt laken mee en streefde, zonder één woord te zeggen, om geen schandaal te verwekken, naar de keuken, sloot de deur achter mij en probeerde, nog verdwaasd, na enkele minuten, terug in slaap te geraken. Ik stelde echter met ontzetting vast dat, moest er geen sleutel geweest zijn aan die deur, die jongen het niet zou opgegeven hebben. Het duurde minder dan vijf minuten vooraleer hij aan de klink begon te wriemelen. Hij had natuurlijk gedacht dat ik me opzettelijk had afgezonderd in de keuken om het gemakkelijker voor hem te maken. Het duurde nog eens vijf minuten vooraleer hij begreep dat ik niet van plan was op mijn beslissing terug te keren. Geloof me, zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Geen twijfel dat het zoontje van die vriendin, later, ook een homofiel is geworden.
In die dagen was het moeilijk echte pornografische tijdschriften te vinden in de krantenkiosken. Ze waren verboden door de militaire regering. In compensatie, ze waren ook niet echt nodig. De naaktheid en de seks, supernormaal gevonden door de grote meerderheid van het vrouwelijk geslacht, stroomde er langs alle kanten uit. Aan het strand, in de straat, in de cafés, overal eindelijk, zelfs bij hen en bij mij, thuis. Een speciale, aan de eigenaar van het appartement aangevraagde, open vouwbare en naar oude stof stinkende sofá (die bovendien kraakte zonder ophouden, wanneer bezet), die bestemd was voor het bevorderen, door mijn collegas, van hun seksuele uitspattingen en die ik in de eethoek had geplaatst, voor gebruik gedurende de rest van de dag, veroorzaakte me koude rillingen vanaf het ogenblik dat ik daar de aanwezigheid van een nest muizen in ontdekte, wat ik voor het eerst echt vaststelde toen ik op een rustige avond de krant zat te lezen op de troon in de WC en opeens vreemde flitsbewegingen meende op te merken aan de andere zijde van de openstaande deur. Na met verdubbelde, maar ook schrik aanwakkerende aandacht, dat feit nogmaals te hebben bevestigd, besloot ik de intussen nog overschietende en afwachtende afval terug naar zijn originele plaats óp te stuwen en helemaal verlamd op het bed plaats te gaan nemen, om al die bewegingen met ontzetting te blijven gadeslaan en om dan te beslissen dat in de gegeven situatie, niemand bekwaam zou zijn, in het donker, rustig te kunnen gaan slapen. De volgende dag weigerde ik het met muizen overbevolkte appartement terug binnen te treden en verplichtte ik de eigenaar, al over de zestig, die een ander, gelijkaardig, appartement betrok in datzelfde gebouw, mij plaatsgelegenheid te geven in zijn eigen woonkamer, tenminste toch voor zolang hij geen andere bestemming gaf aan die sofá en het vergezellende muizennest. Gedurende verschillende nachten hoorde ik hem, ongestoord, heftig zuchten en klagen met zijn vrouw, aan de andere kant van het fijne gordijntje, maar uiteindelijk heb ik dan toch terug kunnen keren naar mijn, nu onbesmette, levensruimte.
Intussen, op het werk, was ik in liefde gevallen met mijn eigen secretaresse, die juist vóór mijn glazen kantoorruimte zat en waarmee ik voortdurend, teder, de ogen kruiste. Een blond groot meisje met een erg aantrekkelijk lichaam en een verleidend, anglicaans, aangezichtje. Maagd, met alle zekerheid. Rond de achttien. Maar ze had al een vrijer; een onnozele beursmakelaar. Hoeveel keren heb ik haar niet nodeloos in mijn kantoor gelokt, om ze wat schuine praat te verkopen of overbodige briefjes te dicteren? Gewoon om haar dichtbij te hebben? Tot ik haar kon overtuigen, op een zekere namiddag, met mij uit te gaan. Anderhalf uur vroeger dan het sluituur. Voor mijzelf was het redelijk gemakkelijk een reden te geven aan de algemene manager. Ik had geen echt uurrooster. Maar voor haar was het moeilijker en van de andere kant, ze moest alle dagen op een bepaald uur thuis zijn. Na elkaar, op een vooraf afgesproken plaats, dicht bij het kantoor, te hebben ontmoet, reden we, in haar auto (want ik moest toen nog mijn eerste occasietje kopen, enkele weken later: een Ford Corcel), naar een klassieke café in de wijk Flamengo, waar we een uitstekend en kalmerend zicht hadden op de wijde Atlantische Oceaan, vóór ons. De tijd was wel wat kort maar de hete tongkussen en de opwrijving, achter het cafétafeltje, duurden wel lang genoeg om mij ervan te verzekeren dat ze ook niet helemaal onverschillig was ten opzichte van mij. De kelner begon zelfs ongeduldig naar ons te gluren, zodat ik mijn schouder er een beetje vóór moest houden, maar het was de moeite; een uitspatting van lust en voorál, ongetaamde liefde. Datzelfde weekeinde werden we uitgenodigd door een collega (zo scheel als een otter overigens gelukkig dat ik zelf met zo'n probleem niet heb te kampen), om de avond bij hem dóór te brengen. Hij had waarschijnlijk mijn tedere gevoelens voor haar óp gemerkt en wilde mij de kans geven haar, buiten de werkomgeving en in een neutrale sfeer, te ontmoeten (hij wist natuurlijk niet van onze geheime uitstap, enkele dagen eerder). Tot mijn verbazing dook ze ook op en was ze alléén. Na wat kleine praat verkocht te hebben heeft hij zachte muziek opgezet en ons uitgenodigd samen te dansen. In zijn woonkamer, terwijl hij zich beleefd naar de keuken terug trok. En we hebben gedanst. Bijna een vol uur lang. Met bevende knieën en in verliefde omhelzing. Uit eerbied heb ik haar dáár, in de woonkamer, niet willen kussen. Tot heden toe krijg ik kriebels in mijn rug als ik één van de afgespeelde liedjes op de radio hoor spelen: Pigeon in the Sky. Zon gelukkige herinnering. Helaas, ik was te jong en te ongeduldig om het helemaal wáár te maken. Ik wilde dat ze onmiddellijk besliste wie ze verkoos: ik, of die onnozele vrijer van haar, die toen al horens aan het dragen was en zeker alléén maar aan geld dacht. Enkele avonden daarna, eenzaam en met een fles rode Martini in mijn hoofd, heb ik haar opgebeld om het af te maken. De volgende dag heeft ze woedend haar ontslag ingediend. Ik heb er jaren lang van geleden. Weken en zelfs maanden later heeft ze nog ettelijke keren geprobeerd het contact met mij te herstellen, langs het werk om, waar ze, gedurende het middaguur, twee of drie keer per week, haar gewezen vriendinnen kwam opzoeken, terwijl ik haar radeloos trachtte te ontvluchten, om het brandende vuur niet op te wakkeren. Het zou, bij gebrek aan brandstof, MOETEN sterven. Toch schreef ik haar ettelijke, oneindig lange liefdesbrieven, stille getuigenissen van mijn lijden, s avonds laat, met een fles drank voor mijn ogen, waarin ik mijn troost wist te vinden. Daarna, al een beetje aangetast, trachtte ik me haar voor te stellen terwijl ze haar grote behoeften aan het doen was, gewoon om te trachten mij met afkeer te doen overstromen, maar het had geen duidelijk effect op mijn passie, vooral ook omdat ik me de geur niet kon herinneren. De brieven liggen hier nog ergens, hoog in een kast opgeborgen, tussen andere persoonlijke papieren, want ik heb ze nooit durven verzenden. Nú, zou ik haar niet meer verloren hebben. Ah, stomme Rudo
Over het verliezen van concentratie gesproken, dat herinnert er mij aan dat ik, wat eerder, nog in São Paulo wonend, eens een meisje had ontmoet in een biljartbar, waarmee ik enkele maanden lang heb blijven vrijen. Een knap gezichtje met fijne trekken (alhoewel haar aangezicht geweldig kon opblazen, net zoals een puit, waagde ik het haar te langdurig op haar mond te blijven kussen), een enorm paar, naar beneden rustende, borsten die ik altijd met wat ongeloof en zelfs gefascineerd aanstaarde omwille van het feit dat beide tepels van elkaar uit wég pronkten en een gretige gleuf die zichzelf met gulzigheid liet betroetelen (een samenvoeging van betasten en vertroetelen). Toch verloor ze rap haar ritme, mij meesleurend in krampachtige, ongezellige, heupbewegingen. Het begon toen ze mij er wilde van overtuigen dat ze goed kon dansen en besloot de leiding in haar armen te nemen. En dat was een misse. De gehele avond hebben we elkaar op de tenen getrapt, verontschuldiging gevraagd en beschaamd gebloosd. Gelukkig was het donker en niemand merkte ons kinderachtig gedoe op. Met al dat onwaardig gedrag echter begon ik op den duur een ongemakkelijke uitbreiding van mijn onderbroek te ondervinden, wat ik, na haar iets opmerkelijks aan gewezen te hebben, achter haar rug om, langs mijn broekzak heen, heb weten te verbergen door de oorzaak, die geklemd naar onder zat, naar boven te verschuiven. Mijn voorkeur tegensprekend was ze blond, maar toch had ze me weten heet te maken en toen het dansen over was bleef een sprong naar mijn nest de enige rechtvaardige uitweg. Voor ons beiden natuurlijk, want haar ogen blonken ook. En ze keek verwachtend naar het pakske in mijn broek. Op het bed geraakten we, ik vermoed nu, door háár voorkeur, op zijn hondjes terecht. Omdat ge dat standje waarschijnlijk nog nooit geprobeerd hebt (???!!), moet ik uitleggen dat het wijfje op haar knieën en haar ellebogen moet steunen en de man erachter, ook geknield. Zo maakt hij zijn handen vrij om op haar poepje te pletsen en in haar borsten te knijpen. Tenware dat ze te laag hangen, zoals het in mijn geval het geval was en ge u dan te veel moet bukken, wat lastig is voor uw ruggengraat. Mijn ding was er vlug in geraakt, want háár ding stond glinsterend naar de indringer te pinken. De eerste bewegingen waren de mijne. Eerst erin en dan eruit. Tot aan het randje. Dan er terug in en dan er terug uit. Heilig. Nogmaals. Langzaam. Ik voelde dat ze er ook lustig van begon te genieten (ik had een schemerlichtje op het nachttafeltje áán gelaten om er zeker van te zijn dat ik me niet van gat zou vergissen, want het andere begint normalerwijze ook wat te pinkeren en als ge dan niet oppast zit ge sowieso in de schijtriolering). Ik dacht bij mezelf: wat een plezier en daarmee begon ze ook aanstalten te maken part van het initiatief onder haar verantwoordelijkheid te nemen. Ik naar voren en zij naar achteren. Goed gecoördineerde, maar tegenovergestelde, bewegingen. Toen ik besloot het ritme wat óp te drijven miste ze echter opeens een halve slag en toen ik naar voren duwde, bewoog ze ook, onwillekeurig, naar voren. Ik besefte het niet dadelijk en gedurende een tiental seconden bewogen we alle twee tegelijk, naar voren en naar achteren; naar voren en naar achteren. Belachelijk eigenlijk, want ik miste iets . We geleken op een koppel kunstschaatsers. In perfecte synchronisatie. Ik merkte op dat zijzelf er niets verkeerds aan vond en toen ik stopte om de fout te herstellen, stopte zij ook. En we hervatten beiden op hetzelfde moment, met dezelfde foute beweging, onze liefdesdaad. Ik vroeg haar, een beetje nerveus, stil te blijven. Ik nam haar stevig bij de heupen vast en verplichtte haar de tegenovergestelde richting in te slaan. Gedurende een paar ogenblikken ging het uitstekend, maar toen ik de greep loste om aan haar harde tepels te peuteren, voelde ik dat we terug belachelijk aan het doen waren. Gebrek aan ritme. Dat was het. Ik zal niet langer uitwijden, maar het besluit is het volgende: om de anderhalve minuut moest ik een minuut wachten om terug op het juiste ritme te geraken en toen ik uiteindelijk gereed begon te geraken en ik mijn blik verdwaasd naar het plafond richtte, verloor ik op datzelfde moment terug mijn greep aan haar lenden en er onnozel uitslippend spoot ik, in een vernederend pisboogske, mijn straal naar het beddenlaken toe. Een volledige teleurstelling. Een flater. Spreek me niet meer van blonde
Eens was er een Hollander over gekomen (weeral vanuit São Paulo). Een typische afgevaardigde van ons buurland. Jan was enorm groot en zwaar en toch liep hij, overtuigd van zichzelf, rechtop, net alsof hij plezier had in het leven. Hij had een voortdurend roosachtig gekleurde huid, was blond, had bolle wangen en een altijd in een lach geplooide, eerder kleine (me aan het hol van een kieken herinnerende) mond. Hij was enkele maanden voordien toegekomen vanuit Zuid Afrika, waar hij een paar jaar, beroepshalve, had gewoond. Hij had me, wat eerder in São Paulo nog en na een paar tong verlossende biertjes, onder alle voorbehoud, opgebiecht dat hij daar heimelijk een paar echte negerinnetjes geniepig had geneukt, waarvoor hij speciaal de krottenwijken, rond de stad, had opgezocht. Dat was streng verboden toen en bewezen overschrijdingen werden normalerwijze gestraft met enkele maanden gevangenis of, alternatief, een gepeperde boete. Hier in Brazilië was de goesting er niet op verminderd. Zonder restricties en integendeel, met iedereens aanmoediging wilde hij er gebruik van maken alle onderdrukte voorkeuren volledig hun vrije gang te laten gaan. Ik had speciaal twee mulatjes uitgenodigd en de toffe sfeer was er rap in geraakt. Eerst wat rode wijn om warm te geraken; dan wat bier om af te koelen en dan wat caipirinhas, om in de juiste stemming te geraken. Alhoewel het helemaal niet nodig was die meisjes te versieren, want ze wisten precies en van tevoren, waarom ze precies uitgenodigd waren geweest, begon Jan hun aandacht te trekken op zijn lichtblauw gekleurde ogen, door die voortdurend wijder en wijder open te sperren en opzettelijk kunstmatig in hun kassen rond te draaien, net alsof hij verwonderd was door de ene of de andere gebeurtenis. De meisjes waren daar natuurlijk wel erg van verrukt, maar wat ze eigenlijk nog méér wilden, was over te gaan naar de zondige daden. En dat mocht zelfs in het donker. Ikzelf vond het allemaal een beetje hilarisch, maar besloot de wekker nog wat verder op te winden door hem, in het Vlaams, sterk aan te wakkeren vooral nog eens een extra keer de heldere kleur van zijn ogen aan de meisjes te doen pronken, eraan toevoegend dat ze, terwijl hij effekes was gaan pis-schen, ze bewonderende commentaar hadden gelost over die grootste en meest belangrijkste eigenschap van hem. Iets wat geld niet kan betalen en uiteindelijk de droom is van alle Braziliaanse vrouwen. Dat was meer dan reden genoeg om zijn ogen nog wat extra wijder open te sperren en rond te draaien. Natuurlijk liet ik intussen ook zijn glas niet leeg staan en besloot ik alles opnieuw te beginnen. Eerst een glas witte wijn om terug warm te geraken, bier erop om wat af te koelen en een ander caipirinha om er de juiste stemming terug in te brengen. Na deze nieuwe verfrissende lading vroeg hij nogmaals excuus en strompelde hij, voor de tweede keer, naar het toilet. Een beetje ongerust door het nogal lang uitblijven besloot ik eens te gaan loeren om te zien wat er juist aan het gebeuren was. Hij zat op zijn knieën vóór de WC kom, met zijn fel zwetend, nu ongelooflijk verbleekt hoofd, over de bril gewenteld, wachtend op een nieuwe, zich intussen al aanmeldende, lading braaksel. Die nacht heeft hij niet meer gevogeld. We hebben hem samen naar zijn slaaphoek gesleurd, een vreselijk vermoeiende taak en dan heb ik het tweede meisje, helaas zonder verzadiging, naar huis moeten zenden. De volgende morgen, gedurende het ontbijt, murmelde hij wat (zonder iets over het gebeurde van de vorige avond te reppen) over het gebrek aan een bidet in de badkamer. Ik vroeg hem verbaasd het waarom van die eigenaardige opmerking, van een man komende in alle geval en hij legde me op een schoolmeesterachtige toon uit dat hij, om zijn gat schoon te vegen, zelden papier gebruikte en wel degelijk zijn schijthol over een ferme straal stromend warm water gewoon was te mikken.
Het was duidelijk een goede borst en ik heb er spijt van gevoeld toen hij enkele weken later ontslagen werd door de kantoorchef in São Paulo, op aanraden van de manager van Rio. Die, zich niet helemaal op zijn gemak voelend gedurende vliegtuigreizen, had besloten deel te nemen aan een drukmachine tentoonstelling daar, met zijn toen pas aangeschafte nieuwe wagen, een Dodge Admiral, speciaal voor managers bedoeld (want de Ford Landaus waren voor de directeurs). Mét chauffeur. Een afstand van ongeveer vierhonderd kilometer. Op de laatste dag werd er, omwille van de succesvolle zaken die gesloten waren geweest gedurende de show, een cocktail gehouden in het kantoor van onze firma, waar niet alleen de belangrijkste werknemers waren voor uitgenodigd maar ook enkele goede klanten. Het wilde lukken dat de chauffeur, gedurende de loop van de cocktail, zich onpas had beginnen te voelen en gepest door een slappe afgang, verkoos met een taxi terug te keren naar het hotel. De manager, enkele uren later, riep me aan een kant en vroeg me of ik bereid was hem terug te voeren, samen met enkele van zijn klanten, naar het hotel, in het centrum van São Paulo. Ik verkoos de uitnodiging beleefd te weigeren, niet alleen vanwege de talloze drankjes die ik toen al, halvelings verborgen achter een strategische hoek, ingeslikt had maar ook omdat ik, beweerde ik, geen enkel benul had van hoe juist ik dat hotel zou kunnen vinden, met al dat drukke verkeer daar in São Paulo. Ik herinnerde hem echter dat Jan, de Hollander, dicht bij het hotel woonde (allez, dat zei ik maar om iets te zeggen, hé) en dat hij hem dat plezier, met alle zekerheid, niet zou weigeren en inderdaad, Jan was onmiddellijk akkoord, gooide het restje van zijn vijfde glas whisky in één teug naar binnen, wreef in zijn handen, gelukkig van alle afgesloten zaken, gaf mij een gemeen knipoogje als wilde hij zeggen ge zijt een goede kans aan het verliezen om opslag te vragen hé en wendde zich naar de deur toe, om die, onderdanig, voor de uitgenodigde mensen open te houden. De volgende dag vernam ik dat hij zelfs de straat van de firma niet heeft kunnen uitrijden. Vanaf het ogenblik dat hij achter het stuur had plaats genomen had hij zich voortdurend willen omdraaien, om schuin achter hem, op de achterbank, de manager niet uit het oog te verliezen, terwijl hij hem daar alle nodige uitleg verstrekte, weliswaar met een dubbele tong, maar toch nog duidelijk verstaanbaar, vooral als men zijn lippen gade sloeg. De manager had hem al gewaarschuwd niet meer achterom te kijken en op het verkeer te letten, maar Jan, zelfzeker zoals hij was, verzekerde hem gerust te blijven, want dat ken ik hier als de palm van mijn hand, terwijl hij zich nogmaals omdraaide de manager strak in zijn ogen starend, met een gezicht van ewel, vertrouwde me nie misschien? Het volgende ogenblik reed hij recht op een vrachtwagen aan, die juist vóór hem, voor de ene of de andere reden, plots was gestopt. Er was geen schade aan de vrachtwagen, maar de Dodge bezat nu een geplooid motordek en er sijpelde wat water uit de radiator. De manager is woedend uit de auto gestapt, heeft zich beleefd verontschuldigd aan de vrachtwagenchauffeur en de nerveus wordende klanten, heeft aan de wit uitgeslagen Jan gevraagd op zijn plaats, van achteren, te gaan zitten en is er in geslaagd de auto, huppend, haperend en steigerend, naar het hotel te rijden. Daarna heeft hij geen enkele inspanning gemeten Jans ontslag te bekomen. Ik heb me daarna een beetje schuldig gevoeld. Jan, als ge ooit deze herinneringen leest, vergiffenis alstublieft
De reis met de trein duurde een dertigtal uren. Langs Duitsland om. Tijd genoeg om Europa uit mijn bloed te laten zinken. Ik herinner mij nog duidelijk de vele groene voorbij passerende wouden, de steile bergflanken en de talrijke tunnels. De fel contrasterende armoede en de slordigheid overal, begonnen duidelijker te verschijnen eens we Italië binnen reden. De daar vervangen trein met versleten wagons begon ook stropvol te geraken en ik moest nu met wat meer aandacht letten op de schatten in mijn valies.
Eens in Genua, verbleef ik een nacht in een klam twee-sterrekes-hotel (één ervan, verdacht), om dan de volgende dag een transatlantisch schip te nemen met bestemming Santos, in Brazilië.
Daar, die avond, zag ik aan de haven die vrouwen terug die hun tongen uitdagend naar mij uit flikkerden. Ik had ze dat vroeger al eens zien doen, vier jaren tevoren, zonder dat ik eigenlijk goed had beseft waarom, toen ik daar met een olietanker, een stoomschip van S/S Fina America, toevallig verzeild was geraakt voor reparatiewerken (dat verhaal maakt deel uit van een andere passage van mijn jeugdjaren, wat verder in deze blog). Ah, onschuldige Rudo.
De reis met het Italiaanse schip M/n G Cesare was fantastisch. Alhoewel ik een nogal kale toeristencabine bezette, drie verdiepingen onder het zeeniveau, samen met een Oostenrijker die ook naar Brazilië aan het uitwijken was (en in aanpalende cabines, nog twee Duitsers, een Zwitser en een andere, goedmoedige, West-Vlaming, die ik achteraf uit het oog heb verloren), mocht ik toch bijna alle attracties en ruimten op de boot frequenteren. Bioscoop, bars en restaurants, drie zwemkommen en een nachtclub met Live Music. Elke avond, plechtig bal. Tien dagen lang in de blakende zon, rechtstreeks naar Recife, waar we maar een paar uren verbleven zijn en dan verder voort, naar Santos, waar we op de achttiende augustus zijn gearriveerd. Daar moest ik mijn grootste schat (de levende getuigenis van mijn jeugdjaren), mijn weinige long-plays, afleveren aan de douaneambtenaar omdat hij verdacht(?) dat die platen communistische propaganda bevatten. Hij zou ze, samen met zijn kinderen, daarvoor wel eens extra goed beluisteren, bij hem thuis.
Van Santos werden we, met de bus, naar São Paulo gereden, rechtstreeks naar de C.I.M.E., een regerings organisatie, waar ze beloofden werk voor ons te zoeken. Het was een redelijk propere plaats, maar het betekende toch mijn eerste contact met luizen en vlooien. Samen met die andere vreemdelingen hebben we daar veel plezier gemaakt. Schaken, kaarten, babbelen en drinken. Alle dagen en vooral wat later in de achternoen.
Één enkele ontgoocheling kwam op een zekere avond, toen bij een tijdelijk gebrek aan elektrische energie, de Duitser onverwachts een kaarsje aan stook en iedereen bij elkaar trommelde om mijn toen door uitslag beschadigde huid, van langs onderen, te belichten en dat grappig, in het Duits, te vergelijken met de oppervlakte van de maan. Aanvankelijk verbaasd, had ik te laat zijn ware bedoeling gesnapt en kon de algemene voldoening, te wijten aan de onnozele vergelijking, niet meer ontwijken.
Portugees, zoals waarschijnlijk alle talen, leert men het rapst door met het lokaal vrouwvolk om te gaan. Braziliaanse hoeren zijn niet zoals de Italiaanse, die, op hun beurt, sympathieker zijn dan de Belgische. Ze zijn jonger en plezieriger. Ze zijn eigenlijk geen échte hoeren. Ze gaan er vlug mee akkoord een programma te maken. Eerst wat te gaan eten en drinken, dan wat te gaan dansen en dan, wat wilt ge, wat te gaan vogelen en wie weet, zelfs wat te gaan poepen, ná eerst het beest, met wat spuug, ingesmeerd te hebben. Afhankelijk van de graad van uw sympathie kon men er soms zelfs gratis van gebruik maken, zolang ge maar het eten (frietjes, meestal) en de drank (méér dan ge eigenlijk verwachtte) betaalde en af en toe, haar taxi. t Was, op dat gebied, ook altijd verrassend te vernemen dat ze soms zó oneindig ver woonden.
Bijna dagelijks streefde ik naar een ouderwets danssalon, de Som de Cristal, in het centrum van São Paulo, een steile en nauwe trap naar boven, op het eerste verdiep van een oud herenhuis. Een gezellige plaats, alhoewel deficiënt verlicht, maar met een klassiek samba orkestje, waar ik mijn eerste echte negerinnetjes heb ontmoet. Een weelde. Heet als de pest. Daar heb ik mijn toen nog niet helemaal los geraakt velleke op kapot gefuckd. Letterlijk. Met die bruintjes is het altijd volle bak. Of het glijdt er vlot in, of het scheurt. Het is gescheurd geweest door het geweld. Het verse beddelaken (ik moet me nog verontschuldigen bij de hoteleigenaar) was volledig in het bloed gedrenkt. Schuchter heb ik achteraf het hete stuk wijs gemaakt dat ze me wel had moeten verwittigen dat ze in haar bloedperiode zat. Ze grijnsde maar wat. Duidelijk begrijpend. Sedertdien heb ik altijd naar diezelfde heetheid gezocht. Gedurende twee dagen was het mij onmogelijk het "velletje" terug over de eikel te schuiven. Drinken, dansen, plezier maken en uiteindelijk, in volledige vrede, gaan vogelen. Niet gemakkelijk om alle dagen die heilige plicht te vervullen, maar met een negerinnetje erbij vergeet ge de moeilijkheden rapper.
Op drie oktober 1972 werd ik officieel aangeworven bij mijn, nog altijd, huidige firma, voor een drie maanden lange proefperiode. De algemene manager, een Duitse Jood gaf me zes maanden tijd om me in het Portugees vloeiend uit te drukken, sprekend en schrijvend en natuurlijk, mijn job te leren. De bedoeling was mij daarna over te hevelen naar Rio, waar ze iemand met technische kennis nodig hadden. En denkt ge dat ik die gelegenheid verspeeld heb? Alle dagen, na mijn werk, streefde ik rechtstreeks naar mijn stamcafé om daar, tussen drank en dans, mijn Portugees op te kalefateren. Ook volgde ik een intensieve taalcursus met een Hollander. Maar het meeste leerde ik tussen de lakens. Hijgend en kreunend.
Na zes maanden in São Paulo verbleven te hebben greep ik, mijn dan al wat méér opgepropt, valiesje onder mijn oksels en vluchtte ik naar het bovenal verlangde Rio De Janeiro. Het strand, Copacabana, Pão de Açucar, Corcovado, enfin, de honderden mulatas en al het ander, vrouwelijk, gezelschap. De stad van bijna alle heiligen en zeker en vast, alle zondaars.
Daar gauw een appartement gezocht om er dagelijks mijn zonden voort te blijven bedrijven. Zonder kennis van zaken koos ik toevallig een gebouw uit in de Rua Barata Ribeiro, Copacabana, met tientallen nogal enge appartementjes, waarvan ik achteraf te weten kwam dat ze praktisch allemaal verhuurd waren aan jonge en ook minder jonge, hoeren. Alhoewel ik vanuit São Paulo soms lastige telefoontjes begon te ontvangen van één van mijn vroegere vriendinnen daar, die me verwittigde dat ik binnenkort vader zou worden (wat me een manier bleek te zijn om me geld af te persen), viel ik opnieuw het veld in om nieuwe en trouwere vriendinnen te leren kennen in mijn, toen, meest recente stamcafé, uiterst dichtbij gelegen: Club de Paris. Dat was de plaats bij uitstek waar die eerder vermelde jonge hoeren hun carrière aan het aanleren waren en alhoewel ikzelf ook nogal wat groen was, heb ik me schuchter ter beschikking gesteld om als proefkonijn gebruikt te worden. Eerst wat drinken en dan wat dansen, de keus altijd overlatend aan de ongeduldig wachtende meisjes, meestal van die trage plakkers, waar een man altijd en automatisch naar zijn hardheid wordt gewreven en uiteindelijk verplicht is, door de drukkende sfeer en de voortdurend toenemende intieme druk, vergezeld met de hete tong-opzuigingen, als wel als de onbeschaamde oor-indringingen, die, zonder blozen, in het donker, duidelijk te laten voelen. Daarna toogden we dan altijd rechtstreeks en zonder haperen naar mijn slaapnestje om de stoom af te blazen. Rap, maar hevig. En zonder geldkwesties. Vooral als het wat later in de nacht begon te worden, wanneer de kansen om betalende klanten op te trommelen, dreigend begonnen te dalen. Seks voor de seks. Modern. Mét geld; beter natuurlijk, maar zonder geld, desnoods, alleen maar voor de goesting. De vriendschap. Amizade Colorida, zoals het hier genoemd wordt. Dat werd dan gevolgd, gewoonlijk, door een zalig en verzadigd snorken
Soms kwam één (of méér) van die buitenlanders, die in São Paulo jaloers achtergebleven waren, enkele dagen in Rio door brengen en vroegen ze, vooráf, het juiste klimaat vóór te bereiden, om er zo een gezellig feest van te maken. In het klein appartement, waar de woonkamer was gescheiden van de slaapkamer door een simpel plastieken gordijntje, was er onveranderlijk een koor van ongestoord gehijg en gekreun te horen. Voor mij, wat gemakkelijker, met recht op een tweepersoonsbed, als gastheer; voor de andere(n) wat moeilijker, want ze moesten zich tevreden stellen met een stoel aan de tafel. De negerinnetjes en de mulatjes maakten er ook geen schaamte of schande van en soms flitste voor mijn ogen, weliswaar ongewild, door het door de bries voortdurend open zwaaiende gordijntje, de op hun knieën neergezakte geconcentreerde pijpsters, gezellig verzeild geraakt tussen de wijd benige en onderdanig lijdende gasten, die amper met een mager streepje vet van hun achterwerk op het randje van de stoel hadden plaats genomen, broek en onderbroek hun enkels verbindend en zich met beide handen verkrampt aan het zitvlak vastklemden, de paal richting opwaards stuwend, niets aan het toeval overlatend moest het ogenblik van totaal verlos dichtbij geraken. Het gewapper van het gordijntje bleek echter soms een verstorend effect te veroorzaken op de actieve leidsters, die af en toe schuine blikken in de richting van mijn verblijf stuurden, wat het ritme bleek te benadelen en scheve smoelen veroorzaakte bij de slachtoffers die, wanhopig, meer aandacht opeisten. Daarna, ik bedoel, ná de storting van de bijdrage, volgde er, over het algemeen, een langdurig liefdesgefluister, beloften van eeuwige trouw en de verzekering s anderendaags de dosis te herhalen, zonder verdere haperingen.
De beslissing om naar Brazilië uit te wijken heb ik genomen op het moment dat ik in Rumbeke het bericht ontving vanuit Brussel, dat ik geweigerd was geweest bij de daar gevestigde Officiers School van de Belgische Rijkswacht. Blijkbaar was ik in alle voordien afgenomen fysische en psychische proeven geslaagd, maar het feit dat ik over geen dieptezicht beschikte, veroorzaakt door een opstandig oog, werd net ernstig genoeg beschouwd om, zonder meer, afgewezen te worden. Twee dagen vóór ik definitief vertrok naar Brazilië kreeg ik nog een telegram vanuit Brussel, om me dan toch maar aan te melden, maar toen vond ik het al te laat en besloot ik definitief een nieuwe richting in te slaan. De Rijkswacht heeft, in alle geval, een uiterst voorbeeldige, stipte en verantwoordelijke ambtenaar verloren.
De voorbereidingen waren rap getroffen. Een derdehands valies met wat versleten onderbroeken, een ouderwetse maar warme vest (later heb ik niet goed begrepen waarom ik die in feite heb méé genomen), die mij met genegenheid toegestaan was geweest door mijn jongste broer J. (die hem, op zijn beurt, gekregen had van D., toen al aan schonere kleren gewend) en een twintigtal LPs, vooral met rock en blues, allemaal gekocht in de loop van de vorige jaren, in de Nopri, in de Ooststraat van Roeselare, met de magere opbrengst van mijn werk gedurende de schoolvakanties, vooral in Laarne, op de bloemisterijen van Nonkel Marcel en Nonkel André (mijn Peter, van wie ik alle jaren vijftig frankskes in casseerde om mijn ook derdehands portefeuille er wat dikker te laten uitzien, nadat ik mijn nieuwjaarsbrief plechtig had áf gelezen, voor hem en voor Tante Rachel, die wat later is gestorven van een kanker in haar lever, terwijl ze er absoluut zeker van was dat ze alleen maar ietske gegeten had dat haar niet goed was bevallen hoe schoon opgelost toch wel - om daarna zijn zware moto, in de oprit, te gaan bewonderen), maar ook in Roeselare, in een likeurfabriek (waar de vrouw van de zoon van de eigenaar mij altijd eigenaardig aanstaarde, vooral dáár, waar ik mijn instrument bewaar); nog in Roeselare, bij Nonkel Maurice Tanghe, de man van mijn meter Irene, waar ik tientalleen koorden vervaardigde in zijn garage, samen met D.; in Oostende, in een drogisterij in de fameuze Langestraat waar ik, uit loutere onschuldigheid, de daimen mantel van een klant met een staalborstel te lijf ben gegaan, zodat ze haar dure aankoop wat later schoon terug kreeg, maar wel de helft lichter; in Rumbeke zelf, vroeger, met de oogst van allerlei groenten en fruiten, inclusief bij Jacques, onze buur in de Spanjestraat en ook nog in Wetteren, in een kruidenierswinkel, waar ik de eigenaar vergezelde op zijn dagelijkse ronde, vroeg in de kille morgen.
Mama had nog vlug voor een lening gezorgd van vijftien duizend frank (toen ongeveer US$ 500,00) in de Bank van Parijs en de Nederlanden - België in de Langemarkstraat, in Roeselare. D. kan dat later wel eens bevestigen, aangezien hij het leencontract heeft méé ondertekend, als vereiste waarborg. Gelukkig heb ik die lening rap kunnen vereffenen vanuit Brazilië, door negen overschrijvingen te verwezenlijken die de totale schuld, plus de interest, hebben afgelost (in feite heb ik méér dan negen overschrijvingen gemaakt, maar de overige waren bedoeld om de vliegtuigtickets van Mama en D. te betalen naar Brazilië, om ze daar mijn huwelijk met Hilma, mijn eerste vrouw, een paar jaar later, te laten bijwonen).
Om die grote verhuis wettelijk te maken moest ik voor het Braziliaans Consulaat in Brussel een lijst opmaken van alle voorwerpen die ik van plan was mee te nemen; in de Portugese taal natuurlijk. Voor het eerst kwam ik in levend contact met die, voor mij toen nog, vreemde taal. Ook had ik een zakboekje gekocht in de GB in de Zuidstraat, in Roeselare, met de titel Portugees Op Reis. En zo was ik op weg. Het was augustus 1972 en ik was, bijna, vierentwintig.
Eigenlijk had ik aan niemand vooraf uitgelegd hoe juist en wanneer ik zou vertrekken. De trein die me naar Genua, in Italië, zou brengen, met overstappunten in Brussel en Milaan, moest ik in het station van Roeselare nemen, rond de drie uur in de (zoals altijd) regenachtige namiddag. Alléén Mama was thuis op dat moment en om mijn toebehoorselen niet te voet naar Roeselare te moeten sleuren, heb ik eerst mijn valies met haar auto (een engelse Tryumph; wat een zekere weelde betekende, in diene tijd) naar het station gebracht, dan naar Rumbeke terug gereden om er de auto áchter te laten, afscheid van haar te nemen en te voet terug te stappen naar het station. Een allesbehalve emotionele afreis.
Het zou vijf jaar duren vóór ik het station van Roeselare terug zou zien. Met de tranen in mijn ogen. Langs Londen en Oostende om, waar ik een nacht verbleef, om de toen bruisende emotie onder controle te krijgen en zó aan ons schoon en mals West-Vlaams accent terug gewend te geraken.
We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen. Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.
U kan dit zelf helemaal aanpassen. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'. Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.
Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Druk vervolgens op 'Toevoegen'. U kan nu de titel en het bericht ingeven.
Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'. Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!'). Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd. U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.
Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://blog.SeniorenNet.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Klik vervolgens op 'Instellingen'. Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.
WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.
WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
Het SeniorenNet-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!
Zoals ik in de vorige post heb vermeld, ik was een trouwe en gelukkige klant van het restaurant Zé Bodinho, in Recife, waar ik mij altijd wat afzonderde om lekker en alleen van mijn ijskoud biertje te kunnen genieten en te mijmeren en te piekeren over mijn verleden, heden en toekomst, maar ook over problemen, oplossingen en verwachtingen. Op een zekere dag werd ik ineens uit mijn toestand van afwezigheid wakker gebonsd door twee vrouwen die, enkele tafels verder, heftig, met behulp van houten hamertjes, op de magere pootjes van gekookte krabben aan het slaan waren. Die nieuwe toestand drong tot me door nadat ik opgemerkt had dat de eigenaar van de plaats een affiche had gespijkerd aan de muur waarin hij aankondigde dat vanaf diene dag verse krabben en kreeften beschikbaar zouden zijn voor onmiddellijk verbruik door zijn lekbekkende klanten. Bovendien kocht hij zijn lieve beestjes levend, zodat ze, zijn perverse klanten, hun toekomstige slachtoffers gretig konden aanwijzen in het aquarium waar ze, vooraleer gekookt te worden, tentoon werden gesteld. De beestjes die het dikst waren en toch het meest actief, werden uiteraard meteen verkozen door de vreselijke wijven, die door de opwinding rode blossen op hun wangen verkregen, terwijl ze gretig naar hun ferme borsten en stevige dijen staarden. Die van de krabben, bedoel ik. Gelukkig zijn wij, mannen, pezig, taai en ietwat traag in onze reacties, zodat we minder rap opvallen..
Eerlijk, dat aandringerig bonzen, slaan en hameren op de fijne pootjes van die arme beestjes, plus de gulzigheid die ze onmogelijk konden verbergen, de wijven bedoel ik, wanneer ze de gebroken, gebarsten en vernietigde pootjes met een tuitende mond uitzogen en met hun flikkerende tong bewerkten (wat mijn gedachten aan andere tuitende monden deed herinneren), stond me helemaal niet aan, om weinig te zeggen. Ik kon zelfs niet vermijden een walgende tote te produceren, die de smerige wijven onmiddellijk constateerden terwijl ik recht wankelde en mij naar een ander tafeltje begaf, zo ver als enigszins mogelijk en mezelf zelfs achter een pilaar verborg, zodat zij terstond door hadden dat hun gebonk op de tafel uiterst verstorend was geweest en zelfs belachelijk, hun besmeerde en bepotelde muilen en heksenneuzen in beschouwing genomen.
Ik heb het altijd beweerd, de vrouwen zijn duidelijk wreedaardiger dan de mannen. Verschillende scientisten hebben nog altijd niet kunnen bewijzen (??) dat krabben (en gelijkaardige beesten) ook pijn hebben terwijl ze geduldig gekookt worden, maar ze hebben wel bewezen dat een levend en gezond beestje drie lange minuten nodig heeft om deze wereld te verlaten en definitief hun plaats in de hemel te veroveren (ze worden, gedurende dat proces, vurig rood omdat ze proberen, nutteloos, hun adem in te houden). Ik ben er absoluut zeker van en zelfs volledig overtuigd dat dat voor die wijven absoluut geen verschil uitmaakt, te weten of niet, of de beestjes afzien, of niet, want belangrijker dan dat is hun perverse wens te vervullen en te zuigen tot ze er nat van worden in hun onderbroek. Ongelukkig genoeg is het vlees van één beestje, net zoals dat van een vogeltje, niet genoeg om hun oneindige lust te stillen en moeten ze er tien of meer verslinden om hun goesting te voldoen. Later, in de hel, zullen ze ook gebraden worden, of alternatief, gekookt, tot ze er rood zullen van uitslaan....
De onverschilligheid in verband met het lijden van praktisch alle dieren, wanneer ze bestemd zijn om als menselijk voedsel te dienen, gaat zelfs zo ver dat ze, de mensen, nijverig machines ontwerpen om meer beestjes te kunnen ontwrichten in minder tijd. Een Duitse Jood die in mijn gebouw woont en al op pensioen is (gelukkig) vertelt mij alle dagen (hij vergeet constant dat hij me dat verhaal al verschillende keren heeft herhaald) hoe hij, toen hij jong was, een machine had uitgevonden die alle poten van de kreeften in één enkele ruk áf trok. Jaja, hij verkoos wel degelijk de poten eraf te trekken, dan ze eraf te snijden, wat de aanwezigheid van een scherp voorwerp veronderstelde en dus ook een grotere kost, alhoewel dat, voor het beestje, waarschijnlijk op hetzelfde neer kwam..