Drugsmisdadigers op vrije voeten omwille van een procedurefout.
Onlangs werden twee drugsmisdadigers op vrije voeten gesteld omwille van een procedurefout in het gebruik van de BOM-wetgeving.
De BOM-wetgeving, voluit de wetgeving betreffende de toepassing van bijzondere opsporingsmethodes, bepaalt de werkwijze bij het gebruik van opzoekingsmethodes die buiten de gewone onderzoeksdaden vallen. Het betreft o.a. de infiltratie van criminele organisaties, observatie- en bewakingsopdrachten, telefoontap en dergelijke.
Gegroeid uit misbruiken in het verleden werden deze methodes onderworpen aan een specifieke wetgeving die al deze handelingen in goede banen moet leiden en onder controle houden. In de praktijk betekent dit dat een onderzoeksrechter belast wordt met het toelaten en het controleren van deze opdrachten. De onderzoekers vragen dus toelating en krijgen door middel van een kantschrift de modaliteiten te kennen die ze moeten gebruiken voor de uitvoering van deze bijzondere opsporingsmethodes.
In geval van telefoontap moeten imperatief begin- en einddatum bepaald worden waarbinnen deze afluistering mag gebeuren. In het ons voorliggend geval werd dit spijtig genoeg vergeten. Dit simpele feit was voldoende om onder het mom van een procedurefout de hele procesgang stil te leggen en de misdadigers op vrije voeten te stellen.
Uiteraard moet de opvolging van de juiste procedure prioritair zijn in een misdaadonderzoek en haar rechtspraak. Vanzelfsprekend kan men nog aanvaarden dat een procedurefout uit het proces wordt gehaald, maar een heel proces afblazen hieromtrent, lijkt me van het goede te veel.
Onze strafwetgeving is aan een goede moderne herschrijving toe en hierin moet - volgens mij dan toch de mogelijkheid voorzien worden om eventuele procedurefouten uit een strafproces te halen zonder dat ze afbreuk doen aan de verdere rechtsgang. De schuld blijkt meestal uit een geheel van vaststellingen die in hun totaliteit bewijsmateriaal vormen en de schuld al of niet bepalen. Een procedurefout kan bovendien mijns inziens toch behouden blijven als ze aan de essentie van de vaststelling helpt en geen afbreuk maakt aan de rechtvaardiging van deze vaststellingen.
Deze werkwijze zou alvast toelaten meer recht te spreken en minder seponeringen veroorzaken. De gerechtigheid kan hieer alleen wel bij voelen.
|