Noël Slangen is een stimulerende geest: hij geeft soms voorbeelden die zijn betoog perfect illustreren, helaas soms in zijn nadeel.
Zo waarschuwt hij ervoor om de kracht van de taal niet te onderschatten en geeft als voorbeeld de Engelse woorden just en fair om aan te tonen dat iets tegelijk juist en niet fair kan zijn. Voor zover ik weet betekent de Engelse uitdrukking just and fair : gerechtvaardigd en eerlijk; afgeleid van het latijnse 'justus' slaat het meer op een morele juistheid dan op een semantische. Voor wat semantisch juist is wordt in het Engels meestal 'true', correct of exactly , precisely gebruikt, tenzij in emfatische zin zoals 'just now, just as I say'. Ik kan mij vergissen. (deze alinea kan dan worden geschrapt)
Belangrijker is het volgende in zijn tekst. Slangen schrijft: Hiërarchie kan worden doorbroken door humor, maar enkel en alleen in de omgekeerde (van topdown dus) richting. Humor is het wapen van demachtelozen tegen de machtigen. Nooit omgekeerd.
De makke is echter dat humor van deze soort meer te maken heeft met escapisme dan met weerwerk. Gaande van de hofnar (die verder leeft in figuren als Geert Hoste) tot het jaarlijkse carnaval is de humor van de machtelozen vrijwel nooit verontrustend voor de gezagsdragers, integendeel: zij lachen er nog het hardst om.
In haar schitterende boek Joodse humor merkt SalciaLandmann (zelf een joodse) op dat die typische joodse zelfspot vooral voorkwam wanneer de jodenvervolging het ergst was, maar nog niet als hopeloos werd ervaren dus niet tijdens de Holocaust. Deze humor diende om de psychologische druk even te verminderen, niet om aan te sporen tot daden van verzet. Het zou trouwens interessant zijn om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen deze psychische elasticiteit van de joden en hun fatalisme, hun over het algemeen lijdzame houding bij pogroms en Endlösung.
In elk geval is de humor van de machtelozen geen wapen in de politieke betekenis van die term, wel een overlevingsstrategie die in feite de machtsverhoudingen bevestigt en daarom escapisme kan worden genoemd.
Gilbert Roox hekelt in De Standaard van zaterdag 24 maart de reglementitis of regeldrift die een beetje een socialistische kwaal is, zeker over de taalgrens. De aanleiding voor zijn tirade is natuurlijk het recente schandaal over de praktijken van de Citibank en het socialistisch protest daartegen.
Roox citeert de nieuwe pin-up van Open VLD, Dewi van de Vijver: Mijn stelling is: wie zich in zijn eentje kan redden, tant mieux. Wie dat niet kan, tant pis. Dan kunnen we nog altijd zien hoe we hem opvangen.
Kortom, laat de aasgieren van de vrije markt maar los op de bevolking, wanneer die zo dom is om zich te laten beetnemen, zal er met belastingengeld wel een zalfje worden betaald om op de financiële builen te smeren.
Dit is de traditionele visie van de liberaal: laat de profijten aan de markt, om het even op welke manier de winst verworven wordt; de gemeenschap moet opdraaien voor de schade.
Roox vindt dat gedupeerden hun eigen verantwoordelijkheid hebben, ze moeten maar weerbaarheid tonen: Alsof de consument een weerloos kind is dat niet nee kan zeggen ( )
Dit is juist het heikele punt: in vele gevallen staan twee ongelijke partijen tegenover elkaar, een uiterst geslepen verkoper en een argeloze klant. Zeker met de moderne technieken, zoals de telefooncampagnes via call centers heb je wat gekocht of ben je ergens op geabonneerd eer je er erg in hebt. Zelf heb ik Germaanse gestudeerd, ik ben opgeleid om kritisch om te gaan met teksten en heb de reputatie uiterst kritisch te zijn, en toch ben ik er al zo vaak ingetuind. Wat kan men dan verwachten van mensen zonder enige vorming in kritische analyse?
De verklaring voor het cynisme van mensen als Roox en de VLD-deerne is allicht dat er onder hun publiek weinig OCMW-klanten zijn, weinig langdurig werklozen of gepensioneerden met een nauwelijks leefbaar inkomen.
Weerbaarheid tegen misleidende boodschappen zou inderdaad al van in de lagere school moeten worden aangeleerd, zoals in het spreekwoord dat zegt: als de vos de passie preekt, boer let op je ganzen.
Maar van overheidswege of als commentator een houding aannemen zoals de briljante Roox die formuleert: Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten getuigt van arrogantie en een volslagen gevoelloosheid voor de kwetsbare mens. Alleen types die zo vol van zichzelf zijn dat zij rotsvast geloven ver boven die kwetsbaarheid te staan, kunnen zon pervers evangelie verkondigen.
Wat vang je aan met deze categorische imperatief van Immanuel Kant (gevonden in dat gratis boekje van Verhofstadt zodat al die miljoenen toch ergens goed voor zijn): Du kannst, denn du sollst? Omdat je het kunt moet je het ook doen, iedere gave is een opgave. Is dit een variant op het christelijk zondebesef of het eeuwenlang aangeleerde schuldcomplex: goed is nooit goed genoeg, meer is in u, kersten en vlaams, were di, kameraad? Is het mogelijke daarom meteen ook het noodzakelijke: als het gaat om morele verplichting, moet de eis dan niet aansluiten bij het spontane gedrag? Kan je in concreto introverte mensen verplichten om zich extravert te gedragen, zonderlingen aanmanen om hun afzondering te verlaten en zich sociaal te gedragen? Men kan een rivier niet verplichten te vloeien, wel hem dijken opleggen. En toch overvalt je het immense van Kants imperatief: er is zoveel dat je zou kunnen en toch niet doet, uit gewoonte, gemakzucht en soms zelfbescherming. De taal is jouw beschutte werkplaats en door de ramen van de frases zie je een wereld die wenkt en vraagt en al wat je antwoordt zijn woorden, woorden, woorden.
Een tienkamp voor het onderwijs (Frank Vandenbroucke in De Morgen van 22 maart)
Mag het ook eens positiever klinken? Reeds verscheidene keren heb ik erop gewezen dat weinigen twijfelen aan twee kwaliteiten van de huidige minister van onderwijs: zijn buitengewone intelligentie en zijn zo mogelijk nog grotere werklust. Het pijnpunt was meestal zijn vervreemding van de alledaagse praktijk denk aan zijn maatregelen in de kinesitherapie toen hij minister van volksgezondheid was. Maar de man zit niet stil en heeft in zijn huidige functie heel wat veldwerk verricht en daarin schuilt het verschil met zelfs de meest onderlegde leerkracht: die ziet een deelprobleem, maar het grote overzicht vraagt een dossierkennis waar alleen een verzameling experten toe komt indien zij bereid zijn de feiten te zien zoals ze zich voordoen. De problematiek van onderwijs en opvoeding is zo complex dat je ervan kunt duizelen: het gaat immers niet alleen om de scholen en de leerkrachten, de ouders zijn essentieel en heel de maatschappelijke omgeving. In concreto: probeer jongeren van allochtone afkomst maar eens te motiveren om verder te studeren als zij zelf kunnen vaststellen dat een oudere broer of kennis zelfs met een universitair diploma niet aan werk geraakt vanwege zijn andere huidskleur of vreemd klinkende naam. Om die reden is racisme en vreemdelingenhaat geen afwijking die we met enige goedmoedigheid kunnen gadeslaan, een kinderziekte van volwassenen die zijn blijven bedplassen. Racisme en discriminatie zijn een kanker of zoals Staf Nimmegeers het noemde (over Brussel dan wel): een tijdbom.
Zelf ben ik betrokken geraakt bij het debat over kennisgericht versus vaardighedengericht onderwijs, met de nodige aarzeling. Want de ruimere doelstelling is inderdaad zoals de minister vandaag schrijft: gelijke kansen op uitstekend onderwijs voor àlle Vlamingen.
Dus geen gelijkschakeling naar beneden, maar een opwaartse beweging wat de oorspronkelijke betekenis van het woord emancipatie inhoudt: men heeft de vrouwen niet geëmancipeerd door de mannen minder rechten toe te kennen, maar door er meer toe te kennen aan de vrouwen en aan allebei. Emancipatie betekent een verruiming van het aantal keuzemogelijkheden in het leven, niet een inperking. Laksheid is geen emancipatie: niet het diploma is de doelstelling wel de kwaliteit die door een diploma zou moeten gegarandeerd worden.
Zo heeft de minister volkomen gelijk met deze stelling: Zeg niet dat iederéén naar de universiteit of de hogeschool moet. Liever een bekwame metselaar dan een onbekwame onderwijzer, liever een goeie verkoper dan een poenscheppende leegloper van een advokaat.
De keuze begint bij de ouders en hun kinderen: zij moeten leren inzien dat het maatschappelijk prestige van bepaalde studies die in werkelijkheid niet passen bij de eigen begaafdheid van hun kind, neerkomt op een illusie, vaak op de nog steeds geldende waan dat handenarbeid voor losers is en intellectuele arbeid voor de winnaars. Tot zon overwinnaar met twee linkerpoten voor een lekkende kraan staat. Veel nodeloze kwellingen beginnen bij zelfbedrog: laat kinderen ontdekken waar hun talenten liggen en moedig ze aan daar tenvolle
voor te gaan. Een minister met een valse baard is een belachelijk gezicht, maar Sinterklaas kan niet zonder. Schoenmaker blijf bij je leest is een wijsheid die begint met het maken van de juiste keuze.
Rik Torfs is een fantast, een geest van kwikzilver met een bij wijle virtuoze verwoording. Maar soms lijkt hij zijn schaduw voorbij te lopen. In zijn tekst 'verve en verval' pleit hij voor een soort post-universitair studieniveau 'waarvoor de kandidaten streng worden geselecteerd.'
Is dit niet louter het voor zich uit schuiven van een probleem?Een elite - voor zover dat ons ultieme streefdoel moet zijn - komt niet voort uit het luchtledige, zij wordt gevormd op elk niveau dat ze heeft doorlopen.
Men kan dus bezwaarlijk als een goedige Boeddha het hoofd schudden om een eventuele niveaudaling in het bestaande onderwijs en maar hopen dat een totaal nieuwe structuur voor de 'happy few' alles zal rechtzetten.
Voor elke onderwijsinstelling zou moeten gelden dat een diploma of getuigschrift een bewijsschrift is: het garandeert een voldoende competentie. In de mate dat deze waarborg niet gegeven wordt - wat nog niet onomstotelijk bewezen is - komt het neer op een blamage voor ons onderwijs en wijst het op een gigantische geldverspilling: het onderwijs is immers nog altijd de zwaarste post op de Vlaamse begroting.
Om die reden lijkt me de droom van een elitaire post-universitaire opleiding een vorm van escapisme: gelukkig zijn er nog mensen die iets meer met hun voeten op de grond staan en zich blijven inzetten voor de zeer concrete verbetering van een zeer tastbaar bestaand onderwijs. Mocht Rik Torfs zijn ingevingen in versvorm publiceren, zou hij allicht worden erkend als een bijzonder begaafd dichter.
Hoe kan een lezer zich een oordeel vormen over een feit op basis van de informatie in zijn vertrouwde krant? Na De Standaard lees je De Morgen van dezelfde dag en wat zijn de verschillen?
Ten eerste wordt de dokter in DS bij naam genoemd, in DM slechts aangeduid bij haar initialen. In DS staat alleen dat besloten werd de patiënt niet nodeloos aan de beademingsmachine te leggen. DM spreekt van twee injecties met een slaapmiddel en een spierverslappend middel.
DM deelt mee dat drie gerechtsdeskundigen in hun verslag oordeelden dat ze onzorgvuldig gehandeld had en dat na tegenexpertise diezelfde deskundigen tot het tegengestelde besluit kwamen. Hoe deskundig zijn deze deskundigen dan: je zal het maar meemaken dat jij over een minder gedreven advokaat beschikt die er niet aan denkt een tegenexpertise aan te vragen, en hoe kan een zogenaamde deskundige in een en dezelfde zaak zo verschillend oordelen? Het gaat tenslotte niet om een ordinair verkeersongeval.
In feite vormen deze twee berichten een ideaal studieobject voor studenten in de journalistiek en voor iedereen die zich met tekstanalyse bezig houdt om nog te zwijgen over de morele en juridische aspecten van heel dit dossier.
In elk geval: hoe vaak worden de lezers van slechts één krant ook in onze democratie - niet gemanipuleerd, nu eens de ene kant opgestuurd, dan weer een andere, zonder dat zij er zich bewust van zijn?
Dokter is geen moordenares.( zie De Standaard van 21 maart)
In Boom is een longspecialiste vrijgesproken die werd beschuldigd van moord op een terminale patiënt. In werkelijkheid had zij de kunstmatige beademing stop gezet. Om die reden zat zij 10 weken in de gevangenis. Alsof er een kans bestond dat zij het land zou willen ontvluchten of in herhaling zou vallen wat te voorkomen zou zijn met een tijdelijke schorsing in afwachting van de uitspraak.
En dan maar klagen dat onze gevangenissen overbevolkt zijn.
Ten tweede, en dit is het meest delicate punt: alweer blijkt het te gaan om iemand die werd verklikt door een collega. De vraag is wat deze collega heeft bewogen: gaat het om een daad van burgerzin of om iemand die zich geroepen voelde op te treden als lid van een zedenpolitie? (Om nog te zwijgen over meer laagbijdegrondse motieven als afgunst) Dit is het dilemma: enerzijds heeft een maatschappij nood aan burgers die hun verantwoordelijkheid opnemen, en anderzijds kunnen we alleen maar huiveren voor een mentaliteit die herinnert aan de Oost-Duitse Stasi of aan ons eigen oorlogsverleden.
In het artikel wordt niet vermeld of deze dokter nu recht heeft op een morele schadeloosstelling en wie die dan zou moeten betalen. Vraagt dit fait-divers niet om een bezinning: wanneer wordt een respectabele klokkenluider een achterbakse verklikker; op welke manier maakt de maatschappij goed wat zij een individuele burger ten onrechte heeft aangedaan?
De Morgen van vandaag maandag vermeldt in een artikel over de dopingcontroles op last van de IAAF dat vanaf 1 januari 2007 de controles zich vooral richten op Kim Gevaert, Tia Hellebaut en Mohammed Mourhit. De tekst eindigt laconiek met: 'Zij moeten ononderbroken hun volledige dagschema, uur na uur, aan de IAAF overmaken. Zo kan een controleur op elk moment van de dag aankloppen.'
Steeds dezelfde vraag: waarom wordt één sector onderworpen aan een regime dat nog strenger is dan de meest repressieve totalitaire staat en andere sectoren niet.
Stel je voor dat in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude ook ondernemers, zelfstandigen en werklozen maanden van tevoren hun dagschema moeten bekend maken opdat ook zij elk ogenblik gecontroleerd zouden kunnen worden.
Speelt hier enkel de wet van de aantallen: er zijn nu eenmaal minder beroepsatleten dan zaakvoerders en werklozen, of zijn er andere verklaringen?
Een van de vermoedelijke verklaringen is allicht het gegeven dat beroepssporters weinig of niet georganiseerd zijn: zij hebben geen vakbond of beroepsorganisatie zoals Unizo, Voka of VBO om hun belangen te verdedigen; hun individualisme maakt de kans klein dat zij in staking zullen gaan.
Tweede hypothese: dopingverhalen zijn 'sexy' (om dat verschrikkelijke modewoord nog maar eens te gebruiken), ook verstokte supporters emmeren er graag over door (zonder daar conclusies aan te verbinden: de toeschouwersaantallen verminderen niet) en dopingdominees à la Michel Wuyts nog het meest van al - en ook bij deze laatsten kun je de vraag stellen waarom zij zo graag blijven vertoeven in een milieu dat zij zelf moreel verziekt noemen: wordt hun zielenpijn verlicht door geld en massabelangstelling?
Samengevat twee fundamentele vragen: gelden de mensenrechten niet voor beroepssporters (anders geformuleerd: mogen zij worden onderworpen aan een uitzonderingsrecht), worden de dopingjagers gedreven door een oprechte bekommernis om de gezondheid van de atleten (wat niet blijkt bij ongevallen door organisatorische fouten) en de fair play (wat minder tot uiting komt bij de competitievervalsing door het kapitaal), of door een dik betaalde zucht naar sensatie?
Op z'n Vlaams gezegd: hoelang kan je met je kop over de beerput hangen vóór je zelf beerput wordt.
Mieke Vogels (zie De Morgen van zaterdag) hekelt de clausule die CD&V liet toevoegen aan het decreet op de evenredige arbeidsparticipatie. Alleen valt te vrezen dat ze vecht tegen de bierkaai.
Reeds 20-25 jaar geleden onderschreef de christelijke vakbond de specificiteitsverklaring van de Guimardstraat waarin stond dat een personeelslid loyaal moest meewerken aan het eigen pedagogisch project en ook in zijn privéleven de christelijke waarden moest naleven. Later werd dit onder druk van diezelfde vakbond afgezwakt tot: voor zover het privéleven invloed heeft op het functioneren binnen de instelling.
Ook van de leerlingen en hun ouders wordt een vergelijkbaar engagement gevraagd: zij moeten het schoolreglement ondertekenen en goedkeuren waarindat christelijke opvoedingsproject expliciet staat vermeld.
Nochtans heeft een enquête op initiatief van de Guimardstraat zelf uitgewezen dat slechts 15% van de ouders kiest voor het katholiek onderwijs omdat het katholiek is, 85% doet dat om redenen zoals de hogere onderwijskwaliteit, de discipline, de bereikbaarheid etc
Iedereen weet dat het in hoofdzaak om een façade gaat: achter de gevel van het christelijk engagement leven de meest uiteenlopende levensbeschouwingen en overtuigingen.
Marc Eyskens sprak reeds vaak over de schone deugd van dekatholieke hypocrisie.
Het heikele punt is echter dat je maar zal te maken krijgen met een inrichtende macht en directie die dit voorschrifthanteren als een drukkingmiddel.
Op onze school was het voor gescheiden collegasonder een bepaalde directeur verboden om met een nieuwe partner naar het personeelsfeest te komen merk het parallellisme met de recente bulle van de Duitse paus.
Jonge leerkrachten werden onderworpen aan een kruisverhoor over hun privéleven en hun al dan niet ongehuwd samenwonen. Gescheiden leerkrachten kregen op vergaderingen allerlei intimiderende opmerkingen te horen.
Een kinesist vertelt dat hij tijdens een sollicitatiegesprek in een christelijke gezondheidsinstelling door moederoverste werd uitgehoord over zijnkerkbezoek, maar geen enkele vraag kreeg over zijn kwalificaties. Een therapeute kreeg na de geboorte van haar kindde dreigende vraagvoorgeschoteld waarom dat kind na ruim een maand nog niet gedoopt was.
Het hopeloze vande hele zaak is juist die gespletenheid of hypocrisie: vrijwel iedereen speelt het spelletje mee, houdt de façade overeind en zondigt in het donker. Nogmaals: ditgebeurt niet in alle scholen noch in alle gezondheidsinstellingen, maar het feit dat hetstatutair mogelijk is, blijkt voor een aantal lokale potentaten voldoende om ermet machtswellustgebruik van te maken. En dat is de kern van de zaak: het gaat om macht , dat is de enige reden waarom het CD&V op deze clausule heeft aangedrongen.