Van tamelijk jong heb ik wonen in groep interessanter gevonden dan wonen in enkel een gezin. De gebouwen die daarop voorzien waren leken mij de meest zinnige en innige bouwsels. Grote eieren waar we allemaal in konden. Ik kende nog niet de woorden om het gevoel te beschrijven maar iets met een dak op en waar veel mensen kunnen wonen leek mij veel interessanter dan de groene landelijkheid, de sociale woestijn waarin mijn zussen en ik leefden.
Niet dat ik op internaat wilde, absoluut niet want daar was het te strak, maar ik was vrij jong al aan het denken of het niet anders kon. Meer mensen, meer meningen, meer wisselwerking onder eenzelfde dak. Allemaal samen, hoe meer koppen hoe meer vreugd.
Aha, en toen kwamen de sneeuwklassen. Toen ik elf was naar Melchthal - een serie legerbarakken. Toen ik twaalf was naar Maloja - een vergane glorie van een palace-hotel. Mijn eerste ervaringen met wonen in groep.
Toen mijn ma me kwam afhalen op het perron in Vilvoorde toeterde ze dat ik er goed uit zag, helemaal heropgeleefd. Dat zal wel. Ik voelde mij ook zo. Helemaal wakker en helemaal … kweeni, helemaal mij?
Achteraf miste ik de groep enorm, de mensen die ik kon horen-&-voelen denken. Helemaal anders dan het gedoe van de systemen zoals op school of thuis. De scherpte van dat gemis gleed weg. Moest wel. Het zou anders niet houdbaar geweest zijn.
Later kwamen er zeer uitzonderlijk nog twee lentevakanties georganiseerd door de ziekenkas. In 1966 tien dagen opnieuw Melchtal, in 1968? opnieuw Maloja. Opnieuw die heropleving. Zo wou ik het later, want met veel zijn is plezant.
In 1972 woonde ik in een groepshuis centrum Brussel, commune heette dat toen nog. Iets later heb ik de kans laten voorbij gaan om een jaar naar de kibboets te gaan. In 1978 kwam de koopvaardij. Eerst als noodoplossing, toen als beslissing en met volle goesting, en in 1990 kwam ik LM daar tegen. In totaal was de koopvaardij 31 jaar mijn huis. Zelfs tijdens de verlofperiodes in België was het volgende schip al mijn woonst.
Met velen onder één dak, een groepswoonst ? Ja, direct. Utopisch? Ja, dat ook.
m – HiH-11/2016, bijgewerkt -
|