In een bepaalde fase van mijn leven liep ik over van liefde. Liefde in het algemeen, liefde voor de mensheid. Love & peace & understanding. oÔo wat was ik begaan met de mensheid. We zouden allemaal bloemen in ons haar doen en zo zou de oorlog in Vietnam vanzelfs ophouden. Hoe simpel kan het leven zijn.
Tja, dat was moraliserende liefde zeker? In de trant van 'als we nu eens allemaal' en dan volgde een voorschrift, wat we allemaal moesten doen en liefst tegelijkertijd, zoals stoppen met vechten.
En als de wereldbevolking in haar geheel dat niet deed, stoppen met vechten, dan lag het zeker niet aan ons partikel van de populatie. Want wij deden dat al, tegen de oorlog zijn. Met bloemen. En met liedjes. Met bloemen in de hand en met liedjes in het hoofd was immers niks onoverkomelijks, want 'we shall overcome' zei la Baez. En wie zou haar tegenspreken …
Er volgden barstjes. Was men Agalev of was men Amada ? Waren de groepen die van mening verschilden ook mensheid ? De mensen die lijdzaam verzet predikten en bloemen gebruikten, de mensen die strijdbaarheid predikten en spandoeken gebruikten, waren zij ook mensheid ?
Want zowel Agalev als Amada hadden het allerbeste voor met de mensheid en elk van beide had -vaneigens- de wijsheid in pacht.
m – HiH-06/2016, bijgewerkt – https://nl.wikipedia.org/wiki/Joan_Baez , https://nl.wikipedia.org/wiki/Agalev, https://nl.wikipedia.org/wiki/Alle_Macht_Aan_De_Arbeiders
|