Men moet zich als Canvaskijker toch beginnen afvragen met welk serieux de VRT-journalisten hun politieke programma's voorbereiden.
Toen de VB-kopstukken woensdagavond werden geconfronteerd met het verwijt van hun gewezen partijgenoot Jürgen Verstrepen dat zij extremisten in hun achterban dulden, riposteerde Frank van Hecke met de vraag: 'Toon mij deze extremisten, ik zie ze niet.'
De twee VRT-journalisten zaten erbij met de mond vol tanden. Zij hadden dus nog niet gehoord van de Antwerpse commissaris Bart Debie, van Rob Klop Vereycken, van Johan Demol noch van de bruine horde die onder leiding van Obersturmbahnführer Wim Vereycken op de weide van de IJzerbedevaart andere Vlaamsgezinden ondersteboven liepen.
En daarnaast bleef het wachten op vragen over de oplossingen die het VB nu eigenlijk voorstaat: iedere vraag kon worden ontweken met mistige algemeenheden, geen enkele keer werd naar een concrete maatregel gepeild. Als uitsmijter presenteerde de VRT een portret van de VB-kiezer met vragen naar hun geprefereerd menu, hun vrijen met of zonder licht etc
En dan noemt Canvas zich een zender voor de 'meerwaardezoeker'.
Gisteren werd op de VRT het VB doorgelicht, al ging het in hoofdzaak over voorzitter van Hecke. Iedere kijker zal wel getroffen geweest zijn door het optreden van zijn zestienjarige dochter die toch enige nuance aanbracht in het betoog van haar vader. En de vader reageerde met al de beminnelijkheid die je van een eigentijdse vader kan verwachten. Beelden over het gezin De Winter leveren een gelijkaardige indruk op. Hoe kan dit: zo hardvochtig, fanatiek in het politieke beroep, zo hartelijk en soepel in het privé-leven? Uitzonderlijk is dit niet: ook Joseph Goebbels was in familieverband best een aardige kerel. Het meest verbijsterende voorbeeld heb ik in de jaren 1970 en 1980 gelezen in de publicaties van Amnesty International. Beulen uit Latijns-Amerika haalden de meest gruwelijke misdaden uit tijdens hun 'werkuren' - en neem dit letterlijk: zij beleefden hun folterpraktijken als een nine to five job - en thuis speelden zij met hond en kind en vóór de avondmaaltijd spraken ze een gebed uit. Mensen zijn blijkbaar in staat tot een zeer letterlijk 'hokjesdenken': zij kunnen een deel van hun geest afsluiten van andere delen. Zo is het te verklaren dat zij een God aanbidden die precies het omgekeerde vraagt van wat zij in werkelijkheid doen en dit laatste niet in het besef van hun zondigheid maar uit volle overtuiging. In sommige gevallen gaat het om regelrechte psychopaten, genre Dutroux, Himmler, Beria etc die op geen enkel moment wroeging vertonen omdat zij ervan overtuigd zijn dat zij het recht hebben te handelen zoals zij hebben gedaan. Dostojevski heeft dit fenomeen beschreven in de figuur Raskolnikov in Schuld en Boete. Hier zien we een Nietzschiaanse Uebermensch die zich het recht toeëigent een paar Untermenschen om te brengen omdat hij nu eenmaal superieur is aan zijn slachtoffers. De Nazi's beschouwden zich niet voor niets als een Herrenvolk En Nietzsche scrheef in Also sprach Zarathustra: 'Es gibt Herren und es gibt Sklaven.' En overal keert deze basishouding terug: de onaantastbare superioriteit van het eigen land, de eigen godsdienst of het eigen ras tegenover de absolute minderwaardigheid van de anderen. Deze houding schenkt een enorme gemoedsrust en vanuit deze gemoedsrust is het te verklaren dat men in een aantal deelgebieden van het sociale gedrag, best aardig en beminnelijk kan overkomen. Het immorele van het overige gedrag ziet men niet in, juist vanwege die beschotten die in de geest zijn aangebracht. Op die manier kan je het meemaken dat een onmiskenbare racist enthousiast vertelt over de andersgekleurde partner van zijn eigen kind: wat geldt in de buitencirkel, geldt niet in de binnnencirkel. Deze innerlijke beschotten zijn zo taai - gebetonneerd als het ware - dat overreding vanaf een bepaalde leeftijd onmogelijk wordt. Daarom is het cruciaal om in de opvoeding het harmonieuze denken aan te leren. Opvoeders moeten hun leerlingen voortdurend spiegels voorhouden waarin ze het groteske, onlogische en eventueel immorele van hun eigen beweringen en gedrag kunnen zien. Zodat zij mensen uit één stuk worden die ervoor gruwen om anderen stuk te maken. Eens de adolescentie voorbij vrees ik dat alleen een blikseminslag - zijnde een bekering in de trant van Saulus op weg naar Damascus - iemand nog fundamenteel kan veranderen inzake het vormen van een oordeel over zichzelf en anderen: het politiek bewustzijn kan nog veranderen maar het daaronder liggende geweten meestal niet meer.
Een lezeres is niet zo te vinden voor een examen dat kandidaten bij verkiezingen zou worden opgelegd. Om te beginnen moet zij niet bang zijn want zo'n examen komt er toch nooit. Haar argumenten: 'politiek talent kun je niet leren' en ik huiver voor een regering met 'allemaal studaxen'. Dit laatste was zeker niet de bedoeling: een politiek mandaat mag geen privilege zijn voor universitairen of blokbeesten. Maar laten we een overduidelijk voorbeeld nemen van een politiek talent: ex-cafébaas Steve Stevaert. Die man is zijn carrière begonnen onder de hoede van Willy Claes in de Hasseltse gemeenteraad. Als autodidact heeft hij meer boeken over politiek gelezen dan hij zelf laat uitschijnen: zich simpeler voordoen dan hij is, was trouwens altijd een met succes beproefde tactiek van Stevaert. Kortom, deze man heeft wel degelijk een opleiding doorlopen, zowel theoretisch als in de praktijk. (En tussen haakjes: ik hoop dat met 'politiek talent' niet bedoeld is de flair om anderen om de tuin te leiden of naar zijn hand te zetten. In politiek draait het in grote mate om sociale intelligentie, om de kunst met mensen om te gaan, maar als die vaardigheid neerkomt op manipulatie hebben we er geen behoefte aan.)
Laten we het vergelijken met een sollicitatie bij een bedrijf. Tijdens het gesprek zal worden gepeild naar motivatie, beroepservaring en opleiding, kennis van het bedrijf, bereidheid om zich bij te scholen etc Er zal dus gelet worden op die bekwaamheden en talenten die voor het bedrijf noodzakelijk zijn. Is het dan zo gek om dit ook toe te passen op kandidaat-politici, afhankelijk van het niveau waarop zij kandideren. Een gemeenteraadslid moet kunnnen oordelen over een bouwaanvraag, een milieuovertreding, een onteigening, een politiereglement, allerlei vergunningen: is dan enige kennis van de wetgeving ter zake niet aangewezen? Moet een schepen van cultuur niet getuigen van betrokkenheid bij het culturele leven en van voldoende kennis op dit domein; of blijven we er genoegen mee nemen dat over tentoonstellingen en optredens wordt beslist door mensen die nooit een tentoonstelling bezoeken en bij muziek meestal in slaap vallen?
Lees het rapport dat zowel De Standaard als De Morgen publiceerden over de zittende parlementsleden: hoevelen worden er met een voldoende bedacht? Uiteraard heeft het dan vaak te maken met inzet - of beter gezegd met gebrek aan inzet - maar dat betekent precies het bovenstaande 'peilen naar de motivatie'. Op de West-Vlaamse lijst van het VB staat nu een 89-jarige vrouw: los gezien van de aard van deze partij, is dit nog ernstig? Ik weet dat in het verleden Camille Huysmans tot na zijn 90ste in het parlement zat, maar het is niet bepaald daardoor dat hij zijn standbeeld heeft verdiend.
Politici gaan over het uitzicht van onze maatschappij, zij bepalen mee ons dagelijks leven en zij beslissen over de rol die ons land speelt in de wereld. Deze verantwoordelijkheid lijkt mij aanzienlijk genoeg om ze niet over te laten aan amateurs of opportunisten. En laten we ons er niet van afmaken met de dooddoener dat het uiteindelijke examen voor een politicus de verkiezingen zijn: de geschiedenis en de actualiteit bulken van de charlatans in binnen- en buitenland die keer op keer werden of worden verkozen omdat zij precies in dat vak van charlatan bollebozen waren of zijn en over voldoende middelen beschikten of beschikken om dat vak tot in zijn perfectie te beheersen.
Het enige wat deze redenering onderuit kan halen is de opmerking dat de schuld dan niet ligt bij die charlatans maar bij diegenen die voor hen hebben gekozen.
Ken je de eenzaamheid van de clown: voor even stond je op een podium, bracht wat luisteraars aan het lachen of tot ontroering, en daarna tuime le in het zwarte gat. Reeds een 65-tal boeken zijn verkocht, nog drie keer meer te gaan om een bakroet te vermijden en dat ondanks de hulp van een sponsor.
Om te kotsen is het blabla van mensen die het geweldig vinden maar het vertikken om een boek te kopen: men gaat er van uit dat een dichter niet alleen zijn verzen zomaar uit zijn mouw schudt, maar dat hij als een soort Christusfiguur alles gratis wegschenkt. Kunstenaars moeten armoedzaaiers zijn zoals van Gogh, pas na hun dood zullen anderen fortuinen verdienen aan hun werk. Wat doe je dan als kunstenaar die geen enkele aanspraak mag maken op de genialiteit van Vincent?
Doorgaan zoals Sisyphus, je steen de berg op rollen en toezien hoe dat blok je weerom ontglipt. Met de glimlach toezien, beweert Camus, maar vandaag hebben de spieren rond mijn mond geen zin in een glimlach. Of ligt het aan de spieren rondom mijn heilig been - waarom wordt dit onderdeel trouwens heilig genoemd? - die beletten hier pijnloos voor dit scherm te zitten. Niets zo potsierlijk als een ouwe clown.
Enige dagen geleden heeft Yves Desmet (in De Morgen) het er al over gehad: op tv worden vaak zonder enig commentaar medeburgers aan het woord gelaten die de meest stompzinnige verklaringen afleggen.
Gisteren ging het journaal nog een stapje verder: vader van Holsbeeck mocht ongehinderd oproepen om het recht in eigen handen te nemen.
Moet men dan verwonderd zijn over die schietpartij in Lokeren waar twee jonge allochtonen werden neergeschoten zogezegd omdat de schutter zich bedreigd voelde.
De frustratie van vader van Holsbeeck is begrijpelijk, iedereen die een geliefde verliest door de schuld van een moordenaar zal deze wraakgevoelens kennen, we zijn mensen en geen heiligen.
Maar behoort het niet tot de verantwoordelijkheid van journalisten om gevaarlijke boodschappen op zijn minst te duiden.
Mocht dit agressieve zaadje wortel schieten - wat in dit opgefokte tijdsklimaat niet ondenkbeeldig is - dan zullen de betrokken media natuurlijk weer doen als Pontius Pilatus.
(Het zal intussen voor iedereen duidelijk zijn dat mijn respect voor nieuwsfabrikanten met de dag afneemt. Ik onderscheid een vijftal categorieën: de frontlijnjournalisten zoals Rudi Vranckx, de onderzoeksjournalisten zoals Douglas de Coninck en Chris de Stoop; de opiniemakers zoals Yves Desmet, de gewone commentatoren, lokale verslaggevers, presentatoren en interviewers. In de eerste twee groepen heb je dappere mensen: ze riskeren ofwel hun leven ofwel hun reputatie; de tweede zijn soms bijzonder intelligent; de overige vervullen een job als een ander soms met bekwaamheid soms oppervlakkig of zelfs ergerniswekkend dom. In het algemeen: mensen die nooit iets van zichzelf op het spel zetten, zijn grijze muizen en perfect vervangbaar. Een journalist die bereid is om met zijn kop tegen een muur te lopen of zijn gezicht te verliezen - denk aan Maurice De Wilde zaliger - is volgens mij de enige die respect verdient: hun engagement is bijzonder kwetsbaar, zij roeien tegen de stroom op en zijn voor een democratie die mensenrechten belangrijk vindt van onschatbare waarde. Ik zal wel een ouwe zak zijn dat ik heimwee heb naar bulldog Maurice.)
café Durmedroom Vrijdagavond, net voor de voorstelling van het nieuwe boek Van Toen en Thuis, namen we in de gauwte een Vlaamse boterham met kaas tot ons. De tooghangers hadden het eerst over het rookverbod omdat we als aperitief een sigaret opstaken wellicht, en daarna over de belastingen. Twee dingen vielen op: deze dialectsprekers schakelden moeiteloos over op een tussentaaltje met frases die ze woordelijk overnamen van de tv-journaals en kranten, onder meer over de vlaktaks. En ten tweede: dit onderwerp houdt de mensen wel degelijk bezig. De basistoon was er een van verongelijktheid: wij gewone werkmensen betalen te veel, de anderen te weinig. En ten derde moest ik inwendig toegeven dat ik op een aantal concrete vragen niet had kunnen antwoorden: hoeveel schalen zijn er precies, hoeveel procent wordt per schaal aangerekend? De vlaktaks van Dedecker en co is voor deze mensen een zeer aanlokkelijk concept: als er maar één tarief is, dan moet je niet piekeren over de verschillen. Eenvoud troef. Twee bezwaren: de werkelijkheid is nooit zo eenvoudig, en je hoort een toontje van latent incivisme. Progressieve belastingen met aftrekposten zijn een ingewikkeld systeem maar het is het meest rechtvaardige, al moet het dringend doorzichtiger worden gemaakt. Zowel de politici als de media voeden - door over dit thema te blijven mekkeren - het latente incivisme dat erop neer komt dat we zo weinig mogelijk belastingen wensen te betalen en liefst van al de fiscus om de tuin leiden. Dit is onze nationale sport bij uitstek. Op zich klinkt dit leuk en aannemelijk gezien de hoge druk op lonen en inkomsten, maar het schizofrene zit in de verwachtingen ten opzichte van de overheid: wij eisen een perfect openbaar vervoer, degelijke wegen, een quasi gratis onderwijs, geen wachtlijsten, leefbare pensioenen en een betaalbare gezondheidszorg op hoog niveau. Koken kost geld: in een land als de USA worden globaal minder belastingen betaald als bij ons, maar de gevolgen zijn er dan ook naar. Studeren aan een kwaliteitsuniversiteit kost daar minstens een half miljoen oude Belgische franken aan inschrijvingsgeld, er zijn bedenkelijke ziekenhuizen voor de armen en uitstekende voor de rijken. Vele Amerikanen moeten twee full-timejobs aanvaarden om hun huishuur te kunnen ophoesten. Laten we eens consequent zijn met onszelf: wat voor samenleving willen wij eigenlijk? Een rat race, een onophoudelijke competitie die door de sterksten wordt gewonnen of een solidaire verzorgingsstaat? Dit is een fundamentele keuze, de volgende stap is het rechtvaardig en begrijpelijk uitwerken ervan. Observatie leert dat de meeste mensen kiezen volgens een zelfbedieningsidee: zij geven hun stem aan de politicus of aan de partij van wie zij denken het meest terug te krijgen. Wat opvoeding en media zouden moeten nastreven is de correctie van dit kortzichtig egocentrisme. Er is het gerechtvaardigde eigenbelang, maar dit moet worden bijgesteld door het noodzakelijk algemeen belang. Tenzij we van 'ieder voor zich' een nieuwe godsdienst maken.
een examen voor kandidaten Vorige week dreef een lezer in De Morgen de spot met onze groene partij die bij de vorige verkiezingen een examen organiseerde om haar kandidaten te selecteren. Deze lezer zag hierin een bewijs van zwakte. Moet het niet eerder omgekeerd zijn: zou zo'n examen niet moeten worden opgelegd door de overheid, door een commissie die boven de partijen staat? Voor om het even welk beroep heb je een getuigschrift of diploma nodig, om je kandidaat te stellen bij een verkiezing niet. Is dat zo evident? Als je een politiek mandaat beschouwt als een volwaardig beroep dan zou hieruit toch moeten volgen dat niet om het even wie het kan uitoefenen. Om een dakgoot te herstellen moet je een erkende loodgieter zijn, om een gemeente of zelfs het land te besturen volstaat een bewijs van goed gedrag en zeden - voor zover ook dat al niet is afgeschaft. Het resultaat zie je dan ook: mandatarissen die stemmen volgens het commando van hun partijtop, politici die onuitvoerbare wetten in elkaar knutselen of die de bestaande wetten niet eens correct kunnen interpreteren. En dan heb je nog de BV's of BB's (bekende Belgen zoals Marc Wilmots) die na de verkiezingen tot de vaststelling komen dat politiek hun ding niet is. Respect dwing je af met bekwaamheid en er is geen enkele reden waarom deze bekwaamheid niet vooraf zou moeten getest worden: wat voor de gewone burger geldt, moet ook gelden voor de vertegenwoordigers van het volk.
Om een viertal redenen bezorgt de tekst van Rik Torfs (zie De Standaard van vandaag donderdag) over onze omgang met de dood mij een onbehaaglijk gevoel.
Ten eerste is het filosofisch en wetenschappelijk erg betwistbaar om vanuit één persoonlijke ervaring te komen tot algemene conclusies. Er zijn genoeg mensen die precies het omgekeerde hebben meegemaakt als Torfs met zijn vader en die tactloze verpleegster: zij hebben een geliefd persoon ondraaglijk zien lijden vanwege een 'therapeutische hardnekkigheid' die het ziekenhuis financieel baat opleverde.
Ten tweede doet Torfs aan begripsverwarring:'therapeutische hardnekkigheid' is niet hetzelfde als de hardnekkigheid waarmee zieken zich aan het leven vastklampen. We gebruiken die term om aan te geven dat therapeuten een zinloze behandeling verder zetten vaak tegen de wil in van de patiënt of de nabestaanden die geen rekensommetjes staan te maken maar bewogen worden door medelijden en liefde.
Ten derde noemt Torfs de toplonen een detail waar je niets aan kan veranderen. Inkomensongelijkheid doet er niet toe volgens Torfs. Maar precies die inkomensongelijkheid bepaalt in grote mate de problematiek: de middelen om te vermijden dat we evolueren naar 'een geneeskunde met twee snelheden' zijn niet oneindig, er moeten keuzes worden gemaakt of men dit nu moreel verwerpelijk vindt of niet.
Concreet voorbeeld: je beschikt over één geschikt donorhart, ga je dit dan inplanten bij een 80-jarige of bij een 20-jarige patiënt? Allemaal zouden wij willen dat er voldoende ruilharten waren voor alle hartlijders, maar in de praktijk is dit niet zo. Een kostenbatenanalyse zal zeker in de toekomst met de toenemende vergrijzing en de stijging van de medische kosten nog meer voorkomen dan vandaag. Wie daar morele bezwaren tegen heeft, moet ophouden met zeuren over de te hoge belastingen (een gezeur waaraan Torfs voor zover ik mij herinner niet meedoet) en moet erkennen dat het inkomen wel degelijk meespeelt (wat Torfs lijkt te vergeten).
Ten vierde noemt Torfs de dood 'de ultieme vernedering van de mens', met wat meer ervaring of studie zou hij tot het inzicht komen dat voor heel wat mensen de dood uiteindelijk een verlossing kan zijn. Op meer dode gezichten dan Torfs vermoedt, staat niets anders te lezen dan vrede.
Het voorgaande bericht deed me denken aan een statistiek die ik enige tijd geleden zag in De Standaard of De Morgen: de meest lucratieve economische sectoren op wereldschaal zijn de wapenhandel en de drugshandel.
Wat is het verschil?
Drugs kunnen in het ergste geval de individuele levens verwoesten van mensen die daar zelf voor gekozen hebben. Wapens verwoesten de levens van miljoenen mensen die daar uitdrukkelijk niet voor kozen.
De wapenhandel is in tegenstelling tot de drugshandel voor een deel legaal en aan weinig beperkingen onderhevig, voor een ander deel net als de trafiek in verdovende en stimulerende middelen illegaal. Heel de wereld voert een 'war on drugs', van een 'war on arms' is geen sprake, zeker niet bij de landen die in de eerste strijd het hoogst van de toren kraaien.
Er zijn mijn inziens twee verslavingen die echt levensbedreigend zijn voor heel de planeet: de hebzucht en de gewelddadige gelijkhebberij.
Een goeie derde is het cynisme: uitgerekend diegenen die er voortdurend over opscheppen dat zij over een superieure beschaving of moraal beschikken, zijn de meest ongeneeslijk verslaafden aan hebzucht, fanatisme en geweld.
De wereld is zo'n schouwtoneel dat we niet kunnen zonder verdoving om niet kierewiet te worden van de aanhoudende schreeuw die uit deze wereld opstijgt.
Dit is het paradoxale: een struisvogelhouding is een leugen, maar anderzijds maakt een voortdurende confrontatie met het lijden en het onrecht ons knettergek.
Met verdoving bedoel ik dan de uitschakeling van het morele bewustzijn - in klassieke termen: de stem van het geweten - door met de eigen pietluttige zorgen bezig te zijn, door op te gaan in de verdwazing van de sport of in de nog grotere stompzinnigheid van allerlei tv-programma's, of door met oogkleppen aan zich helemaal op zijn job te storten.
Dit is een zaak van zelfbehoud en tegelijkertijd van zelfbedrog: we sluiten ons af voor problemen die zich hoe dan ook aan ons zullen opdringen.
Het doet me denken aan de priester-arbeider Frans Wuytack uit Sint-Niklaas. Die was in Venezuela opgepakt en in de gevangenis gestopt omdat hij zich te duidelijk engageerde voor de armen. Terug in Vlaanderen werd hij verwelkomd als een held. Tot hij hier hetzelfde begon te doen, onder meer door deel te nemen aan de arbeidersstrijd op de Boelwerf in Temse. Het ging zelfs zover dat de toenmalige bisschop van Gent, de beruchte van Petegem, de deken van Sint-Niklaas naar zijn oud moedertje stuurden om haar te dreigen dat zij de communie zou geweigerd worden indien haar zoon volhardde in de boosheid.
Maar Frans begon met agit-proptheater, fel politiek theater dus, samen met de andere roemruchte arbeidersleider, Karel Heirbout. Ik zag ze in Hamme, in het jeugdhuis Het Klokhuis optreden met hun sociale sketch 'De Barst': vlijmscherm anti-kapitalistisch maar achteraf zaten beide mannen aan de toog moppen te tappen, met een bevallige vriendin dan nog wel. Daar gaat het om: je ogen niet sluiten maar plezier blijven maken. Tenslotte is geen enkele uitgebuite of mishandelde mens geholpen met onze depressiviteit. Het is een variant op de 'Mythe van Sisyphus' van Albert Camus: de steen de berg oprollen in de wetenschap dat die jou vlakbij de top toch ontglipt, maar de berg weer afdalen met een glimlach. 'We moeten ons voorstellen dat Sisyphus gelukkig is,' schreef Camus.
Naar je geweten luisteren en handelen is ook een vorm van verslaving.
In De Standaard van dinsdag verschenen enkele lezersbrieven over doping in de wielersport en twee artikelen over het gebruik van pepmiddelen door studenten.
Er is om te beginnen het verschil in woordenschat: pep klinkt nog altijd iets vriendelijker als doping terwijl het toch om hetzelfde gaat; onder meer amfetamines zijn regelrechte en zelfs gevaarlijke doping.
Zou het niet zinvol zijn het Antwerpse onderzoek uit te breiden naar alle sectoren die stressgevoelig zijn en periodiek of constant uiterst arbeidsintensief?
Hoe vaak worden geneesmiddelen als anti-depressiva en kalmeermiddelen niet gebruikt op een oneigenlijke manier: niet om een ziekte te bestrijden maar om mee te kunnen draaien in de mallemolen van de prestatiecultus.
De zogenaamde Olympische idealen: 'hoger, verder, sneller' domineren niet alleen de sport (gaande van amateurs tot professionals) maar heel onze maatschappij.
Laten we toch eens eerlijk zijn: zondag hebben wij wielerliefhebbers ons weer zitten vergapen aan het spektakel van een koninginnerit in de Giro en die kick willen wij niet missen: heroïsche prestaties in een schitterend decor.
De morele vragen: is dit wel medisch verantwoord etc worden tijdens de kickervaring naar de achtergrond verdrongen.
Vergelijk het met onze houding als consument: hoeveel klanten liggen er wakker van dat hun dure merkkledij ergens gemaakt wordt door mensen die worden uitgebuit, eventueel door kinderen?
Het is al te gemakkelijk een groep als zondebok aan de schandpaal te nagelen en te vergeten dat men zelf medeverantwoordelijk is: door onze sensatiezucht als het om uitzonderlijke prestaties gaat en door ons blinde consumentisme in het algemeen. De heisa over het dopinggebruik veroorzaakt een valse tweedeling: wij, de zuiveren, tegenover de corrupte atleten. Met wat meer zelfkritiek zouden we inzien dat dit zelfbedrog is en een leugen van Olympische omvang.
(Dit is de zoveelste mail die door De Standaard is geweigerd. In het bijzonder over de dopinghysterie vindt men weinig relativerende teksten in de media - behalve in Humo dan - en dit kan bij de lezers de indruk wekken dat deze teksten niet bestaan, een vorm van manipulatie dus. Zelden worden sport- en andere dokters aan het woord gelaten die medische begeleiding en doping op een nuchtere, wetenschappelijke manier benaderen. Wat de dopingdominees van de media verkiezen is de bevestiging van hun eigen hypocrisie. Je hoort ze gillen 'nog meer van dat' bij elke opmerkelijke prestatie zoals vorige zondag in de Giro, maar als een renner nog maar wordt verdacht van doping dan willen ze hem onder de modder stampen en vermorzelen. Zo gedragen verwende kinderen zich: ze vertrappelen in hun driftbuien het speelgoed waarom ze eerder hebben gezeurd.)
Het boek is sedert vrijdag in huis en het ziet er fraai uit, als drukwerk alleszins. Zopas is hier een fotograaf van Gazet vanAntwerpen geweest, gelukkig heeft hij mijn versleten pantoffels buiten beeld gelaten: de dichter als pantoffelheld is geen gezicht en als zijn grote tenen erdoor steken wordt het helemaal een karikatuur. Een interview zal verschijnen in de regionale editie van Het Nieuwsblad/Het Volk (editie Waasland neem ik aan). Komende vrijdag is dus de officiële voorstelling in Hamme: in extremis zijn er medewerkers bij gekomen, het lokale Davidsfonds , de fotoclub Imago en de vzw Durmevrienden die materiaal leveren voor de projectie van natuurfoto's uit de streek van Durme en Schelde. Er zijn bijzonder mooie beelden bij. De bijgevoegde foto is van persfotograaf Peter Maenhoudt uit Gistel. (Nu heb ik toch al 1 lezer)
Dat de kleinhandel zijn overgebleven voorraad sigaretten zonder schrikbeelden niet meer mag verkopen, onderstreept het fanatisme van de gezondheidsfundamentalisten. Dit is het ergste schrikbeeld: intellectuele verkramping. Eén idee overheerst, alle andere reflecties doven uit. De redelijkheid verdwijnt als men nog slechts één reden heeft.