Politici als Patrick Dewael zijn zeker niet te benijden: voor wie kan deze man in feite goed doen? Enerzijds heb je de duizenden Vlamingen die net als Pim Fortuyn denken: de boot is vol, er kan geen vreemdeling meer bij. En daartegenover staan de honderden Vlamingen die solidair zijn via een lokaal actiecomité met een inwijkeling zonder papieren die zij persoonlijk hebben leren kennen. Het voorbeeld van Vlaams Blokker Guido Tastenhoye springt het meest in het oog. Dewael heeft al verscheidene keren zelf geschreven dat er bij de migratieproblematiek drie niveaus betrokken zijn: het nationale, Europese en het oorzakelijke dat vaak buiten Europa ligt. Dewael is enkel voor het eerste niveau direct bevoegd en moet in de eerste plaats daarop beoordeeld worden -voor het uitblijven van een Europees beleid zijn eerder zijn partijgenoten De Gucht en Verhofstadt medeverantwoordelijk. Dewael kan echter wel afgerekend worden op zijn woorden en daden inzake de behandeling van asielaanvragen in eigen land. De casus van het Kazachse gezin waarover de laatste dagen zoveel heisa wordt gemaakt, is ontmaskerend. In De Zevende Dag zei Dewael onder meer dat 'illegalen' niet mogen beloond worden omdat zij de wet omzeilen en onderduiken na een bevel om het Belgisch grondgebied te verlaten. Hier zijn twee rare kantjes aan: is het gebruik maken van wettelijk voorgeschreven en toegestane beroepsprocedures een manier om de wet te omzeilen? Kan men spreken van 'onderduiken' wanneer de kinderen zichtbaar en controleerbaar naar school gaan? Daarnaast verklaarde Dewael dat deze ouders proberen 'op de kap van hun kinderen' in ons land te blijven. De liberalen hebben er de laatste tijd de mond vol van dat zij als enige partij het menselijk individu vertrouwen, zij verwijten socialisten en christen-democraten hun 'betutteling', hun regeltjes die zouden bewijzen dat deze partijen geen vertrouwen hebben in de mensen. En nu blijkt dat de humanist Dewael er niet eens aan denkt dat de Kazachse ouders juist omwille van hun kinderen hier zouden willen blijven: getuigt dit oordeel van vertrouwen in de mensen? De meest gehoorde liberale slogan is de laatste maanden: niet de afkomst telt, wel de toekomst. Wat doe je dan met mensen die duidelijk de ambitie hebben om mee te werken aan de toekomst van ons land en daar ook alle moeite voor doen? Wordt dit Kazachse gezin om een andere reden uitgewezen dan om zijn afkomst? In zijn boekje 'eelt op mijn ziel' schrijft Dewael zelf dat integratie een voorwaarde zou moeten worden om de Belgische nationaliteit te verwerven, en wat blijkt: ondanks de getuigenissen van de lokale overheid, van de betrokken scholen en van medeburgers die allemaal verklaren dat deze mensen perfect geïntegreerd zijn, moeten zij volgens de blauwe excellentie toch desnoods manu militari het land worden uitgezet. Erg veel consistentie zit er dus niet in de woorden en de daden van deze minister en zijn partij. Het boek '1984' is vooral vanwege zijn laatste hoofdstuk over 'Newspeak' en 'Doublethink' een profetische tekst en verplichte lectuur om te leren hoe vaak de taal misbruikt wordt om het volk te overtuigen van het ene terwijl men het tegenovergestelde aan het uitvoeren is.
De ene zender kleurt je dag, Canvas opent je wereld, soms toch. De reportage 'De niña a madre' kon ik onmogelijk neutraal bekijken . In de zomer van 1989 was ik met een zogenaamde werkbrigade in Nicaragua. Op het platteland nabij de universiteitsstad León liepen toen ook reeds kindmoedertjes rond, het meest opvallende voorbeeld een meisje van 14 dat vertelde dat haar dochtertje al 5 jaar oud was.
Toch was vooral in de steden het dominante beeld dat van vrolijk naar school gaande jeugd, lachende meisjes in onvoorstelbaar kraaknette uniformen als je bedenkt uit welke krotten zij te voorschijn kwamen. In de stad zag je wel her en der een zwervertje en geregeld werd er in de hoofdstad Managua gebedeld om een overschotje cola.
Maar sedert de regering Alemán vanaf 1994 is het beeld drastisch omgeslagen: lijmsnuivers, kindhoertjes, schoolverzuim.
Dit is het resultaat van jarenlange directe inmenging door de VS: eerst militair-financieel via de Contra's, later propagandistisch en met loze financiële beloften via de UNO van Violeta Chamorra en later de conservatieve partij van de corrupte Alemán.
Tot slot wil ik hieraan toevoegen dat wij in 1989 tal van Amerikaanse burgers hebben ontmoet die actief waren in allerlei coöperaties en lijnrecht ingingen tegen de politiek van de toenmalige regering Reagan. Als de Amerikanen ooit ergens 'vrijheid en democratie' zullen brengen zal het niet gebeuren vanuit Washington, maar vanuit dat deel van de Amerikaanse bevolking voor wie het messianisme van Bush en soortgenoten al lang een walgelijk theaterstuk is.
Het was te voorspellen dat het initiatief van SP.a om de klachten over wanpraktijken bij de Citibank te bundelen, protesten zou uitlokken.
Vanuit de VLD - die alleen aan haar rechtse kant Open is - voelde Bart Tommelein zich geroepen om als Blauwe Ridder de weerloze bank in bescherming te nemen. Als gewezen woordvoerder weet Trommelein wel wat lawaai maken is.
De rechtse pers - in het bijzonder De Standaard - selecteert duidelijk allerlei opiniestukken en lezersbrieven die de SP.a nu eens beschuldigen van heimwee naar het communisme, dan weer van politiek opportunisme.
De cruciale vraag is echter waarom niemand eerder met deze klachten naar buiten is gekomen: als men vindt dat dit niet de taak is van een politieke partij, waarom is deze ontmaskering dan niet gebeurd door organisaties en personen die beroepshalve met handelspraktijken en armoedebestrijding bezig zijn?
In essentie gaat het om de confrontatie van twee ongelijke partijen: een geslepen, specifiek opgeleide verkoper versus een argeloze, weinig opgeleide klant. Iedere Vlaming heeft al kunnen ondervinden hoe agressief de moderne verkoopstechnieken zijn, via call centers, misleidende folders of advertenties etc En het zijn niet alleen de laaggeschoolden die in de val trappen.
Voor elke vorm van machtsmisbruik geldt deze regel: wie ervan weet en erover zwijgt, die maakt zich medeplichtig. Maar nog altijd schiet men liever op de boodschapper dan op de pleger van het misdrijf. Waarmee de sluipschutters en koene ridders van de vrije markt verraden waar hun loyaliteiten liggen.
Vandaag schrijft ene Sofie Staelgraeve, secretaris-generaal van Open VLD, in DS dat spreken over armoede weer hip is. En uiteraard valt zij de partijen aan die daar aandacht aan besteden, zoals de Groenen die het leefloon willen optrekken. Volgens dit zoveelste liberale genie is de oplossing een betere opleiding en een verhoogde tewerkstelling.
Kandeze Sofie aantonen dat de mensen die nu in de armoede zitten, enige kans maken op een job, zelfs na het volgen van een aangepaste opleiding? De droom van haar idool Verhofstadt om 200 000 nieuwe banen te creëren is niet uitgekomen, ondanks het kunstenvliegwerk van de zwaar gesubsidieerde PAW-jobs voor schoonmaaksters etc
Onder het betoog van elke neoliberaal lees je nog altijdhet clichébeeld van de OCMW-klant als profiteur, net zoals de werklozen in de ogen van een donkerblauwen parasieten zijn.
Maar het zijn niet de liberalen die concrete actie hebben ondernomen om het probleem op te lossen: de vorige minister van onderwijs, Marleen Vanderpoorten, was een liberaal en zij heeft weinig ondernomen om de schooluitval te voorkomen, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen met een getuigschrift de school verlieten; evenmin zijn de liberalen voortrekkers als het gaat om de bestrijding van het racisme op de werkvloer.
Neoliberalen geloven in the American Dream: iedereen heeft de kans om rijk te worden en wie het niet haalt heeft dat alleen aan zichzelf te wijten, die is te dom of te lui.
Het slot van de Open VLD secretaris-generaal klinkt dan ook als volgt: de meeste mensen in dit land hebben het goed en zullen in hun leven nooit enige armoede kennen. Daar mogen we trots op zijn. Duidelijker kan het niet gezegd: wie uit de boot valt, telt voor de wijd Open VLD niet mee.
Vandaag besluit Arnon Grunberg zijn reportage over de Amerikaanse gevangenis in Guantanamo Bay (in De Standaard van 31 maart) met de opmerking dat het wereldwijde protest tegen de praktijken in die gevangenis een voorbeeld is van 'selectieve verontwaardiging, of beter: selectieve onverschilligheid'.
Voor een groot deel heeft hij gelijk: ook bij ons fungeren gevangenissen nog als Middeleeuwse 'oubliettes' of vergeetputten. De pretentie van ons gevangeniswezen is dat onze 'penitentiaire instellingen' aan heropvoeding doen, dat ze de reïntegratie van de gevangenen - althans diegenen die ooit vrij zullen komen - voorbereiden.
Dit doel kan onmogelijk worden bereikt met overbevolkte cellen, te weinig en onvoldoende geschoold personeel. Cipiers zouden ook opvoeders moeten zijn en de vraag kan worden gesteld of die mensen daarop worden geselecteerd en voorbereid. En of de werkdruk en -omstandigheden een opvoedende opdracht mogelijk maken.
Voor de meeste fatsoenlijke burgers geldt in verband met veroordeelden: 'opgeruimd staat netjes', de delinquenten worden veilig opgeborgen en wat er verder mee gebeurt gaat ons niet aan. Tot we dan geconfronteerd worden met recidivisten of met familieleden die een misstap begaan.
Een beschaving bewijst haar kracht en waarde aan de rand: hoe gaat ze om met marginale figuren, met mensen die niet beantwoorden aan het algemene patroon, om het even of het nu over kansarmen gaat dan wel om criminelen.
Niettemin hebben we het recht en zelfs de plicht om de wanpraktijken in Guantanamo aan te klagen. Een land dat de pretentie heeft om andere landen te brandmerken als 'barbaren' of 'the axis of evil' en voor zichzelf een morele superioriteit claimt, moet uiterst kritisch worden benaderd.
Morele superioriteit wordt bewezen door heel concrete daden niet door ronkende verklaringen.
Heeft Marcel van Nieuwenborgh zijn tekst 'Lachen met letteren' in een zwaarmoedige bui opgesteld? (zie De Standaard der Letteren van vrijdag 30 maart) Hij poneert de stelling: ' Ik ken geen Nobelprijswinnaars die grappige meesterwerken hebben geschreven. Meesterwerken vertonen doorgaans overgewicht en zijn humorloos.' Het kan toch niet dat deze man nooit een stuk van Becket heeft gezien of gelezen. Zit er geen humor in het oeuvre van Milan Kundera en Márquez? Om nog maar te zwijgen over de meesterwerken uit de verre geschiedenis: Don Quijote van Cervantes, de toneelstukken van Shakespeare, de geschiedenis van de brave soldaat Schweyck, onze eigen topwerken gaande van het dierenepos Van den Vos Reynaerde tot De Kapellekensbaan van L.P. Boon. En vind je geen humor in de Griekse mythen en sagen, in de Metamorfosen van Ovidius?
Misschien moet van Nieuwenborgh maar eens De rokken van de Ui van Günther Grass doornemen om erachter te komen hoe grillig de herinnering omspringt met het geheugen, in het bijzonder met het onbetwistbare geheugen van de feiten.
Wat is hier nu zo ergerlijk en verwonderlijk aan? Deze Marcel is tientallen jaren hoofdredacteur literatuur van DS geweest, heeft in tal van literaire jury's en commissies gezeteld en beweert nu dat grote literatuur het werk van droogstoppels is zonder enige zin voor humor. Zou je op de duur de kranten niet moeten verplichten om een sticker te dragen: 'opgepast, denk niet dat dit waar is'?
Dat de media-optredens van Rik Torfs voor controverse zorgen bij zijn collega's en werkgever is niet verwonderlijk.
Afgezien van de kleine kantjes zoals de afgunst, moet men toch een onderscheid maken. Duidingprogramma's en kwaliteitsbladen vragen Torfs omwille van zijn verrassende inzichten en zijn verbale talent. In die zin is Torfs een jongere en frissere versie van Mark Eyskens.
Maar door amusementsprogramma's wordt hij gevraagd vanwege zijn amusementswaarde. Of hij daarmee de academische waardigheid schaadt, lijkt me minder belangrijk als de vraag hoeveel hobby's iemand erop na kan houden eer zijn beroepsactiviteit eronder gaat lijden?
Vergelijk het met Marc Reynebeau die al 20 jaar een volledige biografie van Paul van Ostaijen aankondigt - en het reeds gepubliceerde deel 'Een dichter in Berlijn' laat het beste verhopen - maar er wellicht door zijn mediatieke gulzigheid niet aan toe komt.
De fundamentele vraag is daarom: kan je tegelijk de massa aangenaam bezig houden en in een bepaald vakspecialisme excellent zijn. Dat zullen we pas weten wanneer er van de hand van Rik Torfs een boek over kerkelijk recht verschijnt dat zowel zijn vakgenoten als het bredere publiek geestig en geestelijk verrijkend zal bezighouden.
Nog maar 14 dagen geleden schreef Guy Tegenbos in De Standaard dat er in de toekomst moet bezuinigd worden in de sociale uitgaven. Naar aanleiding van een rapport over de armoede in België schrijft deze helderziende vandaag dat er juist meer zal moeten worden geïnvesteerd in de armoedebestrijding.
Journalisten volgen gewoon de waan van de dag, zij zijn de beste stuurlui aan wal. Maar vraag van hen geen consistente en consequente visie op de grote problemen van deze tijd, dat gaat hun bevattingsvermogen te boven. En dit is geen schande, als je tenminste de eerlijkheid opbrengt om toe te geven dat jij het ook niet zo duidelijk meer weet.
Tegenbos is van oordeel dat minstens 70 % van onze bevolking zal moeten tewerkgesteld worden om de sociale noden op te vangen. Hij zegt er wel niet bij hoe deze activiteitsgraad moet worden bereikt. Dan kan je net zo goed beweren: iedereen moet rijk worden, dan is de armoede opgelost.
In die stijl kan een kleuter het ook vragen aan Sinterklaas.
Is er nog een voetballiefhebber die eraan twijfelt dat de huidige generatie Belgische voetballers over minder talent beschikt dan de meeste van hun tegenstanders?
Een bevredigende verklaring hiervoor hebben we nog niet gehoord noch gelezen, en wellicht bestaat die ook niet.
Vorige generaties deden wel internationaal mee en leverden spelers op met Europese klasse: Scifo, Nilis, Degryse, Ceulemans en Gerets; en vroeger: Van Himst, van Moer, Lambert en Puis. En die hadden een gelijkaardige jeugdopleiding doorlopen als de huidige voetballers - hoe verklaar je dan het verschil?
Talent is er of het is er niet; een opleiding kan het alleen verknoeien of omgekeerd stimuleren. Maar of iemand de top haalt en zich daar kan handhaven heeft met die aangeboren begaafdheid te maken, met doorzettingsvermogen en geluk (denk aan de blessuregevoeligheid van Kompany).
Men kan bezwaarlijk aannemen dat sedert Rik Coppens en Jef Mermans het Belgische sperma zo dramatisch is achteruit gegaan, dat er nu alleen nog weke en talentloze kinderen worden geboren. De Belgische voetbalbond mag dan uit een bende knoeiers bestaan, de bond is geen eugenetisch laboratorium.
Trouwens, vergelijk het met de kunst: iedereen doorloopt een vergelijkbaar onderwijs en de ene kan wel schrijven, schilderen of acteren en de andere niet. En de ene doet het, de andere pocht erover op café.
Het is bon ton de dopingrepressie toe te juichen, om het even welke vormen die aanneemt.
Maar heeft men er al even bij stil gestaan hoe inconsequent de beschermers van de gezonde sport wel zijn.
Zaterdag konden we het nog zien in Milaan-San Remo: de jaarlijkse valpartijen, vaak met ernstige schade voor de betrokken renners.
Er zijn risico's inherent aan het vak, maar andere die volgen uit de onverschilligheid van de organisatoren en de sportbonden en het gerecht voor de veiligheid van de renners. Men kan lijstjes opmaken van al de renners die al zijn omgekomen of voor lange tijd werden uitgeschakeld door nodeloze waaghalzerij.
Stel je in alle eerlijkheid de vraag: is de afdaling van de Cipressa in volle finale wel te verantwoorden? De feiten liegen er niet om.
En dan maak je het mee dat wanneer de renners hiertegen protesteren zoals een paar jaar geleden in de Ronde van België onder aanvoering van Tom Boonen, de dopingdominee bij uitstek, Michel Wuyts, op tv uitroept: 'nu gaan de renners toch te ver, zij moeten toch denken aan hun sponsors en aan hun supporters.'
Kortom, wat is uiteindelijk belangrijk: de gezondheid van de atleet, of het geïnvesteerde kapitaal en de sensatie?
Noël Slangen is een stimulerende geest: hij geeft soms voorbeelden die zijn betoog perfect illustreren, helaas soms in zijn nadeel.
Zo waarschuwt hij ervoor om de kracht van de taal niet te onderschatten en geeft als voorbeeld de Engelse woorden just en fair om aan te tonen dat iets tegelijk juist en niet fair kan zijn. Voor zover ik weet betekent de Engelse uitdrukking just and fair : gerechtvaardigd en eerlijk; afgeleid van het latijnse 'justus' slaat het meer op een morele juistheid dan op een semantische. Voor wat semantisch juist is wordt in het Engels meestal 'true', correct of exactly , precisely gebruikt, tenzij in emfatische zin zoals 'just now, just as I say'. Ik kan mij vergissen. (deze alinea kan dan worden geschrapt)
Belangrijker is het volgende in zijn tekst. Slangen schrijft: Hiërarchie kan worden doorbroken door humor, maar enkel en alleen in de omgekeerde (van topdown dus) richting. Humor is het wapen van demachtelozen tegen de machtigen. Nooit omgekeerd.
De makke is echter dat humor van deze soort meer te maken heeft met escapisme dan met weerwerk. Gaande van de hofnar (die verder leeft in figuren als Geert Hoste) tot het jaarlijkse carnaval is de humor van de machtelozen vrijwel nooit verontrustend voor de gezagsdragers, integendeel: zij lachen er nog het hardst om.
In haar schitterende boek Joodse humor merkt SalciaLandmann (zelf een joodse) op dat die typische joodse zelfspot vooral voorkwam wanneer de jodenvervolging het ergst was, maar nog niet als hopeloos werd ervaren dus niet tijdens de Holocaust. Deze humor diende om de psychologische druk even te verminderen, niet om aan te sporen tot daden van verzet. Het zou trouwens interessant zijn om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen deze psychische elasticiteit van de joden en hun fatalisme, hun over het algemeen lijdzame houding bij pogroms en Endlösung.
In elk geval is de humor van de machtelozen geen wapen in de politieke betekenis van die term, wel een overlevingsstrategie die in feite de machtsverhoudingen bevestigt en daarom escapisme kan worden genoemd.