Tijdens de zomermaanden kom je allicht op een feestje of receptie in de buitenlucht terecht. Je hebt een degelijke camera, dus de kans is groot dat je wordt aangesproken om wat beelden te schieten. Onderschat die taak niet. Het is vaak moeilijker en vermoeiender dan je denkt. Je moet constant rondkijken en anticiperen om goede beelden te maken, waarin zowel licht, compositie als emotie perfect zitten. Van het feest zul je weinig meepikken
Instellingen
In de buitenlucht is er veel licht, dus kun je de gevoeligheid van je camera gerust op ISO 100 instellen. Tenminste: als het zonnetje van de partij is. Is het bewolkt, dan is een instelling op ISO 200 net iets beter. Kies in elk geval de laagst mogelijke gevoeligheid: hoe lager de ISO-waarden, hoe rijker de kleuren en hoe minder je beeld wordt verstoord door ruis.
De witbalans stel je bij zonnig weer in op het zon-pictogram, bij bewolkt weer op het wolkje en in de schaduw uiteraard in de schaduw-stand. Wanneer de weersomstandigheden voortdurend wisselen, kun je de witbalans beter op automatisch laten staan. Hou er dan wel rekening mee dat je camera raar kan doen als er opvallende kleurvlakken in beeld komen fotografeer je bijvoorbeeld met een rood tentzeil als achtergrond, zal de camera de dominantie van dat ene kleur op een verkeerde manier proberen te compenseren, waardoor vreemde kleurzwemen je beeld om zeep helpen.
Wil je het grootste deel van wat je wil vastleggen scherp in beeld hebben, dan kies je het beste voor een belichtingsinstelling met diafragmavoorkeur. Je kiest een hoog diafragmagetal zoals f/16 en de camera zal automatisch de overeenkomstige sluitertijd bepalen voor een optimale belichting. Let echter goed op dat de sluitertijd niet langer wordt dan pakweg 1/30ste van een seconde. Bij die sluitertijd treedt namelijk snel bewegingsonscherpte op. Sommige cameras zullen de sluitertijd knipperend weergeven als die gevaar op bewegingsonscherpte oplevert. Stel in dat geval een groter diafragma (dus een kleiner diafragmagetal) in, bijvoorbeeld f/11. Zaak is dus om de goede balans te vinden tussen een zo groot mogelijk diafragmagetal en een doenbare sluitertijd.
Scherptediepte
De scherptediepte beperken en enkel je hoofdonderwerp scherp in beeld brengen levert doorgaans echter veel mooiere fotos op. Die persoon of dat object lijkt dan los te komen van de achtergrond en het lijkt wel of je diepte creëert in wat nochtans een tweedimensionaal beeld is.
Ook om dit effect te bereiken kies je de diafragmavoorkeur, maar nu stel je een groot diafragma (en dus een klein diafragmagetal) in. Hoe kleiner het diafragmagetal, hoe beperkter de afstand waarin je onderwerp scherp wordt weergegeven. Het kleinste diafragmagetal dat je kunt instellen is afhankelijk van je lens. Sommige lenzen hebben een grotere maximale lensopening dan andere. Ze laten meer licht door, maar zijn ook groter, zwaarder en duurder.
Heb je echter een lens waarvan de maximale lensopening niet zo groot is, dan is er nog een trucje dat kan helpen om de scherptediepte toch te beperken. Je moet namelijk zoveel mogelijk inzoomen. In de telestand van een zoomlens is de scherptediepte door bepaalde optische factoren vanzelf al veel kleiner dan wanneer je uitzoomt tot in de groothoekstand.
Om compositorische redenen is het beter om geen afleidende elementen op te nemen in de voorgrond van je beeld. Zorg dus dat je hoofdelement de voorgrond is en dat enkel de achtergrond onscherp wordt.
Door het instellen van een klein diafragmagetal zal je camera een snellere sluitertijd instellen om tot een juiste belichting te komen. De kans op bewegingsonscherpte verkleint hierdoor aanzienlijk.
Een te korte sluitertijd kan je wel parten spelen als je een invulflits wilt gebruiken. Je flitser werkt niet goed bij extreem korte sluitertijden. De flitssynchronisatietijd is de kortste tijd waarop je je flitser kunt gebruiken. In de handleiding van je camera wordt die vast wel ergens vermeld. Meestal kun je flitsen tot een sluitertijd van 1/125ste tot 1/250ste van een seconde. Is de sluitertijd te kort om de invulflits te gebruiken, maak dan het diafragma kleiner. Daardoor wordt de sluitertijd automatisch langer.
Zon en mensen
Als fotograferen eigenlijk schrijven met licht is, dan zouden de omstandigheden ideaal moeten zijn als er heel veel licht is, zoals op een mooie, zonnige namiddag. Maar daar zou je je wel een lelijk in kunnen vergissen. Mensen in volle zon fotograferen is niet zo eenvoudig als het op het eerste gezicht lijkt. Wie recht in de zon kijkt, zal bijvoorbeeld zijn ogen dichtknijpen en de vreemdste grimassen trekken. Dat kun je dus het best vermijden.
Maar ook als je onderwerp het licht in de rug heeft, zit je snel met technische probleempjes. De kans is namelijk groot dat de zon in je lens schijnt, waardoor er vreemde lichtkringen je beeld gaan verstoren. Het kan ook een lichtzweem opleveren die heel je beeld bederft. Bovendien is de kans groot dat de personen die je in beeld wou brengen volledig onderbelicht zijn. Maar met een paar simpele trucs kunnen tegenlichtopnamen soms de mooiste worden.
Fotografeer je tegen de zon in, dan kun je storende reflecties krijgen. Je vermijdt die door de zonnekap op de lens te zetten. Ten eerste: zorg ervoor dat de meegeleverde zonnekap op je lens staat. Zo voorkom je in de meeste gevallen dat de zon recht in de lens schijnt. Voldoet die zonnekap niet, gebruik dan je hand om het in de lens vallende zonlicht af te schermen. Let er natuurlijk op dat je hand niet in beeld komt!
Sommige camera's hebben een preset voor fotograferen bij tegenlicht. Wanneer je die instelt, zal je camera rekening houden met de situatie en zijn belichting automatisch compenseren.
Heeft je camera niet zo'n preset of wil je zelf meer controle, stel de camera dan in op spotmeting. Daarbij houdt het lichtmetingssysteem enkel nog rekening houden met een beperkte zone in het centrum van je beeld. Als je die zone op je onderwerp richt, zal de belichting voor dat onderwerp ideaal zijn.
Bij tegenlicht kun je ook gebruik maken van een invulflits. Daarbij laat je de flitser op de camera afgaan, ook al is er overvloedig veel licht beschikbaar. Het flitslicht verlicht namelijk de persoon die je wilt fotograferen, zodat die ondanks het tegenlicht toch goed belicht is. De invulflits stel je in via het flitsmenu van je camera. In vele gevallen levert dat schitterende resultaten op.
Valt het zonlicht schuin op iemands gelaat, dan zul je merken dat een deel van zijn gezicht erg licht is en het andere deel een donkere schaduw vertoont. Dat is niet bepaald flatterend. Ook hier kan de invulflits een mooie oplossing bieden. Wanneer je de camera in volautomatische opnamemodus gebruikt of de scènepreset voor portretfotografie kiest, zal de camera in de meeste gevallen zelf beslissen om de invulflits te activeren. Doet hij dat niet, hou dan deze tips in je achterhoofd.
Checklist feestjes in de buitenlucht
* Gevoeligheid: ISO 100 of 200 * Opnamestand: diafragmavoorkeur * Diafragma: f/16 voor veel scherptediepte; groot diafragma voor weinig scherptediepte * Bij tegenlicht: gebruik spotmeting of de invulflits
Tip: Laat personen niet recht in de zon kijken.
www.nieuwsblad.be
|