Thuis was alles fijn, alles in orde, naar mijn gevoel tenminste. De school, dat was heel iets anders. In de eerste klas kreeg ik juffrouw Blauw. Die begreep niets van dit altijd wat afwezige jongetje. Als alle kinderen braaf aan het rekenen of aan het schrijven waren dwaalden mijn gedachten weg. Het boeide me allemaal niet. Ze had al een keer verteld dat 2+3 5 was, waarom dat eindeloze herhalen? En als de rest van de klas nog met het tweede hoofdstuk van het leesboekje aan het worstelen was, had ik het al helemaal uit. Dus droomde ik weg, keek naar buiten, keek naar de vogels en de bomen, naar de planken van de muur, en de dichtgestopte gaatjes daarin. Logisch gevolg: Als ik de leesbeurt kreeg had ik er geen notie van waar ik moest lezen. En mn rekenwerk was ook nooit af, ik vond het helemaal niet interessant. Juffrouw Blauw wist wel raad met zo'n rotjong. Ik heb dan ook menig uurtje op de grond gezeten, vooraan in de hoek van de klas moest ik mn werk dan doen. Niet dat het hielp, ik vond het helemaal niet erg om daar te zitten, nu kon ik de houten wanden van veel dichterbij zien, en de gaatjes ook! En verder dwaalden mijn gedachten toch wel weg, ik had geen beelden nodig om buiten te zijn, en de herinnering aan de zingende vogels onderweg naar school was genoeg om in gedachten in het bos te lopen. "Jantje is lui" was het keiharde oordeel van de juf. Maar ik verveelde me alleen maar, en begon me meer en meer af te sluiten van wat er in de klas gebeurde. Tot ik op een zeker moment helemaal niet meer wist waar het over ging, want ook als er iets nieuws aan de orde was, droomde ik weg. Ik ben dan ook gelijk in mn eerste schooljaar al blijven zitten. Ik had ook een vriend, Frans, we werden de beste vrienden. Waarschijnlijk omdat we beiden buitenbeentjes waren, we voetbalden niet, liepen niet te schreeuwen op straat, deden niet mee aan wie het verst kon springen of het hardst kon lopen, wij hadden andere interesses. Wij maakten mooie constructies met onze mecanodozen en bouwden huizen van Lego. En daar konden we dan heerlijk mee spelen, dan weer waren we een trein, dan weer een vliegtuig, en ook wel eens een duikboot. Natuurlijk werden we gepest, vooral door Jaap, die altijd overal het beste in wilde zijn, en dat ook aan iedereen wilde bewijzen, maar nooit eens de kans kreeg om ons te verslaan, want wij zaten er niet zo mee dat Jaap beweerde harder te kunnen lopen dan wij. Als onze grote broers in de buurt waren, vooral de mijne, dan bleef Jaap wel op een afstand, want mijn grote broer was een gevreesde belhamel. Frans was net nog iets "slomer" dan ik, want ik klom nog wel eens in een boom, lekker hoog, maar Frans bleef altijd op de onderste takken zitten. We gingen ook samen het bos in, dan waren we ontdekkingsreizigers die de meest mooie vreemde werelden ontdekten in het bos, of dappere soldaten, of nog beter: geheim agenten! Nadat ik me op school doorgeworsteld had tot aan de derde klas, kwam er een nieuwe school, veel dichter bij huis, pas gebouwd. Die school zag er al veel vriendelijker uit, en de meester van "de zesde" werd er "bovenmeester". Ondanks dat mijn resultaten ver onder de maat bleven op school was het er toch leuker. Zo wisten we dat mijnheer Jansen van de derde klas vrijde met juffrouw van Driel van de vierde! Op een dag hadden we er lucht van gekregen dat de juf bij de mijnheer achterop zijn brommer zou gaan aan het eind van de dag. In het diepste geheim hebben we zijn uitlaat voltestopt met denneappels en dennenaalden. Waarom ? geen idee, maar we stikten van het lachen bij de voorpret. In het weekend was het veel leuker om naar school te gaan. Frans en ik hadden een truuk om op het dak te komen, en ja, dat mocht natuurlijk niet, dus was het enorm leuk om te doen. We doken weg bij elke voorbijganger, dat was pas spannend ! Anderen gingen dat ook doen, maar werden betrapt en door de wijkagent toegesproken. Frans en ik waren slimmer, wij werden nooit gepakt want we waren gewoon voorzichtiger, en altijd op tijd weg. Onze ouders waren er dan ook van overtuigd dat wij "zulke dingen" niet deden, want over ons kwamen nooit klachten. We waren echte vrienden, kameraden, en niets kon daar tussen komen !
|