.Poelkikkers vluchten het water in, waar ze zich verbergen in het bodemsubstraat of tussen de waterplanten.
Als ze worden vastgepakt kunnen de dieren met open bek schreeuwen.
Ander passief afweergedrag bestaat uit: het zich opblazen, de kop wegbuigen en de snuitpunt op de grond drukken.
Soms voeren de kikkers ook actief met hun kop stootbewegingen richting de vijand uit.
De larven zijn erg schuw en vluchten soms nogal onstuimig weg.
.Bij het verlaten van het ei hebben de larven een totaallengte tussen 5 en 8 mm.
Ze groeien door tot een totaallengte van 50-75 mm.
Af en toe worden 'reuzenlarven' met een lengte van 130 mm waargenomen.
De meetamorfose wordt tussen half juli en eind september voltooid.
Als de dieren het land op gaan hebben ze een kop-romp lengte van 20-30 mm.
Voor de overwintering kunnen ze nog eens 10-20 mm groeien. in de loop van het volgende jaar worden ze dan geslachtsrijp en in het daaropvolgende jaar nemen ze deel aan de voortplanting.
De poelkikker kan 6 tot 12 jaar oud worden.
Hier nog een foto van een poelkikker- kikkerdril.
.Dit komt grotendeels overeen met dat van de meerkikker.
Aangezien de poelkikker vaak ver van het water verwijderd op jacht gaat, zou het aandeel aan levende ongewervelden iets groter kunnen zijn.
Ook de poelkikker kan reusachtige prooidieren verorberen.
Zo at een vrouwtje met een kop-romp-lengte van 70 mm binnen 35 minuten een jonge kikker van dezelfde soort met een lengte van 42 mm op
.De poelkikker heeft een voorkeur voor kleine, vegetatierijke en voedselarme watertjes.
Het gaat hierbij om elzenbroek-bos, veedrinkpoelen, oevers van hoogveenmoerrassen en met water gevulde greppels in een open landschap, maar ook in grotere bosgebieden.De poelkikker wordt slechts zelden aangetroffen bij grotere vijvers, meren of langs stromende rivieren.
Hij lijkt ook vegatatiearme greppels te mijden.
Langs de wateroever zit de poelkikker op kleine, vegetatiearme en drassige plekken te zonnen.
De poelkikker is minder aan het water gebonden dan de meerkikker en kan buiten de voortplantingstijd ook worden aangetroffen in weilanden en bossen die op enige afstand van het water liggen.
De kikkers overwinteren op het land.
De larven leven in de bovenste waterlagen en in de snel opwarmende ondiepe oeverzone.
.De gonzende roepseries duren ongeveer 1,5 seconden en iedere seconde worden 30-45 tonen geproduceerd.
De roep is iets zachter dan die van de meerkikker en de middelste groene kikker.
Ook bij de poelkikker vormen de mannetjes koren.
De territoria zijn kleiner dan bij de meerkikker, waardoor een dichtheid van 5-10 mannetjes per vierkante meter niet ongewoon is.
.De paarkussentjes van de mannetjes zijn in de voortplantingstijd lichtgrijs van kleur.
De mannetjes zijn in deze periode opvallend geel of soms bruinig gekleurd, waarbij ook de donkere rugvlekken vaak geheel overdekt zijn door het gele pigment.
De iris van de mannetjes wordt in die periode ook geheel goudgeel.
de mannetjes hebben witte gepaarde kwaakblazen.
De vrouwtjes behouden in de voortplantingstijd hun 'gewone' tekening.
Ze zijn groter dan de mannetjes, maar hun voorpoten zijn minder goed ontwikkeld.
Nog een foto van een poelkikkervrouwtje.
.De trek naar de voortplantingswateren kan al half maart beginnen, maar de echte voortplantingsactiviteiten beginnen pas eind april of begin mei, als de temperatuur 18°C of meer bedraagt.
Het merendeel van de vrouwtjes zet in de tweede helft van mei de eieren af.
Een enkele keer kan men tot in juli parende dieren aantreffen.
Het paargedrag lijkt op dat van meerkikker. Hetzelfde geldt voor de eieren en voor de duur van de embryonale ontwikkeling.
Een vrouwtje poelkikker produceert echter slechts 590-2990 eieren per seizoen.
.Mannetjes bereiken een kop-romp-lengte van 45-55 mm (zelden 70 mm) en vrouwtjes van 55-65mm (zelden 80 mm). De snuit is spitser dan bij de meerkikker, maar de vorm van de pupillen en de maat van het trommelvlies komen overeen.
De rugzijde is meestal grasgroen van kleur, maar er zijn ook exemplaren met een blauwgroene of bruine kleur.
De bovenzijde van de achterpoten is meestal bruin van kleur.
De rug is bedekt met zwarte ( vrouwtjes) of bruine (mannetjes) scherpbegrensde vlekken, die op de flanken vaak versmelten tot lengtestrepen.
Midden over de rug loopt vaak een lichtgroene lengtes-treep.
De lendenen en de achterzijde van de dijen zijn oranje of geel gevlekt.
De buikzijde is doorgaans egaal wit met slechts enkele grijze vlekken, een enkele keer is de buikzijde grijs gemarmerd.
Hey beste bloggers het paasweekend staat voor de deur ,wat gaan de dagen vlug voorbij.Maar het is een leuk weeknd want de kinderen kunnen ook eieren rapen als het weer meezit natuurlijk dat moeten we afwachten. vele groetjes van hyacinttje en nog een heel fijn paasweeknd gewenst voor jullie allemaal.
Goedenavond beste bloggers het is bijna alweer pasen, wat gaan de maanden toch rap voorbij, dat maar gauw de lente aankomt met veel goed weer en hopelijk mogen we een goede zomer hebben die niet tè warm is.
vele groetjes van hyacinttje.
.De bloeitijd is middelmatig vroeg. Stuifmeel is zeer goed. Ras is zelffertiel ( vraagt geen extra bestuiver ).
Deze soort heeft geen andere soort nodig om te bestuiven.