.Er zijn vier verschillende tabbypatronen: ticked (gestippeld), mackerel (gestreept), spotted (gevlekt) en blotched (gemarmerd). Als Britten een zilverwitte ondervacht hebben, heten ze silvertabby's, maar ook goldentabby's zijn in opkomst.
De tabbypatronen kunnen in vele kleuren voorkomen, vooral in zwart, blauw en rood.
Chinchilla Britten hebben een zilverwitte ondervacht. Afhankelijk van de hoeveelheid kleurpigment in hun haarpunten, hebben ze verschillende benamingen.
Is het pigment zwart of blauw, dan noemt men ze smoke (de bovenste helft van de haar is gekleurd), shaded (een derde gepigmenteerd) of tipped ( zeer weinig pigment in de haarpunten).
Is het pigment rood of crème, dan noemt men ze camèo's ( een derde van de haar gekleurd) of shells (zeer weinig van dit pigment in de haarpunten).
Colourpoints hebben een aftekening als bij Siamezen: donkerder gekleurde oren,snuit,poten en staart. de variëteiten zijn veelal afgeleid van bestaande Perzische kleurstellingen. De kleur van de points kan seal (zwart), blauw, chocolate, liliac,rood of crème zijn. Combinaties met alle vachtkleuren en -patronen is mogelijk.
.De klassieke kleur is blauw (net als die van de Karthuizer), maar er zijn vele kleuren mogelijk. de effen kleuren zijn : wit, zwart, blauw, rood, crème, chocolate en lilac. Er mogen geen witte haren in de vacht voorkomen (behalve bij effen wit en bicolours) en er mag geen tabbytekening te zien zijn, behalve gedurende korte tijd bij kittens Parti- colours hebben een gedeeltelijk witte vacht (ghostmarking)
(echter niet meer dan eenderde) en komen in meerdere veriëteiten voor: als bicolours (combinatie met een effen kleur) of als tricolours (combinatie met een schildpadpatroon). Tortie of schildpad betekent dat de kat twee kleuren in de vacht heeft en in princiepe van het vrouwelijke geslacht is (schilpadkaters zijn zeldzaam en steriel).
.De britse Korthaar is een middelgrote tot grote kat, in ieder geval kort en gedrongen met een brede borstkas en gespierde rug en nek.De poten zijn kort, met stevige ronde voeten. De staart is gemiddeld tot kort, met een ronde punt. De kat heeft een veerkrachtige, dik ingeplante vacht, die stevig aanvoelt. Het haar moet rechtop staan en niet tegen het lichaam aan liggen. Het hoofd is rond met een brede schedel, dikke wangen (vooral de katers) en ver uit elkaar staande kleine oren. De ogen moeten groot en rond zijn met een kleur die afhankelijk is van de vacht. De neus is kort en recht, zonder stop.
De kin hoort goed ontwikkeld te zijn.De ogen zijn in princiepe koper- tot oranjekleurig, maar de witte Brit mag twee of een (odd-eyed:blauw en goud) blauwe ogen hebben. Allen silvertabby's mogen groene ogen hebben. Colourpoints hebben blauwe ogen.
.Als kittens zijn Britse korthaar katten heerlijk speels. Later worden het rustige en vriendelijke katten met een zeer gelijkmatig karakter. Ze kunnen uitstekend zichzelf vermaken, houden erg van slapen, maar vinden het ook heerlijk om geknuffeld en geaaid te worden. Wel blijven ze spelen heel leuk vinden, het zijn gezellige knuffelberen. Bovendien kunnen ze over het algemeen prima opschieten met kinderen, honden en andere katten. Ze kunnen uitstekend aarden in bovenwoning of flat, maar een terras of tuin vinden ze ook prettig.
.Britse korthaar katten werden rond 1870 in Groot-Britannië gefokt uit mooie huiskatten, waarna het inkruisen van Perzen heeft gezorgd voor de massieve, gedrongen vorm en het bolle hoofd. Zoals de naam al doet vermoeden, is dit een ras met een korte vacht. Britse korthaar katten moeten onderscheiden worden van (vooral in Scandinavië voorkomende) Europese Korthaar katten, die een gladderevacht, langere poten, een langere snuit en grotere oren hebben.
Dan bestaan er ook nog American Shorthair katten, ten onrechte, nogal eens verward met Karthuizers (Chartreux), maar deze zijn oorspronkelijk afkomstig uit Frankrijk en hebben een meer trapeziumvormig hoofd, amandelvormige ogen en hoog op het hoofd geplaatste oren.
- Andesflamingo ( Phoenicoparrus andinus)
komt voor in de Chileense Andes
- James' flamingo (Phoenicoparrus jamesi)
Komt voor in de Andes van Peru en Noord-chili.
.- Amerikaanse of rode flamingo ( Phoenicopterus ruber )
komt voor in het Caraïbisch gebied en op de Galapagos-eilanden.
- Chileense flamingo ( Phoenicopterus chilensis)
Komt voor in gematigd Zuid-Amerika.
- ( Gewone) flamingo ( Phoenicopterus roseus)
Komt voor in het Middelandse Zeegebied, West-Azië en Afrika.
.Flamingo's hebben een lengte van 140 tot 175 cm, inclusief kop en de nek. Zoals bij veel andere dieren , zijn de mannetjes flamingo's groter dan de vrouwtjes. De ogen zijn klein en hebben een lichtgele kleur.
.Flamingo's hebben bijzonder lange poten en een bijzonder lange hals. Het zijn echte voedselspecialisten die met een bijzonder filtermechanisme in hun snavel klein voedsel uit het water weten te filteren. Zij leven veelal rond zoutmeren, waar zij vaak het rijk alleen hebben. Het voedsel van flamingo's verschilt van soort tot soort. Grotere flamingo's eten meestal kreeftachtigen, schelpdieren en wormen terwijl de kleinere flamingo's vooral microscopisch kleine algen eten.
. Voor de voortplanting zijn padden nog wel van water afhankelijk en in het voortplantingsseizoen ( maart- april) gaan ze op zoek naar water ( paddentrek) en leggen daarbij soms grote afstanden af waarbij op de wegen die door de trekroute worden gekruist veel verkeersslachtoffers vallen.
Op sommige drukke routes helpen vrijwillegers de padden over de gevaarlijkste autowegen door schermen te plaatsen met ingegraven eieren worden in lange doorzichtige snoeren in het water gelegd en aan ondergedoken waterplanten vastgemaakt. Uit de eieren komen donderkopjes die het water verlaten als ze eenmaal pootjes hebben, net als kikkers. Padden worden in de natuur gemiddeld een jaar of 6 oud. Ze zijn pas na 3 a 4 jaar geslachtsrijp. De maximaal te bereiken leeftijd wordt verschillend opgegeven: zelfs 40 jaar wordt hier en daar vermeld !
Hierbij nog een foto van een eiersnoer - Bufo - Bufo
.Padden lven van insecten, spinnen, slakken en regenwormen, die gedurende de schemering en de nacht worden bejaagd; overdag schuilt de pad onder objecten als stenen en houtstronken en in struiken. Het voedsel hangt ook af van de groote; heel grote exemplaren boven de 12 cm eten alles wat in de bek past.
Zelfs muizen en uit het nest gevallen vogels zijn dan niet veilig! Exemplaren van een dergelijke grootte komen vaker voor in meer warmere streken.
.Het is vanwege het enorme verspreidingsgebied de bekendste soort pad in Europa, en komt ook in heel Europa voor met uitzondering van Ierland en enkele Mediterrane eilanden. Ook leeft deze soort in Noord-Afrika; in Marokko, Algerije en Tunesië. In veel gebieden waar de gewone pad voorkomt is het tevens de meest algemene soort amfibie, onder andere in Nederland en België. Vanwege de grotendeels verborgen levenswijze komt men ze echter niet vaak tegen; de pad houdt zich overdag vooral schuil onder stenen om pas in de schemering actief te worden.
.De gewone pad is als volwassen dier meestal tussen de 6 en 13 cm lang, met uitschieters tot 15 cm. Het mannetje is vaak bijna de helft kleiner dan het vrouwtje. De kleur is bruinig tot grijzig, ook wel eens wat groenig, met een droge, wrattige huid. Er zijn in totaal 4 ondersoorten die allemaal een iets ander verspreidingsgebied hebben en een afwijkende kleur en soms zelfs een tekening hebben. Zoals bijna alle padden kruipt de gewone pad meer dan dat hij echt springt. De pupil is spleetvormig, en loopt horizontaal. Achter ieder oog zit een opvallend dikke gifklier, maar het gif van deze soort is hooguit licht irriterend voor de huid. Het hanteren van de gewone pad is voor mensen niet gevaarlijk maar het is raadzaam naderhand de handen te wassen.
.De volwassen vuursalamanders zijn echte landdieren, ze kunnen niet zwemmen en zullen in te diep water zelfs verdrinken. Hij wordt tot 18 jaar oud. Hij is het meest na regenbuien op bospaden te vinden.