.
Liggend in de zon
De liefste sluimert naast mij in het kruid. Onder mijn arm door lig ik naar haar te staren. Soms laat de wind haar zachte lange haren strelend over mijn rug, mijn naakte huid.
Ik luister naar het ijl ruisend geluid – mijn adem gaat in rythme met de hare – naar het verre doffe bruisen van de baren en naar een wulp, die schor, weemoedig fluit.
Er ligt een wijding over het ongerepte land. Het is te stil om veel en snel te praten, enkel een zoen, heel vluchtig op haar hand.
De zilte schorren en het wijde zand zijn aan ons twee alleen overgelaten. Er is geen einder en geen overkant.
Hans Warren
|